31 031 XIII
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken 2006

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 juni 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1, heeft over het Jaarverslag 2006 van het ministerie van Economische Zaken (kamerstuk 31 031 XIII, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop bij brief van 13 juni 2007 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Kraneveldt-van der Veen

De waarnemend griffier van de commissie,

De Veth

1

Klopt het dat er zonder MEP-regeling of ander beleid geen duurzame elektriciteit opgewekt zou worden?

Nee. Behalve duurzame stroom opgewekt met MEP-gesteund productievermogen wordt ook nog duurzame stroom geproduceerd met installaties die niet (meer) afhankelijk zijn van de MEP of andere subsidieregelingen. Dit betreft vooral duurzame elektriciteit opgewekt in afvalverbrandings-installaties (AVI’s). Verder is er een relatief kleine hoeveelheid duurzame stroom zonder MEP vooral op basis van windenergie. Het gaat hierbij om oude windturbines waarvan de maximale subsidietermijn van 10 jaar is bereikt (bijvoorbeeld bestaande installaties die vanaf de inwerkingtreding van de MEP in 2003 geen recht hadden op 10 jaar MEP, maar op 10 jaar minus de periode waarin zij geproduceerd hadden onder het voorafgaande REB-regime), maar die technisch nog niet zijn afgeschreven.

In het algemeen kan wel worden gesteld dat, in verband met het kostenaspect, initiatieven voor nieuwe duurzame stroomprojecten in ons land niet werden en zullen worden gestart zonder een of andere vorm van financiële steun. Immers, alle opties voor duurzame stroomproductie hebben (nog) een onrendabele top, uitzonderingen daargelaten. Deze redenering is onverkort van toepassing voor het bestaande stimuleringsinstrument, de MEP-regeling. Daarnaast is vaak aanvullend beleid nodig, bijvoorbeeld gericht op bestuurlijke knelpunten.

2

Kan ingegaan worden op het artikel «Ten onrechte impopulair: Verantwoordingsdag» van Frank Kalshoven in Vrij Nederland van 26 mei 2007? Welke conclusies worden hieraan verbonden?

Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag naar het antwoord op vraag 3 tot en met 5.

3

Waarom zijn de aangegane verplichtingen 15% hoger dan begroot? Klopt het, zoals in bovengenoemd artikel wordt gesteld, dat er extreme onder- en overschrijdingen zijn, oplopend tot 100%? Zijn er algemene verklaringen voor deze extreme onder- en overschrijdingen?

In het artikel van de heer Kalshoven in het weekblad Vrij Nederland wordt een vergelijking gemaakt tussen de cijfers van de primaire begroting (de begroting zoals aangeboden met Prinsjesdag) en de jaarrekening, zoals die in een tabel op pagina 22 van het EZ-Jaarverslag staan. Daarbij is geen rekening gehouden met het feit dat lopende het jaar de primaire begroting twee keer wordt aangepast door uw Kamer via twee suppletore begrotingen waarin de grootste mutaties worden toegelicht. Gedurende het uitvoeringsjaar komt nieuwe informatie beschikbaar op basis waarvan de oorspronkelijke begroting kan worden aangepast. Als deze aan de Kamer bekende aanpassingen van de suppletore begrotingen op een rij worden gezet, is het beeld anders dan geschetst door de heer Kalshoven:

Toezichthouder consumenten (verplichtingen)

Raming primaire begroting1,8 mln 
1ste begrotingswijziging (voorjaarsnota)2,4 mln 
2de begrotingswijziging (najaarsnota)0,6 mln
Totale raming4,8 mln 
Realisatie jaarrekening 20064,1 mln
Feitelijke onderschrijding van de begroting0,7 mln 

Vergelijking Kalshoven

Raming primaire begroting1,84 mln 
Realisatie jaarrekening 20064,056 mln
Overschrijding van de begroting– 2,216 mln 

Kosten NMA en DTe (verplichtingen)

Raming primaire begroting35,9 mln 
1ste begrotingswijziging (voorjaarsnota)3,8 mln 
2de begrotingswijziging (najaarsnota)1,5 mln+
Totale raming41,2 mln  
Realisatie jaarrekening 200641,9 mln
Feitelijke overschrijding van de begroting– 0,7 mln 

Vergelijking Kalshoven

Raming primaire begroting35,915 mln  
Realisatie jaarrekening 200641,093 mln
Overschrijding van de begroting– 5,178 mln 

4

Klopt het dat de toelichtingen op deze verschillen summier en laconiek zijn? Waarom zijn de toelichtingen laconiek en summier? Klopt het dat dergelijke toelichtingen niet bijdragen aan een goede verantwoording van het gevoerde beleid?

Enkele jaren geleden is in het kader van VBTB gekozen voor een presentatie die zich toespitst op het beleid. Daarbij is er ook voor gekozen de begrotingsstukken «in te dikken»en niet te veel aandacht te besteden aan technische mutaties. Dat is ook met uw Kamer besproken. Met deze beleidsmatige presentatie kan beter over het geheel van het voorgenomen (begroting) dan wel uitgevoerde beleid (jaarrekening) worden geoordeeld. Meer specifieke informatie over het beleid wordt verschaft via aparte beleidsnota’s en bijvoorbeeld via rapportages van evaluatieonderzoeken. Uw Kamer wordt derhalve geïnformeerd over voorgenomen en uitgevoerd beleid in een totaalpakket dat meer dan alleen de begroting en de jaarrekening omvat.

5

Is het, zoals in het artikel met zoveel woorden wordt gesteld, dat de operationele doelstellingen niet steeds op de juiste manier worden geformuleerd? Klopt het dat elk doel zelf eigenlijk weer een middel is tot een hoger doel? Op welke manier wordt de hiërarchie van middelen en doelen bepaald?

In principe beschikt elk beleidsterrein in de Rijksbegroting over een eigen beleidsartikel. Dat beleidsartikel heeft een algemene doelstelling. Die algemene doelstelling wordt in concrete termen vertaald in een aantal operationele doelstellingen. Onder die operationele doelstellingen «hangt» vervolgens het instrumentarium dat wordt gebruikt om het beoogde beleid te realiseren.

6

Het Ministerie van Economische Zaken heeft beheersmaatregelen getroffen om de financiële risico’s tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, maar wat wordt verstaan onder een «aanvaardbaar niveau»?

Onder een aanvaardbaar niveau worden de normen voor het financieel beheer verstaan, zoals vastgelegd in artikel 22 van de CW 2001 en uitgewerkt in de Baseline Financieel en Materieel Beheer waaraan elk Ministerie dient te voldoen.

7

Hoe wordt verklaard dat anno 2006/2007 de controles van de Europese Commissie op het beheer van gelden uit het Europese Fonds zoveel fouten opleveren, en welke actie wordt daarop ondernomen?

Dat wordt verklaard doordat Nederland (en ook andere lidstaten) op een aantal punten een principieel meningsverschil heeft met de Europese Commissie (EC). Het betreft de BTW en de regels voor het aanbesteden onder de grens. De manier waarop dit in Nederland wordt uitgevoerd, wordt door de EC «fout» gerekend. De Kamer is hier over geïnformeerd in een Algemeen Overleg op 26 oktober 2006. Daarnaast heeft de EC een aantal problemen geconstateerd in de uitvoering van de controles op de bestedingen het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Vervolgens heeft de Tweede Kamer een Nationaal Actie Plan en een tussenrapport ontvangen op 16 februari 2007 (2006–2007 27 813, nr. 26). Hierin wordt omschreven hoe de problemen worden aangepakt nog los van de discussie over BTW en aanbesteden onder de grens.

Kortweg komt het meningsverschil over aanbesteden onder de grens erop neer dat de EC het standpunt heeft dat aanbestedingen onder de grens altijd gepubliceerd moeten worden, zodat elke aanbieder kan meedoen. Nederland heeft veelal een praktijk van meervoudig ondershands gunnen onder de grens (3 offertes opvragen). Door een aantal lidstaten zijn rechtzaken bij het Europese Hof aanhangig gemaakt om te betwisten dat de EC een te ruime uitleg geeft aan het transparantiebeginsel onder de grens. Nederland steunt deze landen. Wel heeft mijn voorganger op 18 december 2006 een advies gestuurd aan alle autoriteiten, die betrokken zijn bij de programma’s, om in de toekomst bij het plaatsen van opdrachten gefinancierd met EFRO-subsidies de visie van de Commissie in acht te nemen om elk risico uit te sluiten. In de brief wordt onder andere gewezen op de mogelijkheid om (gratis) te publiceren via de website www.aanbestedingskalender.nl, waarmee in ieder geval aan de eisen van de Commissie wordt voldaan.

Het meningsverschil over de BTW is aanhangig gemaakt door de Minister van Financiën. Die is van mening dat BTW, die gecompenseerd wordt, bij het BTW-compensatiefonds subsidiabel is voor de Europese fondsen. De Europese Commissie is het hier mee oneens.

8

Waarom wordt afgeweken van de Rijksbegrotingsvoorschriften, bijvoorbeeld op het punt van het specificeren van verplichtingenramingen in plaats van uitgavenramingen?

Er wordt alleen afgeweken van de Rijksbegrotingsvoorschriften wanneer dat de informatiewaarde van begroting en Jaarverslag vergroot. Zo specificeert EZ bij de beleidsartikelen de verplichtingenramingen in plaats van de uitgavenramingen omdat de verplichtingenramingen het meeste inzicht geven in het actuele beleid. Beleidsbeslissingen, zoals bijvoorbeeld het introduceren of beëindigen van subsidieregelingen, zijn in de verplichtingenramingen immers direct zichtbaar. Vanwege de doorlooptijden en betalingsschema’s van subsidies, bieden de uitgavenramingen in dat opzicht minder informatie. Deze afwijking heeft de instemming van de Minister van Financiën.

9

Welke veranderingen vloeien er voort uit de nieuwe Rijksbegrotingsvoorschriften 2007 in het Jaarverslag van EZ?

De veranderingen in het Jaarverslag van EZ die voortvloeien uit de nieuwe Rijksbegrotingsvoorschriften zijn:

– nieuwe opzet van de bedrijfsvoeringsparagraaf die in tegenstelling tot voorgaande jaren bestaat uit vier onderdelen: financiële rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie, financieel/materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

– voor de niet-financiële informatie is per artikel een nieuwe tabel opgenomen waarin wordt aangegeven of activiteiten en instrumenten zijn gerealiseerd.

