Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31031-XIII nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 31031-XIII nr. 1 |
Aangeboden 16 mei 2006
Omvang gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten 2006 per beleidsartikel van het Ministerie van Economische Zaken
Gerealiseerde verplichtingen 2006 (in mln €) (totaal € 2 981,1 mln)
Gerealiseerde uitgaven 2006 (in mln €) (totaal € 2 296,4 mln)
Gerealiseerde ontvangsten 2006 (in mln €) (totaal € 5 242,1 mln)
A. | Algemeen | 7 |
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening | 7 | |
Leeswijzer | 11 | |
B. | Beleidsverslag | 13 |
Beleidsprioriteiten | 13 | |
Beleidsartikelen | 22 | |
1. Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa | 22 | |
2. Een sterk innovatievermogen | 33 | |
3. Een concurrerend ondernemingsklimaat | 51 | |
4. Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 66 | |
5. Internationale economische betrekkingen | 81 | |
8. Economische analyses en prognoses | 92 | |
9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statististieken | 93 | |
10. Elektronische communicatie en post | 96 | |
Niet-beleidsartikelen | 111 | |
21. Algemeen | 111 | |
22. Nominaal en onvoorzien | 114 | |
23. Afwikkeling oude verplichtingen | 115 | |
Bedrijfsvoeringsparagraaf | 116 | |
C. | Jaarrekening | 118 |
De verantwoordingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken | 118 | |
Saldibalans en toelichting | 119 | |
Baten-lastendiensten: | 129 | |
De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten | 129 | |
Toelichting bij de baten-lastendiensten | 130 | |
Topinkomens | 146 | |
D. | Bijlagen | 147 |
Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s | 147 | |
Aanbevelingen Algemene Rekenkamer | 148 |
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Economische Zaken aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, het departementale jaarverslag over het jaar 2006 van het Ministerie van Economische Zaken aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administratie;
c. de financiële informatie in het jaarverslag en jaarrekening;
d. de departementale saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Economische Zaken. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006, dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.
b. De slotwet van het Ministerie van Economische Zaken over het jaar 2006; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.
c. Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.
d. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.
e. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 84, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Economische Zaken
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
1. Opbouw Jaarverslag en afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften.
2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens.
3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid.
4. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen.
1. Opbouw Jaarverslag en afwijkingen van de rijksbegrotingsvoorschriften
Het Jaarverslag bevat een beleidsverslag en een jaarrekening. Het beleidsverslag bevat informatie over het gevoerde EZ beleid. In de jaarrekening worden de financiële gevolgen van het gevoerde beleid verantwoord.
Resultaten van beleid worden zo veel mogelijk met concrete prestatie-indicatoren toegelicht. Deze prestatie-indicatoren zijn terug te vinden in het beleidsartikelendeel van het beleidsverslag. Dit geldt ook voor de prestatie-indicatoren van beleid dat door agentschappen wordt uitgevoerd. In het voortdurende streven naar verbeteringen in de VBTB-begroting en naar aanleiding van signalen uit de Kamer, geuit tijdens de behandeling van het Jaarverslag 2005, heeft EZ in 2006 haar prestatie-indicatoren en kengetallen kritisch bekeken. Dit zal leiden tot een aantal nieuwe indicatoren en kengetallen voor de begroting 2008.
De EZ-begroting wijkt op een aantal punten af van de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). Zo worden bijvoorbeeld bij de beleidsartikelen verplichtingenramingen in plaats van uitgavenramingen gespecificeerd. Verder worden de budgettaire en financiële gevolgen van beleid in de beleidsartikelen verantwoord en niet in het beleidsprioriteitendeel van het Jaarverslag 2006; dit om onnodige dubbelingen te voorkomen. De beleidsmatige conclusies die getrokken worden op basis van dit jaarverslag zijn verwerkt in zowel het beleidsprioriteitendeel als in de beleidsartikelen. Het Jaarverslag 2006 is een spiegel van de begroting 2006. Daar waar de begroting 2006 afwijkt van de voorschriften volgt het Jaarverslag 2006 de begroting 2006. Enkele artikelen kennen een iets grotere omvang dan de RBV voorschrijft. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de betreffende artikelen een groot aantal instrumenten en activiteiten kent. Een reductie tot 10 pagina’s zou in deze gevallen de informatiewaarde dusdanig aantasten dat het afleggen van een goede verantwoording in het gedrang komt.
2. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens
Het Jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de CW 2001 en de RBV 2007. De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE) en het Referentiekader Mededeling over de Bedrijfsvoering.
Ter borging van de betrouwbaarheid van de informatie inzake prestatie-indicatoren (pi’s) in de begroting en het Jaarverslag, heeft de AD net als in voorgaande jaren een audit uitgevoerd.
3. Resultaatverantwoordelijkheid versus systeemverantwoordelijkheid
De minister van EZ is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor het realiseren van duurzame economische groei. Voor een goede werking van de economie is het nodig dat private partijen binnen bepaalde randvoorwaarden hun gang kunnen gaan. EZ werkt als een katalysator die de (potentiële) economische groei moet voortstuwen. Vaak is EZ één van de relevante partijen. Ook worden ontwikkelingen op de beleidsterreinen van EZ voortdurend door externe factoren beïnvloed. De eigen sturing op de mate van doelbereik wordt hierdoor beperkt. Gelet op het voorwaardenscheppende karakter van het beleid, is er sprake van een systeemverantwoordelijkheid voor de minister van EZ. Dit betekent dat het accent in dit Jaarverslag ligt op de wijze waarop EZ invulling heeft gegeven aan de inrichting van het «beleidssysteem». Uiteraard gebeurt dit nadrukkelijk in de context van de beleidsresultaten.
4. Toerekening van apparaatuitgaven aan de beleidsartikelen
De personele uitgaven van het kernministerie EZ die direct verband houden met beleidsuitgaven zijn verbijzonderd naar de betreffende artikelen. De personele uitgaven voor de Directoraten-Generaal die onder het kernministerie vallen, zijn geraamd bij de beleidsartikelen 1 tot en met 5 en 10. De personele uitgaven worden verantwoord op basis van de personele bezetting (in fte’s) en de gemiddelde loonsom per fte. Als verdeelsleutel over de artikelen is het aantal fte’s per beleidsartikel gehanteerd.
De in dit opzicht als indirect te beschouwen personele uitgaven van het kernministerie (algemene leiding, stafdirecties) worden verantwoord op artikel 21 Algemeen. De materiële uitgaven van het kernministerie en de overige apparaatsuitgaven van het ministerie worden eveneens verantwoord op artikel 21 Algemeen. Er heeft geen toerekening van deze uitgaven aan de beleidsartikelen plaatsgevonden.
Voor de diensten van EZ (NMa/DTe, SodM, CPB) geldt dat de integrale apparaatsuitgaven zijn verantwoord op de betreffende beleidsartikelen (respectievelijk de artikelen 1 en 8).
Voor de baten-lastendiensten (SenterNovem, EVD, Agentschap Telecom en Octrooicentrum Nederland) geldt een andere systematiek. De vergoedingen van EZ aan deze baten-lastendiensten worden verantwoord op de beleidsmatig daarvoor in aanmerking komende artikelen. De paragrafen inzake de baten-lastendiensten geven inzicht in de apparaatsuitgaven van SenterNovem, EVD, Agentschap Telecom en Octrooicentrum Nederland.
De bijdrage van EZ aan het zelfstandig bestuursorgaan CBS wordt verantwoord op artikel 9.
De Nederlandse economie is in 2006 met 2,9 procent gegroeid, bijna twee keer zo hard als in 2005. Er kwamen ruim 100 000 banen bij. Het vertrouwen in de economie is gestegen.
Versterking van het groeivermogen door een hogere arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie stond in 2006 centraal in het kabinetsbeleid. Daartoe zijn er – mede door EZ – duidelijke resultaten geboekt, zoals bij de aanpak van regeldruk, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, het bevorderen van innovatie en het stimuleren van ondernemerschap. Nederland behoort hiermee tot de kopgroep in de EU bij de uitvoering van de Lissabonstrategie. Daarnaast is er in 2006 veel aandacht uitgegaan naar het thema energie en duurzaamheid. Nederland heeft onder meer het nationaal toewijzingsplan broeikasgasemissierechten 2008–2012 opgesteld. Verder werd de EZ-subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) gesloten voor nieuwe aanvragen omdat de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010 volgens de huidige inzichten wordt gehaald. Tegelijkertijd is voor verdere verduurzaming van de energievoorziening € 250 mln extra vrijgemaakt met het Borssele-pakket, waarmee meer CO2-reductie en innovatie kan worden gerealiseerd.
EZ werkte in 2006 aan drie hoofddoelen. Het eerste betrof het bevorderen van concurrentie. Het wetsvoorstel om het marktoezicht door de NMa te versterken ligt thans bij de Eerste Kamer, evenals de nieuwe Aanbestedingswet. Ook is de Dienstenrichtlijn, waarvoor EZ zich sterk heeft gemaakt, in 2006 vastgesteld. Vrij verkeer van diensten binnen de EU wordt hierdoor bevorderd. Op het terrein van energie is de Wet onafhankelijk netbeheer door de Eerste Kamer aangenomen om de energiemarkt beter te laten werken. Daarnaast is gewerkt aan de voorzieningszekerheid. Voorts is de telecomwetgeving aangepast aan veranderende marktomstandigheden voor bedrijven en consumenten. Voor die laatste groep is tenslotte ook de Consumentenautoriteit in het leven geroepen.
Stimuleren van vernieuwing en innovatie is de tweede prioriteit geweest. In 2006 werden extra middelen voor publieke en publiek-private R&D vrijgemaakt. Om MKB-ondernemers te stimuleren tot innovatie zijn er bijvoorbeeld 6000 Innovatievouchers vergeven. En voor technostarters zijn betere financieringsmogelijkheden gecreëerd. Daarnaast zijn er met het bedrijfsleven enkele ambitieuze innovatieprogramma’s ontwikkeld binnen sleutelgebieden als Hightech Systemen & Materialen, Flowers & Food en Watertechnologie. EZ zette zich bovendien in voor een betere benutting van ICT en voor veiligheid op internet met de campagne Digibewust en de Nationale Infrastructuur Bestrijding Cybercrime.
Het derde hoofddoel in 2006 was het versterken van het ondernemingsklimaat en (internationaal) ondernemerschap. Starten van een BV wordt bijvoorbeeld eenvoudiger. Met de doorlichting van rijksvergunningenstelsels en de verder aanpak administratieve lasten, is de regeldruk teruggedrongen. Voor met name startende en snel groeiende ondernemers is meer kapitaal beschikbaar gekomen binnen de BBMKB en met de Groeifaciliteit. In vijf economische regio’s zijn in samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en regionale overheden gebiedsgerichte programma’s opgesteld. Met oog op de Nederlandse export- en investeringspositie zijn in 2006 de economische relaties met het buitenland verder verstevigd. Bijzondere aandacht is uitgegaan naar Rusland en Oekraïne, respectievelijk India, China en Indonesië. Er zijn in totaal 113 buitenlandse investeringsprojecten in Nederland gerealiseerd met hulp van EZ.
Kortom, het jaar 2006 liet mede door het gevoerde economische beleid een economie zien met gunstige cijfers en perspectieven. EZ heeft in 2006 concrete resultaten kunnen boeken voor een duurzame economische groei. Daarmee ligt er een goede basis voor de komende jaren.
De Nederlandse economie is in 2006 met 2,9 procent gegroeid. Dit is bijna twee keer zo hard als in 2005 (CBS, 13/2/07). Net als in 2005 leverde de uitvoer de belangrijkste bijdrage aan de economische groei. In 2006 was het volume van de uitvoer van goederen en diensten 7,5 procent hoger dan in 2005. De invoer groeide iets sterker dan de uitvoer. De invoergroei komt niet alleen door de wederuitvoer, maar voor een belangrijk deel ook door het aantrekken van de investeringen en de consumptie van duurzame goederen.
Het waren ook de consumptie van huishoudens en de investeringen die een versnelling brachten in de economische groei. Huishoudens hebben vorig jaar 2,4 procent meer besteed dan in 2005. Deze groei is aanzienlijk hoger dan in de jaren 2001 tot en met 2005. Verder trokken de investeringen trokken sterk aan. In 2006 is 6,1 procent meer geïnvesteerd dan in 2005. In 2006 steeg de productie in de meeste bedrijfstakken. Dit geldt vooral voor de commerciële dienstverleners en de bouw. Ook in de industrie trok de productie aan. In 2006 waren er 105 duizend banen meer dan in 2005. De groei met 1,4 procent komt na drie jaar met een dalende werkgelegenheid.
De Nederlandse economie trok in 2006 aan na een lange periode van geringe economische groei. Het vertrouwen in de economie nam toe, zoals blijkt uit de toename van de consumptie en de investeringen. Het kabinet heeft in 2006 verder gewerkt aan versterking van het groeivermogen door hogere arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie. Aan de groei van de arbeidsproductiviteit hebben onder meer een reductie van de regeldruk voor het bedrijfsleven en een verlaging van de vennootschapsbelasting bijgedragen. De zelfstandigenregeling, waarmee belemmeringen voor migranten met een eigen bedrijf worden weggenomen, trad per 1 mei 2006 in werking. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen zijn onder meer veranderingen doorgevoerd in het ontslagrecht en de WW. Het kabinet heeft daarnaast Fes-middelen vrijgemaakt voor het onderwijs (onder andere VMBO). Ook zijn er extra leerwerktrajecten gerealiseerd.
Ook de voortgangsrapportage Industriebrief, die in oktober 2006 aan de Kamer werd gezonden, schetst de vorderingen bij de aanpak van regeldruk, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, het verbeteren van de fysieke ruimte, de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt, het bevorderen van innovatie, starters en het stimuleren van startende en snel groeiende ondernemingen.
Ook in Europa bleef versterking van het groeivermogen in 2006 prioriteit. Binnen de Lissabonstrategie zijn de uitdagingen voor Europa geïdentificeerd: arbeidsparticipatie, ondernemingsklimaat, kennis en innovatie, energie en duurzaamheid. Voortgang is geboekt onder andere door het akkoord over de Europese begroting voor de komende jaren, waarin meer geld zal gaan naar onderzoek en innovatie.
• NHP. In oktober 2006 heeft Nederland, evenals de andere lidstaten, het Voortgangsrapport van het Nationale Hervormingsprogramma 2005–2008 (NHP) ingediend bij de Europese Commissie. De Nederlandse inzet loopt regelmatig voor op de Europese (bijvoorbeeld met innovatievouchers, arbeidsmarkthervormingen, administratieve lasten). De aandachtspunten voor Nederland, zo geeft de Commissie in haar voortgangsrapportage 2006 aan, zijn arbeidsparticipatie van prioritaire groepen en de doelstelling voor R&D-uitgaven (3% van het BBP).
Een duurzame economie en energiehuishouding
In 2006 heeft het versterken van de duurzame kanten van onze economie in toenemende mate de aandacht opgeëist. Zo is bijvoorbeeld in september 2006 het Nederlands nationaal toewijzingsplan broeikasgasemissierechten 2008–2012 ter goedkeuring naar de Europese Commissie gestuurd en zijn de windfall profits voor elektriciteitsbedrijven in het emissiehandelssysteem aangepakt. Enkele andere acties in 2006:
• MEP. Met de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) wordt de Europese doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010 volgens de huidige inzichten gehaald. Daarom is in augustus 2006 besloten om geen subsidie meer te verlenen aan nieuwe projecten. Om de overgang soepel te laten verlopen is door het vorige kabinet een kostenvergoedingsregeling opgesteld (€ 70 mln) en een aparte regeling voor kleine (co)vergistingsinstallaties (€ 270 mln). Het stellen van een nieuwe doelstelling voor duurzame elektriciteit is overgelaten aan het nieuwe kabinet.
• Borssele-duurzaamheidspakket. Voor verduurzaming van de energievoorziening wordt € 250 mln in het Fes gereserveerd in het kader van de besluitvorming rond de kerncentrale Borssele. Het bedrijfsleven zet hier € 250 mln. tegenover. Hiermee zal 1,4 Mton CO2-reductie worden gerealiseerd en wordt tegelijkertijd innovatie in de energiehoek verder gestimuleerd.
• Transitieactieplan. In mei 2006 heeft de Taskforce Energietransitie het Transitieactieplan gepresenteerd. Met de eerste drie tenders van de Unieke Kansen Regeling (UKR) zijn diverse projecten gestart, zoals slimme kassen verwarmd met CO2 in het Westland.
• Waddenfonds. In 2006 heeft besluitvorming plaatsgevonden over gaswinning onder de Waddenzee. Om de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied te garanderen, is een Waddenfonds van € 500 mln ingesteld voor onder meer natuur en duurzame economische ontwikkeling, beëindiging van de mechanische kokkelvisserij en gaswinning onder strikte voorwaarden.
Drie centrale doelen van het EZ beleid in 2006
Om het groeivermogen en de concurrentiekracht te versterken, werkte EZ in 2006 aan drie centrale doelen:
1. het bevorderen van concurrentie
2. het stimuleren van vernieuwing en innovatie
3. het versterken van het ondernemingsklimaat en ondernemerschap.
Hieronder volgt per doelstelling een selectie van de belangrijkste resultaten.
1. Bevorderen van concurrentie
Concurrentie leidt tot vernieuwing en houdt bedrijven scherp. Om markten te laten werken, zijn in 2006 op drie fronten acties ingezet:
a. Interne markt (EU) en WTO
b. Bevorderen van concurrentie
c. een sterkere consumentenbescherming
Binnen de EU en in WTO-verband is gewerkt aan het wegnemen van belemmeringen voor het economisch verkeer. In 2006 onder meer door de:
• Dienstenrichtlijn. In 2006 is de dienstenrichtlijn vastgesteld door de Raad voor Concurrentievermogen en in werking getreden. Deze richtlijn vergemakkelijkt het vrije verkeer van diensten binnen de interne markt en het vestigen van dienstverrichters in een andere lidstaat. De richtlijn geeft hiermee een belangrijke impuls aan de economie.
• REACH. In 2006 is de nieuwe verordening voor chemische stoffen aangenomen. Deze vervangt ruim 40 bestaande EU-regelingen. REACH regelt dat alleen geregistreerde chemische stoffen op de markt mogen worden gebracht, opdat er zo veilig mogelijk mee gewerkt kan worden.
• WTO. De WTO-onderhandelingen, die in augustus 2006 werden opgeschort, zijn inmiddels weer hervat. Tijdens de vorige WTO-top in Hong Kong is de afspraak gemaakt dat de rijke landen hun exportsubsubsidies voor de landbouw, die ten koste gaan van arme boeren, zullen afschaffen. In aanvulling op de lopende multilaterale onderhandelingen heeft de Europese Commissie voorgesteld ook onderhandelingen over vrijmaking van de handel te openen met India, Zuid-Korea (een aantal) ASEAN-landen en een tiental Latijns-Amerikaanse landen.
1b. Bevorderen van concurrentie
Een sterke markt vraagt om een sterke overheid, die optreedt waar nodig. Het waarborgen van publieke belangen staat centraal in het ordeningsbeleid.
• Versterking mededingingstoezicht. Het wetsvoorstel tot aanpassing van de Mededingingswet is in 2006 aangenomen door de Tweede Kamer en thans in behandeling bij de Eerste Kamer. NMa krijgt de bevoegdheid om ook privé-woningen te doorzoeken en om boetes aan bestuurders op te leggen.
• Herziening aanbestedingsbeleid. Het wetsvoorstel voor een nieuwe Aanbestedingswet is in 2006 aangenomen door de Tweede Kamer en ter behandeling neergelegd bij de Eerste Kamer. PIANOo (Professioneel & Innovatief Aanbesteden netwerk voor Overheidsopdrachtgevers) heeft in 2006 haar plek verworven als ondersteunende dienst voor alle aanbestedende diensten.
EZ is in het bijzonder verantwoordelijk voor de netwerksectoren energie, telecom en post. Belangrijke resultaten in 2006:
• Grondroerdersregeling. De direct financiële schade van ongelukken met kabels en leidingen bij graafwerkzaamheden wordt op € 40 tot € 75 mln per jaar geschat. In 2006 is daarom de Wet ondergrondse netten aan de Tweede Kamer gezonden. Deze verplicht zorgvuldiger graven en informatie uitwisseling tussen de gravers en de kabel- en leidingbeheerder.
Energie (gas en elektriciteit):
• Wet onafhankelijk netbeheer. De Wet onafhankelijk netbeheer is door de Eerste Kamer aangenomen. Als gevolg van de Wet moeten de energiebedrijven het beheer van de hoogspanningsnetten van 110kV en hoger overdragen aan de landelijke netbeheerder TenneT. Het zogeheten «splitsingsgebod» van het wetsvoorstel treedt niet direct in werking, maar is aan voorwaarden gebonden.
• Afsluiten in de winter. Het afsluiten van de levering van elektriciteit en gas in de winter is verboden bij ministeriële regeling, die in december 2006 van kracht is geworden. De betrokken huishoudens moeten wel meewerken aan schuldsanering.
• 52 euro compensatie. Afnemers van elektriciteit – particulieren en kleine bedrijven met een eigen aansluiting – kregen een eenmalige tegemoetkoming van 52 euro in de energiekosten als gedeeltelijke compensatie voor de gestegen energiekosten en ter verbetering van de koopkracht.
• Gas- en elektriciteitsmarkt in Noordwest-Europa. Met de vijf ministers van de Noordwest-Europese energiemarkten zijn afspraken uitgewerkt, onder meer over leveringszekerheid met België en Frankrijk en samenwerking tussen netbeheerders voor goede benutting van interconnecties. Ook is besloten het forum te verbreden naar gas.
• Energievoorzieningszekerheid. Vanwege toenemende onzekerheid is het voorzieningszekerheidbeleid afgelopen jaar geïntensiveerd. Onder meer in de vorm van afspraken met diverse olieproducerende landen over energiesamenwerking, een gaspijpleiding tussen Nederland en het VK en een MoU tussen Gazprom en Gasunie. Op basis van de Visie Gasmarkt van maart 2006 is verder gewerkt aan het positioneren van Nederland als mondiaal knooppunt voor gas (gasrontonde).
Telecommunicatie
• Telecommunicatiewet. Het vorige kabinet heeft ingestemd met enkele wetswijzigingen die verband houden met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie (spam) naar rechtspersonen en het tegengaan van stilzwijgende verlenging van langdurige contracten in de consumentenmarkt. Verder is het wetsvoorstel inzake betaalde informatienummers in 2006 naar de Tweede Kamer gezonden, waardoor de consumenten beter wordt beschermd.
• Niet-regiogebonden netnummers. In 2006 zijn de 085- en de 091-reeks geïntroduceerd, waarvoor geografische gebondenheid niet vereist is zoals bij de huidige vaste telefoonnummers. Verder zijn korte telefoonnummers voor overheidcontactcentra en voor abonnee-informatiediensten geïntroduceerd.
• Signaal op digitaal. De overschakeling van analoge naar digitale ethertelevisie heeft plaatsgevonden in de nacht van 10 op 11 december 2006. Hiermee is ruimte gemaakt voor digitale televisie via de ether en wordt per jaar ongeveer € 11 mln aan kosten bespaard.