10

Welke nieuwe kengetallen en prestatie-indicatoren zullen er ingevoerd worden in 2008? Welke gevolgen zal de invoering hiervan hebben op de vergelijkbaarheid ten opzichte van voorgaande jaren?

Mede naar aanleiding van signalen uit de Kamer is EZ een project gestart om te komen tot een aantal nieuwe prestatie-indicatoren en kengetallen. De uitkomsten hiervan zullen in de Begroting 2008 worden opgenomen. Waar een nieuwe indicator wordt opgenomen kan een breuk met het verleden ontstaan.

11, 12 en 13

Waarom wordt in het jaarverslag zo nadrukkelijk gewezen op systeemverantwoordelijkheid van EZ en verantwoordelijkheid van EZ voor de inrichting van het beleidssysteem? Waarom wordt niet in beeld gebracht in welke mate dit beleidssysteem een bijdrage levert aan de beoogde duurzame economische groei?

Welk deel van de groei van 2,9% in 2006 is terug te voeren op het beleid van EZ? Welk deel is terug te voeren op het beleid van het vorige Kabinet?

Is het in zijn algemeenheid denkbaar dat kabinetten een negatieve bijdrage leveren aan de economische groei? Zo ja, onder welke omstandigheden zou dit het geval kunnen zijn?

Het Ministerie van EZ probeert de randvoorwaarden te scheppen voor een welvarend, duurzaam en ondernemend Nederland in een open wereldeconomie. Dit beleidsterrein wordt gekenmerkt door een breed speelveld met veel actoren en tal van externe variabelen, waar EZ slechts één van de «spelers»is. Dit maakt het dan ook zeer lastig om de indicatoren te kiezen die iets zeggen over de realisatie van de doelstellingen en tegelijkertijd een indruk geven van de bijdrage van het beleid van EZ hieraan. Vanzelfsprekend wordt ernaar gestreefd de indicatoren te kiezen die zo goed mogelijk bij de doelstelling aansluiten. Het is niet mogelijk om de bijdrage van het beleid van EZ of het kabinetsbeleid aan de economische groei precies te duiden. Dit is dan ook de reden dat de economische groei in de EZ begroting als kengetal is opgenomen i.p.v. als afrekenbare doelstelling.

Dit neemt echter niet weg dat het beleid van EZ afgelopen jaren niet onopgemerkt is gebleven. Verlaging van administratieve lastendruk, introductie van innovatievouchers en IPC’s, verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt, uitbreiding WBSO-regeling, (fiscaal) stimuleren van zelfstandig ondernemerschap zijn enkele resultaten van de inzet van EZ om Nederland ondernemend, innovatief en concurrerend te maken.

Voor meer informatie inzake prestatie-indicatoren zie ook deComply or explain-brief EZ begroting 2007 van 22 juni 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 949, nr. 47).

14

Wordt er nog steeds van uitgegaan dat met de huidige MEP-projecten de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010 wordt bereikt?

Ja. De onderbouwing van de verwachting dat de 9% duurzame elektriciteit doelstelling in 2010 wordt gehaald, zoals ik die per brief van 6 september 2006 (28 665, nr. 75) naar de Kamer heb gestuurd, is nog steeds van toepassing.

15

Draagt het plotseling stoppen van een belangrijke subsidieregeling voor duurzame energie bij aan het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor een duurzame economische groei? Gaat hier niet een ontwrichtend effect vanuit op het investeringsklimaat voor duurzame energie, ook naar de verre toekomst toe?

De MEP-regeling is in het leven geroepen om een doelstelling (9 % aandeel duurzame stroom) te halen op een bepaald moment (2010). Het is – voor de korte termijn – dan een rationele beslissing om de stimulans weg te nemen voor nieuwe projecten, als blijkt dat voldoende initiatieven in ontwikkeling zijn genomen om de doelstelling te halen. Dat is wat met de MEP-regeling is gebeurd. In de brief aan de Kamer van 18 augustus 2006 waarmee de maatregel bekend werd gemaakt, is opgenomen: «het is aan een volgend Kabinet om te beslissen of en zo ja welke volgende stappen met het oog op hogere doelstellingen worden gezet». Nieuw beleid voor de verdere toekomst (na 2010) werd daarmee overgelaten aan het nieuwe Kabinet. In het coalitie-akkoord van het nieuwe Kabinet is de urgentie van de klimaatproblematiek direct overgenomen en zijn nieuwe, ambitieuze doelstellingen geformuleerd. Thans wordt in overleg met diverse partijen in de samenleving vorm gegeven aan programma’s en maatregelen om de nieuwe doelstellingen te kunnen realiseren.

Uiterlijk begin 2008 wordt een nieuw stimuleringsinstrument (verbeterde MEP) in de markt gezet. Gezien de inzet van marktpartijen en het verloop van de processen die in dit verband spelen (o.a. de Energietransitie) is er mijns inziens geen reden te denken dat de genomen maatregel omtrent de MEP op lange termijn een ontwrichtend effect zal hebben op het investeringsklimaat voor duurzame energie.

16

Waarmee gaat de doelstelling 9% duurzame elektriciteit in 2010 gehaald gaat worden? Hoe wordt de conclusie van de Algemene Rekenkamer beoordeeld, dat dit allerminst zeker is?

De doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010 wordt vooral gerealiseerd met windenergie en biomassa. De conclusie van de Algemene Rekenkamer dat het onzeker is dat de 9% doelstelling wordt gerealiseerd deel ik niet, zie antwoord op vraag 14.

17

Wanneer kunnen de Borsele-middelen van 250 miljoen euro van het bedrijfsleven tegemoet worden gezien? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de CO2-reductie die hiermee behaald zou moeten worden?

Ten aanzien van de realisatie van het aandeel van Delta en Essent van het duurzaamheidspakket hebben de gesprekken zich sedert de ondertekening van het convenant geconcentreerd op het revolverende innovatiefonds dat Delta en Essent uit hoofde van het convenant oprichten (totaal € 50 mln). Dit fonds is volgens afspraak in het convenant nog in 2006 opgericht.

Delta en Essent hebben volgens het convenant tot 1 januari 2009 de tijd om mogelijkheden voor investeringen in additionele innovatieve projecten (voor een totaal van € 200 mln) te verkennen. Inmiddels is het overleg over de dit jaar door de rijksoverheid en Delta en Essent gezamenlijk te benoemen Commissie additionele innovatieve projecten (AIP) afgerond. Deze commissie zal ultimo 2008 de projectvoorstellen voor additionele innovatieve investeringen van Delta en Essent moeten hebben beoordeeld op additionaliteit, innovativiteit en de bijdrage die de investeringen zullen leveren aan de reductie van CO2-emissies. De adviezen van de Commissie AIP zullen door de rijksoverheid en de twee bedrijven worden besproken. Na afronding van deze eerste fase (uiterlijk 31 december 2008) zal ik u uiterlijk in maart 2009 informeren over de hoofdlijnen van het advies en het vervolg. De investeringen zullen worden gedaan voor einde 2012.

De hoeveelheid CO2-reductie die via deze projecten gehaald moet worden is 0,47 Mton. Dit is sinds het afsluiten van het convenant niet veranderd. U zult over de invulling hiervan ook uiterlijk in maart 2009 worden geïnformeerd.

18

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de beëindiging van de mechanische kokkelvisserij?

De mechanische kokkelvisserij is beëindigd en de compensatie is uitgekeerd.

19

In hoeverre maken gemeenten daadwerkelijk gebruik van de diensten van het PIANOo? Hoeveel fte wordt ingezet in het PIANOo? Geeft dit kenniscentrum ook ondersteuning bij concrete specifieke aanbestedingen, of wordt slechts algemenen informatie gegeven? Is ook een tweede vergelijkbaar kenniscentrum denkbaar, specifiek voor de ondersteuning van MKB-bedrijven bij aanbestedingen?

Gemeenten maken onder meer gebruik van de volgende diensten van het kennisnetwerk PIANOo:

– Het elektronisch discussieplatform PIANOo-desk waar inkopers informatie over inkopen en aanbesteden, bestekken, plannen van aanpak, programma’s van eisen e.d. uitwisselen. Van de 2400 deelnemende inkopers aan PIANOo-desk werken er 800 (35%) bij gemeenten.

– Regionale discussie- en voorlichtingsbijeenkomsten van PIANOo samen met de NEVI. Van de bijna 1000 bezoekers (2006–2007) waren 500 gemeentelijke inkopers en aanbesteders.

– Ondersteuning van gemeentelijke inkoopsamenwerking. Een aantal groepen van gemeenten wordt door PIANOo bijgestaan en geadviseerd over de haalbaarheid van de samenwerking, de vormgeving en uiteindelijk ook de opzet hiervan. De ervaringen worden daarna breed verspreid.

– Het PIANOo-Congres gericht op kennisoverdracht aan een breed publiek trok in 2006 550 bezoekers, het congres 2007 bijna 700. Ongeveer 400 hiervan werken bij gemeenten.

– PIANOo start met de ontwikkeling van een netwerk specifiek gericht op de GWW sector om ervaringen van grote opdrachtgevers te delen met de kleinere opdrachtgevers (veelal gemeenten).

Het Kennisnetwerk PIANOo heeft 18 fte.

PIANOo geeft ook ondersteuning bij concrete aanbestedingen. Van de ruim 1 000 vragen die jaarlijks worden gesteld zijn 350 afkomstig van gemeenten. PIANOo draagt zorg voor de beantwoording van vragen over toepassing van de regelgeving. Vragen over bijvoorbeeld voorbeeldbestekken worden via het elektronisch discussieplatform PIANOo-desk beantwoord.

Een vergelijkbaar kennisnetwerk voor opdrachtnemers specifiek voor de ondersteuning van MKB-bedrijven bij aanbestedingen is denkbaar. PIANOo is daarover in overleg met de brancheorganisaties en hun koepels om te bezien op welke wijze PIANOo kan bijdragen in de opzet daarvan door het beschikbaar stellen van kennis en ervaring.