Post:
• Nieuwe postwet. De ministerraad heeft ingestemd met een wetsvoorstel om de Nederlandse postsector op 1 januari 2008 volledig te liberaliseren. Dit valt samen met de datum waarop de Duitse postmarkt wordt geliberaliseerd.
1c. Betere bescherming van de consument
De activiteiten met betrekking tot de vraagzijde van de markt richtten zich met name op het verbeteren van de kennis van consumenten van hun rechten en plichten, het verbeteren van de klachtenafhandeling en geschillenbeslechting en het ingrijpen bij inbreuken op het consumentenrecht. Bijvoorbeeld:
• Consumentenautoriteit. De Eerste Kamer heeft op 7 november de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) aangenomen. Daarbij is ook de Consumentenautoriteit opgericht. De Consumentenautoriteit heeft onder meer tot taak toezicht te houden op de naleving van het consumentenrecht, voor zover er collectieve belangen in het geding zijn.
• ConsuWijzer. Samen met de NMa en OPTA is in oktober 2006 gestart met het gezamenlijk informatieloket www.consuwijzer.nl dat consumenten en bedrijven meer kennis over hun rechten en plichten geeft.
• Gedragscode Reisaanbiedingen. Luchtvaartmaatschappijen en reisbureaus hebben een gedragscode opgesteld, waarbij EZ een faciliterende rol heeft gespeeld. Tarieven voor vliegtickets en reizen mogen alleen inclusief alle toeslagen worden vermeld, waarbij alle niet vermijdbare kosten inzichtelijk moeten zijn.
2. Stimuleren van vernieuwing en innovatie
Vernieuwing en innovatie dragen bij aan het concurrerend vermogen van Nederland. In 2006 zijn extra middelen voor publieke en publiekprivate R&D vrijgemaakt. Het Innovatieplatform bracht enkele toonaangevende adviezen uit, zoals de Kennisinvesterinsagenda 2006–2016 «Nederland, hét land van talenten». EZ stimuleerde innovatie op drie manieren:
a. meer innovatieve bedrijven
b. versterken van belangrijke innovatiegebieden
c. stimuleren van ontwikkeling en benutting ICT
2a. Meer innovatieve bedrijven
Hieronder volgen de belangrijkste instrumenten die EZ in 2006 heeft ingezet om bedrijven aan te zetten tot vernieuwing van hun producten, diensten en processen:
• WBSO. In 2006 is, evenals in 2005, de fiscale faciliteit voor onderzoeksactiviteiten met € 25 mln verhoogd. In 2006 zijn meer dan 2500 projecten ingediend gericht op het verbeteren van eigen productieprocessen (technisch onderzoek). Grotendeels door het MKB.
• Innovatievouchers en innovatieprestatiecontracten. Na een succesvolle proef in 2005 is in 2006 een regeling gestart die MKB-bedrijven vouchers beschikbaar stelt om kennis in te kopen bij kennisinstellingen. Alle 6000 beschikbare vouchers voor 2006 zijn vergeven. Ook is in november 2006 de IPC-regeling gelanceerd om MKB-ondernemers te stimuleren tot innovatie.
• TechnoPartner Seed-faciliteit. Het Actieprogramma TechnoPartner streeft naar meer starters die technologische kennis ontwikkelen en benutten. In 2006 zijn zes investeringsfondsen gehonoreerd met een totale omvang van € 46 mln. Daarnaast is er bijna € 12 mln aan krediet verstrekt aan 31 technostarters met behulp van het TechnoPartner Label.
• Rijksoctrooiwet. Door verbetering van de Rijksoctrooiwet is het aanvragen van octrooien makkelijker geworden voor MKB-bedrijven. De wijzigingen geven het midden- en kleinbedrijf meer rechtszekerheid en vergroten het bewustzijn van de voordelen van octrooien.
• Sociale innovatie. In juni 2006 werd het startsein gegeven voor de oprichting van het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie.
2b. Versterken van belangrijke innovatiegebieden
De sleutelgebieden aanpak is specifiek gericht op die sectoren, technologieën en netwerken waarin Nederland kan excelleren. Binnen de sleutelgebieden zijn in 2006 innovatieprogramma’s ontwikkeld, waarbij het bedrijfsleven zelf het voortouw heeft.
• Point One. Dit innovatieprogramma richt zich op nano-elektronica en embedded systemen. Het betreft een consortium met Philips, ASML, ASMI, en enkele MKB-bedrijven. Voor 2006 t/m 2009 is circa € 50 mln gereserveerd voor dit programma.
• Food & Nutrition Delta. Tot 2010 is hiervoor € 63 mln vrijgemaakt om van Nederland dé leidende innovatieregio voor voeding in Europa te maken.
Overige innovatie-instrumenten:
• Smart Mix. In samenwerking met OCW is via de Smart Mix in 2006 € 100 mln beschikbaar gesteld voor samenwerkingsprojecten tussen bedrijven en kennisinstellingen.
• Uitdagerskrediet. In aanvulling op de innovatieprogramma’s heeft EZ in 2006 € 12,2 mln uitgetrokken voor Nederlandse MKB-bedrijven die risicovolle innovatieprojecten gaan uitvoeren.
De Nederlandse economie kan nog in belangrijke mate profiteren van een betere benutting van ICT. Acties op het terrein van ICT in 2006:
• Maatschappelijke Sectoren & ICT. Het Actieprogramma doelt op slim gebruik van ICT-toepassingen om zo maatschappelijke vraagstukken aan te pakken in de sectoren onderwijs, mobiliteit, veiligheid en zorg. In 2006 zijn 16 projecten gestart.
• Breedband. Het Programma Grootschalige Leeromgeving Breedband is van start gegaan (interprovinciaal programma, gesteund door EZ). In het kader van Nederland BreedbandLand zijn 2 opschalingsprojecten afgerond en lopen 10 projecten.
• Locatiegebonden publieke dienstverlening. Met marktpartijen en gemeenten is een grootschalige proef uitgevoerd met het versturen van alarmberichten van de overheid via mobiele telefoon.
• Cybercrime. De aanpak van computercriminaliteit is verbeterd door de bestrijding onder te brengen in de Nationale Infrastructuur Bestrijding Cybercrime.
• Digibewust. Deze publiekscampagne, gelanceerd in februari 2006, informeert jongeren en het MKB over hoe om te gaan met de mogelijkheden en risico’s internet, e-mail, chatten, online betalen. Digibewust is een initiatief van KPN, TPG, Microsoft en EZ.
3. Versterken van het ondernemingsklimaat en ondernemerschap
Bedrijven zijn de (banen)motor van de economie. EZ heeft daarom in 2006 ingezet op:
a. meer ruimte voor ondernemerschap en het MKB
b. benutten van kansen in de regio
c. bevorderen internationaal ondernemerschap
3a. Meer ruimte voor ondernemerschap en het MKB
Meer ruimte betekent concreet: geen onnodige regeldruk, de juiste financieringsmogelijkheden en de aanwezigheid van kwalitatief goede ondernemers én werknemers. Enkele acties uit 2006:
• Starten BV. De regels voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (BV’s) zijn eenvoudiger en flexibeler geworden. Een wetsvoorstel hiertoe moet belemmerende regelgeving wegnemen. Zo wordt de eis van een minimum startkapitaal van € 18 000,- afgeschaft.
• Minder regeldruk. Doorlichting van vergunningenstelsels heeft aangetoond dat 42 % van de rijksvergunningen gereduceerd kan worden. In 22 gevallen wordt de Lex Silencio (automatische verstrekking) ingevoerd. Verder was er, naast de reductiedoelstelling van de administratieve lasten met 25%, een specifieke aanpak van voelbare regels (zoals via het Actieplan Detailhandel) en het verbeteren van de gemeentelijke dienstverlening. Het Bedrijvenloket.nl is formeel geopend in april 2006 en vormt de ingang voor alle ondernemers die informatie van de overheid nodig hebben.
• Kamers van Koophandel. Aan de Tweede Kamer is een wetswijziging op de Wet KvK’s 1997 aangeboden. De wijzigingen betreffen onder meer het verminderen van het aantal kamers en bestuursleden. Ook verandert de manier van samenwerken en wijzigingen in het toezicht. Hiermee zal de dienstverlening aan de ondernemer verbeteren.
• MKB-financiering. Via de Borgstellingsregeling MKB (BBMKB) stimuleert EZ banken om MKB-ers te helpen bij hun financiering. Wegens groot succes heeft EZ in het afgelopen jaar de BBMKB opgehoogd (van € 452,5 mln naar € 602,5 mln). Daarnaast is de Groeifaciliteit gestart. Dit instrument stimuleert banken en participatiemaatschappijen om meer risicovolle financiering aan te bieden aan snel groeiende MKB-bedrijven.
• Entrepreneurship Centers. Via de in 2006 gestarte Entrepreneurship Centers worden leerlingen en studenten geïnformeerd over de mogelijkheden van het ondernemerschap.
3b. Benutten van kansen in de regio
Clustering van specifieke, elkaar versterkende bedrijvigheid rond steden en in regio’s neemt in belang toe. EZ stimuleert die ontwikkeling door:
• Gebiedsgerichte economische programma’s: In 2006 is een start gemaakt met de uitvoering van Pieken in de Delta. In vijf gebieden zijn, in samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en regionale overheden, programma’s opgesteld. Er was € 25 mln beschikbaar. Er zijn 98 aanvragen ingediend ter waarde van € 60 mln.
• Structuurfondsen (NSR). Nederland ontvangt in de komende zeven jaar € 1,7 mld uit de Europese Structuurfondsen voor regionale ontwikkeling. Dit geld wordt geïnvesteerd in scholing, innovatie, ondernemerschap en de kwaliteit van de woon- en werkomgeving. Samen met de nationale middelen wordt zo circa € 3,5 mld geïnvesteerd in het bereiken van de Lissabondoelstellingen. Dit staat in het Nationaal Strategisch Referentiekader (NSR) uit 2006.
In 2006 zijn de handels- en investeringscontacten met het buitenland verder verstevigd. Nederland blijft een aantrekkelijk land voor buitenlandse investeerders. In 2006 heeft het kabinet ingezet op:
• Programma’s. Er zijn vier pilots gestart met meerjarige publiek-private krachtenbundeling op markten waarop Nederlandse ondernemers internationaal onderscheidend kunnen zijn: River Information System Yangzee rivier, waterzuiveringstechnologie voor Shanghai, verbreding Panamakanaal en havenontwikkeling en infrastructuur rondom Belgrado.
• Klachtenloket internationaal ondernemen. Door economische diplomatie wordt een oplossing geboden aan het Nederlandse bedrijfsleven bij hinder op buitenlandse markten. In totaal kwamen sinds 2005 93 aanmeldingen binnen. Het Crash Team heeft in 2006 14 zaken tot een oplossing weten te brengen.
• Bilaterale relaties. In 2006 zijn de economische relaties met de kandidaat-lidstaten en de nieuwe buren van de EU (Rusland, Oekraïne) versterkt. De centrale thema’s daarbij waren toetreding, handel en energie. Daarnaast is er bijzondere aandacht geweest voor India, China en Indonesië, onder meer door een betere coördinatie van de vele bedrijvenmissies naar die landen. In 2006 traden bovendien drie nieuwe investeringsbeschermings-overeenkomsten (IBO’s) in werking, met Cambodja, Armenië en Suriname. Met Saoedie-Arabië, Libië en Marokko lopen de IBO-onderhandelingen nog.
• Aqcuisitie. In 2006 zijn in totaal 113 investeringsprojecten gerealiseerd. Dat was één meer dan in recordjaar 2005. De belangrijkste investeerders komen uit Noord-Amerika, West-Europa en Japan. Het acquisitiebeleid heeft zich het afgelopen jaar meer gericht op het aantrekken van R&D gerelateerde bedrijven en op het aantrekken van bedrijven uit sterk opkomende markten zoals China, India en de Golfstaten.
Terugkijkend op 2006 is het beeld over de stand van de Nederlandse economie ronduit positief. Nederland klimt gestaag op diverse ranglijsten van concurrentiekracht en ondernemersklimaat. Toch was deze ontwikkeling aan het begin van 2006 lang geen vanzelfsprekendheid. De economie leek destijds al lange tijd tot stilstand te zijn gekomen. Inmiddels kan worden geconstateerd dat de economie groeit en de vooruitzichten gunstig zijn. De fundamenten lijken te zijn gelegd. Met onze open economie en een vergrijzende samenleving blijft versterking van het groeivermogen en de concurrentiekracht echter onverminderd de aandacht vragen. Dit wordt in het Coalitieakkoord van het nieuwe kabinet ook onderkent met de ambitie zoals verwoordt in «pijler 2»: een innovatieve, concurrerende, en ondernemende economie. In «pijler 3», duurzame leefomgeving, zijn eveneens forse ambities geformuleerd rond het thema duurzaamheid, met name op het energieterrein. EZ zal de komende jaren een stevige bijdrage leveren aan de invulling van die ambities.
1. GOED FUNCTIONERENDE ECONOMIE EN MARKTEN IN NEDERLAND EN EUROPA
Het functioneren van economie en markten in Nederland en Europa bevorderen
EZ heeft in 2006 onder meer de volgende acties uitgevoerd om de beleidsdoelstellingen van dit artikel te realiseren: het opstellen van het Voortgangsrapport van het Nationaal Hervormingsprogramma in het kader van de Lissabonstrategie, een nadere stap gezet naar een verbeterde interne markt voor diensten met een politiek akkoord op de Dienstenrichtlijn, voortgang geboekt ten aanzien van diverse wetgevingstrajecten zoals de Aanbestedingswet en de Mededingingswet, en het Strategisch Actieprogramma voor de consument uitgevoerd, waaronder het oprichten van de Consumentenautoriteit. Acties die in de komende jaren opvolging moeten krijgen om een duurzaam effect te hebben op de economie.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 1 Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 65 363 | 60 375 | 66 642 | 74 781 | 66 017 | 8 764 |
Programma-uitgaven | 25 481 | 19 196 | 19 433 | 26 114 | 22 133 | 3 981 |
Operationeel doel C: Optimale marktordening en mededinging bevorderen | ||||||
– Bijdrage aan het NMi | 21 379 | 14 800 | 14 370 | 14 631 | 14 425 | 206 |
– Raad van Deskundigen voor de Nationale Standaarden | 130 | 69 | 55 | 56 | 46 | 10 |
– Kenniscentrum aanbesteden | 659 | |||||
– Bijdrage diverse instituten | 1 499 | 1 711 | 934 | 2 404 | 1 294 | 1 110 |
Operationeel doel D: Positie van de consument versterken | ||||||
– Toezichthouder consumenten | 681 | 4 056 | 1 840 | 2 216 | ||
– Prijzenwet | 1 505 | 1 505 | ||||
Algemeen | ||||||
– Onderzoek en opdrachten DG Economische Politiek (DG EP) | 2 473 | 2 340 | 2 657 | 3 462 | 4 528 | – 1 066 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 276 | 77 | ||||
Apparaatuitgaven | 39 882 | 41 179 | 47 209 | 48 667 | 43 884 | 4 783 |
– Personeel DG EP | 6 334 | 6 188 | 8 179 | 7 574 | 7 969 | – 395 |
– Apparaatuitgaven NMa/Dte | 33 548 | 34 991 | 39 030 | 41 093 | 35 915 | 5 178 |
Uitgaven (totaal) | 67 297 | 60 691 | 64 481 | 66 933 | 66 052 | 881 |
Ontvangsten (totaal) | 120 364 | 10 778 | 107 583 | 147 204 | 69 919 | 77 285 |
– Ontvangsten NMa | 6 355 | 5 537 | 104 879 | 144 617 | 65 000 | 79 617 |
– Ontvangsten Dte | 641 | 4 231 | 2 695 | 2 576 | 4 719 | – 2 143 |
– Opbrengsten casino’s | 111 022 | |||||
– Opbrengst vergunning | 1 610 | 257 | ||||
– Ontvangsten NMi | 661 | 616 | ||||
– Diverse ontvangsten DG EP | 75 | 137 | 9 | 11 | 200 | – 189 |
Voor het afwikkelen van de bouwfraudezaken is tijdelijk extra capaciteit nodig geweest om de sanctiebesluiten binnen de verjaringstermijn af te kunnen ronden.
De ontvangsten NMa zijn hoger uitgevallen dan begroot door een aantal nieuw opgelegde boetes in de bouwfraudezaak.
2006 was het opstartjaar van de Consumentenautoriteit. De hogere uitgaven worden veroorzaakt doordat de beschikbare middelen voor de Consumentenautoriteit onvoldoende bleken om alle structurele kosten te dekken. Hiervoor zijn generaal middelen aan de EZ-begroting toegevoegd.
A. Structurele economische groei van Nederland bevorderen
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten/activiteiten | |
• Coördineren interdepartementale visie- en strategievorming economisch beleid. | ja |
• Bewaken voortgang Nationaal Hervormingsprogramma ter bevordering van duurzame en structurele economische groei. | ja |
• Opstellen voortgangsrapport van het Nationale Hervormingsprogramma Lissabon. | ja |
• Bestuurlijke en inhoudelijke contacten met het CBS en CPB. | ja |
De structurele economische groei hangt af van de structurele groei van de werkgelegenheid en de structurele groei van de arbeidsproductiviteit. In de Nederlandse economie wordt een hogere arbeidsparticipatie en groei van arbeidsproductiviteit steeds belangrijker, aangezien demografische ontwikkelingen (met name de veranderende leeftijdsopbouw van de bevolking) een negatieve invloed hebben op de groei van het arbeidsaanbod. De komende jaren hebben deze ontwikkelingen een negatieve invloed van circa 0,3 procent per jaar op de structurele economische groei van Nederland.
De structurele economische groei in Nederland in de periode 2002–2007 wordt door het CPB op gemiddeld 2 procent per jaar geraamd. De structuurversterkende beleidsmaatregelen die het Kabinet in 2006 heeft doorgevoerd, zoals de hervormingen in de sociale zekerheid, hebben bijgedragen aan de groei van het arbeidsaanbod met 0,5 procentpunt per jaar en daarmee een belangrijke bijdrage geleverd aan een hogere structurele economische groei. Volgens vergelijkbare OESO-cijfers (zie onderstaande tabel) doet Nederland het in internationaal perspectief in 2006 beter dan in 2005. In 2006 neemt de Nederlandse relatieve structurele groei een achtste plaats in.
Omdat in de vergrijzende, Nederlandse samenleving de groei van het arbeidsaanbod terugloopt blijft structuurversterkend beleid noodzakelijk om de lange termijn ambitie van een structurele economische groei van 2,5 procent per jaar mogelijk te maken en daarmee de stijgende trend, ook in vergelijking met de ons omringende landen, te behouden.
Indicatoren en streefwaarden | |||
Indicator | Streefwaarde | Realisatie | |
Waarde 2002–2007 | Waarde 2008–2011 | ||
Absolute structurele groei in Nederland | 2½%* | 2,0% | 2¼% |
Waarde 2004–2005 | Waarde 2005–2006 | ||
Relatieve structurele groei in Nederland | Top 5 EU-15 | Top 5 EU-15: | Top 5 EU-15: |
1. Luxemburg (4,0%) | 1. Griekenland (4,0%) | ||
2. Griekenland (3,8%) | 2. Luxemburg (3,7%) | ||
3. Spanje (3,3%) | 3. Spanje (3,2%) | ||
4. Finland (3,0%) | 4. Finland (3,0%) | ||
5. Verenigd Koninkrijk (2,8%) | 5. Zweden (2,9%) | ||
9. Nederland (2,0%) | 8. Nederland (2,0%) |
* Gebaseerd op 2% BBP groei per capita en bevolkingsgroei van ½%
Bron voor de absolute structurele groeicijfers: CPB, Economische Verkenning 2008–2011, september 2006.
Bron voor de relatieve structurele groeicijfers: OESO, Economic Outlook No 80 database, december 2006.
In het EZ jaarverslag 2005 zijn de OESO-cijfers gebruikt voor de absolute structurele groei, terwijl in het EZ jaarverslag 2006 de CPB-cijfers worden gebruikt, evenals in de begroting 2006. Dit verklaart dan ook het verschil in waarden en de gehanteerde periodes. De cijfers met betrekking tot de relatieve structurele groei wijken af van de cijfers die in het jaarverslag 2005 zijn gepresenteerd omdat deze laatste afkomstig zijn uit de eerdere versie van Economic Outlook van december 2005. Bovendien worden de cijfers over de voorgaande periodes regelmatig door het OESO geactualiseerd.
Opstellen Voortgangsrapport van het Nationale Hervormingsprogramma in het kader van de Lissabonstrategie
In oktober 2006 heeft Nederland het Voortgangsrapport van het Nationale Hervormingsprogramma (NHP) ingediend bij de Europese Commissie (Kamerstukken II, 2006–2007, 21 501–20, nr. 323), dat is voorbereid door de Centrale Economische Commissie (CEC). De Europese Commissie heeft op 13 december 2006 haar rapport opgesteld over de voortgang van de Lissabonstrategie, op basis van alle 25 Voortgangsrapporten van de lidstaten. Dit Voortgangsrapport zal worden besproken tijdens de Voorjaarsraad van 8–9 maart 2007. Algemeen beeld in het Voortgangsrapport is dat lidstaten goed op weg zijn met de implementatie van de hervormingsplannen en dat het hervormingsbeleid vruchten begint af te werpen, alhoewel prestaties variëren per lidstaat en per beleidsterrein. Voor het eerst heeft de Commissie ook landenspecifieke aanbevelingen gedaan. Het aantal aanbevelingen per lidstaat varieert van nul tot vijf, afhankelijk van de mate van voortgang. De Commissie is positief over het hervormingsbeleid in Nederland en beoordeelt de voortgang als goed. Nederland krijgt één landenspecifieke aanbeveling: een oproep om het arbeidsaanbod, met name van oudere werknemers, vrouwen en kwetsbare groepen te verbeteren. De CEC adviseert het Kabinet elk jaar over het Voortgangsrapport van de Commissie en geeft hiermee input voor het kabinetsstandpunt voor de Voorjaarsraad.
Bewaken voortgang Nationaal Hervormingsprogramma 2006
Hieronder worden de resultaten van een aantal voor EZ belangrijke actiepunten omschreven. Basis hiervoor is het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP), dat is verschenen in september 2005. In juli 2006 is een tweede Voortgangsrapportage Groeibrief aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 696, nr. 4) en in oktober het Voortgangsrapport NHP 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 21 501–20, nr. 323).
1. Activerende sociale zekerheid
Na de eerdere hervorming van de bijstand in 2004, is in januari 2006 met de invoering van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) de hervorming van het arbeidsongeschiktheidsstelsel voltooid. Daarnaast is in oktober 2006 de Werkloosheidswet op een aantal belangrijke punten herzien. Een andere belangrijke hervorming is de beperking van de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen per 1 januari 2006. Deze structurele hervormingen hebben tot doel om de sociale zekerheid te activeren, hetgeen van cruciaal belang is om de arbeidsparticipatie te stimuleren.