20

Klopt het dat de behandeling van de Wet ondergrondse netten door de regering is uitgesteld en zo ja, wanneer komt de regering met een (aangepast) wetsvoorstel?

De behandeling is, in afwachting van de 2e nota van wijziging, medio januari door de Tweede Kamer uitgesteld. Op 15 maart is de 2e nota van wijziging door de Tweede Kamer ontvangen. Op 13 juni zal ik hier met uw Kamer over spreken.

21 en 22

Wordt de Duitse postmarkt naar verwachting in 2008 geliberaliseerd? Zal de NMa vanaf mei 2007 wél prioriteit geven aan de postmarkt?

Is er al enige duidelijkheid m.b.t. de liberalisering van de Duitse postmarkt en de opheffing van de BTW-ongelijkheid op de Duitse postmarkt?

In de Duitse Postwet staat dat het nu bestaande monopolie eind van dit jaar zal komen te vervallen. Er zal een wetswijziging nodig zijn om hier verandering in te brengen. Mij is niets bekend dat deze is te verwachten en gezien de opstelling van de Duitse regering tot nu toe verwacht ik geen uitstel van de volledige marktopening. Het Ministerie van Financiën in Duitsland heeft eerder te kennen gegeven het probleem met de BTW-ongelijkheid opgelost te willen hebben per 1-1-2008.

De NMa heeft mij de verzekering gegeven dat de postmarkt, als markt in transitie, zich in de warme belangstelling van de NMa mag verheugen, nu en in de toekomst.

23

Wat zijn de ervaringen tot nu toe met het verbod op afsluiting in de winter? Zijn er mensen na 1 april alsnog afgesloten?

De ervaringen met het afsluitbeleid zoals in de afgelopen winterperiode neergezet zijn positief te noemen, omdat er duidelijkheid is geschapen en er veel aandacht voor is geweest, waardoor de regeling snel bekendheid heeft verkregen. Ook is de werkwijze van de energiebedrijven op de regeling aangepast.

Op dit moment doet EZ een kleine evaluatie met een aantal leden van de NVVK naar het afsluitbeleid. Eén van de vragen daarbij is of er na 1 april een toename te zien valt van het aantal mensen dat is afgesloten van energie. Ook de NMa doet een onderzoek naar het incasso- en afsluitbeleid van de energiebedrijven. Hierover zal ik u zo spoedig mogelijk nader berichten.

24

Hoe zijn de ervaringen tot nu toe met de Consumentenautoriteit? Hoeveel meldingen en klachten zijn er reeds binnengekomen? Hoeveel collectieve inbreuken zijn reeds geconstateerd en welke actie is daarop ondernomen?

Bij ConsuWijzer, het informatieloket van de NMa, OPTA en Consumentenautoriteit zijn sinds de officiële opening van het loket in oktober 2006, 43 000 meldingen per mail en telefoon binnengekomen. De website ConsuWijzer.nl ontving ruim 300 000 unieke bezoeken sinds oktober 2006.

De ervaring is dat meldingen en klachten die bij het eigen loket binnenkomen de Consumentenautoriteit in staat stellen om in een vroeg stadium problemen te onderkennen en toezichtsonderzoeken te starten.

De afdeling toezicht heeft op dit moment circa 30 kleine en grotere onderzoeken lopen naar mogelijke inbreuken op het consumentenrecht. Wanneer onderzoeken leiden tot een handhavingsbesluit, zal de Consumentenautoriteit daarover communiceren door middel van een persbericht. Daarbij zij opgemerkt dat de Consumentenautoriteit – waar dat gepast is – ook «informeel» handhaaft, dat wil zeggen dat bedrijven al na één aanschrijving of een waarschuwing de vermoedelijke overtreding staken. Op deze wijze heeft de Consumentenautoriteit in het eerste half jaar van haar bestaan enkele tientallen collectieve inbreuken beëindigd.

In het jaarverslag van de Consumentenautoriteit over 2007 zal meer in detail worden gerapporteerd over de resultaten in dit startjaar.

25

Op welke manier heeft de Consumentenautoriteit toezicht gehouden op de compensatieregeling voor geannuleerde vluchten op luchthavens?

De Inspectie Verkeer en Waterstaat is in artikel 3.9 van de Wet handhaving consumentenbescherming exclusief aangewezen als de instantie die toezicht houdt op de naleving van de regelgeving inzake de compensatieregeling (Verordening 261/2004) voor geannuleerde vluchten op luchthavens. De Consumentenautoriteit is dan ook niet de instantie die toezicht houdt op naleving van deze regelgeving.

26

Waarom wordt de Gedragscode Reisaanbiedingen nog steeds niet nageleefd? Welke actie gaat de Consumentenautoriteit daarop ondernemen, zodat nog voor de zomer deze gedragscode wel wordt nageleefd?

De Consumentenautoriteit heeft de afgelopen maanden geconstateerd dat verreweg de meeste reisaanbieders zich wel aan de bepalingen in de genoemde Code conformeren. Daarnaast valt te constateren dat de ondertekenaars van de Code de leden van hun brancheorganisaties nauwgezet volgen en waar nodig aanspreken op het naleven van de Code.

De Consumentenautoriteit volgt eveneens zeer nauwlettend wat er gebeurt op het gebied van de naleving van de Code en onderhoudt in dat kader nauw contact met de ondertekenaars van de Code, de Consumentenbond en de Stichting Reclame Code. De Consumentenautoriteit heeft signalen van consumenten over mogelijke overtredingen van de Code gemeld bij de ondertekenaars van de Code. Dit heeft geleid tot de gewenste aanpassing van het gedrag van reisaanbieders. De Code is door zelfregulering tot stand gekomen. Het uitgangspunt daarbij is dat marktpartijen eerst zelf aan zet zijn om te zorgen voor een goede naleving van de Code. De brancheorganisaties roepen hun leden zoals gezegd ook tot orde wanneer zij constateren dat deze de Code niet naleven.

Het toezicht op de Code is ondergebracht bij de Stichting Reclame Code. De Code is per 1 april 2007 opgenomen in de Nederlandse Reclame Code. Dit houdt in dat de Stichting Reclame Code vanaf die datum klachten van burgers en bedrijven in behandeling kan nemen met betrekking tot de naleving van de Code. De Consumentenbond heeft naar aanleiding van klachten op zijn meldpunt «prijslokkertjes» vermeende overtreders opgeroepen alsnog de Code na te leven. De Consumententenbond heeft de Reclame Code Commissie op de hoogte gesteld van zijn bevindingen.

De Consumentenautoriteit is het sluitstuk op deze vorm van zelfregulering. Dit is in lijn met de Memorie van Toelichting bij de Wet handhaving consumentenbescherming (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 411, nr. 3). Wanneer marktpartijen uitspraken van de Reclame Code Commissie niet naleven, of wanneer er sprake is van recidive kan de Consumentenautoriteit besluiten handhavend op te treden. De Consumentenautoriteit handhaaft overigens niet de Code, maar treedt eventueel op bij een overtreding van het verbod op misleidende reclame (art. 6:194 BW e.v.). Dit valt momenteel onder de civielrechtelijke handhavingsbevoegdheid van de Consumentenautoriteit. Zodra het wetsvoorstel inzake Oneerlijke Handelspraktijken van kracht wordt, kan de Consumentenautoriteit eventueel bestuursrechtelijk handhaven en zelf sancties opleggen.

27

In 2006 zijn alle 6000 beschikbare innovatievouchers uitgegeven. Welk deel is inmiddels benut door daadwerkelijke onderzoeksopdrachten?

De vouchers zijn vanaf juni 2006 tot en met december 2006 uitgegeven en zijn een jaar geldig. De afrekeningen van de eerste vouchers die in 2006 zijn uitgegeven komen nu binnen. Het betreft circa 700 afrekeningen.

28

Wordt de Gedragscode Reisaanbiedingen goed nageleefd? Zo nee, op welke wijze wil de regering de naleving bevorderen of afdwingen?

Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag naar het antwoord op vraag 26.

29

Wanneer kunnen de concrete resultaten van de 6000 innovatievouchers verwacht worden? Hoeveel nieuwe uitvindingen en octrooien gaan hieruit voortvloeien?

De bedoeling van een innovatievoucher is dat een ondernemer wordt gestimuleerd met een kennisinstelling samen te werken voor zijn innovatievragen. Dat kunnen simpele vragen zijn die de ondernemer helpen om de eerste stap te zetten in zijn innovatieproces. Vervolgens zal de ondernemer aan de slag moeten met het ontwikkelen van nieuwe producten of productieprocessen. Dit vergt gemiddeld twee tot drie jaar. Niet iedere voucher (waarde maximaal € 7500) zal tot een nieuwe uitvinding dan wel octrooi leiden.

Intussen worden de ervaringen met de vouchers tot nu toe intensief gemonitoord, daarnaast heeft het CPB inmiddels ook al twee keer een meting gedaan naar de (positieve)effecten van de vouchers op het aantal additionele onderzoeksopdrachten bij kennisinstellingen. In 2007 gaat een evaluatie plaats vinden van de vouchers 2006.

30 en 31

Wat zijn de ervaringen tot nu toe met het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie? Wie hebben er tot nu toe gebruik gemaakt van de diensten van dit centrum?

Wat voor resultaten worden van het Centrum voor Sociale Innovatie verwacht?

Het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie (NCSI) is in oktober 2006 onder regie van het Innovatieplatform opgericht en wordt bestuurd door vertegenwoordigers van AWVN, FME-CWM, CNV Bedrijvenbond, FNV-Bondgenoten, TNO, EUR/RSM en UVA/AIAS onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. EZ en OCW subsidiëren gedurende vijf jaar specifieke activiteiten van het NCSI. Deze activiteiten zijn gericht op bewustwording en uitdragen van best practices van sociale innovatie (website www.ncsi.nl, databank, congressen, workshops, nieuwsbrieven etc). Tot op heden zijn er vier conferenties georganiseerd over sociale innovatie, gericht op kennisinstellingen, het bedrijfsleven en intermediairs. Dit voorjaar en najaar wordt om de twee weken een seminar georganiseerd met afwisselende thema’s om vanuit het veld prioriteiten op het gebied van sociale innovatie te vernemen. In totaal hebben tot op heden ruim 400 personen deze bijeenkomsten bezocht. De bezoekers zijn, afhankelijk van de aard van de bijeenkomst, uiteenlopend van aard.