2. Kennis en innovatie (zie ook artikel 2)
In 2006 is begonnen met de uitvoering van het vernieuwde innovatie-instrumentarium. Dit omvat onder andere de geïntensiveerde fiscale faciliteiten Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), innovatievouchers en innovatieprestatiecontracten (IPC). De borgstellingregeling voor het MKB is eveneens geïntensiveerd waarmee de toegang van het MKB tot bankkrediet, vooral voor starters, wordt vergroot. De Smart Mix regeling, die de samenwerking van de bedrijven en onderzoeksinstellingen aan de grootschalige onderzoeksprojecten stimuleert, is in maart 2006 gepubliceerd. Ook zijn in het hoger onderwijs experimenten uitgezet rondom collegegelddifferentiatie, selectie aan de poort en open bestel.
3. Ondernemingsklimaat (zie ook artikel 3)
Op diverse beleidsterreinen zijn verschillende maatregelen genomen om het ondernemingsklimaat te verbeteren. Een belangrijk deel van deze maatregelen is gericht op het bevorderen van ondernemerschap, zoals de reductie van administratieve lasten, introductie van één loket voor starters en verkorten van de tijd die nodig is om een bedrijf op te richten, met bijzondere aandacht voor het MKB. Ook is het afgelopen jaar gewerkt aan de introductie van de wet «Werken aan Winst» per 1 januari 2007 met een lager Vpb-tarief (25,5%) als belangrijk onderdeel. Tevens is beoogd de concurrentie op goederen- en dienstenmarkt te bevorderen door de mededingingsautoriteiten (NMa, NZa) meer bevoegdheden te geven en de positie van de consument te versterken met de introductie van de Consumentenautoriteit. Een belangrijke hervorming binnen het ordeningsbeleid betreft tot slot de invoering van de nieuwe zorgverzekering in 2006.
B. Het goed functioneren van de Interne Markt bevorderen
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Raad voor Concurrentievermogen | ja |
• Klachtenloket SOLVIT | ja |
• Interdepartementale coördinatiestructuren | ja |
• Coördinatiecentrum staatssteun | ja |
Activiteiten | |
• Implementatie van het Communautaire Lissabon-programma | ja |
• Interne markt voor diensten, de dienstenrichtlijn | ja |
• Vervolg Groenboek arbeidsmigratie | ja |
• Nieuwe Financiële Perspectieven 2007–2013 | ja |
Raad voor Concurrentievermogen, waaronder de implementatie van het Communautaire Lissabon-programma
De Raad voor Concurrentievermogen neemt beslissingen over maatregelen die de concurrentiekracht van de Europese economie versterken. In 2006 is de Raad zeven keer bijeengekomen. Twee keer betrof het een informele raadsbijeenkomst. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de agenda van de Raad en de inzet van Nederland. Na elke Raad vindt verslaglegging aan de Tweede Kamer plaats. De meeste onderwerpen die in 2006 in de Raad aan de orde zijn gekomen hebben betrekking op het communautaire Lissabon-programma. Dit programma behelst maatregelen die de EU-lidstaten moeten treffen om de EU om te vormen tot een internationaal concurrerende kenniseconomie. In 2006 is duidelijke voortgang geboekt op belangrijke onderwerpen. Zo is een politiek akkoord bereikt inzake de Dienstenrichtlijn (Kamerstukken II, 2005–2006, 21 501-30, nr. 143) en het 7de Kaderprogramma als onderdeel van de vernieuwde EU-begroting (Kamerstukken II, 2006–2007, 21 501-30, nr. 153). Naast deze onderwerpen is de Europese Commissie in 2006 gestart met een brede review van de interne markt (Kamerstukken II, 2006–2007, 21 501-30, nr. 150). De eerste resultaten van de EU-review zullen in 2007 door de Commissie worden gepresenteerd. Ten behoeve van de Nederlandse standpuntbepaling ten aanzien van de review is het Ministerie van Economische Zaken eind 2006 gestart met een onderzoek naar de werking van de interne markt regelgeving in de praktijk in Nederland.
SOLVIT is het Europese netwerk voor het oplossen van problemen bij de toepassing van Europese interne markt regelgeving. In 2006 was het Nederlandse SOLVIT Centre, ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken, betrokken bij de behandeling van 62 grensoverschrijdende klachten, waarvan 39 vanuit Nederland tegen andere landen en 23 vanuit andere landen tegen Nederland (in heel Europa werden in deze periode 465 klachten behandeld). In ongeveer 65 procent van de gevallen leidde behandeling door het Nederlandse SOLVIT Centre tot een oplossing. In de andere gevallen slaagde de informele bemiddeling door SOLVIT er niet in om tot een oplossing te komen. De klagers zijn geattendeerd op de formele klachtenprocedure van de Commissie. Daarnaast werd het Nederlandse SOLVIT Centre circa 150 keer benaderd met klachten en vragen waarvoor inschakeling van het netwerk niet nodig of mogelijk was. Deze klachten werden hetzij zelfstandig afgedaan, hetzij doorverwezen.
Medio 2005 publiceerde de Europese Commissie het Staatssteun Actieplan met als ondertitel: «minder en beter gerichte staatsteun: een routekaart voor de hervorming van het staatsteunbeleid (2005–2009)». Hierin staan maatregelen om te komen tot een effectiever staatssteunbeleid. In 2006 zijn in dit kader onder meer de volgende initiatieven om advies voorgelegd aan de lidstaten: het nieuwe onderzoek-, ontwikkeling- en innovatiesteunkader, de nieuwe «de minimis» verordening (steun aan onderneming kleiner dan € 200 000 behoeft geen notificatie aan de Commissie) en de nieuwe risicokapitaalrichtlijnen van de Commissie. De voorzitter van het Interdepartementaal Staatsteun Overleg (ISO) heeft zitting in het comité dat de Commissie adviseert over staatssteunzaken. In 2006 is dit adviescomité regelmatig bijeen gekomen. Het voorzitterschap en het secretariaat van ISO zijn ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken. Dit geldt ook voor het Coördinatiecentrum Staatssteun. Dit centrum heeft zorg gedragen voor de EZ-notificaties richting de Commissie inzake de voornemens tot het verlenen van staatssteun.
Interne markt voor diensten, de Dienstenrichtlijn
Op 16 februari 2006 vond de eerste lezing van het Europese Parlement (EP) over de Dienstenrichtlijn plaats. Op basis van de amendementen van het EP heeft de Europese Commissie het voorstel van de Dienstenrichtlijn gewijzigd. Op 29 mei 2006 heeft de Raad voor Concurrentievermogen hierover politiek akkoord bereikt. In november 2006 ging het EP in tweede lezing akkoord met het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en op 11 december heeft de Raad de richtlijn formeel aangenomen. Hiermee is een grote stap gezet naar een verdere versterking van de interne markt. De richtlijn is tijdens het onderhandelingsproces regelmatig in de Tweede Kamer besproken (Kamerstukken II, diverse vergaderjaren, 21 501–30, zie onder andere de nummers 55, 66, 68, 75, 101, 107, 122, 128, 134, 142, 143 en 144 en 22 112, nr. 101). De Dienstenrichtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden als richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt. De implementatietermijn is drie jaar. Dit betekent dat op 28 december 2009 alle lidstaten moeten voldoen aan alle verplichtingen die voortvloeien uit deze richtlijn.
Vervolg Groenboek Arbeidsmigratie
In 2005 hield de Europese Commissie een consultatieronde aan de hand van een groenboek inzake «het beheer van economische migratie». In januari 2005 schreef het Kabinet aan de Tweede Kamer haar reactie hierop (Kamerstukken II, 2004–2005, 22 112, nr. 368). Op basis van deze consultatieronde presenteerde de Commissie in december 2005 haar beleidsplan «legale migratie». De Commissie komt in september 2007 met eerste voorstellen (kaderrichtlijn basisrechten arbeidsmigranten en richtlijn kennismigranten). Onder meer ter voorbereiding hierop heeft het Kabinet de Sociaal-Economische Raad (SER) in 2006 advies gevraagd over de toekomst van het arbeidsmigratiebeleid, inclusief de mogelijkheden van een EU aanpak. Begin 2007 komt de SER met zijn advies.
Nieuwe financiële perspectieven 2007–2013
Op basis van de uitkomst van de Europese Raad van december 2005 bereikten de lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie in mei 2006 een interinstitutioneel akkoord over het EU uitgavenkader tot en met 2013, waarin beleidsuitgaven voor concurrentiekracht en groei aan belang toenemen. Het akkoord maakte de weg vrij voor de tijdige besluitvorming over de rechtsgrondslag van voor EZ relevante programma’s op het terrein van structuur- en cohesiebeleid, onderzoek, innovatie en consumentenbeleid.
De prestatie-indicatoren die in de begroting 2006 zijn opgenomen, zijn gebaseerd op de Interne Markt Index uit het Score Bord Interne Markt van de Europese Commissie. In juli 2004 is de laatste versie van de Interne Markt Index verschenen. De Commissie heeft aangegeven geen Interne Markt Index meer te zullen uitbrengen, in de begroting van 2007 is deze dan ook niet meer opgenomen.
C. Optimale marktordening en mededinging bevorderen
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• NMa | ja |
• Wet- en regelgeving voor het bevorderen van de ordening en werking van en het toezicht op markten; | ja |
• Interdepartementale Commissie Marktordening | ja |
• Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken | ja |
• ENCORE | ja |
• Ondersteunen infrastructuur voor markttransparantie (Nederlands Normalisatie Instituut (NEN), Raad van Accreditatie (RvA) en Nederlands Meetinstituut (NMi)) | ja |
Activiteiten | |
• Materialiseren van wetgevingstrajecten voor het bevorderen van de ordening en werking van, alsmede het toezicht op markten, met name Mededingingswet, Aanbestedingswet, IJkwet, en Markt & Overheid-regelgeving | gedeeltelijk (zie per wet hieronder) |
• Bevorderen van meer concurrentie en betere dienstverlening in (semi-) publieke en hybride sectoren | ja |
• Bevorderen van meer concurrentie en betere service in dienstensectoren | ja |
• Kenniscentrum PIANOo | ja |
Interdepartementale Commissie Marktordening (ICM)
De Interdepartementale Commissie Marktordening is vanaf 1 augustus 2006 met de Commissie voor Economische Aangelegenheden samengevoegd onder de naam van de Commissie voor Economische Aangelegenheden (CEA).
Kenniscentrum voor Ordeningsvraagstukken (KCOV)
Het Kenniscentrum heeft in opdracht van het Kabinet in 2006 de volgende rapporten uitgebracht: Publieke belangen en Aandeelhouderschap (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 165, nr. 46) en Winstuitkering door maatschappelijke ondernemingen (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, nr. 38).
Economics Network for Competition and Regulation (ENCORE)
In 2006 hebben wederom internationaal gerenommeerde economen bijgedragen aan de activiteiten van ENCORE, waaronder het jaarcongres Consumers & Competition. ENCORE leverde een belangrijke bijdrage aan het EARIE congres (European Association for Research in Industrial Economics), ’s werelds grootste internationale congres op het gebied van de Industriële Organisatie.
Het wetsvoorstel tot aanpassing van de Mededingingswet naar aanleiding van de evaluatie van die wet is op 31 oktober 2006 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 071, nr. 1–3). Het wetsvoorstel is thans in behandeling in de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2006–2007, 30 071, A).
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet om oneerlijke concurrentie door overheden te voorkomen (Wet Markt & Overheid) is in februari 2006 aan de Raad van State voorgelegd voor advies. Het streven is om het wetsvoorstel voor 1 mei 2007 bij de Tweede Kamer in te dienen.
Aanbestedingswet/Kenniscentrum PIANOo
Op 20 september 2006 is het wetsvoorstel voor een nieuwe Aanbestedingswet aangenomen door de Tweede Kamer. Op 26 september 2006 is het wetsvoorstel ter behandeling neergelegd bij de Eerste Kamer.
In het tweede jaar na de oprichting heeft PIANOo (Professioneel & Innovatief Aanbesteden netwerk voor Overheidsopdrachtgevers) haar plek verworven als ondersteunende dienst voor alle aanbestedende diensten. PIANOo heeft via een portaalsite en op bijeenkomsten de kennis en ervaring over aanbesteden verspreid. Hiermee heeft PIANOo zich gericht op vergroting van de expertise over aanbestedingen bij aanbestedende diensten.
De nieuwe Metrologiewet, ter vervanging van de IJkwet, waarin verschillende Europese richtlijnen op metrologisch gebied zijn geïmplementeerd, is op 29 november 2006 grotendeels in werking getreden. Tevens is een aantal benodigde uitvoeringsbesluiten, zoals het Meetinstrumentenbesluit I en het Meetinstrumentenbesluit II tot stand gekomen en op dezelfde datum als de wet in werking getreden. De resterende uitvoeringsregelingen zijn op 1 februari 2007 van kracht geworden.
In 2006 is door EZ samen met het NMi Van Swinden Laboratorium deelgenomen aan de voorbereidingen van het zogenaamde iMERA-project. Hierin werken ministeries en standaarden-instituten van de EU-lidstaten samen aan de ontwikkeling van een EU-research programma op het gebied van de metrologie.
Meer concurrentie en betere dienstverlening in (semi-)publieke en hybride sectoren.
EZ heeft bijgedragen aan de (voorbereiding van) besluitvorming over de stelselherziening in de zorg, in het bijzonder over prijsliberalisering in de ziekenhuissector, verdere vormgeving en formalisering van het toezicht en het vergroten van de effectiviteit in de AWBZ zorg. In het hoger onderwijs wordt samen met OCW het experiment «Rendement en excellentie» voorbereid, dat gefinancierd wordt uit Fes-middelen (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 800 VIII, nr. 2). Voorts heeft EZ bijgedragen aan de totstandkoming van de kabinetsvisie op de woningmarkt (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 607, nr. 1).
Meer concurrentie en betere service in dienstensectoren
EZ heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het kabinetsstandpunt op het rapport van de Commissie Evaluatie Wet op het notarisambt, dat de Minister van Justitie in februari 2006 aan de Tweede Kamer heeft gezonden. Het Ministerie van Economische Zaken was tevens als adviserend lid betrokken bij deze commissie.
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
Concurrentie en de mate waarin overheidsbeleid concurrentie versterkt of beperkt* | Positie 5 | Positie 7 | Positie 4 | Positie 6 | Top-5 positie |
* Deze prestatie-indicator is een samengestelde indicator, opgebouwd uit 12 variabelen. Deze indicator zegt onder meer iets over de mate van effectiviteit van het mededingingsbeleid en de mate van concurrentie tussen bedrijven, de aanwezigheid van verstorende overheidssubsidies en de aanwezigheid van beleid met betrekking tot het aanbesteden door de overheid.
Nederland heeft bij gebruik van de meest recente data in 2006 een zesde positie behaald, achter Finland, Nieuw Zeeland, Denemarken, Ierland en de Verenigde Staten. Nederland scoort ongeveer gelijk aan de Verenigde Staten (en nagenoeg gelijk aan het Verenigd Koninkrijk, dat op een zevende positie staat). Ten opzichte van de vorige meting zijn er weinig veranderingen in de score van Nederland opgetreden. Een positieve uitzondering hierop is dat in de ogen van ondernemingen prijsregulering minder stringent is geworden. Sterke punten van Nederland zijn nog altijd de effectiviteit van mededingingswetgeving en de kwaliteit van regelgeving.
D. Positie van de consument versterken
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Wet handhaving consumentenbescherming | ja |
• Consumententoezichthouder | ja |
• Wet Oneerlijke Handelspraktijken | ja |
• Colportagewet | ja |
• Prijzenwet | ja |
• Bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot consumentenbescherming | ja |
• Informatieloket voor consumenten | ja |
• www.staiksterk.nl | ja |
Activiteiten | |
• Instellen Consumententoezichthouder | nee |
• Invoeren wetsvoorstel ter implementatie Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken | gedeeltelijk |
• Verbeteren werking geschillencommissies | ja |
Informatieloket voor consumenten
Samen met de NMa en OPTA is in oktober 2006 gestart met het gezamenlijk informatieloket,www.consuwijzer.nl. Dit loket is de opvolger vanwww.staiksterk.nl. Het loket is in de organisatie van de Consumentenautoriteit geplaatst en heeft in de periode van 4 oktober 2006 tot 1 januari 2007 ruim 16 000 consumenten van advies gediend (via telefoon en e-mail). De website van dit loket is in die periode door 160 000 bezoekers geraadpleegd. Ter promotie van ConsuWijzer is een communicatiecampagne gevoerd, die in 2007 een vervolg zal krijgen. Ook is een onderzoek gedaan naar de tevredenheid van consumenten tot 1 januari 2007 (nulmeting). ConsuWijzer heeft met tal van maatschappelijke organisaties en andere toezichthouders samenwerkingsprotocollen gesloten over het eventueel doorverwijzen van consumenten.
Instellen consumententoezichthouder
In 2006 is gestart met de voorbereidende operationele werkzaamheden voor de start van de Consumentenautoriteit. Deze ambtelijke dienst beschikt over 29 fte aan personeel, waarvan 8,5 fte voor de handhaving en toezicht op de geldende consumentenwet- en regelgeving. Na aanvaarding van de Wet handhaving consumentenbescherming (Kamerstukken II, 2004–2005, 30 411) in november 2006 beschikt de Consumentenautoriteit over eigen handhavings- en toezichtsinstrumenten. De wet is per 29 december 2006 in werking getreden. In het najaar van 2006 is namens de Staatssecretaris van Economische Zaken breed onder maatschappelijke organisaties, wetenschappers en andere betrokkenen geconsulteerd over de prioriteiten van de Consumentenautoriteit voor 2007.
Invoeren wetsvoorstel ter implementatie Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken
In 2006 is door de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Economische Zaken het wetsvoorstel inzake de implementatie van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken opgesteld. Dit wetsvoorstel is inmiddels ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 928). Het streven is de wet in 2007 in werking te laten treden.
Verbetering werking geschillencommissies
In 2006 is een twaalftal branches gefaciliteerd om, na overleg met de Consumentenbond, te komen tot een geschillencommissie onder de vlag van de Stichting Geschillencommissies. In de meeste gevallen zal dit begin 2007 tot de daadwerkelijke start van een geschillencommissie leiden.
Op 18 september 2006 is een gedragscode reisaanbiedingen aangeboden aan de Staatssecretaris van Economische Zaken. Deze code regelt dat zowel op het aspect van prijs als van beschikbaarheid van het aangeboden product meer transparantie voor de consument ontstaat. De code is tot stand gekomen na overleg tussen de Consumentenbond, de verschillende reisbrancheorganisaties en het Ministerie van Economische Zaken.
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
Transparantie en klanttevredenheid* | Positie 4 | Positie 8 | Positie 4 | Positie 7 | Top-5 positie |
* Deze prestatie-indicator is een samengestelde indicator, opgebouwd uit 20 variabelen. De indicator zegt onder meer iets over de algemene aspecten van transparantie en klanttevredenheid, tevredenheid over diensten van algemeen belang en de afhandeling van klachten bij diensten van algemeen belang.
De positie van Nederland is als volgt te verklaren. Nederland scoort in 2006 ongeveer gelijk aan Frankrijk (positie 6), terwijl Nederland is ingehaald door Denemarken, dat in de vorige meting bijna gelijk scoorde met Nederland. De verschillen tussen de landen zijn niet erg groot, hoewel deze tot verschuivingen in positie kunnen leiden. Wel moet geconstateerd worden dat Nederland op een aantal algemene variabelen wat minder goed gescoord heeft dan bij de vorige meting, zoals transparantie van financiële instellingen en mate van klantgerichtheid. Voor een aanzienlijk deel van de variabelen waren echter geen nieuwe data beschikbaar. Vanwege het feit dat de benodigde data minder vaak beschikbaar komen dan verwacht, vervalt deze presentatie-indicator en zal in de toekomst een andere indicator gehanteerd worden. De nieuwe indicator is geïntroduceerd in de begroting voor 2007.
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Soort onderzoek | Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats |
Beleidsdoorlichting | Structurele economischegroei van Nederland bevorderen | A | 2006 | 2007 | |
Beleidsdoorlichting | Optimale marktordening en mededinging bevorderen | C | 2006 | 2007 | |
Beleidsdoorlichting | Positie van de consument versterken | D | 2006 | 2007 | |
Effectevaluatie | NMi* | C | 2011 | 2 012 | |
Effectevaluatie | Encore | C | 2005 | 2005 | www.ez.nl |
Overige evaluatieonderzoek | Winkeltijdenwet** | C | 2005 | 2006 | Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, 8 |
Overige evaluatieonderzoek | Waarborgwet | C | 2006 | 2007 |
* De evaluatie van het NMi, die in de begroting 2006 gepland stond voor 2006/2007, schuift in verband met de nieuwe Metrologiewet door naar 2012, wanneer de wet vijf jaar in werking is.
** Het onderzoeksrapport Evaluatie Winkeltijdenwet is in oktober 2006 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, 8). In 2007 zal hier verder vervolg aan gegeven worden.
Om duurzame economische groei te realiseren werkt EZ aan een sterk innovatievermogen van de Nederlandse economie.
Innovatie is een sleutelfactor voor het realiseren van duurzame economische groei. De instrumenten onder artikel 2 dragen bij aan een duurzame economische groei door het versterken van de innovatiekracht van de Nederlandse economie op het gebied van kennis, technologie, arbeid en innovatieve starters.
In 2006 is het financieel instrumentarium vernieuwd. Dit brengt de Lissabondoelstelling om 3% van het Nederlandse bruto binnenlands product aan R&D te besteden, een stap dichterbij.1
Het Innovatieplatform (IP) is ook in 2006 belangrijk gebleken voor onze kenniseconomie. Het heeft er (mede) voor gezorgd dat het onderwerp innovatie hoog op de politieke agenda is gebleven. Vanuit het IP is een brede visie neergelegd op de kenniseconomie en een aantal toonaangevende adviezen uitgebracht, waarvan de Kennisinvesteringsagenda (KIA) de meest prominente is.2
Beoordeling innovatiepositie van Nederland
In onderstaande tabel zijn drie indicatoren opgenomen die een indruk geven van kenniscreatie en innovatietoepassing binnen de Nederlandse economie.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde(Begroting 2006) | |||
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004 | |
Omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten in de industrie als % van de totale omzet van de industrie* | NL: 21% (9e plaats in EU-15)EU-15: 30% | NL: 14%EU-15: niet beschikbaar | NL: 14% (13e plaats in EU-15, 18e plaats in EU-25)EU-15: 19%EU-25: 19% | 2006: 8e positie in de EU2010: top 5 van de EU |
Omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten in de diensten als % van de totale omzet van de diensten** | NL: 9% (13e plaats in EU-15)EU-15: 19% | NL: 3%EU-15: niet beschikbaar | NL: 5% EU-15/EU-25: nog niet beschikbaar | 2006: 10e positie in de EU2010: top 5 van de EU |
Aantal aangevraagde Europese octrooien, per miljoen personen van de beroepsbevolking*** | NL: 482 (4e plaats in EU-15/EU-25)EU-15 : 350EU-25: 296 | NL: 472 (4e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 338EU-25: 286 | NL: 386 (5e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 300EU-25: 255 | Handhaven positie in top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database) en CBS, Ierland ontbreekt in de EU-15 cijfers over 2000. Slovenië ontbreekt (nog) in de cijfers voor de industrie over 2004.
** Bron: Eurostat (database) en CBS, Ierland ontbreekt in de EU-15 cijfers over 2000. EU-15/EU-25 cijfers over 2004 zijn nog niet voldoende beschikbaar (voor een aanzienlijk aantal landen ontbreken de cijfers over 2004 nog voor de diensten).