Er is veel belangstelling van de kennisinstellingen, met name lectoraten uit het HBO, van bedrijven en vakbondsbestuurders, van adviseurs en onderzoekers, van andere overheden (provincies, gemeenten) en van vertegenwoordigers van intermediaire instellingen zoals Syntens, Platform Betatechniek en de Kamer van Koophandel. De website trekt steeds meer bezoekers van ruim 250 sinds de start in januari naar ruim 2000 in de maand april. Het aantal abonnees op de nieuwsbrief is 750 begin mei 2007.

Het NCSI zet projecten op gericht op dynamisch managen, flexibel organiseren en slimmer werken, lerende kennisallianties en institutionele stakeholders waarbij met veel partijen samenwerking wordt gezocht en partijen worden gekoppeld en ingezet voor sociale innovatie. Evaluatie en monitoring van sociale innovatie krijgt tevens aandacht.

32

Hoeveel garanties zijn er uiteindelijk verstrekt vanuit het BBMKB? Hoeveel bedrijven hebben hiervan gebruik gemaakt?

Er zijn in 2006 in totaal 3275 borgstellingen verstrekt aan 2730 bedrijven, voor een bedrag van € 572 293 968,–.

33

Hoe zal het vak ondernemerschap in het onderwijs worden geïntroduceerd, zoals in het regeerakkoord is opgenomen? Welke rol kunnen de Entrepreneurship Centres daarbij spelen?

De doelstelling van dit Kabinet is om kennis over ondernemerschap structureel te verankeren in het onderwijs, van basisschool tot universiteit. Dat kan op vele manieren. Bijvoorbeeld door introductie van het vak ondernemerschap, maar ook door integratie van ondernemerschapselementen in het reguliere onderwijsproces en de onderwijsvakken, door meer ondernemers voor de klas en door extra-curriculaire activiteiten zoals businessplan competities, stages, etc. Introductie van het vak ondernemerschap is dus geen doel op zich.

Met het programma Ondernemerschap en Onderwijs, waarbinnen de Centres of Entrepreneurship vallen, geeft het Kabinet de onderwijsinstellingen de vrijheid om – in samenwerking met elkaar – ondernemerschap te integreren in het onderwijs. De centres of entrepreneurship dragen bij aan de structurele verankering van ondernemerschap in het hoger onderwijs door het stroomlijnen en het verbreden van lopende initiatieven op hogescholen en universiteiten. Natuurlijk worden daarbij ook goede voorbeelden betrokken, zoals de mini-ondernemingen van Jong Ondernemen. Het partnership Leren Ondernemen is verantwoordelijk voor de landelijke coördinatie en kennisuitwisseling.

34

Is het juist dat de regeldruk door ondernemers nog steeds als hoog wordt ervaren? Overweegt de regering om te komen tot een belevingsbarometer voor de regeldruk?

Uit inbreng van ondernemers onder andere bij de projecten modelbedrijven, commissie Stevens en aanpak strijdige regels blijkt dat ondernemers de lastendruk nog steeds als hoog ervaren. Het Kabinet zal inderdaad een belevingsbarometer invoeren om de ervaren regeldruk te monitoren. Bij een vaste en afgegrensde groep ondernemers zullen micrometingen van de (ervaren) lasten worden uitgevoerd. Door deze groep ondernemers gedurende een langere tijd te volgen en de (beleefde) lasten door periodieke metingen en interviews in kaart te brengen, wil het Kabinet in de gaten houden of de regeldruk voor ondernemers merkbaar daalt.

35 en 36

Hoe komt het dat de Consumentenautoriteit 120% meer heeft gekost dan begroot? Graag een goede specificatie van de uitgaven t.a.v. begrote bedragen en de oorzaken.

Voor de Consumentenautoriteit is meer dan het dubbele uitgegeven dan begroot, met als reden dat het om een opstartjaar zou gaan. Om wat voor extra kosten ging het hierbij? Is de Consumentenautoriteit nu volledig operationeel?

Aan het in de EZ ontwerpbegroting 2006 vermelde budget van € 1,8 mln lag een ruwe schatting op grond van toen bekende inzichten ten grondslag.

Bij 1e suppletore begroting 2006 is dit bedrag verhoogd met € 2,4 mln tot een bedrag van € 4,2 mln. Belangrijkste redenen voor deze aanpassing was het feit dat op basis van actuele inzichten en berekeningen betreffende de toezicht- en handhavingstaken (bijvoorbeeld uit vergelijkingen met het buitenland) alsmede door de uitgebreidere opzet van het informatieloket ConsuWijzer als gezamenlijk loket van de toezichthouders OPTA, NMa en Consumentenautoriteit, de in de ontwerpbegroting 2006 genoemde middelen niet toereikend zouden zijn.

Bij 2e suppletore begroting 2006 is een bedrag van € 0,6 mln verschoven vanuit de begroting van 2005, ter dekking van tot 2006 uitgestelde ICT-taken. Daarmee kwam de uiteindelijke begroting 2006 op € 4,8 mln. Dit bedrag bestaat voor € 1,1 mln uit personeelsbudget en € 3,7 mln uit materieel budget.

Ten opzichte van deze actuele begroting 2006 is sprake van een onderuitputting over 2006 van ca. € 0,7 mln. Dit verschil is onder meer ontstaan doordat een voor 2006 geplande investering á € 0,4 mln in het kennisinformatiesysteem voor ConsuWijzer eerst in 2007 zal plaatsvinden en de investeringsuitgaven voor het externe frontoffice van ConsuWijzer per saldo ca. € 0,2 mln lager zijn dan begroot.

Inmiddels is de CA per januari qua formatie op volle sterkte en volledig operationeel.

37

Hoeveel medewerkers zijn werkzaam voor het Nederland Solvit Centre? Hoe is de werkdruk met 62 klachten en 150 vragen in het jaar 2006?

Het Nederlandse Solvit Centre wordt bemand door 1,5 fte. Bij de behandeling van klachten werken zij nauw samen met hun directe collega’s in de andere lidstaten en met de experts op de verschillende Nederlandse departementen. Deze bezetting is over het algemeen adequaat. Naast de behandeling van Solvit waardige klachten bestaat een deel van de werkdruk uit het onderzoeken of klachten bij Solvit thuishoren dan wel doorverwezen moeten worden naar de andere loketten.

38

Wat is de reden dat de streefdatum van 1 mei 2007 voor het indienen van de Wet markt en overheid niet is gehaald?

In oktober 2006 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen waarbij de regering werd verzocht om voor 1 mei 2007 de Wet markt en overheid in te dienen (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, nummer 25). Op 3 mei 2007 is de Tweede Kamer medegedeeld dat een zodanig wetsvoorstel onderwerp is van verdere oordeelsvorming door het huidige Kabinet (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 050 en 30 800 XIII, nr. 12). Het nieuw aangetreden Kabinet wil bezien waar en in welke mate bestaande en in behandeling zijnde sectorspecifieke wetgeving inmiddels voldoende handvatten biedt om in die sectoren de markt en overheidproblemen op te lossen. Het wetsvoorstel markt en overheid kan zich dan richten op dat deel van de problematiek waarvoor nog geen adequate voorziening is getroffen. Over de uitkomsten daarvan zal de Tweede Kamer uiterlijk oktober worden geïnformeerd.

39

Wat zijn de taken van de 20,5 fte aan personeel van de Consumentenautoriteit die niet verantwoordelijk zijn voor de handhaving en toezicht op de geldende consumentenwet- en regelgeving? Kunnen er nog wijzigingen optreden in de omvang en samenstelling van deze ambtelijke dienst, naar aanleiding van de consultatie over de prioriteiten van de Consumentautoriteit voor 2007?

De fte’s worden ingezet voor:

• De Juridische Dienst, belast met o.a. sanctionering, inclusief griffie (4,0 fte)

• Informatievoorziening ConsuWijzer, inclusief redactie en onderhoud websites van Consuwijzer en de Consumentenautoriteit (11 fte)

• Management en (directie) secretariaat (3,5)

• Communicatie en strategie (2)

Er zijn voor dit jaar verder geen wijzigingen voorzien op basis van de consultatieronde voor de Agenda 2007. Deze heeft immers in de loop van 2006 plaatsgevonden. Mogelijkerwijs zal de implementatie van het Wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken in 2008 wel tot een verschuiving in de formatie leiden. Daarbij teken ik aan dat uw Kamer, conform de toezeggingen die gedaan zijn in het debat over het wetsvoorstel Wet handhaving consumentenbescherming, zal worden geïnformeerd wanneer het aantal fte’s voor de toezichtfunctie meer dan 10 fte zal bedragen.

40

Wanneer treedt het wetsvoorstel ter implementatie van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken naar verwachting in werking?

De Nota naar aanleiding van het Verslag betreffende dit wetsvoorstel wordt op korte termijn naar de Kamer gezonden. De streefdatum voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel is eind 2007.

41

Wanneer kan van de regering een nieuw voorstel voor de Winkeltijdenwet verwacht worden?

Zoals aangegeven in haar antwoord op Kamervragen van de leden Ten Hoopen en Biskop zal de Minister de Kamer voor het zomerreces informeren over het kabinetsvoorstel ter uitvoering van de afspraak in het Coalitieakkoord met betrekking tot de Winkeltijdenwet (Kamerstukken II, 2006–2007, Aanhangsel 1260).

42

Nederland scoort slecht als het gaat om omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten en diensten. Hoe komt dat?

Het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten en diensten wordt gemeten in de zogenoemde Innovatie-enquête van de EU (CIS). Het CBS voert die enquête voor Nederland uit en vraagt ondernemers naar de feiten, het omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten in dit geval, en niet naar de mogelijke oorzaken van een lage (of hoge) score. Het CBS probeert de uitkomst wel te interpreteren:

• Het lijkt het erop dat Nederlandse bedrijven niet zo goed zijn in het op de markt brengen van nieuwe producten en diensten. De Nederlandse positie op het gebied van octrooien, een andere indicator van uitkomsten van het innovatieproces, is daarentegen wel goed (4-de plaats in de EU).

• Voorts lijkt de sectorstructuur een rol te spelen: Nederland heeft relatief weinig bedrijvigheid in R&D-intensieve sectoren.