*** Bron: Eurostat (database); 2003 is het meest recente jaar waarover volledige gegevens beschikbaar zijn. Voor 2004 is nog geen volledige informatie beschikbaar bij Eurostat (situatie eind februari 2007). De hier gepresenteerde cijfers vormen derhalve een onderschatting van het totaal aantal aangevraagde Europese octrooien betrekking hebbend op 2004. De onderschatting geldt voor alle landen naar verwachting in ongeveer dezelfde mate. De vijfde positie van Nederland binnen de EU-25 op basis van de nu bekende aantallen voor 2004 is daarom informatief.
Bij het aantal aangevraagde Europese octrooien scoort Nederland vrij goed. Nederland voldoet hier aan de ambitie die voor deze indicator is geformuleerd: een positie in de top 5 van de EU. Dit staat in contrast met de matige score van Nederland bij het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten in de industrie en de diensten, waar Nederland nog aanzienlijk achterblijft bij het EU-gemiddelde. Hieruit blijkt dat Nederland goed is in het ontwikkelen van kennis, maar laag scoort als het gaat om commerciële toepassingen van die kennis.
De internationale statistieken, zoals Eurostat, lopen circa 2 jaar achter. Informatie uit de Europese innovatie-enquête (Community Innovation Survey) over het jaar 2004 is inmiddels vrij volledig beschikbaar voor de industrie, maar de uitkomsten voor de diensten ontbreken nog voor een substantieel aantal landen. Hierdoor kan Nederland bij het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten in de diensten nog niet vergeleken worden met het EU-15 en EU-25 gemiddelde. Ook kan de positie van Nederland binnen een ranglijst van EU-landen nog niet precies worden bepaald bij die indicator. Op basis van de cijfers voor de landen waarvoor wel cijfers beschikbaar zijn, kan echter worden geconcludeerd dat Nederland laag scoort. Zo blijft Nederland met een omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten in de diensten van 5% sterk achter bij het gemiddelde van 8% in de zeventien EU-25 landen waarvoor de cijfers al beschikbaar zijn.
In het European Innovation Scoreboard van de Europese Commissie worden landen met elkaar vergeleken op een groot aantal indicatoren. Hieruit wordt een samengestelde innovatie-index samengesteld. Op de ranglijst voor die index neemt Nederland in de laatste editie van het European Innovation Scoreboard (editie 2006, gepubliceerd in februari 2007) een zevende plaats in binnen de EU-25. Die positie is gelijk gebleven ten opzichte van de score in de vorige editie (editie 2005), toen Nederland zijn positie verbeterde van een 8e naar een 7e positie binnen de EU-25. Nederland scoort nog altijd goed bij onder andere het aantal octrooien, de omvang van publieke R&D-uitgaven en de deelname aan levenslang leren. Daarentegen blijft Nederland aanzienlijk achter in vergelijking met andere landen bij onder andere de private R&D-uitgaven, het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten en het aantal afgestudeerden in wetenschap en technologie.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 500 411 | 713 097 | 420 209 | 636 937 | 540 670 | 96 267 |
Programma-uitgaven | 444 215 | 653 548 | 368 634 | 570 666 | 490 369 | 80 297 |
Operationeel doel B: Meer starters die technologische kennis ontwikkelen en benutten | ||||||
– TechnoPartner algemeen | 200 | 1 832 | 1 250 | 582 | ||
– Subsidieregeling Kennisexploitatie | 9 730 | 3 098 | 15 998 | 6 490 | 7 270 | – 780 |
– Seed-faciliteit | 20 600 | 23 000 | 24 000 | – 1 000 | ||
Operationeel doel C: Meer toepassing van kennis in het MKB | ||||||
– Bijdrage aan Syntens | 35 028 | 34 442 | 11 373 | 53 943 | 31 981 | 21 962 |
– SKO en SKB / Kennisoverdracht | 7 226 | 9 543 | 4 067 | 2 | 7 000 | – 6 998 |
– Innovatievouchers/IPC’s | 11 313 | 33 715 | 31 579 | 2 136 | ||
Operationeel doel D: Meer ontwikkeling en benutting van Technologische kennis door bedrijven | ||||||
– Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten | 132 209 | 111 458 | 97 851 | 35 836 | 66 830 | – 30 994 |
– Kredietregeling IS | 27 778 | – 27 778 | ||||
– Uitdagersfaciliteit | 5 227 | 5 227 | ||||
– BTS opkomende markten | 5 906 | 6 056 | – 150 | |||
Operationeel doel E: Versterken kennisbasis door samenwerking van bedrijven en kennisinstellingen | ||||||
– Bijdrage aan TNO | 31 120 | 30 814 | 28 634 | 28 488 | 27 966 | 522 |
– Bijdrage aan Technologische Topinstituten | 32 109 | 31 747 | 28 567 | 30 819 | 29 089 | 1 730 |
– Bijdrage aan STW | 19 478 | 19 462 | 19 548 | 8 609 | 19 238 | – 10 629 |
– Innovatiegerichte onderzoeksprogramma’s | 16 919 | 11 566 | 16 739 | 19 678 | 17 803 | 1 875 |
– Kennisimpuls actielijn 1 | 150 | 152 | 152 | |||
– Besluit subsidies investering kennisinfrastructuur (Bsik) | 263 200 | |||||
– Bijdrage aan NIVR (inclusief Revolving Fund) | 3 949 | 7 430 | 4 098 | 5 619 | 9 100 | – 3 481 |
– Bijdrage aan NLR | 2 092 | 3 936 | 2 171 | 3 178 | 2 138 | 1 040 |
– Bijdrage aan Marin | 2 552 | 3 505 | 2 348 | 2 406 | 2 400 | 6 |
– Bijdrage aan WL/Hydrolics | 1 686 | 2 316 | 1 551 | 1 587 | 1 504 | 83 |
– Bijdrage aan overige instituten | 180 | 180 | 200 | – 20 | ||
– Holst Centre | 12 500 | 47 500 | 20 000 | 27 500 | ||
– Micro-elektronicastimulering | 47 861 | 49 261 | 45 471 | 42 596 | 43 102 | 506 |
– ICT-kennis en -innovatie | 13 216 | 5 263 | 837 | 1 770 | – 1 770 | |
– InnoWATOR | 5 000 | 5 000 | ||||
– Food and Nutrition Delta | 10 426 | 10 426 | ||||
– Point One | 19 856 | 19 856 | ||||
– Actieplan Life Sciences / Biopartner | 141 | 3 174 | 3 174 | |||
– Scheidingstechnologie | 367 | 367 | ||||
– Creative Challenge Call | 2 964 | 2 964 | ||||
– Katalyse | 179 | 73 | – 73 | |||
– Smart Mix | 500 | 35 000 | – 34 500 | |||
– Internationale ruimtevaart | 54 716 | 38 907 | 33 021 | 91 645 | 46 988 | 44 657 |
– Civiele luchtvaartontwikkeling | 4 322 | 3 600 | 1 802 | 4 990 | 4 990 | |
– Luchtvaartkredietregeling | 70 000 | 70 000 | ||||
– Pilots sleutelgebieden | 20 000 | – 20 000 | ||||
– Projectdirectie Innovatieprogramma’s | 55 | 55 | ||||
– Actieplan beta-techniek/Casimir | 1 000 | |||||
– Diversen technologische vernieuwing (incl. STT) | 22 722 | 12 052 | 134 | 37 | 37 | |
– Technologie en Samenleving | 19 | |||||
– Overige regelingen milieutechnologie | 768 | |||||
Algemeen | ||||||
– Onderzoek innovatie | 4 477 | 3 782 | 2 511 | 2 191 | 4 444 | – 2 253 |
– Voorzitterschap EU en Eureka | 1 | 601 | 236 | |||
– Beleidsexperimenten innovatie | 2 034 | 7 546 | 5 414 | 2 697 | 5 810 | – 3 113 |
Apparaatuitgaven | 56 196 | 59 549 | 51 575 | 66 271 | 50 301 | 15 970 |
– Personeel innovatie | 11 330 | 8 434 | 8 443 | 8 533 | 8 257 | 276 |
– Bijdrage aan Octrooicentrum Nederland | 16 824 | 14 452 | 11 755 | 16 910 | 14 114 | 2 796 |
– Bijdrage aan WIPO via Octrooicentrum Nederland | 320 | 326 | 325 | 346 | – 21 | |
– Bijdrage Pensioenen Europees Octrooibureau | 1 891 | 2 206 | 2 664 | 2 931 | 3 123 | – 192 |
– Uitgaven TWA-netwerk | 2 274 | 2 373 | 2 454 | 3 057 | 3 082 | – 25 |
– Bijdrage DGOI aan agentschappen | 23 749 | 31 644 | 25 839 | 34 416 | 20 607 | 13 809 |
– Adviesraad WT en Eureka-secretariaat | 128 | 120 | 94 | 99 | 772 | – 673 |
Uitgaven (totaal) | 523 666 | 526 026 | 498 545 | 502 416 | 559 934 | – 57 518 |
Ontvangsten (totaal) | 183 689 | 166 574 | 106 665 | 149 174 | 182 882 | – 33 708 |
– Terugontvangsten Senter | 1 008 | 547 | 472 | 2 905 | 2 905 | |
– Ontvangsten Rijksoctrooiwet | 27 474 | 23 930 | 28 197 | 27 076 | 25 412 | 1 664 |
– Diverse ontvangsten OCNL | 2 252 | 2 252 | ||||
– Ontvangsten TOP | 54 026 | 39 363 | 8 879 | 13 100 | 18 802 | – 5 702 |
– Ontvangsten uit het Fes | 80 792 | 67 068 | 61 998 | 98 371 | 130 100 | – 31 729 |
– Ontvangsten EET | 13 072 | 11 509 | 6 645 | 2 985 | 6 980 | – 3 995 |
– Diverse ontvangsten innovatie | 7 317 | 24 157 | 474 | 2 485 | 1 588 | 897 |
De opdrachtverlening 2006 kon eind 2005 niet meer worden afgerond, zodat de opdracht in 2006 moest worden verstrekt.
De SKO-regeling is eind 2005 stopgezet. De beschikbare middelen in 2006 zijn ingezet voor de Innovatievouchers.
Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten
In het kader van de programmatische aanpak zijn de middelen voor het IS-instrument gedeeltelijk overgeboekt naar Point One boegbeeld (€ 21 mln) en gebruikt ter financiering van diverse andere innovatieprogramma’s (circa € 10 mln).
In het kader van een eerdere ombuigingsoperatie heeft EZ een deel van de IS-middelen omgezet in een kredietfaciliteit. Deze middelen zijn ten dele opgegaan in de kredietfaciliteit voor luchtvaartindustrie (€ 15,5 mln) en de uitdagerskredietfaciliteit (€ 9,8 mln).
De committering aan STW voor 2007 bestaat uit 2 delen: het zogenaamde Open Technologie Programma en een deel dat gericht is op innovatie voor EZ. Over het laatste deel was EZ eind 2006 nog in overleg met het STW, zodat committering niet meer kon plaatsvinden.
De mutatie bij het Holstcentrum wordt verklaard uit € 12 mln Fes-middelen die zijn doorgeschoven van 2005 naar 2006 en voor het overige deel uit de aanloopmiddelen Smart Mix die zijn aangewend ter financiering van het centrum (zie mutatie Smart Mix).
In 2006 is het innovatieprogramma Water van start gegaan. Als onderdeel van dit programma is de tenderregeling Innowator gestart, waarvoor in 2006 voor € 5 mln aan projecten is gehonoreerd.
In 2006 is gestart met de nieuwe innovatieprogramma’s. Voor het programma Food and Nutrition Delta is in totaal € 63,5 mln gereserveerd, waarvan in 2006 € 10,4 mln is gecommitteerd.
Point One is het nieuwe innovatieprogramma op het gebied van nano-elektronica en embedded systems. Hiervoor is in totaal € 100 mln gereserveerd, waarvan in 2006 € 20 mln is toegezegd.
De aanloopmiddelen voor de Smart Mix 2005 (€ 34,8 mln) zijn doorgeschoven naar 2006. De middelen zijn voor een groot deel ingezet voor het Holst centrum. In 2006 betreft dit € 18,4 mln. Het restant van deze middelen zal met name in 2008 worden gecommitteerd.
De realisatie is hoger dan geraamd bij ontwerpbegroting. De reden hiervoor is dat het kabinet heeft geconstateerd dat de in Nederland opgebouwde kennis en ervaring op het gebied van ruimtevaart in het gedrang dreigde te komen. Daarom is besloten het voor internationale ruimtevaart beschikbare budget met dit bedrag op te hogen.
Civiele luchtvaartontwikkeling.
In 2006 is € 5 mln verplichtingenbudget uit 2007 naar voren gehaald, zodat committeringen voor de CVO-regeling in 2006 kunnen worden verricht in plaats van in 2007.
Zoals aangekondigd in de brief met betrekking tot het Nederlandse luchtvaartcluster aan de Tweede Kamer van januari 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 25 820, nr. 13), is de CVO-regeling opnieuw opengesteld om kredieten te verstrekken, die het voor het luchtvaartcluster mogelijk maken om deel te nemen aan internationale vliegtuigontwikkelingsprogramma’s. Met uit latere jaren naar voren gehaalde verplichtingenruimte is het grote aantal verwachte kredietaanvragen in het eerste jaar opgevangen.
De gereserveerde middelen op dit instrument zijn ingezet voor de Creative Challenge Call (€ 8 mln) en ter financiering van de verschillende innovatieprogramma’s (€ 12 mln).
Bijdrage DGOI aan agentschappen
De hogere aangegane verplichting in 2006 aan agentschap SenterNovem wordt vooral veroorzaakt doordat in 2006 een aantal nieuwe opdrachten is verstrekt. Het gaat voornamelijk om de uitvoering de WBSO in 2006 en 2007 (circa € 5 mln) en de uitvoering van enkele de innovatieprogramma’s (circa € 6,5 mln).
De terugbetalingen op de TOP-regeling zijn onzeker omdat het succes van projecten moeilijk te voorspellen is. Vanwege tegenvallende ontvangsten is bij 2e suppletore de raming neerwaarts bijgesteld.
Uit het FES is ca. € 32 mln minder opgevraagd dan oorspronkelijk geraamd. Bij de nieuwe innovatie-instrumenten (onder andere vouchers, innovatie-prestatiecontracten, creative challenge call, smart mix en de nieuwe innovatieprogramma’s) wordt dat verklaard door een langzamere start dan verwacht. Alleen bij het Holst centre was de liquiditeitsbehoefte hoger dan geraamd (€ 6,5 mln). Voor de lopende programma’s (o.a. BSIK, IS-regeling, kennisimpuls) is minder FES-geld opgevraagd, omdat deze projecten in 2006 veelal een langzamere uitfinanciering hadden dan waarmee in de begroting rekening was gehouden.
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Deelname aan internationale organisaties | ja |
• Infrastructuur | ja |
• Belangrijkste wetgeving | ja |
Activiteiten | |
• Rijksoctrooiwet 1995 | ja |
• Kosten van octrooiering | ja |
• Beneluxverdrag merken/modellen/tekeningen | ja |
• Europees merken en modellenrecht | ja |
• Europees octrooisysteem | ja |
• EG-verordening voor dwanglicenties ivm productie geneesmiddelen voor derde wereldlanden | ja |
Rijksoctrooiwet 1995 (ROW 1995) en de kosten van octrooiering
De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft op 28 juni 2006 aan de Tweede Kamer de Beleidsvisie Octrooibeleid en MKB Octrooibeleid (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 635, nr. 1) gestuurd. Enkele actiepunten:
– vanaf juli 2006 wordt voor alle 20 jarige octrooien die worden aangevraagd een schriftelijke opinie (written opinion) toegevoegd aan het nieuwheidsonderzoek;
– met de Orde van Octrooigemachtigden is het Convenant Versterking Gebruik Octrooisysteem gesloten om de bekendheid met het octrooisysteem bij potentiële gebruikers en het gebruik van octrooigemachtigden te vergroten;
– een voorstel tot wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 is in 2006 voor advies gezonden aan de Raad van State. De wijzigingen moeten leiden tot meer rechtszekerheid, lagere kosten en een groter bewustzijn van de voordelen van octrooien bij het midden- en kleinbedrijf. De aanpassingen volgen op een evaluatie naar het functioneren van die wet.
Benelux-Verdrag betreffende merken, modellen en tekeningen en het Europees merken- en modellenrecht
Per 1 september 2006 is het Beneluxverdrag inzake het Intellectuele Eigendom (merken, tekeningen en modellen) in werking getreden. Dit verdrag is in de plaats gekomen van de verdragen, wetten en wijzigingsprotocollen inzake Benelux merken en tekeningen of modellen. Dit heeft de systematiek en overzichtelijkheid van dit rechtsgebied bevordert. De in het Verdrag bepaalde instelling van het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom, dit ter vervanging van het Benelux Merkenbureau en het Benelux Bureau voor Tekeningen of Modellen, heeft inmiddels plaatsgevonden.
Nederland ratificeerde op 4 oktober 2006 het zogeheten Vertalingenprotocol bij het Europees octrooiverdrag en de herziening van het Europees Octrooiverdrag. Hierdoor zullen de vertalingskosten bij de verkrijging van Europese octrooien worden verlaagd. De herziening van het Europees Octrooiverdrag treedt op 13 december 2007 in werking.
EG-Verordening voor dwanglicenties in verband met de productie van geneesmiddelen voor derde-wereldlanden
In 2006 is een EG-Verordening voor dwanglicenties tot stand gekomen die de productie van geneesmiddelen voor derde-wereldlanden regelt.
Prestatiegegevens | ||||
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2006) | |||
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004 | |
Aandeel van innovatieve bedrijven dat de laatste drie jaar één of meer octrooien heeft aangevraagd; industrie* | NL: 19% (8e plaats in EU-15)EU-15: 20% | NL en EU-15: niet beschikbaar | NL: 20%(7e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 22%EU-25: 20% | Op korte en middellange termijn: handhaven van positie rond EU-15 gemiddelde |
Aandeel van innovatieve bedrijven dat de laatste drie jaar één of meer octrooien heeft aangevraagd; diensten** | NL: 10% (7e plaats in EU-15)EU-15: 11% | NL en EU-15: niet beschikbaar | NL: 9%EU-15/EU-25: nog niet beschikbaar | Op korte en middellange termijn: handhaven van positie rond EU-15 gemiddelde |
* Bron: Eurostat (database) en CBS. In de EU-15 cijfers over 2004 ontbreken Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. In de EU-25 cijfers over 2004 ontbreken ook Letland en Slovenië. Voor de EU-cijfers over 2004 geldt verder dat vanwege de beschikbare data is uitgegaan van het aandeel van innoverende bedrijven (= bedrijven met innovatie-activiteiten) in plaats van het aandeel van innovatieve bedrijven (= bedrijven met gerealiseerde innovaties).
** Bron: Eurostat (database) en CBS. EU-15/EU-25 cijfers over 2004 zijn nog niet voldoende beschikbaar (voor een aanzienlijk aantal landen ontbreken de cijfers over 2004 nog voor de diensten).
B. Meer starters die technologische kennis ontwikkelen en benutten
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Actieprogramma TechnoPartner | ja |
Activiteiten | |
• Internationalisering | ja |
– TechnoPartner Seed-faciliteit: Er zijn in 2006 10 fondsaanvragen gedaan. Hiervan zijn zes fondsen gehonoreerd met een totale omvang van € 46 mln. In totaal wordt hieraan door TechnoPartner € 23 mln bijgedragen. Daarmee zijn negen investeringsdeals gesloten voor in totaal bijna € 3,5 mln.
– TechnoPartner Subsidieregeling Kennisexploitatie (SKE): Sinds de lancering van de SKE-regeling zijn tot 1 november 2006 tien projectvoorstellen gehonoreerd. De totale projectkosten bedragen ruim € 45 mln. TechnoPartner heeft hieraan € 21,5 mln bijgedragen.
– Technopartnerlabel: In 2006 is door banken bijna € 12 mln aan krediet verstrekt aan 31 technostarters met behulp van het Label.
– TechnoPartnerplatform: In 2006 heeft TechnoPartner samen met de Kamer van Koophandel en de NOVU speciaal voor technostarters spreekuren georganiseerd voor vragen over onderwerpen als kennisbescherming, techniek, marketing en ondernemingsplan.
– TechnoPartner Academy: De doelstelling om deze Academy in september 2006 te openen is niet gerealiseerd. Er wordt gewerkt aan een herziene opleiding die in het 2e kwartaal van 2007 kan starten.
– Internationalisering: Een hoogtepunt van de handelsmissie naar China onder leiding van de Staatssecretaris van Economische Zaken was de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst met de Vice Minister of Science and Technology van China. Hierin verklaren beide partijen dat zij actief zullen samenwerken om het voor innovatieve starters en mkb-bedrijven mogelijk te maken elkaars markt te betreden. Een ander resultaat van de missie is de lancering van een co-incubatie pilot tussen de Shanghai Yangpu Business Incubator en het Nederlandse TechnoPartner SKE-netwerk TechnoSprint.
Kansenzone:
In 2006 is het convenant kansenzones afgesloten tussen EZ, de deelnemende Technische Universiteiten en de deelnemende gemeenten. Binnen de kansenzone is een zogenaamde formulemanager aangesteld: een persoon die de bedrijven helpt bij de opbouw en groei door er voor te zorgen dat de ondernemer snel geholpen wordt met zijn vragen op het vlak van regelingen, subsidies en vergunningen. In een seminar is door de Immigratie- en Naturalisatiedienst met de formulemanagers afgesproken dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning door buitenlandse studenten – die een bedrijf in de kansenzones willen beginnen – versneld kan worden afgehandeld.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2006) | |||
2004 | 2005 | 2006 | ||
Effectindicator | ||||
Totale door technostarters gerealiseerde omzet | € 1,3 mld | € 1,5 mld | Beschikbaar najaar 2007 | € 2,65 mld in 2010 |
Prestatie-indicator | ||||
Totale omzet van de door het Technopartner- programma ondersteunde technostarters | € 0 mln | Niet beschikbaar | Niet beschikbaar | € 450 mln in 2010 |
C. Meer toepassing van kennis in het MKB
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Innovatievouchers | ja |
• Innovatieprestatiecontracten | ja |
• Syntens | ja |
• Small Business Innovation Research (SBIR) | ja |
• CIC-uitstralingsprogramma | ja |
• Innovatie octrooi-informatie | ja |
Activiteiten | |
• Vouchers en IPC’s | ja |
• Charter Intellectual Property Rights | nee, gedeeltelijk |
• Universitair octrooibeleid | ja |
Innovatievouchers en Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)
Na 3 pilots in 2004 en 2005 is de subsidieregeling Innovatievouchers gepubliceerd, op basis waarvan in 2006 6000 vouchers ter beschikking zijn gesteld; 3000 vouchers van € 2 500,- zonder een eigen bijdrage van de ondernemer (kleine voucher) en 3000 vouchers van € 7 500,- met een eigen bijdrage van de ondernemer (de grote voucher).
Ook zijn in 2006 zeven pilots IPC’s (HME, FME, Creative Industrie, Nuenen, Metaalunie, VMRG, Bouw) tot stand gekomen. De ervaringen hiermee hebben in november 2006 geleid tot de subsidieregeling Innovatieprestatiecontracten.
Syntens heeft in 2006 beter gepresteerd dan in 2005. Het aantal beloofde Innovatie Actie Plannen (IAP’s) is gehaald (1609 bij streefwaarde 1600) en het aantal Direct Declarabele Uren (DDU’s) per € 1 mln basissubsidie voor MKB’ers is gestegen (7713 bij streefwaarde 7425) door het verbeteren van de werkmethodiek. Alleen de target van de klanttevredenheid is net niet gehaald (7,9 bij streefwaarde 8,0). In 2006 heeft Syntens haar efficiency verhoogd door een betere afstemming met andere partijen zoals SenterNovem, OCNL en de Kamers van Koophandel. Hierdoor kan Syntens doelgerichter en efficiënter handelen richting de MKB’er.
Small Business Innovation Research-programma (SBIR)
In 2006 is een interdepartementaal pilotprogramma bij LNV, Defensie en Verkeer & Waterstaat gestart. In totaal lopen er nu 6 SBIR pilots bij deze departementen (inclusief EZ). EZ heeft hiervoor een aanmoedigingsbijdrage verstrekt. Daarnaast heeft EZ TNO de mogelijkheid geboden om een SBIR variant als pilot in de markt te zetten en experimenteert STW met de zogenaamde Valorisation Grant die zich vooral op ondernemende onderzoekers richt.
Overheid als launching customer
Op 14 juni 2006 heeft het Kabinet een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 XIII, nr. 87) met daarbij een actieplan hoe de overheid haar rol als launching customer kan invullen. Er is gestart met acties op het gebied van bewustwording, kennis- en informatie-opbouw en -verstrekking.
In november 2006 is het programma «Nederland gaat Digitaal» afgesloten met een evenement waarbij resultaten van allerlei MKB-projecten rondom ICT-toepassingen zijn gepresenteerd. Daarbij is aangekondigd dat in januari 2007 wordt gestart met een nieuw ICT-programma voor het MKB onder de naam «Nederland Digitaal in Verbinding», gericht op digitalisering van en samenwerking in de keten.
Innovatie door octrooi-informatie
Medio 2006 is de eindevaluatie van het project Innovatie door Octrooi-informatie afgerond en geïntegreerd in de bedrijfsvoering van OCNL. Uit de evaluatie blijkt dat de wijzigingen die in 2004 in het project zijn doorgevoerd goed voldoen, met name het versterken van het maatwerkgehalte en «zelfhulp» op octrooi-informatiegebied. Het aantal stand-der techniek-onderzoeken is, mede naar aanleiding van het project octrooibeleid & MKB, met circa 50% verhoogd.
Charter Intellectual Property Rights (IPR)
Nederland verwacht dat de Europese Commissie de discussie over het Charter Intellectual Property Rights (IPR) onder Duits voorzitterschap weer vlot trekt. Met het charter, waarin de voorwaarden voor het regelen en overdragen van Intellectual Property Rights worden beschreven, zal het overdragen van IPR in de toekomst gemakkelijker moeten worden voor het bedrijfsleven en kennisinstellingen.
In 2006 is het nationaal expertise-netwerk van medewerkers van universiteiten, universitaire medische centra en andere publieke kennisinstellingen op het gebied van kennisoverdracht geëvalueerd. Doel van het netwerk was om kennis en expertise uit te wisselen tussen medewerkers van deze instellingen. Op basis van de evaluatie en gesprekken met de VSNU is besloten om het netwerk op een andere manier voort te zetten. De wijze waarop wordt thans onderzocht.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2006) | |||
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004 | |
Aandeel innovatieve bedrijven in het MKB; industrie* | NL: 49% (3e plaats in EU-15)EU-15: 40% | NL: 33%EU-15: niet beschikbaar | NL: 38% (10e plaats in EU-15, 13e plaats in EU-25)EU-15 41%EU-25: 39% | 2006: top 5 van de EU2010: top 5 van de EU |
Aandeel innovatieve bedrijven in het MKB; diensten** | NL: 35% (9e plaats in EU-15)EU-15: 34% | NL: 22%EU-15: niet beschikbaar | ||
NL: 28%EU-15/EU-25: nog niet beschikbaar | 2006: minimaal EU-15 gemiddelde2010: top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database) en CBS; MKB gedefinieerd als bedrijven met minder dan 250 werkzame personen.
** Bron: Eurostat (database) en CBS; MKB gedefinieerd als bedrijven met minder dan 250 werkzame personen. EU-15/EU-25 cijfers over 2004 zijn nog niet voldoende beschikbaar (voor een aanzienlijk aantal landen ontbreken de cijfers over 2004 nog voor de diensten).
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2006) | |||
Prestatie-indicatoren | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 en 2010 |
Klanttevredenheid m.b.t. Syntens | 7,7 | 7,7 | 7,9 | 8,0 |
Klanttevredenheid m.b.t. TNO voor het deel met doelfinanciering van EZ | 3,41 | 3,74 | n.n.b. | 4,0 |
Aandeel MKB-bedrijven dat een samenwerkingscontract heeft met TNO als gevolg van EZ-doelfinanciering ten opzichte van het totale aantal gecontracteerde bedrijven | 54% | 54% | n.n.b. | Min. 50% |
D. Meer ontwikkeling en benutting van technologische kennis door bedrijven
Jaar t | Realisatie |
Instrumenten | |
• Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk | ja |
• Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten | ja |
• EUREKA | ja |
• EU-kaderprogramma | ja |
• Netwerk Technisch Wetenschappelijke Attachés (TWA) | ja |
Activiteiten | |
• WBSO | ja |
• IS | ja |
• EU-kaderprogramma | ja |
In 2006 is, evenals als in 2005, het WBSO-budget met € 25 mln verhoogd. Beide uitbreidingen zijn gericht op het verder stimuleren van procesinnovatie. Vanaf 2006 komt het uitvoeren van onderzoek gericht op de verbetering van eigen productieprocessen of zelf gebruikte programmatuur, zogenaamd Technisch Onderzoek (TO) voor WBSO in aanmerking. In 2006 zijn meer dan 2 500 projecten als TO aangemerkt, afkomstig van ruim 1 600 verschillende aanvragers. Het merendeel van deze projecten werd door het MKB ingediend. Daarnaast is gestart met de evaluatie van de WBSO.
Innovatiesubsidie Samenwerkingsprojecten (IS)
In het kader van de transitie naar een programmatische aanpak is in 2006 een groot deel van het budget van de IS overgeheveld naar de nieuwe innovatie programma’s en niet meer voor generieke tenders ingezet. Uitzondering vormt het IS internationaal budget van circa € 25 mln dat omwille van continuïteit van generieke internationale programma’s zoals Eureka in 2006 volledig is ingezet in de vorm van IS tenders.
In 2006 is het programmavoorstel voor het Eurostars-initiatief goedgekeurd. Eurostars ondersteunt internationale innovatie samenwerkingsprojecten waarin het MKB trekker is. 23 Eureka-landen, waaronder Nederland, en de Europese Commissie participeren financieel in dit programma. Verder is voortgebouwd op de succesvolle ITEA/MEDEA clusters en is gewerkt aan aansluiting van deze clusters op de European Reserach Area en de Joint Technology Initiatives.
De onderhandelingen over het 7e Kaderprogramma zijn eind 2006 tot een afronding gekomen. De eerste oproepen voor projectvoorstellen konden gepubliceerd worden op 22 december 2006. In de onderhandelingen is een aantal doelstellingen van EZ gerealiseerd, zoals vereenvoudiging van regelgeving en procedures om te kunnen participeren, om de industriële deelname te stimuleren.
Het TWA netwerk is in 2006 uitgebreid van 11 naar 13 vestigingen. De nieuwe TWA’s zijn gestationeerd in India en Zuid Korea (www.twanetwerk.nl). In 2006 concentreerde de aandacht van de TWA’s zich op innovaties op het terrein van: waterzuivering en bescherming tegen water, preventieve healthcare, en bescherming van intellectuele eigendom ten behoeve van startende ondernemers en MKB.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2006) | |||
Effectindicatoren | 2000 | 2002 | 2004/2005 | |
R&D-uitgaven van bedrijven als % van het BBP* | NL: 1,07% (10e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 1,20%EU-25: 1,13% | NL: 0,98% (10e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 1,21%EU-25: 1,13% | 2004:NL: 1,03% (10e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 1,19%EU-25: 1,12% 2005:NL: 1,02% (10e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 1,19%EU-25: 1,12% | 2007: minimaal EU-25 gemiddelde2010: top 5 van de EU |
Aandeel technologisch innovatieve bedrijven met samenwerkingsverbanden als % totaal innovatieve bedrijven (totaal van industrie en diensten)** | NL: 24% (6e plaats in EU-15)EU-15: 19% | NL: 36%EU-15: niet beschikbaar | 2004:NL: 39% (7e plaats in EU-25, 4e plaats in EU-15)EU-15: 24%EU-25: 26% | 2006: 6e positie in EU2010: top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database) en OECD (Main Science and Technology Indicators).
** Bron: Eurostat (database) en CBS. EU-cijfers over 2004 weergegeven op basis van onvolledig datamateraal (voor een aanzienlijk aantal landen zijn nog geen gegevens beschikbaar voor de diensten; hier is uitgegaan van cijfers voor de industrie en de diensten, voor zover beschikbaar). Daarnaast geldt voor de EU-cijfers over 2004 dat vanwege de beschikbare data is uitgegaan van het aandeel van innoverende bedrijven (= bedrijven met innovatie-activiteiten) in plaats van het aandeel van innovatieve bedrijven (= bedrijven met gerealiseerde innovaties).
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2006) | |||
Prestatie-indicatoren | 2004 | 2005 | 2006 | |
Aantal aanvragers en gebruik in arbeidsjaren van de WBSO1 | 13 075 waarvan 810 zelfstandigen en 55 700 arbeidsjaren | 13 420 waarvan 955 zelfstandigen en 55 500 arbeidsjaren | 13 955 waarvan 1 043 zelfstandigen en 57 800 arbeidsjaren | Toename in lijn met effectindicator R&D-uitgaven bedrijven |
1 Het aantal arbeidsjaren van zelfstandigen maakt geen deel uit van dit aantal. Bij de berekening is uitgegaan van 1 400 uur per arbeidsjaar.
E. Versterken kennisbasis door samenwerking van bedrijven en kennisinstellingen
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Innovatie omnibus regeling | ja |
• Pilots innovatieprogramma’s | ja |
• Bottom up programma’s | ja |
• ICES/KIS | ja |
• EZ-programma financiering GTI’s en TNO | ja |
• Technologiestichting STW | ja |
• Technologische Top Instituten | ja |
• Publiek-private mobiliteit | ja |
• Smart mix en Dynamisering Nederlands Innovatiesysteem | ja |
• Micro elektronica stimulering | ja |
• Regieorgaan voor ICT-onderzoek en -innovatie | ja |
• Katalyse | ja |
• Civiele luchtvaart ontwikkeling | ja |
• Onderzoeksprogramma versterking kennisbasis luchtvaartsector | ja |
• NIVR | ja |
• ESA-contributie en projectfinanciering Ruimtevaartbeleid | ja |
• Pré-kwalificatie ESA-programma’s | ja |
Activiteiten | |
• Implementatie advies vitalisering kenniseconomie | ja |
• Holstcenter | ja |
• Kennismigratie | ja |
Op 1 februari 2006 is de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten in de Staatscourant gepubliceerd als uitwerking van de ambities die geformuleerd zijn in de brief «Sterke basis voor topprestaties» van mei 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 XIII, nr. 73). Deze regeling biedt een juridische toolbox om maatwerk te kunnen bieden bij de financiële ondersteuning van innovatieprogramma’s.
In de loop van 2006 hebben drie innovatieprogramma’s gebruik gemaakt van deze regeling. Ook het Uitdagerskrediet is op deze Experimentele kaderregeling gebaseerd.
Op basis van de ervaringen met de Experimentele kaderregeling en de inzichten bij de verdere ontwikkeling van de programmatische aanpak wordt verder gewerkt aan een definitieve Innovatie-Omnibus in de vorm van een AMvB, die in 2008 in werking zal treden.
In 2006 zijn drie innovatieprogramma’s van start gegaan, te weten Point One (nano-elektronicatechnologie en embedded systemen), Food & Nutrition Delta en Watertechnologie. Bij de ontwikkeling van deze meerjarige programma’s lag het voortouw bij het bedrijfsleven en de kennisinstellingen, die fors investeren in internationaal onderscheidende projecten. De overheid heeft jaarlijks gemiddeld zo’n € 10 tot € 15 mln gereserveerd per programma, naast de financiering van aan de programma’s verwante initiatieven. In 2006 is ook begonnen met de ontwikkeling van nieuwe programma’s die naar verwachting een start kunnen maken in 2007. EZ is samen met OCW een programma gestart met een omvang van € 15 mln om de verbindingen tussen de creatieve industrie en overige sectoren te verstevigen.
Bottom up programma’s (Uitdagersfaciliteit)
De regeling uitdagersfaciliteit is in januari 2006 in de Staatscourant gepubliceerd. Van de beschikbare kredietruimte is in 2006 een bedrag van € 5,3 mln gecommitteerd.
In het kader van de monitoring van het ICES/KIS-3 traject is de Tweede Kamer met een gezamenlijke brief (Kamerstukken II, 2006/07, 25 017, nr. 59) van zeven departementen in november 2006 geïnformeerd over de voortgang van de 37 ICES/KIS-3 programma’s over 2005. Het Kabinet heeft de door een Commissie van Wijzen geformuleerde algemene aanbevelingen (o.a. over de inhoud en kwaliteit van de aan te leveren monitoringsinformatie) en de projectspecifieke aanbevelingen overgenomen. Ten slotte is in de brief aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de aanvang van de midterm-review van de ICES/KIS-3 programma’s verschuift naar eind 2007.
EZ-programma financiering aan Grote Technologische Instituten (GTI’s) en TNO
In 2006 heeft EZ samen met OCW en andere ministeries verder gewerkt aan de invoering van vraaggestuurde programma’s voor TNO en GTI’s. EZ is verantwoordelijk voor de onderzoeksprogrammering op twee maatschappelijke gebieden: «Hoogwaardige systemen, processen en materialen» en «Energiehuishouding». Op deze gebieden werkt EZ aan een betere aansluiting van ontwikkelde kennis op de behoefte bij bedrijven en overheid. TNO en de GTI’s werken ook mee aan de innovatieprogramma’s: Point One, Watertechnologie en Food & Nutrition Delta.
In 2006 is STW geëvalueerd. EZ en mede-financier NWO onderschrijven de hoofdconclusie van de evaluatie dat STW een efficiënte, effectieve en breed gewaardeerde werkwijze heeft ontwikkeld voor het ondersteunen en stimuleren van technisch wetenschappelijk onderzoek. STW is in 2006 gestart met het ontwikkelen en uitvoeren van programma’s die aansluiten op het programmatisch innovatiebeleid.
Technologische Topinstituten (TTI’s)
In 2006 is de TTI-formule toegepast bij nieuwe samenwerkingsverbanden als Topinstituut Pharma (VWS), Topinstituut Watertechnologie, Topinstituut Groene Genetica (LNV) en WCFS+ (EZ). WCFS+ is onderdeel van het innovatieprogramma Food & Nutrition Delta.
Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s (IOP’s)
In 2006 zijn zes tenders georganiseerd voor de IOP’s Mens – Machine Interactie en Precisietechnologie, Photonic Devices, Self Healing Materials, Integrale Productcreatie en -Realisatie en voor het IOP ElektroMagnetische VermogensTechniek. In totaal zijn 37 projectvoorstellen gehonoreerd.
Publiek private mobiliteit (Casimir)
In het nationale Deltaplan Bèta Techniek is € 3 mln gereserveerd voor de bevordering van mobiliteit van kenniswerkers tussen publieke en private instellingen via het Casimir programma.
Met 35 aanvragen in 2006 was de belangstelling minder groot dan de 135 in 2005. Van de aanvragen in 2006 heeft de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) na de selectieprocedure 15 voorstellen gehonoreerd voor in totaal € 1,3 mln.
Smart Mix en Dynamisering Nederlands Innovatiesysteem
Op 27 maart 2006 is de Subsidieregeling Smart Mix gepubliceerd en is een onafhankelijke Adviescommissie ingesteld. Consortia van bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen hebben in 2006 158 korte programmavoorstellen ingediend, waarvan uiteindelijk achttien voorstellen nader zijn uitgewerkt. Hiermee wordt in totaal ongeveer € 300 mln aan subsidie aangevraagd bij een beschikbaar budget van € 100 mln. Begin 2007 zal de Adviescommissie een advies uitbrengen over de voorstellen.
De scores van de verschillende universiteiten in de Smart Mix zullen tevens worden meegenomen bij de jaarlijkse herverdeling van € 100 mln aan universitaire onderzoeksmiddelen. Deze verdeling vindt plaats op basis van prestaties van universiteiten in de tweede en onderdelen van de derde geldstroom: de zogenaamde kleine dynamisering.
De innovatiesubsidies «micro-elektronica stimulering» zijn in de loop van 2006 opgegaan in het innovatieprogramma Point One (nano-elektronica en embedded systems). In dit programma werkt een groot aantal bedrijven samen met kennisinstellingen. Deelname aan de EUREKA clusterprojecten MEDEA+ en ITEA loopt voortaan via Point One. De Philips Kaderafspraak is in juli 2006 beëindigd en het vrijvallende budget zal worden ingezet voor Point One.
Regieorgaan voor ICT-onderzoek en -innovatie
Het orgaan heeft in 2006 in zijn «Innovatie-agenda ICT» een tiental acties geagendeerd. ICTRegie heeft geadviseerd over Fes- en Smart Mixvoorstellen op ICT-gebied. ICTRegie organiseerde onder andere een succesvol kenniscongres en bundelde de voorlichting over ICT-onderzoek in de zogenaamde Kennispoort.
ACTS voert op het gebied van katalyse en duurzame chemie vijf publiek-private programma’s uit, gericht op versterking van de positie van het in Nederland gevestigde bedrijfsleven. In 2006 is een begin gemaakt met het verschuiven van de focus van onderzoek naar het genereren van opties voor innovatie in de vorm van geoctrooieerde kennis.
Kabinetsvisie Nanotechnologieën
In november 2006 is de Kabinetsvisie Nanotechnologieën aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2006/07, 29 338, nr. 54). Hoofdlijnen van deze visie zijn: kansen van nanotechnologieën, omgaan met risico’s, ethische en juridische vragen, ontwikkeling van een onderzoeksagenda, beleids- en onderzoekscoördinatie en het werken aan draagvlak en communicatie. De Kabinetsvisie geeft tevens een reactie op het op 27 april 2006 verschenen rapport van de Gezondheidsraad over de betekenis van nanotechnologieën voor de gezondheid.
Civiele Vliegtuig Ontwikkeling (CVO)
In 2006 is € 70 miljoen vrijgemaakt voor de periode 2006 t/m 2010 voor ontwikkelingskrediet voor de luchtvaart. De regeling is in september 2006 gepubliceerd en wordt door het NIVR uitgevoerd. Er zijn door het NIVR nog geen kredieten verstrekt.
Onderzoeksprogramma versterking kennisbasis luchtvaartcluster
In 2006 zijn 51 voorstellen ingediend die betrekking hebben op de in de MoU (2005) met Airbus gedefinieerde onderzoeksvelden. Hiervan zijn 26 voorstellen gehonoreerd voor een bedrag van € 6,7 mln. Van dit bedrag geldt 25% als eigen bijdrage van de deelnemende bedrijven in de financiering van de onderzoekskosten.
ESA-contributie en projectfinanciering Ruimtevaartbeleid
In 2006 is invulling gegeven aan de inschrijvingen van december 2005 in ESA-programma’s en is een aantal inschrijvingen in de 2e helft van 2006 verhoogd.
Pré-kwalificatie ESA-programma’s (PEP)
Het beschikbare budget bedraagt € 5,9 mln per jaar. In 2006 zijn hiermee 29 projectvoorstellen gesubsidieerd.
Implementatie advies Innovatieplatform «Vitalisering van de kenniseconomie»
De Commissie Dynamisering universitair onderzoek (Commissie Chang) adviseerde in april 2006 de dynamisering van het universitaire onderzoek te realiseren door de basisfinanciering stabiel te houden en impulsen voor meer excellentie te laten voortkomen uit een aanzienlijke verhoging van de tweede geldstroom, via NWO. Door de val van het Kabinet in juni 2006 is hierop een procedureel Kabinetsstandpunt ingenomen: nadere besluitvorming is aan het volgende kabinet.
In 2006 is € 47,5 mln beschikbaar gesteld voor de verdere groei en ontwikkeling van het Holst Centre in 2007 en 2008. Sinds de start in 2005 zijn meer dan 60 hoogopgeleide technisch specialisten en onderzoekers aangetrokken en zijn diverse samenwerkingsverbanden gesloten met kennisinstellingen en bedrijven, waaronder Philips, ASML, OTB, Bekaert en Alcatel. De ambitie is om het aantal medewerkers en deelnemende bedrijven de komende vier jaar meer dan te verdrievoudigen ten opzichte van 2006.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie | Streefwaarde (Begroting 2006) | |||
Effectindicatoren | 1996/2000 | 2002 | 2004/2005/2006 | |
Aandeel innovatieve bedrijven dat innoveert in samenwerking met universiteiten als % van het totaal aantal innovatieve bedrijven* | 1996:NL: 6%EU-15: 8% 2000:NL: 6%EU-15: niet beschikbaar | NL: 14%EU-15: niet beschikbaar | 2004:NL: 12% (10e plaats in EU-25, 6e plaats in EU-15) EU-15:8%EU-25: 9% | 2006: minimaal EU15-gemiddelde2010: top 5 van de EU |
Aandeel innovatieve bedrijven dat innoveert in samenwerking met researchinstellingen als % van het totaal aantal innovatieve bedrijven.** | 1996:NL: 7%EU-15: 8% 2000:NL: 7%EU-15: niet beschikbaar | NL: 14%EU-15: niet beschikbaar. | 2004:NL: 9% (6e plaats in EU-25, 3e plaats in EU-15)EU-15: 5%EU-25: 6% | 2006: minimaal EU15-gemiddelde2010: top 5 van de EU |
Aandeel kern-HRST in totale werkgelegenheid*** | 2000:NL: 17% (10e plaats in EU-25, 7e plaats in EU-15)EU-15: 15%EU-25: 15% | NL: 17% (9e plaats in EU-25, 7e plaats in EU-25)EU-15: 16%EU-25: 15% | 2004:NL: 21% (6e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 17%EU-25: 16% 2005:NL: 22% (6e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 17%EU-25: 17% 2006(eerste 2 kwartalen):NL: 21% (6e plaats in EU-15/EU-25)EU-15: 17%EU-25: 17% | 2006: handhaven positie ruim boven EU-gemiddelde2010: top 5 van de EU |
* Bron: Eurostat (database) en CBS; onvoldoende data beschikbaar voor het EU-15 gemiddelde in 2000. EU-cijfers over 2004 weergegeven op basis van onvolledig datamateraal (voor een aanzienlijk aantal landen zijn nog geen gegevens beschikbaar voor de diensten; hier is uitgegaan van cijfers voor de industrie en de diensten, voor zover beschikbaar). Daarnaast geldt voor de EU-cijfers over 2004 dat vanwege de beschikbare data is uitgegaan van het aandeel van innoverende bedrijven (= bedrijven met innovatie-activiteiten) in plaats van het aandeel van innovatieve bedrijven (= bedrijven met gerealiseerde innovaties).