43

De apparaatuitgaven bij het beleidsonderdeel «Een sterk innovatievermogen» zijn gestegen van 9,0 naar 13,2% van de totale uitgaven. Hoe is dit te verklaren? Is dit nog wel acceptabel?

Uit de gehanteerde percentages (9,0 en 13,1) blijkt dat de verplichtingenuitgaven (€ 66,3 mln worden gerelateerd aan de kasuitgaven (€ 502,4 mln). Wanneer echter van de verplichtingengrondslag wordt uitgegaan, dan bedragen de percentages 9,3 (raming) en 10,4% (realisatie). Deze bescheiden procentuele toename wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat de uitvoeringskosten van SenterNovem vanwege meerdere oorzaken in 2006 hoger waren dan aanvankelijk geraamd. Zo zijn er instrumenten die in de loop van 2006 zijn ontwikkeld respectievelijk qua uitvoering overgeheveld naar SenterNovem (Innovatie Prestatie Contracten, Innovatie Vouchers, TTI’s, Energietender op de IS-regeling, ontwikkeling Innovatieprogramma’s). Verder is voor een aantal reeds beëindigde regelingen de resterende looptijd qua uitvoeringskosten afgekocht. Tenslotte zijn de uitvoeringskosten voor de WBSO met bijna € 3 miljoen opgehoogd doordat SenterNovem werkzaamheden van de Belastingdienst heeft overgenomen en als gevolg van wijzigingen in de WBSO.

44

Hoeveel is er in 2006 precies uitgegeven aan innovatievouchers? Hoeveel aanvragen zijn er gedaan, hoeveel innovatievouchers zijn er uitgedeeld en hoeveel innovatievouchers zijn daadwerkelijk gebruikt?

In 2006 is € 22,5 mln gecommitteerd. Vlak voor de sluitingsdatum voor het aanvragen van vouchers medio december waren alle 6000 vouchers op. Het is nog niet te zeggen hoeveel vouchers er daadwerkelijk gebruikt zullen worden. De eerste vouchers 2006 zijn in juni 2006 aan de MKB-ondernemers beschikbaar gesteld en zijn een jaar geldig. Op dit moment zijn de eerste afrekeningen (circa 700) binnen.

45

Waarom is de streefwaarde van 8,0 voor klanttevredenheid niet behaald door Syntens? Welke acties gaat Syntens ondernemen om deze streefwaarde voortaan wel te halen?

In de periode 2002–2005 heeft de score van de klanttevredenheid gevarieerd tussen 7,7 en 7,8, Voor 2006 is een score gerealiseerd van 7,9. Dit resultaat is toe te schrijven aan de verbetering van de dienstverlening.

Momenteel loopt de tweemeting, een evaluatie van het functioneren van Syntens. Naar verwachting zullen ook uit deze evaluatie de nodige aanbevelingen voortkomen m.b.t. het verbeteren van de service van Syntens en daarmee het verhogen van de klanttevredenheid.

46

Welke concrete resultaten zijn er met een actieplan «overheid als launching customer» behaald?

T.a.v. de vier genoemde onderdelen van het actieplan zijn de resultaten als volgt:

Bewustwording

Zowel bij beleidsmakers/budgethouders als bij inkopers zijn de voordelen van launching customership beter in het vizier. In de innovatieprogramma’s (niet alleen die van EZ, maar ook die van o.a. VenW en Defensie) wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de (overheids)vraag als bron van innovatie. Via de Europese Commissie is een Guide tot stand gekomen, die de relatie van innovatiebevorderend inkopen tot de aanbestedingsrichtlijnen verheldert.

Kennis en Informatie

Via de website www.launchingcustomer.ez.nl is informatie toegankelijk gemaakt over o.a de afweging van voordelen, kosten en risico’s, verbonden aan launching customership. SenterNovem organiseert op een aantal geselecteerde gebieden (veiligheid, taal- en spraaktechnologie, mobiliteit en gebouwen) ontmoetingen tussen aanbieders en overheidsvragers om zo de marktkennis bij de overheid te vergroten.

Organisatie en coördinatie

Door het benoemen van de Chief Procurement Officer (CPO) is vorm gegeven aan verdergaande coördinatie en samenwerking op het gebied van inkopen en aanbesteden binnen de rijksoverheid. Door het invoeren van categoriemanagement bij het Rijk (2008–2010) zal een verdere inkoopprofessionalisering plaatsvinden. Er loopt een onderzoek naar kansrijke gebieden in de inkoopportefeuille van het Rijk, waar normatief ingrijpen in het eigen inkoopbeleid of -proces, innovatie in de markt zal bevorderen.

Uitvoering

VNG heeft het project Goed Besteed afgerond. Door SenterNovem zijn kennisteams samengesteld die desgevraagd aanbestedende diensten kunnen adviseren over innovatiebevorderend aanbesteden.

47

Graag een lijst van aanbestedingen waarbij de overheid in 2006 «launching customer» was.

Hierbij treft u een lijst met voorbeelden van de overheid als launching customer. Het betreft Launching customership vanuit verschillende overheidsrollen.

MinisterieLC cases
BZKThrough the wall radar
 arbo-technische elementen brandweeruitrusting
 ruiming van cannabisplantages
Defenergie E-veiling
 PPS Kromhout kazerne
 Sirius; anti-schipraket detectie systeem
EZOT2006
 stormvaste paraplu
 afvalinzamelsysteem met scheiding naar 11 afvalstromen
Finduurzaam inzamelmiddel
 PPS Groningen
 ontvouwmachine
 toegang tot digitale content uitgever
LNVenergieproducerende kas
 pulskor
 SBIR natuurvriendelijk werken
OCWelektronisch bestellen en factureren
 lichtwering Hoftoren
 kantoorautomatisering
VWSRSV vaccin
 Advance Purchase Agreement
Vromprijsvraag EI van Columbus
 PPS contract renovatie Ministerie van financiën
 klimaat gecompenseerd reizen
V&WLED 2 lamp
 bouwen in slappe grond, 2e Heinenoordtunnel
 Maeslantkering

48

Waarom is er geen waarde van klanttevredenheid met betrekking tot TNO? Is de streefwaarde voor 2006 inderdaad 4,0, dus dik onvoldoende?

De cijfers over de klanttevredenheid waren bij het totstandkomen van het EZ jaarverslag 2006 nog niet beschikbaar. Inmiddels wel. De klanttevredenheid ligt met 3,61 onder de norm van 4, gemeten op een schaal van 1 tot en met 5. Met deze score wordt de opgaande lijn van de afgelopen jaren helaas onderbroken. De terugval is vooral te wijten aan de teleurstellende score in één van de 5 onderdelen van TNO: TNO Industrie&Techniek. De klanttevredenheid voor de vier overige onderdelen (Bouw&Ondergrond, ICT, Defensie&Veiligheid en Kwaliteit van Leven) komt uit op gemiddeld 3,93. TNO heeft aangekondigd voortaan nog meer aandacht te geven aan de klanttevredenheid. Dit zal o.a. gebeuren via meer training en begeleiding van het TNO-personeel.

49

Hoeveel bedrijven hebben in 2006 gebruik gemaakt van de WBSO en hoe was de precieze onderverdeling daarin (aandeel MKB, aandeel grootbedrijf etc.)?

In 2006 heeft SenterNovem 15 900 aanvragen voor WBSO toegekend. 15 200 hiervan waren afkomstig van aanvragers met minder dan 250 werknemers (96 procent). Het totaal aan toegekende vermindering van afdracht loonbelasting in 2006 was € 506 mln. Hiervan is € 368 mln toegekend aan aanvragers met minder dan 250 werknemers (73 procent).

50

Voor het programma Casimir (publiek-private mobiliteit) waren er 25 aanvragen in plaats van 135, waarvan 15 gehonoreerd zijn. Hoeveel kost dit programma in geld en formatie? Heeft voortzetting nog wel zin?

Het programma wordt betaald uit de middelen van het Deltaplan Beta en Techniek. Deze middelen staan op de begroting van OCW. In 2005 waren er 135 aanvragen terwijl er budget was om 23 aanvragen (€ 3 mln) te honoreren. Het lage honoreringspercentage in 2005 (15%) heeft een negatief effect gehad op het aantal aanvragen in 2006 (25). Er was in 2006 opnieuw € 3 mln beschikbaar. Het programma kostte in 2006 uiteindelijk 1,5 mln (incl. uitvoeringskosten NWO) en 0,05 fte in formatie bij EZ. Begin 2007 hebben EZ en OCW op voorstel van het Platform Bèta Techniek besloten dat het Casimir programma dit jaar voor het laatst wordt gefinancierd uit de middelen van het Deltaplan. EZ, OCW, het Platform Bèta Techniek en NWO verkennen op dit moment op welke wijze en in welke beleidskaders de beleidsnotie achter Casimir kan worden gehandhaafd

51

Hoeveel is in 2006 uitgegeven aan de verschillende TTI’s?

In 2006 zijn aan de Technologische Topinstituten de volgende bedragen betaald:

WCFS:€ 9 584 000
NIMR:€ 6 732 000
DPI:€ 8 950 000
TI (Telematica Instituut):€ 5 553 000

TTI Groene Genetica en TTI Watertechnologie bestonden nog niet in 2006 en daar is dan ook niets aan betaald. TI Pharma valt onder het Ministerie van VWS en krijgt dan ook de middelen van dit Ministerie.

52

Waarom zijn er bij de effectindicatoren voor de innovatieve bedrijven geen realisatiecijfers vermeld voor 2006? Hoe kan de Kamer tot een goed oordeel komen op basis van cijfers uit 2004?

Realisatiecijfers over 2006 zijn nog niet beschikbaar. Het CBS houdt eens per twee jaar een innovatie-enquête bij Nederlandse bedrijven. Die enquête vindt plaats na afloop van het jaar waar de enquête betrekking op heeft. Dat betekent dat in 2007 een enquête over het jaar 2006 wordt gehouden. De uitkomsten daarvan komen naar verwachting eind 2007 of begin 2008 beschikbaar. Dat betekent dat pas in het jaarverslag over 2007 cijfers over het aantal innovatieve bedrijven in 2006 kunnen worden opgenomen. Internationale cijfers over 2006, die gepubliceerd worden door Eurostat, komen nog later beschikbaar, naar verwachting in de tweede helft van 2008.