** Idem.
*** Bron: Eurostat (database). HRST = Human Resources in Science and Technology (Nederlandse benaming: wetenschappelijk en technologisch arbeidspotentieel). De kern van de HRST wordt gevormd door hoger opgeleiden (personen met een tertiaire opleiding) die werkzaam zijn binnen een van de volgende beroepsgroepen volgens de internationale beroepenclassificatie: «professionals» en «technicians en associate professionals».
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Soort onderzoek | Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats |
Overige beleidsevaluatie | Rijksoctrooiwet 1995 | A | 2006 | 2006 | Kamerstukken II, 2005/06, 30 653, nr. 1 |
Overige beleidsevaluatie | ICES/KIS-3 proces | E | 2005 | 2006 | Kamerstukken II, 2005/06, 25 017, nr. 57 |
Effectevaluatie | TTI’s | E | 2005 | 2006 | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 XIII, nr. 66 |
Effectevaluatie | Philips universitaire clusterprojecten | E | 2005 | 2005 | Samengevat in Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 XIII, nr. 52 |
Effectevaluatie | BioPartner | E | 2005 | Kamerstukken II, 2005/06, 27 406, nr. 61 | |
Effectevaluatie | ICES/KIS II | E | 2007 | ||
Effectevaluatie | STW | E | 2005 | 2006 | Kamerstukken II, 2006/07, 30 800, nr. 33. |
Effectevaluatie | WBSO | D | 2006 | 2007 | Nog niet beschikbaar |
Door de ICES/KIS II evaluatie een jaar op te schuiven, is de verwachting dat een vollediger beeld over de (eventuele) effecten kan worden opgeleverd.
3 EEN CONCURREREND ONDERNEMINGSKLIMAAT
Om succesvol te kunnen ondernemen en daardoor duurzame economische groei te bevorderen.
EZ streeft naar een excellent ondernemingsklimaat dat een voedingsbodem creëert voor succesvol en innovatief ondernemen. Het World Economic Forum publiceert jaarlijks ranglijsten waar landen op belangrijke deelaspecten van het vestigings- en investeringsklimaat worden vergeleken (The Global Competitiveness Report). De ambitie is om in 2007 in de top 5 te staan bij twee overkoepelende indices: de Growth Competitiveness Index en de Business Competitiveness Index. In 2006 stond Nederland bij de Growth Competitiveness Index op een 9e plaats en bij de Business Competitiveness Index op een 6e plaats. De positie van Nederland bij de Growth Competitiveness Index is twee plaatsen verbeterd ten opzichte van 2005. Bij de Business Competitiveness Index is de Nederlandse positie één plaats verbeterd.
De cijfers zijn deels gebaseerd op harde data en deels op antwoorden van opinieleiders in de verschillende landen op een enquête. Bijna een kwart van de respondenten noemt arbeidsmarktregulering het belangrijkste knelpunt voor bedrijfsvoering in Nederland. Ook in eerdere jaren werd arbeidsmarktregulering al het meeste als knelpunt genoemd. Verder blijkt uit de diverse subranglijsten van de Growth Competitiveness Index onder andere dat Nederland relatief zwak scoort op het terrein van innovatie: een 15e plaats op de innovatiesubindex en een 22e plaats op de subindex die betrekking heeft op technologietransfer.
Ook de investeringsquote zegt iets over het ondernemingsklimaat in Nederland. Volgens de verwachtingen van het CPB komt de investeringsquote in 2006 met 14,5% iets hoger uit dan in 2005 (14,2%).1 Deze toename van de investeringsquote houdt verband met de aantrekkende conjunctuur en de verbeterde winstgevendheid van bedrijven. Ondanks de relatief gunstige economische vooruitzichten ligt de investeringsquote echter nog altijd duidelijk beneden de gemiddelde waarde van ruim 18% in de jaren negentig.
In 2006 heeft EZ de tweede voortgangsrapportage van de industriebrief verzonden aan de Tweede Kamer. In deze rapportage staat een beschrijving van de behaalde resultaten en de beleidsinzet in de komende periode (Kamerstukken II, 2006/07, 29 826, nr. 28)
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
Effectindicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
Ranglijst World Economic Forum – Growth Competitiveness Index (GCI)* | 12 | 12 | 11 | 9 | jaarlijks een verbetering t.o.v. 2003 en in 2007 in de top vijf |
Ranglijst World Economic Forum – Business Competitiveness Index (BCI)** | 9 | 8 | 7 | 6 | jaarlijks een verbetering t.o.v. 2003 en in 2007 in de top vijf |
Investeringsquote van bedrijven (% van bruto toegevoegde waarde bedrijven)*** | 14,7 | 14,2 | 14,2 | 14,5 (raming CPB) | Op korte termijn geen verdere daling; op langere termijn pieken en dalen afvlakken en geleidelijk een hoger niveau |
* Bron: World Economic Forum (2006), The Global Competitiveness Report 2006–2007, en voor eerdere jaren edities van voorgaande jaren. In 2006 is de Growth Competitiveness Index overgegaan in een nieuwe index, de Global Competitiveness Index, die berekend wordt volgens een andere methodiek. In The Global Competitiveness Report 2006–2007 zijn aanvullend op de cijfers voor de Global Competitiveness Index cijfers voor de eerdere Growth Competitiveness gepresenteerd. Bij de Global Competitiveness Index is Nederland net als bij de Growth Competitiveness index gestegen van de 11e plaats in 2005 naar de 9e plaats in 2006.
** Bron: World Economic Forum (2006), The Global Competitiveness Report 2006–2007, blz. 60. De Business Competitiveness Index wordt met ingang van 2006 op een andere wijze berekend dan voorheen. Voor eerdere jaren zijn herziene cijfers gepubliceerd in The Global Competitiveness Report 2006–2007.
*** Bron: CPB (2006), Macro Economische Verkenning 2007, bijlage A5; het betreft de investeringen in vaste activa exclusief woningen als percentage van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen exclusief verhuur van en handel in onroerend goed.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 3 Een concurrerend ondernemingsklimaat (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 587 060 | 556 103 | 849 400 | 783 675 | 1 646 995 | – 863 320 |
Waarvan garantieverplichtingen | 357 448 | 362 790 | 488 533 | 587 294 | 1 469 536 | – 882 242 |
Programma-uitgaven | 569 125 | 536 778 | 832 164 | 765 263 | 1 632 218 | – 866 955 |
Operationeel doel A: Aantrekkelijke regio’s en steden om te kunnen Ondernemen | ||||||
– Bedrijventerreinen | 24 149 | 14 799 | 17 605 | 17 842 | 22 912 | – 5 070 |
– Gebiedsgerichte regionale stimulering | 60 722 | 61 653 | 51 802 | 64 372 | 87 302 | – 22 930 |
– Centraal deel IPR | 17 241 | 12 973 | 44 018 | 46 957 | 14 146 | 32 811 |
– Cofinanciering EZ in EFRO-projecten | 375 | 763 | 1 220 | – 457 | ||
– Bijdrage NBTC | 22 808 | 20 924 | 20 296 | 19 099 | 18 755 | 344 |
– Bijdrage UNWTO | 197 | 182 | 193 | 202 | 208 | – 6 |
– Overig Toerisme | 919 | 1 093 | 815 | 1 000 | – 185 | |
– Bijdrage aan apparaatkosten ROM’s | 7 460 | 7 407 | 7 362 | 7 280 | 7 147 | 133 |
– Bijdrage aan financiering ROM | 6 807 | |||||
– Stadseconomie | 152 085 | 1 278 | 1 000 | 278 | ||
– Regio-& infrastructuurprogramma’s | 900 | |||||
Operationeel doel B: Meer en beter ondernemerschap | ||||||
– Borgstellingen MKB (garantieverplichting) | 357 448 | 362 790 | 478 533 | 572 294 | 384 536 | 187 758 |
– Groeifinancieringfaciliteit (garantieverplichting) | 85 000 | – 85 000 | ||||
– Actieplan veilig ondernemen | 728 | 2 632 | 2 007 | 2 007 | ||
– Bijdragen aan instituten | 4 791 | 7 041 | 6 363 | 7 162 | 4 914 | 2 248 |
– Bevorderen Ondernemerschap | 5 233 | 4 053 | 500 | 3 553 | ||
– Projectdirectie Vergunningen | 756 | 756 | ||||
Operationeel doel C: Bevorderen Level Playing Field | ||||||
– Bijdrage Scheepsbouwindustrie | 60 000 | 34 387 | 20 189 | 356 | 356 | |
– Garantieregeling Scheepsbouw (garantieverplichting) | 10 000 | 15 000 | 1 000 000 | – 985 000 | ||
– Codema-regeling | 1 007 | |||||
Algemeen | ||||||
– Opdrachten & Onderzoek | 2 807 | 3 909 | 2 276 | 2 003 | 334 | 1 669 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 349 | |||||
– Algemene crisesbeheersing | 173 | 76 | 87 | 54 | 200 | – 146 |
– Bijdragen aan NML en NDL | 364 | 254 | 403 | – 149 | ||
– Vernieuwingsprogramma’s | 1 633 | 8 641 | 12 033 | 1 163 | 2 641 | – 1 478 |
– Bijdrage aan ACTAL | 607 | |||||
– Incidentele uitgaven | 160 | 160 | ||||
– Eerste lijn bedrijven | 1 394 | 1 394 | ||||
Apparaatuitgaven | 17 935 | 19 325 | 17 236 | 18 412 | 14 777 | 3 635 |
– Personeel Ondernemingsklimaat | 14 690 | 16 119 | 12 778 | 12 502 | 12 386 | 116 |
– Bijdrage aan Agentschappen | 2 587 | 3 190 | 4 458 | 5 910 | 2 391 | 3 519 |
– Personeel ACTAL | 658 | 16 | ||||
Uitgaven (totaal) | 333 329 | 311 851 | 267 870 | 247 107 | 250 960 | – 3 853 |
Ontvangsten (totaal) | 41 584 | 41 016 | 32 135 | 44 546 | 34 123 | 10 423 |
– Terugontvangsten agentschappen | 47 | 80 | 80 | |||
– Ontvangsten ruimtelijk economisch beleid | 979 | 4 504 | 336 | 1 807 | 1 807 | |
– Ontvangsten ROM’s | 15 000 | 15 000 | ||||
– Provisie kredieten | 13 887 | 17 830 | 10 758 | 7 072 | ||
– Terugbetalingen verliesdeclaraties | 9 282 | 4 344 | 4 107 | 237 | ||
– Rente KMKB | 22 088 | 18 657 | 81 | 152 | 91 | 61 |
– Groeifinancieringsfaciliteit | 2 000 | – 2 000 | ||||
– Garantieregeling scheepsbouw | 10 000 | – 10 000 | ||||
– Ontvangsten uit Fes (O) | 11 900 | 14 335 | 7 854 | 4 351 | 4 778 | – 427 |
– Diverse Ontvangsten O | 6 617 | 3 520 | 648 | 983 | 2 389 | – 1 406 |
In totaal zijn in 2006 9 projecten voor herstructurering van bedrijventerreinen gecommitteerd. De lagere realisatie op bedrijventerreinen wordt veroorzaakt doordat bij enkele projecten in het kader van de Topper-regeling eind 2006 nog overleg gaande was over de exacte vormgeving. Hierdoor kon in 2006 niet meer worden gecommitteerd.
Gebiedsgerichte regionale ondersteuning
In 2006 is een start gemaakt met Pieken in de Delta, waarvoor € 25 mln verplichtingenruimte uit 2007 naar 2006 was gehaald. Bij Najaarsnota bleek dat het in 2006 niet meer mogelijk bleek om de tender 2006 af te ronden, zodat committering niet meer mogelijk was in 2006. De middelen zijn daarom doorgeschoven naar 2007.
Het grote gebruik van de IPR-regeling in 2006 was mogelijk doordat circa € 9 mln niet benutte verplichtingenruimte uit 2005, op grond van de Langmanafspraken met het Noorden, is doorgeschoven naar 2006. Bovendien heeft de Tweede Kamer bij de begrotingsbehandeling 2007 een amendement aangenomen om € 50 mln toe te voegen aan het budget voor een nieuwe BSRI-regeling in 2007. Hiervan is € 25 mln naar 2006 verschoven, om reeds in 2006 nog een aantal aanvragen te kunnen honoreren. Dit bedrag is nagenoeg volledig besteed.
Evenals in voorgaande jaren droeg het Europees Investeringsfonds in 2006 € 68 mln bij aan het garantieplafond voor de BBMKB. Daarnaast is, mede naar aanleiding van de motie Smeets c.s. (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 XIII, nr. 23), het plafond voor 2006 opgehoogd met € 150 mln om tegemoet te komen aan de grote vraag naar borgstellingen voor MKB-kredieten. Van de totale ophoging is bijna € 190 mln daadwerkelijk benut.
Na 2 jaar voorbereidingstijd is in december 2006 de groeifaciliteit gepubliceerd. In de laatste maand zijn wel aanvragen binnengekomen, maar deze konden in 2006 niet meer verwerkt worden tot committeringen, waardoor het plafond 2006 onbenut bleef.
Medio 2006 is de garantieregeling voor scheepsbouwfinanciering in werking getreden. In 2006 heeft echter geen benutting van het garantieplafond plaatsgevonden, omdat de banken nog met EZ in overleg zijn over de voorwaarden met betrekking tot uitbetaling van de schades. De verplichtingenrealisatie van € 15 mln heeft betrekking op de storting in de interne reserve. Er hebben geen onttrekkingen plaatsgevonden. De totale reserve bedraagt ultimo 2006 € 25 mln.
De niet geraamde ontvangst van € 15 mln betreft een extra afstorting van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij.
De provisie voor de kredieten BBMKB is hoger dan aanvankelijk geraamd doordat, na ophoging van het plafond, er voor bijna € 190 mln aan extra borgstellingen is verleend in 2006.
De raming voor de provisies voor deze regeling is gebaseerd op gemiddeld 1% over € 1 mrd aan borgstellingen. Doordat in 2006 geen gebruik gemaakt is van de regeling zijn ook geen provisies ontvangen.
A. Zorgen voor aantrekkelijke regio’s en steden on te kunnen ondernemen
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Bedrijventerreinen: TOPPER | ja |
• Regeling Innovatie Bedrijventerreinen | ja |
• Kompas voor het Noorden | nee, gedeeltelijk. |
• Investeringspremie Regeling (IPR) | ja |
• Stadseconomie (GSB) | ja |
• EFRO cofinanciering | ja |
• ROM’s | ja |
• NBTC | nee, gedeeltelijk. |
Activiteiten | |
• Pieken in de Delta | nee, gedeeltelijk. |
In het Actieplan Bedrijventerreinen ( Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 46) wordt een vijftigtal bedrijventerreinen als topprojecten aangemerkt. Deze terreinen komen in de periode tot en met 2008 in aanmerking voor subsidie voor herstructurering. Ook wordt in het Actieplan prioriteit gegeven aan een beperkt aantal nieuw aan te leggen terreinen. De doelstelling, dat in 2006 90% van de topprojecten een Masterplan of een plan van aanpak heeft, wordt naar verwachting gehaald (Kamerstuk 2006–2007, 30 800 XIII, nr. 35). In 2007 wordt de 2-meting van de monitor bedrijventerreinen uitgevoerd met als peildatum 1 januari 2007. Hieruit zal blijken of de doelstelling daadwerkelijk behaald is. Pas bij de realisatie van alle topprojecten wordt bekend of de doelstelling van het aantal hectares is gehaald.
Een prijsvraag voor de verbetering van de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen heeft de discussie over de kwaliteit van bedrijventerreinen aangewakkerd bij gemeenten, opdrachtgevers, ontwerpers en andere belanghebbenden. De resultaten van de prijsvraag zijn gepresenteerd in de publicatie De juiste mix. Verbetering van bedrijventerreinen in de stad (Postbus 51 brochure).
De werkgelegenheidsontwikkeling ligt ruim boven de streefwaarde. Hoewel het hier nog geen realisatiecijfers betreft, maar cijfers op basis van verwachtingen van projectindieners, kan worden geconstateerd dat de toename in 2006 van de gemiddelde jaarlijkse extra werkgelegenheid ten opzichte van dat gemiddelde in 2005 vooral een gevolg is van een groter aantal toekenningen van premies bedrijfsgerichte regelingen. Ook de hogere gemiddelde waarde voor uitgelokte investeringen in 2006 ten opzichte van 2005 is toe te schrijven aan het groter aantal toekenningen voor bedrijfsgerichte regelingen met name voor de decentrale en centrale IPR.
In het jaarverslag 2005 van het Kompas van het Noorden van Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) is de indicator voor nieuwe bedrijventerreinen aangepast. De indicator is, met instemming van EZ, bijgesteld van 1 000 hectare naar 400 hectare. Dit heeft twee redenen. Het aanvankelijke streefcijfer van 1 000 hectare was gebaseerd op een extrapolatie van de periode vóór 2000. Daarnaast zijn in deze extrapolatie abusievelijk alle terreinen in de kernzones meegenomen. Daardoor zijn ook de regionale en lokale terreinen, die niet voor financiering vanuit het Kompas in aanmerking komen, in de indicator opgenomen. In 2006 is voor ruim 100 hectare aan projecten voor nieuwe bovenregionale terreinen gecommitteerd.
De definitieve cijfers worden opgenomen in de jaarrapportage van SNN die voor 1 juli aan EZ wordt aangeboden.
In de periode 2000–2006 zijn in totaal 52 investeringsprojecten ondersteund waarvan 36 nieuwe vestigingen. In 2006 is aan 15 bedrijven subsidie toegezegd.
Sinds april 2005 worden investeringen van MKB-ondernemers in een beperkt aantal Rotterdamse wijken (de zogeheten economische kansenzones) gesubsidieerd door het Rijk en Rotterdam met beide € 24 mln. Tot februari 2007 zijn bij de Gemeente Rotterdam reeds 650 subsidieaanvragen ingediend.
In 2006 is het Nationaal Strategisch Referentiekader voor de structuurfondsenperiode 2007 – 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk II 2005/06, 27 813, nr. 22). Daarmee zijn de Europese EFRO en co-financieringsmiddelen verdeeld over de vier regionale operationele programma’s. De programma’s kennen een duidelijk ander karakter dan voorheen. De nadruk ligt nu op innovatie-projecten. In totaal moet 75% van alle structuurfondsenmiddelen in 2007–2013 bijdragen aan de Lissabon-doelstellingen.
In 2006 is eveneens een start gemaakt met de voorbereiding van de nieuwe grensoverschrijdende programma’s voor Europees Territoriale Samenwerking (ETS).
In 2006 is een start gemaakt met de uitvoering van Pieken in de Delta. In vijf gebieden (het Noorden start in 2007) zijn, in samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en regionale overheden, programma’s opgesteld. Deze programma’s richten zich op gebiedsspecifieke kansen van nationaal belang. De ROM’s speelden een belangrijke rol in de projectenwerving voor de eerste subsidietender. De tender kon mede hierdoor op ruime belangstelling rekenen: er zijn 98 aanvragen ingediend met een totaalbedrag van € 60 mln.
Het aantal internationale toeristen dat in 2006 Nederland heeft overnacht is, op basis van voorlopige cijfers, 10,9 miljoen. Een record. Mede dankzij het evenement Rembrandt 400 en de wereldwijde aantrekkende economie steeg het inkomende toerisme met 9% ten opzichte van 2005. In de evaluatie NBTC (eerste helft 2007) wordt gekeken naar de bijdrage van het NBTC aan de gerealiseerde groei.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
Voltooide plannen van Aanpak TOP-projecten | n.v.t. | Indicatoren nog niet van toepassing, pas in 2006 en 2012 | Beschikbaar medio 2007 | 90% van de topprojecten heeft een plan van aanpak in 2006 |
Voldoende herstructurering in Topprojecten | n.v.t. | n.v.t | Indicator nog niet van toepassing, pas in 2012 | In 2012 is 3500 ha. van de topprojecten geherstructureerd |
Voldoende nieuwe bedrijventerreinen in topprojecten | n.v.t. | n.v.t | Indicator nog niet van toepassing, pas in 2012 | In 2012 is 7000 ha. nieuwe terreinen aangelegd (topprojecten) |
Extra werkgelegenheid Noord-Nederland door Kompas* | Gemiddeld per jaar in 2000–2004: 2335 fte | Gemiddeld per jaar 2000–2005: 2447 fte | Gemiddeld per jaar 2000–2006: 2658 fte (onder voorbehoud) | Extra werkgelegenheid per jaar 2000–2006 van 1990 fte |
Uitgelokte investeringen in KOMPAS* | Gemiddeld in 2000–2004: € 441 mln | Gemiddeld voor de periode 2000–2005: € 431 mln | Gemiddeld voor de periode 2000–2006: € 455 mln (onder voorbehoud) | Uitgelokte investeringen van € 398 mln per jaar 2000–2006 |
Extra bedrijventerreinen en kantoorruimte 2000–2006 (voor het Noorden)* | Bedrijventerreinen 2000–2004:Nieuw: 215 ha.Herstructurering: 915 ha. Kantoorruimte 2000–2004:Nieuw en gerenoveerd respectievelijk 326 000 m2 en 5 800 m2 | Bedrijventerreinen 2000–2005:Nieuw: 262 ha.Herstructurering: 978 ha. Kantoorruimte 2000–2005:Nieuw en gerenoveerd respectievelijk 406 325 m2 en 5 800 m2 | Bedrijventerreinen 2000–2006Nieuw: 371 ha.Herstructurering: 1418 ha. Kantoorruimte 2000–2006:Nieuw en gerenoveerd respectievelijk 414 450 m2 en 5800 m2 (onder voorbehoud) | Extra bedrijventerreinen 2000–2006:Nieuw: 1000 ha.** aangepast naar 400 ha.Herstructurering: 1100 ha. Extra kantoorruimte 2000–2006:Nieuw en gerenoveerd beide: 200 000 m2 |
Marktaandeel inkomend toerisme | 13,5% | 13,3% | Beschikbaar medio 2007 | Stijging van 1% per jaar t.o.v. benchmarklanden (gemeten in aantal verblijfsbezoeken door buitenlandse toeristen) |
* Verwachte resultaten, aangegeven door projectindieners.
** Aangepast naar 400 ha. (zie toelichting blz. 56)
B. Meer en beter ondernemerschap
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• BBMKB | ja |
• Groeifinancieringsfaciliteit | nee, gedeeltelijk |
• Subsidieregeling Aanpak Urgente Bedrijventerreinen | ja |
• Stichting Koning Willem I prijs | ja |
• Kamers van Koophandel | ja |
• Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap | ja |
• Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen | ja |
• Partnership Ondernemerschap en Onderwijs | ja |
• Investors in People | ja |
• Fiscale instrumenten | ja |
Activiteiten | |
• Corporate governance | ja |
• Bedrijfsoverdrachten | ja |
• Starten vanuit een uitkering | ja |
• Menselijk kapitaal | ja |
• Nieuw ondernemerschap | ja |
• Administratieve lasten | nee, gedeeltelijk |
• Vestigingswet | ja |
• Veilig Ondernemen | ja |
• Regeldruk en vergunningen | ja |
• Cultuur en economie | ja |
Door de goede conjunctuur en de beleidsacties in de laatste jaren is in 2006 het beroep op de Borgstellingsregeling MKB fors toegenomen. Daarom is in de tweede helft 2006 het garantiebudget voor 2006 verhoogd van € 452,5 mln tot € 602,5 mln. Hiervan is in 2006 € 572 mln benut, een benutting van 95%, het hoogste percentage in de geschiedenis.