De cijfers over 2004 geven het meest actuele beeld weer van hoe Nederland ervoor staat bij deze indicator. Die cijfers hebben informatieve waarde voor een beoordeling van sterktes en zwaktes van Nederland op innovatiegebied. Ze zijn niet primair bedoeld om de effectiviteit van het overheidsbeleid op te beoordelen. Het cijfer wordt weliswaar door het overheidsbeleid beïnvloed, maar is niet direct stuurbaar door de overheid. Het wordt voor een groot deel door andere factoren beïnvloed, zoals bijvoorbeeld de conjuncturele ontwikkeling.

53

Bij het beleidsonderdeel «een concurrerend ondernemingsklimaat» zijn de apparaatuitgaven gestegen met ca. 25% van 5,9 naar 7,5% van de totale uitgaven. Wat zijn de oorzaken, hoe kunnen de apparaatuitgaven weer worden teruggebracht?

Uit de gehanteerde percentages (5,9 en 7,5) blijkt dat de verplichtingenuitgaven (€ 18,4 mln) worden gerelateerd aan de kasuitgaven (€ 247,1 mln). Wanneer echter van de verplichtingengrondslag wordt uitgegaan, dan is er geen sprake van een procentuele stijging (gecorrigeerd voor garantieverplichting Scheepsbouw van € 1 miljard).

In absolute termen ligt realisatie van de apparaatsuitgaven echter € 3,6 mln boven de vastgestelde begroting. De verklaring hiervoor is gelegen in het feit dat in de loop van 2006 is besloten meer instrumenten uit te laten voeren door SenterNovem. Uitvoeringskosten voor het beleidsinstrumentarium worden ten laste gebracht van het voor dat instrumentarium beschikbaar gestelde budget, hetgeen leidt tot gelijktijdige verhoging van het budget voor «Bijdrage aan Agentschappen». De uitbreiding heeft onder meer betrekking op de uitvoering van de volgende regelingen:

• Vereenvoudiging Vergunningen

• Groeifaciliteit

• Creative Challenge Call

• Reach

• Business Angel programma

Verder is voor een aantal reeds beëindigde regelingen, die nog wel uitvoeringskosten kennen voor het zogenaamde afbeheer, een afkoop gedaan voor de gehele verdere looptijd van dit afbeheer, hetgeen heeft geleid tot relatief hoge uitvoeringslasten in 2006.

54

Waarom is het gereserveerde bedrag in de groeifaciliteit van 85 miljoen euro niet uitgegeven in 2006, in tegenstelling tot wat in de begroting 2006 was voorzien? Kunnen deze middelen worden toegevoegd aan de middelen voor groeifaciliteit in 2007?

Het genoemde bedrag van € 85 mln is niet in 2006 toegezegd als gevolg van de omstandigheid dat de Groeifaciliteit pas eind november 2006 kon worden gepubliceerd (vanwege pas kort daarvoor ontvangen toestemming vanuit Brussel: staatsteun). Financiers hadden daarna enkele weken nodig om hun aanvraag in te dienen om aan de regeling mee te mogen doen. Deze aanvragen tot een bedrag van € 32 mln konden niet meer behandeld worden in 2006, zodat er in 2006 geen budgetten meer toegezegd konden worden. In 2007 is reeds sprake van een groter budget dan in 2006 (€ 119 mln).

55

Hoeveel hectare bestaande bedrijventerreinen moet aan de hand van het Actieplan Bedrijventerreinen geherstructureerd worden en hoeveel nieuwe bedrijventerreinen aangelegd? Met hoeveel hectare is in 2006 reeds een begin gemaakt met herstructurering respectievelijk aanleg?

Het Actieplan Bedrijventerreinen geeft aan dat er nationaal 21 000 hectare geherstructureerd dient te worden en dat er tot 2020 nationaal 23 000 ha nieuw terrein nodig is. Daarvan heeft EZ een doelstelling van 3500 ha herstructurering en 7000 ha nieuw terrein in 2012. De doelstelling wordt vooral gerealiseerd via ondersteuning van Topprojecten (herstructurering en nieuwe terreinen). Voor herstructurering worden zowel middelen uit het Grote Steden Beleid (GSB) als uit de Topper-regeling ingezet.

De EZ-monitor bedrijventerreinen geeft het volgende aan:

 Herstructurering gerealiseerd t/m 31-12-2006 (aantallen in ha)Nieuwe aanleg gerealiseerd t/m 31-12-2006 (aantallen in ha) 
GSB136142
Topprojecten + Topper424,71 100
totaal560,71 242
   
Totaal opgave 20123 5007 000
Percentage gerealiseerd16%18%

• De gegevens hebben betrekking op de jaren 2005 en 2006. Voor wat betreft de Topprojecten/Topper-subsidies moet worden opgemerkt dat de gegevens uit 2006 nog niet geheel compleet zijn.

• Van de zeven beleidsjaren zijn er dus twee (2005 en 2006) voorbij. In ongeveer 28% van de tijd is dus rond de 17% van het totaal gerealiseerd. Daarbij wordt opgemerkt dat de praktijk leert dat veel hectaren pas tegen het einde van het traject opgeleverd worden.

56

Waarom is er nu nog geen indicator voor de topprojecten voor bedrijventerreinen, maar pas in 2007? Hoe kan de Kamer op deze manier tot een goed oordeel komen? Wordt op deze manier niet het risico gelopen dat er in een veel te laat stadium achtergekomen wordt dat de doelstellingen niet gehaald worden? Hoe kan de regering voorzien in indicatoren voor de tussentijdse voortgang?

In de monitor Topprojecten die EZ samen met betrokken partijen bijhoudt zit een indicator bedrijventerreinen, namelijk de gerealiseerde hectare per terrein. Het daadwerkelijk realiseren van herstructurering – of dat nu sloop van verloederde panden en herinrichting is, verbetering van ontoereikende weginfrastructuur dan wel aanleg van een nieuw terrein – kost nu eenmaal tijd, dus de resultaten zullen veelal pas kort voor het einde van de beleidsperiode (2012) zichtbaar worden.

EZ is echter nauw bij de totstandkoming van Topprojecten betrokken. EZ heeft in elke regio accountmanagers die regelmatig met de gemeenten overleg voeren over de voortgang van de Topprojecten. Zo kan EZ tijdig signaleren of zich bij de Topprojecten vertragingen voordoen. Bovendien eist EZ in de beschikkingen waar het geld geeft voor herstructurering Topprojecten een jaarlijkse voortgangsrapportage. De monitor Topprojecten meet het aantal hectares bij herstructureringsprojecten die EZ medefinanciert uit Topper en GSB op jaarbasis (ex post). Er is dan ook geen aanleiding om te voorzien in extra indicatoren, die additionele administratieve lasten met zich meebrengen.

57

Is bij het programma «Investors in People» (waarvan in 2006 is besloten het voort te zetten) sprake van oplichting en subsidiefraude, aangezien de kosten inmiddels meer dan verdubbeld zijn en het aantal bedrijven dat meedoet bijna nihil is? Waarom wordt dit programma ondanks alle signalen voortgezet? Kan het per direct beëindigd worden?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief over Investors in People aan de Tweede Kamer van 30 mei 2007 (Kamerstuk 2006–2007, 27 406, nr. 104).

58

Wat is er precies gedaan en/of wat gaat de regering nog doen om de problematiek rond bedrijfsoverdrachten op te lossen?

De regering werkt op verschillende manieren aan het verlichten van de problematiek rondom de bedrijfsoverdrachten.

Het bestaande instrumentarium, met onder andere de doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting is uitgebreid. Zo is de vrijstelling voor de overgang van ondernemingsvermogen in de successiewet verhoogd. Dat houdt in dat opvolgers bij schenking of vererving van de onderneming belastingvrijstelling over 75% van de waarde van de onderneming kunnen krijgen. Daarnaast kan uitstel van betaling worden verkregen voor de te betalen belasting voor een periode van maximaal 10 jaar. De vrijstelling is de afgelopen jaren stelselmatig verhoogd: van 30% naar 60% in 2005 en van 60% naar 75% in 2007.

Verder doet EZ veel om de financiering van bedrijfsoverdrachten te vergemakkelijken. Zo staat het Ministerie van Economische Zaken via het Besluit Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf (BBMKB) tot € 1 mln borg voor kredieten van banken aan ondernemers, ook voor opvolgers: banken geven aan dat 15% tot 20% van de borgstellingen voor bedrijfsoverdrachten wordt gebruikt. Omdat bij overdrachten vaak niet volstaan kan worden met de gebruikelijke kredieten, maar extra inbreng van risicokapitaal nodig is, kan ook de in november vorig jaar gestarte Groeifaciliteit een belangrijke rol spelen bij de financiering van bedrijfsoverdrachten: dit is een garantiefaciliteit ten bate van risicokapitaal tot € 5 mln.

Daarnaast werken EZ en KvK Nederland, VNO-NCW en MKB Nederland samen aan de voorlichting over bedrijfsoverdrachten, zodat ondernemers op tijd beginnen met een goede voorbereiding van de bedrijfsoverdracht. Veel bedrijfsoverdrachten – zo’n 10 tot 30% – mislukken namelijk onnodig door een slechte voorbereiding.

Ten eerste is een overdrachtspakket ontwikkeld in samenwerking met KvKNL, MBK-NL en VNO-NCW om ondernemers tijdig te informeren. Sinds 2004 stuurt de Staatssecretaris van EZ elk jaar een brief met informatie over het Overdrachtspakket aan jarige 55+ ondernemers. Met een bijgevoegde antwoordkaart kunnen zij het Overdrachtspakket vervolgens gratis opvragen. Het Overdrachtspakket voorziet duidelijk in een behoefte: de mailingen leverden tot nu toe een respons van 25% (een gebruikelijke responsratio is 3 à 5%).

Naar aanleiding van de evaluatie van het Overdrachtspakket is samen met KvKNL, VNO-NCW en MKB-NL in 2006 voor het eerst de Themamaand Bedrijfsoverdracht georganiseerd. Tijdens deze maand werden onder andere informatieavonden voor overdragers gehouden waarin experts hun kennis en ervaringen deelden. Deze maand werd door de deelnemers als zeer positief en informatief ervaren. Door KvKNL is de Themamaand Bedrijfsoverdracht dan ook als vaste activiteit in de voorlichtingskalender opgenomen. Afgelopen mei is het evenement voor de tweede maal georganiseerd en wederom zeer gewaardeerd door ondernemers met een 7,8 (schaal 1–10).

Nu is gebleken dat de behoefte aan informatie over bedrijfsoverdracht groot is, zal EZ in de komende kabinetsperiode ook de informatievoorziening voor opvolgers in gang zetten. Ook omdat overdragers hebben aangegeven maar moeilijk een opvolger te kunnen vinden. In opdracht van EZ is Motivaction in het kader hiervan aan de slag gegaan met een onderzoek naar opvolgers. Het onderzoek wordt deze zomer gepubliceerd.

59

Welk percentage van de starters vanuit een uitkering is in 2006 failliet gegaan? Welk percentage van alle starters is in 2006 failliet gegaan?

In de faillissementsstatistieken (bijgehouden door CBS, EIM en KvK) wordt geen oprichtingsdatum van een onderneming geregistreerd. Derhalve zijn deze cijfers niet bekend, hiervoor is apart onderzoek nodig. In verleden is door het EIM ook incidenteel onderzoek (cohort basis) verricht naar dit onderwerp. Het onderzoek bleek echter erg kostbaar en was moeilijk uitvoerbaar. Reden hiervoor was o.a. afhankelijkheid van direct contact met de individuele ondernemers om een voldoende grote steekproef te hebben.

60

Het Ministerie van EZ heeft zelf een reductie van administratieve lasten bereikt van 5,9%. Hoe kan EZ nog met recht haar stem laten horen over lastenvermindering als het zelf niet presteert maar slechter scoort dan de andere ministeries? Wat doet EZ om zelf een bijdrage aan lastenvermindering te leveren?

EZ heeft in de periode vóór 2003 reeds 40% van de administratieve lasten gereduceerd. EZ heeft daarmee juist al in een vroeg stadium het goede voorbeeld gegeven. Het lagere huidige percentage wordt voornamelijk verklaard door tegenvallende reducties bij de Prijzenwet en een onvoorziene toename bij de grondroerdersregeling. Ook speelt een rol dat de grote reducties reeds in het verleden zijn gerealiseerd, waardoor er geen compensatieruimte meer is.

61

Hoeveel mensen zijn een onderneming begonnen vanuit een uitkering in 2006? En wat is het effect van het project «Ondernemerschap» op dat cijfer geweest?

Voor WW-uitkeringsgerechtigden bestaat sinds 1 juli 2006 een wettelijke regeling voor startende zelfstandigen. Sindsdien hebben 3 058 WW’ers gebruik gemaakt van deze regeling. Dit cijfer geeft slechts een indicatie van het aantal WW’ers dat een onderneming is gestart. Gebruik maken van de regeling betekent niet automatisch dat er een onderneming is gestart.

Vergelijkbare cijfers voor de overige UWV-cliëntgroepen (WAO/WIA en Wajong) zijn niet beschikbaar. Voor de bijstandspopulatie zijn evenmin exacte cijfers beschikbaar. Volgens schattingen bedraagt het aantal bijstandsontvangers dat in 2006 als zelfstandige is gestart tussen de 800 en 1000.

In welke mate het project ondernemerschap heeft bijgedragen aan de uitstroom vanuit een uitkering naar zelfstandig ondernemerschap kan derhalve niet in kwantitatieve zin worden vastgesteld.

62

Was de oorspronkelijke doelstelling van – 18% reductie van administratieve lasten in 2007 t.o.v. 2002 achteraf gezien niet te rooskleurig, gezien de inmiddels bijgestelde streefwaarde van – 8,8%? Is er een patroon te onderkennen ten aanzien van te optimistische inschattingen m.b.t. de reductiemogelijkheden voor administratieve lasten?

De 18% is achteraf te rooskleurig gebleken. Het lagere percentage wordt voornamelijk verklaard door tegenvallende reducties bij de Prijzenwet en een onvoorziene toename bij de grondroerdersregeling. Hoewel de tegenvallers in kwantitatieve zin omvangrijk zijn, leidt deze regelgeving in beide gevallen bij het bedrijfsleven niet tot klachten.

De doelstelling van 25% rijksbreed gaat gehaald worden. De inschattingen zijn dus niet te optimistisch geweest.

63

Wat is de positie van het Nederlandse bedrijfsleven in de internationale markt voor defensiematerieel? Vindt er ondersteuning plaats vanuit het Ministerie van EZ voor het Nederlandse bedrijven?

De Nederlandse industrie is op specifieke technologiegebieden actief. Naar schatting wordt zeker de helft van het in Nederland geproduceerde defensiematerieel geëxporteerd. De internationale defensiemarkt is overigens een imperfecte markt, waar algemene procedures voor openbare aanbesteding en overheidssteun niet gelden (art 296 EG Verdrag). Er is derhalve geen sprake van een «level playing field», waar de Nederlandse defensiegerelateerde industrie op basis van concurrentie zelfstandig een positie zou kunnen verwerven.

Het Ministerie van Economische Zaken beschikt daarom – naast het generieke export instrumentarium – over specifiek compensatiebeleid om het Nederlandse bedrijfsleven te ondersteunen. Dit beleid verplicht buitenlandse leveranciers van defensiematerieel om orders te plaatsen bij het Nederlandse bedrijfsleven en creëert daarmee toegang voor Nederlandse bedrijven op de internationale defensiemarkt.

64

Klopt het dat voor het Programma duurzame energie ruim minder is uitgegeven dan begroot. Waar is op bespaard?

Nee. Bij de 2e suppletoire begroting is een correctie aangebracht van € 3,5 mln, waardoor de realisatie en raming na correctie nagenoeg aan elkaar gelijk zijn. Deze correctie had te maken met het feit dat de middelen die niet via een open tendering maar op basis van onderzoeksvoorstellen rechtstreeks aan ECN werden toegekend, zijn verschoven naar de post «bijdrage aan ECN».

65

Voor het ECN is in 2006 meer uitgegeven dan begroot. Ruim 8 miljoen van de extra uitgaven is bestemd voor «het verbeteren van de solvabiliteitspositie van ECN». Gaat de Minister maatregelen nemen om te voorkomen dat herhaling van tegenvallers van dergelijke omvang in de toekomst worden voorkomen? Gaat de Minister voorwaarden stellen aan doelen en prestaties van ECN?

N.a.v. van de extra uitgaven bestemd voor het verbeteren van de solvabiliteitspositie van ECN, is het wenselijk de huidige aansturingsrelatie, in het licht van de afhankelijkheidssituatie, te evalueren. Daarom is de Auditdienst gevraagd een audit uit voeren naar het huidige aansturingsmodel. Centraal staat de vraag of het huidige model voldoet aan de daaraan te stellen eisen en in het bijzonder in hoeverre voorkomen kan worden dat EZ (weer) te maken krijgt met onverwachte (financiële) tegenvallers.

66

Wat heeft het Kabinet (faciliterend en anderszins) inmiddels gedaan om de energie-intensieve industrie tegemoet te komen?

De maatregelen als genoemd in de brief van 17 oktober 2006 (Tweede Kamerstukken 2006–2007, 28 240, nr. 61) vormen de basis voor de verdere uitwerking van het beleid. Het consortium en partijen uit de bankwereld zijn momenteel bezig om het garantiefonds gestalte te geven. In dit kader wordt ook met de elektriciteitsproducenten gesproken over de verwerking van het fonds in de te sluiten stroomcontracten. Mijn departement houdt hierbij nauw contact met het consortium. Naar verwachting zal binnen enkele weken de definitieve uitwerking gereed zijn.

Voorts is bezien of door een investering in extra interconnectiecapaciteit het consortium een goedkoop stroomcontract met een Duitse producent zou kunnen sluiten. Uit overleg met de Duitse toezichthouder bleek echter dat het investeringsproject niet kon voldoen aan de EU-eisen die gelden voor een preferente behandeling van interconnectiecapaciteit. Daarmee is deze oplossing geblokkeerd.

Tenslotte ben ik met het consortium in overleg over de toezegging van CO2-emissierechten. Samen met het consortium worden de zekerheden en onzekerheden van de primair EU-besluitvorming bezien en worden opties op internationaal en nationaal niveau in kaart gebracht; waar mogelijk worden de onzekerheden weggenomen. Tevens bespreken overheid en consortium beider inzet in de EU-besluitvorming.

Zodra zich in dit dossier belangwekkende ontwikkelingen voordoen, zal ik u informeren.

67

Welke maatregelen zijn getroffen om de leveringszekerheid te waarborgen?

De leveringszekerheid wordt primair bepaald door een goed investeringsklimaat en een goede marktwerking. Voor de leveringszekerheid is het noodzakelijk dat het netwerk in balans is. Om de dagelijkse balans op het net te handhaven, heeft de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet contracten afgesloten met marktpartijen; dit betreft het zogenoemde regel-, reserve- en noodvermogen.

Het investeringsklimaat voor productiecapaciteit is ook relatief zeer gunstig. Er is een uitstekende infrastructuur voor aardgas en invoercapaciteit voor kolen, koelwater is ruimschoots aanwezig en de elektriciteitinfrastructuur is van hoge kwaliteit en biedt mogelijkheden voor inpassing van nieuwe centrales. De relatief omvangrijke interconnectiecapaciteit biedt investeerders voldoende exportmogelijkheden. De samenwerking met onze buurlanden is de afgelopen periode geïntensiveerd, mede met het oog op structurele borging van de leveringszekerheid.

Jaarlijks vindt monitoring van de leveringszekerheid plaats door TenneT. Uit de laatste uitgevoerde monitoring van de leveringszekerheid over de periode 2005–2013, blijkt dat de leveringszekerheid ten opzichte van voorgaande jaren is verbeterd.1 Diverse, zowel Nederlandse als ook buitenlandse marktpartijen hebben investeringen in grootschalige productiecapaciteit aangekondigd.