In november 2006 is de groeifinancieringsfaciliteit gereed gekomen. Ondanks de korte tijd die hiervoor in 2006 nog resteerde, werd door de banken en participatiemaatschappijen voor € 63 mln aan quotum aangevraagd. De beoordeling van deze voorstellen is eind 2006 gestart.
Stichting Koning Willem I prijs
Op 23 juni 2006 heeft Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje de Koning Willem I Prijs 2006 uitgereikt aan ASML. De prijs wordt éénmaal per twee jaar uitgereikt aan een onderneming die durf, daadkracht, doorzettingsvermogen, maatschappelijke betrokkenheid en innoverend, creatief ondernemerschap heeft getoond.
In 2006 is de herziening van de wet op de Kamers van Koophandel aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2006/07, 30 857, nrs. 1–4). Naar verwachting zal deze begin 2008 in werking treden. Met de totstandkoming van deze wet wordt de positie van de Kamers van Koophandel als partner voor het ondernemerschapsbeleid wettelijk verankerd. Het collectief van Kamers van Koophandel zal een nationale agenda opstellen om de dienstverlening aan de ondernemer te uniformeren.
Programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap
EIM heeft een subsidie gekregen voor het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap voor de periode 2006–2009. Nieuw is dat EIM in toenemende mate co-financiering zal moeten verwerven voor het programmaonderzoek en wel voor een «vraaggestuurde» component. Dit gaat gepaard met een stapsgewijze daling van de EZ-bijdrage van € 3,4 mln in 2006 naar € 2,6 mln in 2009. In 2006 heeft EIM al een voortvarende start gemaakt met het verwerven van de co-financiering.
Het partnership Ondernemerschap & Onderwijs (Partnership Leren Ondernemen)
In 2006 zijn vier succesvolle roadshows Leren Ondernemen georganiseerd waarbij 250 ondernemers voor de klas hebben gestaan. Ook zijn voor het eerst de Leren Ondernemen Awards uitgereikt. Er zijn 75 ondernemersopdrachten voor docenten uitgevoerd en 45 voor studenten. In 2006 heeft het Partnership een impuls gekregen door de toekenning van Fes-gelden. Hiermee wordt onder meer de oprichting van Entrepreneurship Centers mogelijk.
In 2006 hebben EZ, Syntens en TNO overeenstemming bereikt over de voortzetting van de IiP-activiteiten. Syntens heeft per 1 oktober de IiP-NL activiteiten (inclusief de Nederlandse licentie voor IiP) overgedragen aan TNO.
In 2006 is het rapport «Ondernemen makkelijker én leuker?» samen met een Kabinetsreactie naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 949, nr. 56). Dit rapport was het resultaat van de evaluatie naar zelfstandigenaftrek en enkele andere fiscale instrumenten gericht op ondernemerschap. De conclusie van de evaluatie is dat alle instrumenten, met uitzondering van de meewerkaftrek, bijdragen aan het bevorderen van ondernemerschap.
De Code Tabaksblat is een gedragscode voor beursgenoteerde bedrijven met als doel verbeterde transparantie in de jaarrekening, betere verantwoording van de Raad van Commissarissen en een versterking van de zeggenschap en bescherming van aandeelhouders. In 2006 is het wetsvoorstel tot invoering van een openbaar bod verplichting bij beursvennootschappen door de Tweede Kamer goedgekeurd. Ook is een wetsvoorstel ter implementatie van de Richtlijn inzake grensoverschrijdende fusies naar de Raad van State gezonden evenals een wetsvoorstel met betrekking tot het BV-recht. Doordat aandeelhouders steeds meer van hun rechten gebruik maken heeft het debat over Corporate Governance in 2006 een impuls gekregen.
De komende jaren zullen veel ondernemers hun bedrijfsactiviteiten staken. Dat levert een groot aanbod op van ondernemingen die overgenomen kunnen worden. De markt voor bedrijfsoverdrachten blijkt ondoorzichtig te zijn. Aanbod en vraag kunnen elkaar niet altijd vinden. Door het vergroten van transparantie en kennis kan worden voorkomen dat ondernemers hun bedrijf onnodig moeten beëindigen.
Het project «Ondernemerschap» dat in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd, heeft geleid tot aanpassing van regelgeving op het terrein van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Het is nu makkelijker om vanuit de uitkeringssituatie een bedrijf te starten. De uitvoeringsinstanties geven ook meer voorlichting bij hun toeleidingstrajecten over het starten van een bedrijf. Een vervolgproject op het terrein van zelfstandig ondernemerschap is in de loop van 2006 van start gegaan.
De kennismigrantenregeling is door uitvoering van de Motie Bakker verruimd (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 XIII, nr. 75). Studenten en wetenschappelijke onderzoekers zijn daarmee binnen bereik van de kennismigrantenregeling gekomen.
Er is een nieuwe beoordelingssystematiek opgesteld voor kenniswerkers die zich als zelfstandig ondernemer in ons land willen vestigen.
In mei 2006 heeft de Tweede Kamer een nota ontvangen met de hoofdlijnen van het toekomstig migratiebeleid (Kamerstukken II 2005/06, 30 573, nr. 1). Belangrijkste wijzigingen zijn hogere transparantie door minder regelingen, een speciale «talentenregeling» en grotere verantwoordelijkheid voor werkgever en werknemer, waardoor kortere doorlooptijden mogelijk zijn.
In 2006 is een start gemaakt met het interdepartementale Actieprogramma Beroepsonderwijs in Bedrijf waardoor de aansluiting van het beroepsonderwijs met het bedrijfsleven wordt gestimuleerd. Dit wordt gefinancierd uit het Fes.
Voor snelle groeiers is het programma Mastering Growth van start gegaan in samenwerking met partners als De Baak, Syntens en Port4Growth.
Op 23 juni 2006 werd het startsein gegeven voor de oprichting van het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie. Sociale innovatie is de vernieuwing van de organisatie met maximale benutting van competenties van medewerkers, gericht op het verbeteren van de bedrijfsprestaties en ontplooiing van talent. Bij dit Centrum zijn betrokken: OCW, SZW, EZ, werkgeversvereniging AWVN, FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond, de vereniging van ondernemers in de technologisch-industriële sector FME-CWM, RSM Erasmus University, TNO, AIAS (Universiteit van Amsterdam) en het Innovatieplatform. De activiteiten staan vermeld op de website van het centrum:www.ncsi.nl.
Het Actieplan Nieuw Ondernemerschap loopt van juni 2005 tot 1 juli 2007.
In 2006 is de New Horizons Award voor de meest kleurrijke ondernemer uitgereikt. De prijsuitreiking werd samen met MKB-NL en de ING Bank georganiseerd. In 2006 is besloten tot het instellen van de Leerstoel Nieuw Ondernemerschap samen met het Ministerie van OCW en VNO-NCW. De invulling van de leerstoel zal in 2007 plaatsvinden.
Bij de administratieve lasten van EZ is in 2006 een netto reductie bereikt van € 11,8 mln (1,7%). De netto reductie t.o.v. het basisjaar 2002 bedraagt € 40,2 mln (5,9%). Enkele grote reducties waren het verhogen van de keuringsdrempels voor zilver en goud (€ 2,9 mln), een reductie bij de waarneming van de Statistiek buitenlandse handel in diensten (€ 2,5 mln), het afschaffen van de goedkeuring vooraf van nieuwe retailtarieven telefonie (€ 1,5 mln), en het afschaffen van de waarmerkverplichting bij vertalingen van octrooien (€ 1 mln).
In de begroting 2007 was reeds gemeld dat de streefwaarde is bijgesteld naar – 8,8% in 2007. Hoofdoorzaken zijn een tegenvallend reductiepotentieel bij de Prijzenwet (€ 30 mln. besparingsverlies) en extra toenames bij de grondroerdersregeling (€ 32 mln).
In 2006 is de basiswaarde voor 2002 met bijna € 4,5 mln naar boven bijgesteld tot € 676,9 mln. Dit vanwege de overname door het CBS van de Statistiek buitenlandse handel in diensten, en de overname van de waarneming van de buitenlandse handel van de nieuwe lidstaten. Deze waarneming was voorheen de verantwoordelijkheid van Financiën. Ook zijn er betere cijfers beschikbaar gekomen over de administratieve lasten van de Mijnbouwregelgeving.
De laatste jaren is ervoor gekozen om geleidelijk aan steeds meer eisen en sectoren te laten vervallen. Een belangrijk argument daarvoor is het wegnemen van onnodige toetredingsbarrières om ondernemerschap, werkgelegenheid en concurrentie te bevorderen. In 1999 is besloten om de Vestigingswet volledig in te trekken. Het voorstel om de Vestigingswet volledig in te trekken is in het najaar 2006 ingediend bij de Tweede Kamer. Na de intrekking van de Vestigingswet hoeven bedrijven geen vestigingsvergunning meer aan te vragen. De intrekking van de Vestigingswet zal bovendien een administratieve lastenbesparing opleveren.
Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 blijkt dat de eerste resultaten van het in 2004 gelanceerde Actieplan Veilig Ondernemen zichtbaar zijn. Het totale schadebedrag is voor het bedrijfsleven met tien procent gedaald tot € 619 mln en in vier van de vijf onderzochte sectoren geven bedrijven aan dat ze minder vaak slachtoffer zijn geworden. Alleen in de detailhandel is het percentage getroffen bedrijfsvestigingen gelijk gebleven. Voor 2006 zijn nog geen cijfers bekend.
Aanpak transportsector, Cybercrime en het project aanpak urgente Bedrijvenlocaties
In 2006 hebben 12 locaties subsidie ontvangen vanuit de subsidieregeling aanpak urgente bedrijvenlocaties. Tezamen met de voorgaande jaren en de twee pilots zijn er in totaal 33 projecten gestart. Dit is in lijn met de doelstelling uit het Actieplan Veilig Ondernemen.
Het belangrijkste deel van de acties uit het convenant met de transportsector uit 2004 is inmiddels gerealiseerd. In 2006 zijn zowel het onderzoek naar criminaliteit in de wegtransportsector als het onderzoek naar meer veilige parkeerplaatsen gereedgekomen. Het jaar 2007 zal in het teken staan van implementatie van de aanbevelingen uit deze onderzoeken. Zo zal bijvoorbeeld de waarschuwingslijst voor de transportsector operationeel worden.
In mei 2006 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak cybercrime, met daarin aandacht voor repressie (o.a. inrichting high tech crime unit bij KLPD) en preventie. In het kader van preventie is er een experiment gestart om zicht te krijgen op aard en omvang van Cybercrime bij het MKB. Daarnaast is er een systeem opgezet om «phishing sites», waar klanten van banken mee worden geconfronteerd, uit de lucht te halen. Er is tevens een start gemaakt met het opzetten van een informatieuitwisselingmodel met vitale sectoren.
Eind 2005 is het project vereenvoudiging vergunningen van start gegaan, gericht op de uitvoering van het kabinetstandpunt over het rapport van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen.
– Vergunningen rijk: In 2006 zijn alle vergunningenstelsels van het rijk doorgelicht op mogelijkheden tot schrappen of vereenvoudigen. Dit leidt tot vermindering van het aantal rijksvergunningen met 42% en vergunningenstelsels met 22%. Bij voorgenomen rijksregelgeving met vergunningplicht is een toets op noodzakelijkheid verplicht geworden.
– Lex Silencio en versnelling vergunningenprocedures:Voor toepassing van «Lex Silencio positivo» heeft het vorige Kabinet voorwaarden ten aanzien van maatschappelijke risico’s, rechten van derden en de rechten en plichten van de vergunningverkrijger vastgelegd. Doorlichting van de vergunningenstelsels heeft 22 voorstellen voor Lex Silencio opgeleverd.
– Probleemgerichte aanpak: In 2006 is een start gemaakt met een benadering waarbij de focus ligt op het wegnemen van de meest belemmerende regeldruk. Er zijn vijf sectorprojecten uitgevoerd, die een groot aantal aanbevelingen hebben opgeleverd, de meeste worden opgepakt. Ten slotte wordt gestart met twee fundamentele aanpakken voor belemmeringen in de bouw en transport.
– Regeldruk en dienstverlening andere overheden: De samenwerking Rijk en VNG is geïntensiveerd. Er is een interbestuurlijke Taskforce gestart die een uitvoeringsprogramma opstelt. Een toenemend aantal gemeenten licht de vergunningen door.
De VNG licht haar modelverordeningen door. Daarnaast is een aantal convenanten gesloten met (groepen van) gemeenten over aanpak van vergunningen en van strijdige regels.
In 2006 heeft EZ samen met OCW de uitvoering van het pilotprogramma voor de creatieve industrie opgepakt, dat tot doel heeft de economische potentie van de creatieve industrie en productie beter te benutten. Een belangrijk onderdeel van het programma is het leggen van verbindingen tussen creatieve bedrijfstakken, andere delen van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen. Hiervoor is het afgelopen jaar een tender georganiseerd, de Creative Challenge Call met een budget van € 3 mln. 39 projecten zijn geselecteerd uit meer dan 400 inzendingen. De gehonoreerde voorstellen zijn tijdens een conferentie begin november gepresenteerd.
De vorderingen van het volledige programma zijn begin november 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2006/07, 27 406, nr. 98 «Voortgangsrapportage over Programma voor de Creatieve Industrie»).
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
Aantal ondernemers als % van de beroepsbevolking | 11,1% | 11,75% | 12% (onder voorbehoud) | Minimaal 10% en 0,5%-punt hoger danEU-gemiddelde |
Volwassenen actief bezig met het opzetten van een eigen bedrijf (TEA)* | 5,1% | 4,4% | 5,4% (onder voorbehoud) | Bij de 5 hoogst scorende lidstaten van de EU-15 |
Meer starters (nieuwe ondernemers, dus exclusief nieuwe dochterondernemingen) | 48 300 | 55 350 | 61 100 (onder voorbehoud) | 10% boven de relatieve groei van de beroepsbevolking |
Reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven | 4,2% (cumulatief t.o.v. 2002) | 5,9% (cumulatief t.o.v. 2002) | Reductie van 8,8% in 2007 ten opzichte van 2002 (Begroting 2007) Streefwaarde in de begroting 2006 was nog 18% . | |
Aantal bedrijven uit de transparatiebenchmark dat verantwoording aflegt over MVO middels richtlijn 400 of middels een Maatschappelijk jaarverslag | Nulmeting | 30% | 33% (onder voorbehoud) | 30% |
* TEA-index is inclusief volwassenen die een bedrijf hebben jonger dan 42 maanden.
C. Bevorderen Level Playing Field
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Deelname Internationaal overleg | ja |
• Compensatiebeleid | ja |
• Deelname JSF-ontwikkelingsfase | ja |
• Regieraad Bouw | ja |
• Borgstellingsregeling scheepsnieuwbouw | nee, gedeeltelijk |
Activiteiten | |
• Compensatiebeleid | ja |
• Internationale markt voor veiligheid en defensie | ja |
Deelname aan internationaal overleg
EZ is in 2006 nauw betrokken geweest bij de ontwikkelingen binnen het Europees Defensie Agentschap die gericht zijn op een beter functionerende internationale markt voor defensiematerieel. In juli zijn 2 codes van kracht geworden voor militaire aanschaffingen. Met de eerste code wordt de mogelijkheid voor buitenlandse aanbieders om te bieden op een aanvraag voor een defensiesysteem vergroot. De tweede code is gericht op betere informatievoorziening en meer open concurrentie op het niveau van toeleveranciers.
Over de resultaten van het compensatiebeleid wordt de Tweede Kamer geïnformeerd in de jaarrapportage Compensatiebeleid die voor de zomer zal worden aangeboden.
Deelname aan JSF-ontwikkelingsfase
Op 9 november 2006 zijn door de staatssecretarissen van EZ en Defensie de afspraken ondertekend met JSF-producent Lockheed Martin en motorenleverancier Pratt & Whitney en het Fighter Engine Team over de industriële participatie van de Nederlandse Luchtvaartindustrie. De resultaten van de onderhandelingen zijn overeenkomstig de verwachtingen uit 2002. Na het besluit van de Tweede Kamer tot een voortzetting van het JSF programma heeft de staatssecretaris van Defensie op 14 november 2006 in Washington namens ons land het MoU getekend voor de deelname aan de productie-, doorontwikkelings- en onderhoudsfase van het JSF-programma.
Het Nederlandse bedrijfsleven heeft inmiddels voor ruim $721 mln aan opdrachten verworven. Dit betreft $346 mln SDD-opdrachten (ontwikkeling) en $375 mln LRIP-opdrachten (de aanloop van de productiefase). Hierbij zijn bijna 70 MKB-bedrijven betrokken.
Het JSF programma zorgt niet alleen voor omzet, maar ook voor kennisvalorisatie zoals blijkt uit de in augustus verschenen studies van het NIVR en de Universiteit van Tilburg (Kamerstuk II 2005/06, 26 488, nr. 45).
In 2006 zijn de voorbereidingen in gang gezet voor de vorming van de Regieraad Bouw II. De Regieraad II kenmerkt zich ten opzichte van de Regieraad I door een «hoog sector» gehalte. De nieuwe leden zijn geselecteerd uit de gehele bouwketen. Hiervoor is gekozen om het draagvlak voor vernieuwing in de bouwnijverheid te versterken. De Regieraad Bouw II is per 1 januari 2007 onder leiding van de heer Blankert van start gegaan en loopt tot 1 januari 2010.
Borgstellingsregeling Scheepsnieuwbouw
In 2006 is de regeling gepubliceerd. Er is in 2006 geen gebruik gemaakt van de Borgstellingsregeling. Er vindt nog overleg met de banken plaats over een aantal aspecten van de regeling. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de orderportefeuilles van de meeste Nederlandse werven zeer goed zijn gevuld en dat de destijds geconstateerde problematiek in de huidige marktsituatie minder pregnant lijkt te zijn.
Internationale markt voor veiligheid en defensie
In 2006 is geïnventariseerd op welke technologiegebieden die relevant zijn voor veiligheid en defensie, Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen een (potentieel) sterke internationale concurrentiepositie hebben. De rapportage hierover, vergezeld van een visie op de wijze waarop deze positie versterkt kan worden, zal in het voorjaar 2007 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
Aandeel Nederlandse bedrijven in defensie-aanschaffingen (het gedeelte van de aanschaffingen van het Ministerie van Defensie dat wordt ingekocht bij Nederlandse bedrijven). | 52,1% (gemiddeld 2000–2004) | 56,3% (gemiddeld 2001–2005) | 58,6% (gemiddeld 2002–2006) | 60% (5 jaars voortschrijdend gemiddelde) |
Gerealiseerde invulling compensatieverplichtingen (het bedrag dat door buitenlandse overheden bij Nederlandse bedrijven wordt besteed als compensatie voor bestedingen van het Ministerie van Defensie in buitenlands materieel. | € 429 mln (gemiddeld 2000–2004) | € 471 mln (gemiddeld 2001–2005) | € 512 mln (gemiddeld 2002–2006) | Gemiddeld 350 mln per jaar |
Het voortschrijdend gemiddelde van het aandeel van de aanschaffingen van het Ministerie van Defensie dat wordt ingekocht bij Nederlandse bedrijven is gestegen van 56,3 % naar 58,6%. Dat de streefwaarde niet wordt gehaald komt met name door het lage percentage in het jaar 2004 (45%). Dit cijfer is beïnvloed door de aanschaf van het infanteriegevechtsvoertuig voor circa € 850 mln in het buitenland. Voor deze aankoop is overigens wel een compensatieovereenkomst afgesloten waardoor deze uitgave indirect weer ten goede komt van het Nederlandse bedrijfsleven.