Mocht ondanks dit alles de leveringszekerheid op de lange termijn toch in gevaar komen, dan kan het recent in overleg met de DTe, TenneT en het CPB ontwikkelde vangnet worden ingezet om de leveringszekerheid te garanderen. Ook biedt de richtlijn leveringszekerheid2 de mogelijkheid om investeringen in productiecapaciteit af te dwingen. Met deze richtlijn wordt beoogd een helder Europees kader te creëren voor marktpartijen, overheden, netbeheerders en toezichthouders om investeringen in productievermogen en interconnectiecapaciteit beter te faciliteren. Momenteel ligt in de Tweede Kamer het wetsvoorstel om deze richtlijn te implementeren in de Elektriciteitswet 1998, waarbij ook het marktconforme vangnet een heldere wettelijke basis krijgt.

68

Wat zijn de redenen voor verhuizing van het CBS van Voorburg naar Den Haag? Klopt het dat hiervoor € 30 miljoen nodig is? Wat is de terugverdientijd van deze investering?

Het huidige gebouw in Voorburg moet het CBS verlaten, daar het gebouw achterstallig onderhoud heeft en niet brandveilig is. De verhuizing naar een nieuw gebouw is voordeliger dan renovatie van het huidige pand. Er zijn diverse locaties onderzocht, waarbij de uiteindelijke keuze op Den Haag is gevallen. De herhuisvesting zal eind 2007 uitgaven met zich meebrengen (o.a. de aanschaf van investeringsgoederen en de afkoop van BTW-schade). Het CBS heeft hiertoe een beroep ter grootte van € 30 mln op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën gedaan. Een baten-lastendienst dient voor de aanschaf van investeringsgoederen gebruik te maken van vreemd vermogen. Veelal gebeurt dit door het aangaan van een lening.

Er is geen sprake van een terugverdientijd, de aanschaf van investeringsgoederen (kantoormeubilair) wordt conform geldende wetgeving afgeschreven.

69

U beoordeelt het CBS op basis van onder andere het aantal keren dat het CBS in kamerstukken wordt geciteerd. Vindt u dit serieus een prestatiemeting? Kan het feit dat het CBS steeds meer wordt geciteerd niet zowel positieve (goede informatieve rapporten) als negatieve (lastendruk enquêtes) oorzaken hebben?

De prestatie-indicator «aantal keren dat het CBS in kamerstukken wordt geciteerd» geeft een beeld over de beleidsrelevantie van de door het CBS uitgebrachte statistische uitkomsten (ontwikkeld tijdens de ZBO-vorming van het CBS). Echter met ingang van de begroting 2007 wordt een bijgestelde verzameling indicatoren gehanteerd, namelijk:

1. Realisatie van de publicatiekalender;

2. Aantal formele correcties op publicaties;

3. Afwijking van voorlopige en definitieve cijfers

a. Economische groei

b. Internationale handel

c. Bevolkingsgroei

4. Administratieve lasten verlaging/reductie enquêtedruk.

70

Aan welke internationale organisaties wordt bijgedragen en wat is de reden dat er € 2,3 mln. meer aan is uitgegeven dan begroot?

De internationale organisaties waaraan wordt bijgedragen betreffen International Telecommunications Union (ITU), de Universal Postal Union (UPU) , the European Telecommunications Standardisation Institute (ETSI), European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT), Forum Digital Video Broadcasting (DVB), World Digital Audio Broadcasting (World DAB) and the Internet Governance Forum (IGF).

De oorspronkelijk raming bedroeg € 2,25 mln. Bij eerste suppletore begroting is € 3,25 mln aan verplichtingenruimte uit latere jaren naar 2006 verschoven. De bijdrage aan ITU wordt namelijk eens in de 4 jaar vastgelegd. De uiteindelijke realisatie bedroeg € 4,6 mln.

71

Waarom zijn er al drie jaar geen gegevens beschikbaar voor de vaste telefoniemarkt waarmee de Herindahl Hirschman Index kan worden berekend?

De HHI voor vaste telefonie kon door TNO in eerdere jaren worden weergegeven op basis van cijfers van OPTA, maar de laatste 2 jaar heeft OPTA daarover geen cijfers meer naar buiten gebracht. Met name over de zogenaamde retailmarkten bestaan volgens TNO onvoldoende openbare gegevens omdat veel aanbieders (behalve KPN) daar niet over publiceren. Ik zal met OPTA en TNO overleggen of het mogelijk is op basis van openbare marktanalyses van OPTA een betrouwbare benadering te maken van de ontwikkeling van de HHI index op de markt voor vaste telefonie dan wel te bezien of een andere indicator van de ontwikkelingen kan worden gegeven.

72

Is er al landelijke dekking wat betreft digitale televisie via de ether? Zo nee, in welke gebieden niet?

Voor de publieke omroep landelijk en regionaal was de dekking reeds direct na de omschakeling op 11 december 2006 op orde. Het pakket met commerciële en buitenlandse omroepen wordt momenteel uitgerold door Digitenne. Verwachting is dat er eind dit jaar landelijke dekking is. Voor eventuele storingen die kunnen ontstaan bij de uitrol kan contact worden opgenomen met Stichting Aanpak Interferentie. Daarin werken de kabelaars en Digitenne samen om storingen als gevolg van interferentie op een adequate manier op te lossen.

73

Waarom zijn de uitgaven «personeel stafdiensten» ca. 13% hoger dan begroot (€ 35 miljoen i.p.v. € 31 miljoen)?

Het verschil tussen de begroting 2006 en de realisatie 2006 bedraagt ca. € 4 mln en bestaat uit diverse mutaties, waaronder:

• de uitdeling van de loonbijstelling (€ 1,3 mln), in twee tranches verdeeld bij 1e en 2e suppletore begroting;

• een compensatie aan de Directie P&O ten behoeve van de reorganisatie (€ 0,8 mln); toegelicht bij 1e suppletore begroting;

• de overheveling van de HRM-functie van de DG’s naar de Directie P&O (€ 0,2 mln);

• een compensatie aan de Directie Interne Zaken ten behoeve van inhuur herhuisvesting en het project Strategisch programma Coördinerend Directeur Inkoop (€ 0,7 mln);

• extra capaciteit voor het documentatie- en archiefsysteem ATLAS (€ 0,2 mln);

• extra capaciteit bij de Auditdienst ten behoeve van de controle van regelingen van het Ministerie van VROM, die SenterNovem uitvoert (€ 0,2 mln), toegelicht bij 1e suppletore begroting.

74

Klopt het dat het elektronisch aanbesteden in 2006 niet operationeel was, in tegenstelling tot de oorspronkelijke doelstellingen? Waarom is deze doelstelling niet gehaald?

Het systeem voor elektronisch aanbesteden TenderNed was ook in 2006 operationeel. TenderNed is ontwikkeld door ProRail en Verkeer en Waterstaat en wordt door beide op proef gebruikt. Op 28 juni 2006 is het systeem overgedragen aan de staat. PIANOo heeft de opdracht het systeem verder te ontwikkelen en geschikt te maken voor landelijk gebruik door alle aanbestedende diensten.

In totaal zijn er tot dusver ongeveer 100 daadwerkelijke aanbestedingen gedaan met TenderNed. In de loop van 2007 gaat een 10-tal aanbestedende diensten (ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen, speciale sector) ook proefdraaien met TenderNed. De opschaling naar meer dan 100 000 gebruikers vergt grondige aanpassing van functionaliteiten en van de software. De landelijke uitrol is voorzien vanaf najaar 2008.

75

Hoe kan PIANOo eraan bijdragen dat MKB-bedrijven meer kansen krijgen bij aanbestedingen, zoals ook in het regeerakkoord is vastgelegd?

PIANOo draagt hier op diverse manieren aan bij:

– PIANOo verzamelt best practices met betrekking tot de «proportionaliteit van aan een bedrijf te stellen eisen» en zal daarover een handleiding voor aanbestedende diensten opstellen.

– PIANOo ondersteunt een project om de methodiek van grote inkoopvolumes op te delen in een groot aantal kleine percelen zodat deze eenvoudig hanteerbaar zijn voor inkopers in de publieke sector.

– Het gebruik van TenderNed zal voor het MKB vermindering van de administratieve lasten betekenen en zal het aanbestedingsproces stroomlijnen.

– PIANOo overlegt met de centrale werkgeversorganisaties hoe PIANOo hen kan helpen een vergelijkbaar netwerk op te zetten voor opdrachtnemers.

– PIANOo ondersteunt het zogenaamde «functioneel specificeren». Dit maakt het voor het bedrijfsleven beter mogelijk om innovatieve oplossingen aan te reiken. Vaak komen deze oplossingen van het MKB.

Zoals in het coalitieakkoord is opgenomen zal de toegang van het MKB tot overheidsopdrachten worden verruimd. De volgende voorgenomen wijzigingen in de aanbestedingsregelgeving dragen daaraan bij: uniformering van regelgeving voor opdrachten onder de Europese drempel, elektronische aankondiging van overheidsopdrachten op één plaats, grenzen van redelijkheid aangeven met betrekking tot aan bedrijven te stellen eisen, gebruik maken van eigen verklaringen van ondernemers, verplichting aan aanbestedende diensten om zelf gegevens uit openbare registers te raadplegen (niet vragen wat de overheid al weet).

76

Hoe kan het dat de personele lasten van Senter Novem € 86 miljoen bedragen in plaats van de begrote € 72 miljoen? Waar is de formatie met 217 gegroeid tot 1266 fte?

De stijging van de personele lasten en de personeelsomvang hangt samen met de groei van het opdrachtenpakket van SenterNovem. SenterNovem treedt steeds vaker op als uitvoerder voor verschillende departementen. Naast EZ is VROM een belangrijke opdrachtgever voor SenterNovem. VROM heeft in 2006 grote programma’s zoals Duurzame bedrijfsvoering, Stralingsbescherming en Verkeersmaatregelen bij SenterNovem ondergebracht. In 2006 zijn voorts enkele grote opdrachten van VenW, OCW en BUZA aan SenterNovem uitbesteed. De omzet van SenterNovem voor deze departementen is daardoor met ca 21% toegenomen t.o.v. 2005.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Van Dijk (CDA), Duyvendak (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

XNoot
1

TenneT, rapport monitoring leveringszekerheid 2005–2013, Arnhem, april 2006. Zie: www.TenneT.org

XNoot
2

Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen.

Naar boven