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Soort onderzoek | Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats |
Effectevaluatie | GSB II (1999–2004) | A | 2005 | 2006 | Kamerstukken II, 2005/06, 30 128, nr. 9 |
Effectevaluatie | BBMKB | B | 2005 | 2005 | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 XIII, nr. 74 |
Effectevaluatie | Investors in people | B | 2005 | 2005 | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 XIII, nr. 56 |
Effectevaluatie | Fiscale regelingen ondernemingen (durfkapitaal) | B | 2005 | 2005 | Kamerstukken II, 2005/06, 30 300 XIII, nr. 57 |
Effectevaluatie | Fiscale regelingen ondernemingen | B | 2005 | 2006 | Kamerstukken II, 2005/06, 29 949, nr. 56 |
4 DOELMATIGE EN DUURZAME ENERGIEHUISHOUDING
Een doelmatige en duurzame energiehuishouding
Een doelmatige en duurzame energiehuishouding is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame economische groei. Energie moet schoon, betaalbaar en beschikbaar zijn. Het afgelopen jaar is veel geïnvesteerd in duurzame energie via diverse regelingen. Met het Transitie Actieplan van de Taskforce Energietransitie (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 023, nr. 27) wordt voorgesorteerd op een duurzame toekomst. De EU-doelstelling van een aandeel van 9% duurzame elektriciteit in 2010 wordt volgens de huidige inzichten gehaald. De werking van de energiemarkten is verbeterd, maar is nog niet optimaal. De prijzen zijn hoog, er wordt weinig tussen aanbieders gewisseld en de grote spelers hebben gezamenlijk nog steeds een hoog marktaandeel. Wel zijn er verbeteringen als het gaat om nieuwe toetreders, oplossen van administratieve problemen, effectiever toezicht, Noordwest-Europese samenwerking en de inwerkingtreding van de Wet Onafhankelijk Netbeheer. Energievoorzieningszekerheid heeft grotere aandacht gekregen in het buitenlands beleid. De contacten met energieproducerende landen zijn versterkt en de interdepartementale samenwerking is verder verbeterd, bijvoorbeeld door oprichting van de interdepartementale Projectdirectie Energietransitie (IPE). De Europese Commissie heeft in maart 2006 het Groenboek Strategisch Energiebeleid uitgebracht, met de drie pijlers voltooiing van de interne markt, strijd tegen de klimaatverandering en voorzieningszekerheid.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 357 003 | 444 229 | 740 663 | 943 703 | 237 277 | 706 426 |
Waarvan garantieverplichtingen | 200 000 | |||||
Programma-uitgaven | 335 379 | 388 627 | 704 750 | 920 498 | 210 641 | 709 857 |
Operationeel doel A: Optimale ordening en werking energiemarkten | ||||||
– Compensatie Demkolec/stadsverwarming | 30 465 | 29 500 | 76 015 | 14 344 | 29 500 | – 15 156 |
Operationeel doel B: Duurzame energiehuishouding | ||||||
– Programma energie-efficiency | 19 021 | 16 267 | 9 988 | 5 139 | 7 060 | – 1 921 |
– Programma efficiency DGOI-deel | 4 569 | 3 399 | 2 880 | 2 900 | – 20 | |
– EINP | 502 | 82 | ||||
– Programma duurzame energie | 4 338 | 30 966 | 15 537 | 2 824 | 6 218 | – 3 394 |
– Bijdrage MEP | 176 000 | 690 770 | 690 770 | |||
– Garantie leningen TenneT (garantieverplichtingen) | 200 000 | |||||
– Overige uitgaven duurzame energie | 3 770 | 184 | 241 | 12 | 1 269 | – 1 257 |
– CO2-reductieplan | 65 254 | 912 | 9 841 | 1 053 | 1 053 | |
– Joint Implementation | 50 995 | 85 625 | 24 633 | 4 156 | 3 575 | 581 |
– Lange Termijn Onderzoek | 7 290 | 46 464 | 43 516 | 47 137 | – 3 621 | |
– TransitieManagement | 370 | 24 081 | 17 902 | 17 902 | ||
– Bijdrage aan ECN | 62 915 | 42 650 | 31 674 | 50 454 | 30 533 | 19 921 |
Operationeel doel C: Handhaving niveau voorzieningszekerheid | ||||||
– Doorsluis COVA-heffing | 88 868 | 87 874 | 78 020 | 80 678 | 75 998 | 4 680 |
– Beheer Mijnschadestichtingen | 5 | 3 | 3 | 92 | 91 | 1 |
– O&O Bodembeheer | 2 998 | 2 822 | 3 403 | 2 283 | 2 210 | 73 |
– Bijdrage aan diverse instituten | 169 | 145 | 142 | 142 | 1 050 | – 908 |
Algemeen | ||||||
– Bijdrage Algemene energie Raad | 360 | 344 | 348 | 84 | 264 | |
– Diverse programmauitgaven Energie (HFR) | 29 754 | |||||
– Besluit subsidies investering kennisinfrastructuur (Bsik) | 45 700 | |||||
– O&O energie | 5 719 | 3 541 | 5 305 | 3 905 | 3 016 | 889 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 29 | 4 | ||||
Apparaatuitgaven | 21 624 | 55 602 | 35 913 | 23 205 | 26 636 | – 3 431 |
– Personeel energie | 6 995 | 6 708 | 7 858 | 6 621 | 7 350 | – 729 |
– Bijdrage DGET aan Agentschappen | 10 592 | 32 901 | 19 971 | 7 225 | 11 203 | – 3 978 |
– Uitvoeringskosten Agentschappen DGOI | 12 135 | 4 091 | 5 247 | 4 149 | 1 098 | |
– Apparaatuitgaven SodM | 4 037 | 3 858 | 3 993 | 4 112 | 3 934 | 178 |
Uitgaven (totaal) | 330 999 | 350 399 | 503 419 | 967 978 | 289 672 | 678 306 |
Ontvangsten (totaal) | 2 528 516 | 2 597 570 | 7 232 609 | 4 852 633 | 3 829 573 | 1 023 060 |
– Terugontvangsten Senter | 335 | 621 | 1 219 | 1 483 | 1 483 | |
– Dividendontvangst UCN | 43 182 | 8 406 | ||||
– Ontvangsten COVA | 88 868 | 87 874 | 78 020 | 80 678 | 75 998 | 4 680 |
– Aardgasbaten | 4 044 457 | 4 220 145 | 9 706 540 | 8 104 217 | 6 499 800 | 1 604 417 |
– Bijdrage aan het Fes | – 1 650 579 | – 1 724 430 | – 2 562 200 | – 3 379 907 | – 2 755 800 | – 624 107 |
– Ontvangsten zoutwinning | 1 757 | 1 871 | 1 902 | 1 998 | 1 761 | 237 |
– Ontvangsten Fes | 2 800 | 5 835 | 7 421 | 7 664 | – 243 | |
– Diverse ontvangsten energie | 496 | 283 | 1 293 | 36 743 | 150 | 36 593 |
Compensatie Demkolec/stadsverwarming
Bij voorjaarsnota 2006 is, naar aanleiding van de vermoedelijke realisatie 2001 t/m 2004, het budget voor de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (OEPS) naar beneden bijgesteld met € 10 mln per jaar. Daarnaast zijn de in 2006 verstrekte voorschotten in het kader van de OEPS lager dan geraamd. Dit komt doordat er een lager beroep op de OEPS is geweest. Dit betreft een bedrag van € 5,2 mln.
Bijdrage MEP (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie)
Bij voorjaarsnota 2006 is € 509 mln aan de EZ begroting toegevoegd. Dit betreft € 375 mln als eenmalige tegemoetkoming in verband met de gestegen energiekosten. Daarnaast betreft dit een Rijksbijdrage van € 134 mln in verband met een geraamd additioneel tekort als gevolg van een hoger beroep op de MEP. Bij najaarsnota 2006 zijn de middelen voor de Rijksbijdrage nogmaals met € 176 mln verhoogd.
Bij najaarsnota 2006 is het budget voor de Unieke Kansenregeling (UKR) beschikbaar gesteld. Dit betreft een bedrag van € 17 mln.
In 2006 is € 11 mln overgeheveld van onderzoeksmiddelen EOS (Energie OnderzoeksStrategie) naar ECN. Dit betreft een technische mutatie. Met deze middelen voert ECN een vraaggstuurd programma uit gestoeld op EOS. Daarnaast betreft € 8,1 mln een noodzakelijk geachte eenmalige bijdrage voor het verbeteren van de solvabiliteitspositie van ECN. Door de rechterlijke uitspraak over de indexering van de pensioenen, was een groter bedrag ter oplossing van dit probleem nodig dan de solvabiliteit van ECN toeliet. De Rijksbijdrage voorkomt het faillissement van ECN en daarmee verlies van werkgelegenheid in de kop van Noord-Holland en verlies van hoogwaardige (energie)kennis in Nederland.
Deze mutatie bestaat uit twee onderdelen: bij najaarsnota 2006 is de tariefverlaging voor de COVA-heffing verwerkt, ten behoeve van een geleidelijke afbouw van de hoger dan noodzakelijk geachte stand van de egalisatiereserve. Dit betreft een neerwaartse bijstelling van € 2 mln. Daarnaast bleek het volume waarover de COVA-heffing wordt geheven groter dan geraamd. Er is meer ingevoerd dan eerder verwacht (hoger heffingsplichtig volume). Deze hogere invoer heeft betrekking op volumes lichte olie, halfzware olie, gasolie en vloeibaar petroleumgas. Dit betreft een bedrag van € 6,8 mln.
De meevaller ten opzichte van de ontwerpbegroting 2006 is met name toe te schrijven aan de hogere olieprijs.
Betreft de bijdrage aan het Fes gebaseerd op de realisatie van de aardgasbaten.
In 2006 is van SenterNovem een terugbetaling ontvangen van € 36 mln in verband met de afrekening van de jaartranches 2001 t/m 2004 met betrekking tot de OEPS.
A. Bevorderen optimale ordening en werking van de energiemarkten
Ondanks de liberalisering is er nog geen optimale concurrentie. Er wordt te weinig gewisseld van aanbieder en de groothandelsmarkt is voor verbetering vatbaar. Het gezamenlijk marktaandeel van de drie grote energiebedrijven is aan de hoge kant. Er zijn echter ook positieve ontwikkelingen: er zijn nieuwe spelers toegetreden; de kosten voor transport van elektriciteit zijn gedaald door effectiever toezicht; technische overstapbarrières zijn opgeheven; de administratieve problemen bij de energiebedrijven zijn goeddeels opgelost; het nieuwe marktmodel wordt ingevoerd voor de kleinverbruikers met een capaciteitstarief (een vast tarief: transparant en minder kans op foute facturen) en de «slimme meter» (verbruiksinzicht zou moeten leiden tot besparing en meer controle over kosten voor de kleinverbruiker). Voorts is de Wet Onafhankelijk Netbeheer vastgesteld, waarmee de marktwerking wordt gestimuleerd (kruissubsidiëring niet meer mogelijk; gelijke kansen voor nieuwkomers en bestaande bedrijven). Publiek en onafhankelijk netbeheer wordt met de wet gewaarborgd. Tenslotte is er extra inzet gepleegd op de totstandkoming van een Noordwest-Europese energiemarkt via het zogeheten pentalaterale forum (samenwerkingsverband Benelux, Frankrijk, Duitsland).
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Wet Onafhankelijk Netbeheer. | ja |
• Het marktmodel. | nee |
• Monitoring van de energiemarkten door DTe. | ja |
• Ministeriële regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas. | ja |
• Besluit leveringszekerheid gas. | ja |
• Participatie in internationale fora. | ja |
• Voorlichting aan consument viawww.consument-en-energie.nl. | ja |
Activiteiten | |
• Wet Onafhankelijk Netbeheer: afronden parlementaire behandeling en implementatie. | ja |
Aanpassen en toezicht houden op het marktmodel | |
• Toezicht houden op implementatie door de sector van eventueel noodzakelijke maatregelen op het gebied van de inrichting van administratieve processen in de geliberaliseerde retailmarkt. | ja |
• Faciliteren van deze implementatie door wijziging van wet- en regelgeving daar waar noodzakelijk en overleg met DTe over de eventueel noodzakelijke wijziging van Technische Codes. | nee |
• Overleg voeren met de sector en monitoren van de ontwikkelingen om vast te stellen dat genomen maatregelen ook inderdaad effectief zijn. | nee |
Monitoren van de energiemarkten door DTe | |
• DTe monitort de mate van marktwerking, transparantie en non-discriminatoir gebruik van de netten en rapporteert hierover voor 1 mei in haar Jaarverslag aan de Minister van Economische Zaken | ja |
• Intensiveren monitoring op basis van een groot aantal indicatoren waaronder: concentratiegraad in de retailsector en groothandelssector en uitvalduur. Het monitoren van de concentratiegraad in de retailsector en groothandelssector geeft een beeld van de marktwerking. De gegevens van het monitoren van de uitvalduur worden gebruikt voor de kwaliteitsregulering. | ja |
• In 2006 de doeltreffendheid van de Elektriciteits- en Gaswet in de praktijk onderzoeken. | ja |
Bevorderen werking gasmarkt | |
• Follow-up kabinetsstandpunt over Algemene Energieraad advies «Gas voor morgen». | ja |
• Handel op gasbeurs stimuleren (liquiditeit). | nee |
• Congestie import/export minimaliseren. | nee |
• Markttransparantie vergroten. | nee |
• Vereenvoudigen vergunningenregime gasopslag. | nee |
• Met betrekking tot Ministeriële Regeling: monitoren balanceringsregime Gas Transport Services (GTS). | ja |
• Met betrekking tot besluit leveringszekerheid gaswet: evalueren van het regime «koude winters» (pieklevering) uit AMvB. | ja |
Bevorderen van het internationaal level playing field | |
• Deelnemen aan bilateraal overleg. | ja |
• Met buurlanden, de Europese Commissie, Transmission System Operators (TSO’s) en toezichthouders de handelsbarrières en verschillen in ordening wegnemen, met als doel een regionale energiemarkt in Noordwest-Europa te realiseren. | ja |
• Uitwerken van de intenties van het Memorandum of Understanding in werkgroepen met omringende landen. | ja |
• Participeren in Europese fora Florence (Elektriciteit) en Madrid (Gas) om Nederlandse standpunten, waaronder gasopslag in te brengen. | ja |
• Harmoniseren van Europese regelgeving en wegnemen van barrières op de Europese elektriciteits- en gasmarkt. | ja |
De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is afgerond en het voorstel is met grote meerderheid in zowel Tweede als Eerste Kamer aangenomen. Door aanname van de motie Doek/Sylvester (Kamerstukken I, 2006–2007, 30 212, nr. H) in de Eerste Kamer treden de «splitsingsartikelen» nog niet in werking. De geïntegreerde energiebedrijven zijn hierdoor nog niet verplicht zich te splitsen.
Aanpassen en toezicht houden op het marktmodel
Om te komen tot een goed werkende kleinverbruikersmarkt is in 2006 samen met de sector gewerkt aan de wijzigingen in het huidige marktmodel. Centraal staat een sterke vereenvoudiging van de administratieve processen, waarbij de leverancier hét aanspreekpunt wordt voor de klant. De sector moet haar bedrijfsvoering hierop aanpassen, EZ moet dit vormgeven in wet- en regelgeving. Het overleg met de energiesector duurde langer dan verwacht en met name de inrichting van de markt voor slimme meters heeft extra tijd gekost, onder andere vanwege de complexiteit van de materie. Eind 2006 is het concept-wetsvoorstel tot stand gekomen. Na behandeling in de Eerste en Tweede Kamer zal het de basis zijn voor de wijziging van Technische Codes. Met DTe heeft al wel afstemming plaatsgevonden over de praktische gevolgen van het wetsvoorstel voor de Codes. Gezien het feit dat de nieuwe wet- en regelgeving nog niet van kracht is, is er in 2006 nog geen basis geweest om de effectiviteit van het nieuwe marktmodel te monitoren. Wel zijn in 2006 al diverse stappen gezet om de kwaliteit van de administratieve dienstverlening in de energiesector te verbeteren (o.a. regierol voor de leveranciers bij de verwerking van verhuizingen en overstappen naar andere aanbieder). Middels de scorecards die voor iedere consument beschikbaar zijn via de website van de NMa kunnen de prestaties van individuele energiebedrijven worden gevolgd.
Endex is aangewezen als gasbeurs en zowel APX als Endex hebben initiatieven genomen om de handel via gasbeurzen uit te breiden, waardoor met name de liquiditeit is bevorderd. In oktober is aan de Tweede Kamer toegezegd te bezien of het nodig is om een AMvB voor te bereiden om de transparantie en de liquiditeit van de gasmarkt verder te bevorderen, zodat concurrentie en leveringszekerheid worden gestimuleerd. Daarnaast heeft DTe diverse aanpassingen van de gascodes vastgesteld met het oog op de verbetering van de binnenlandse gasmarkt, o.a. met betrekking tot balancering, kwaliteitsconversie en transparantie. Er wordt nu eerst gekeken of dit voldoende is, alvorens tot eventuele verdere aanpassingen over te gaan. Voorts is in een brief aan de Tweede Kamer een nieuw reguleringsmodel voor gastransport aangekondigd, dat ruimte moet bieden voor transportinvesteringen in het kader van de gasrotonde. Door uitbreiding van het gastransportnet kan de congestie verminderd worden en verder worden gebouwd aan de gasrotonde. Gasunie Transport Services heeft investeringsvoorstellen gedaan, die bij DTe ter beoordeling zijn voorgelegd. Voorts zijn er voorbereidingen getroffen voor de aanpassing van het vergunningenregime voor gasopslag, waaronder het starten van een onderzoek naar barrières en mogelijke oplossingen voor gasopslag. Private partijen geven namelijk aan wel te willen investeren in gasopslag, maar dat er belemmeringen zijn die dit in de weg staan (deels gelegen in de Mijnbouwwet, maar ook deels daarbuiten). Het vergunningenregime voor gasopslag zal naar verwachting in 2007 in de mijnbouwwet worden aangepast. Eerder bleek juridisch niet haalbaar.
Bevorderen van het internationale level playing field
Eind 2005 is op initiatief van Nederland het Pentalaterale Energy Forum opgezet. Dit samenwerkingsverband tussen de vijf Noordwest-Europese landen (Benelux, Frankrijk en Duitsland) heeft als doel verdere marktintegratie op de elektriciteitsmarkt in deze regio. Binnen het forum wordt in verschillende werkgroepen van TSO’s, toezichthouders en overheden gezocht naar oplossingen op specifieke onderwerpen. De Europese Commissie is hierbij als toehoorder aanwezig. De ministers van de vijf Noordwest-Europese landen ontmoeten elkaar minimaal halfjaarlijks en marge van de Energieraad om resultaten van het Energy Forum te vernemen en zo nodig beslissingen te nemen. Dankzij het politieke commitment in de verschillende landen is de voortgang in een stroomversnelling gebracht en zijn er al concrete resultaten geboekt op het gebied van leveringszekerheid en de samenwerking tussen netbeheerders voor een goede benutting van interconnecties. Zo zijn bijvoorbeeld de elektriciteitsbeurzen in Frankrijk, Nederland en België nu gekoppeld, werken de toezichthouders samen en zijn de brancheverenigingen van de vijf landen verenigd in het Market Parties Platform.
Naast bovengenoemde activiteiten is er vorig jaar ook veel aandacht besteed aan de energie-intensieve industrie die last ondervindt van de hoge elektriciteitsprijs in Nederland. Het kabinet is tegemoetgekomen aan het verzoek van het consortium van bedrijven in de energie-intensieve industrie om te komen tot gezamenlijke maatregelen (Tweede Kamerstukken 2006–2007, 28 240, nr. 61). Dit wordt thans uitgewerkt door het consortium in samenwerking met EZ.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit | ||||
– HHI: | 2 350 | 2 282 | 2 295 | Lager |
– C3: | 84% | 80% | 82% | Lager |
2. Concentratiegraad in de retailsector gas | ||||
– HHI: | 2 350 | 2 216 | 2 149 | Lager |
– C3: | 84% | 79% | 79% | Lager |
3. Klachten Geschillencommissie | 1 960* | 3 296** | 2 678*** | Lager |
4. Concentratiegraad in de groothandelssector Elektriciteit | ||||
– HHI (opgestelde productiecapaciteit) | 1 914 | 2 020 | Nog niet beschikbaar | Lager |
– HHI (geleverde elektriciteit aan groothandelsmarkt voor ieder uur) | 2 319 | 2 232 | Nog niet beschikbaar | Lager |
* 89% van de klachten was voor energie, 11% voor water, 1744 klachten voor energie
** 94% van de klachten was voor energie, 6% voor water, 3098 klachten voor energie
*** 93% van de klachten was voor energie, 7% voor water, 2501 klachten voor energie.
1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit en 2. Concentratiegraad in de retailsector gas
Betreft voorlopige cijfers. Ondanks een daling van de HHI, wat een vermindering van de concentratie op de markt inhoudt, behouden de drie grootste partijen op de kleinverbruikersmarkt hun marktaandeel, waardoor de C3 (het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste actieve partijen op een markt) constant blijft voor gas en iets toeneemt voor elektriciteit.
4. Concentratiegraad in de groothandelssector Elektriciteit
Het realisatiecijfer 2006 komt in mei 2007 beschikbaar.
B. Het tot stand brengen van een duurzame energiehuishouding
Er is veel gedaan om een duurzame energiehuishouding tot stand te brengen. Zo is er ruim € 80 mln in 2006 geïnvesteerd in energieonderzoek en is er een plan gelanceerd hoe € 250 mln extra in te zetten via het zogeheten Borssele-duurzaamheidspakket (het bedrijfsleven zet daar eenzelfde bedrag tegenover). Daarnaast heeft de Taskforce Energie Transitie haar Transitie Actieplan gepubliceerd (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 023, nr. 27) waarmee wordt voorgesorteerd naar een duurzame energiehuishouding in 2050. In 2006 zijn vanuit de Unieke Kansen Regeling diverse transitieprojecten van start gegaan, variërend van slimme kassen die worden verwarmd met CO2 afkomstig uit de industrie tot zogeheten ecobuildings (energieneutrale kantoren). Door de Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) is het percentage duurzaam geproduceerde elektriciteit ten opzichte van 2003 verdubbeld en in 2010 halen we volgens de huidige inzichten de EU-doelstelling van 9% duurzame elektriciteit. Het voor 2006 opgestelde vermogen windenergie op land passeerde in 2006 de 1500 MW-grens (oorspronkelijk voorzien in 2010). Het nieuw aangetreden kabinet zal voor de komende jaren nieuwe doelstellingen en instrumenten kiezen om duurzame energie een verdere impuls te geven.
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
Stimuleren duurzame energie | |
• Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP). | ja |
• Het Blowconvenant | ja |
• Ondersteuning van gemeenten en provincies bij uitvoeren van windenergiebeleid. | ja |
• Voorlichting aan consumenten viawww.consument-en-energie.nl | ja |
• Fiscale stimulering van duurzame-energietechnologieën via de Energie-investeringsaftrek (EIA). | ja |
Stimuleren Energiebesparing | |
• Beprijzing van energie via de Energiebelasting. | ja |
• Voorlichting aan consumenten viawww.consument-en-energie.nl. | ja |
• Afspraken met het bedrijfsleven via Meerjarenafspraken (MJA’s) en het Benchmark convenant. | ja |
• Fiscale stimulering van energie-efficiënte technologieën via de Energie-investeringsaftrek (EIA). | ja |
Stimuleren reducties broeikasgassen | |
• Subsidiëren van investeringen in klimaatvriendelijke technologieën via het CO2-reductieplan. | ja |
• Aankopen van emissiereducties in andere ontwikkelde landen via het instrument Joint Implementation. | ja |
• Introductie van een maximum uitstootplafond voor de grotere industrieën en energiesector in Europa via het CO2-emissiehandelsysteem. | ja |
Stimuleren energie-innovatie | |
• Unieke Kansen Regeling (UKR) voor concrete experimenten. | ja |
• EOS Lange Termijn voor fundamenteel en industrieel onderzoek. | ja |
• Instrument Demo voor demonstratieprojecten in het energieonderzoek. | ja |
• Nieuw Energieonderzoek (NEO) voor prille, niet-conventionele ontwikkelingen. | ja |
• Prestatie afspraken met en het verstrekken van financiële ondersteuning aan het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN). | ja |
Activiteiten | |
Stimuleren duurzame energie | |
• Ondersteunen van voorlichting door de stichting Milieu Centraal over duurzame energie. | ja |
• Voortzetting van activiteiten gericht op stimulering van het gebruik van biomassa voor energieopwekking in Nederland. | ja |
• Ingebruikname van het Near Shore Windpark Egmond. | ja |
• Start van het interdepartementaal Bureau Energieprojecten. Dit bureau stroomlijnt en coördineert de vergunningprocedures voor onder andere biomassa- en windenergieprojecten. | ja |
Stimuleren Energiebesparing | |
• Uitwerken van de besparingsmaatregelen zoals deze zijn opgenomen in het Energierapport dat in juli 2005 is gepubliceerd. | ja |
• Streven naar (continue) strengere normen voor het energieverbruik van apparaten en voertuigen in Europa. | ja |
• Tot stand brengen van interdepartementale actieprogramma’s. | ja |
• Onderzoeken van de mogelijkheid om «slimme meters» te introduceren, waarbij zowel de leverancier als de consument meer inzicht in het energieverbruik krijgen. | ja |
• Invoering van een systeem van verhandelbare energiebesparingsmaatregelen («witte certificaten»). | nee |
• Verhogen van de energiebelasting in fasen, onder gelijktijdige verlaging van de vennootschapsbelasting. | ja |
• Het evalueren van de EIA. | nee |
• Uitbrengen van de voortgangsrapportage MJA’s, Benchmark. | ja |
• Onderzoek naar de mogelijkheden van intensivering van het besparingsbeleid naar 2%. | ja |
Stimuleren reducties broeikasgassen | |
• Afronding van het CO2-allocatieplan voor de emissiehandel (Emission Trading Scheme – ETS) in de periode 2008–2012. | ja |
• Beperken van windfall profits in het nieuwe allocatieplan. | ja |
• Bijstellen van het beleid t.a.v. Joint Implementation en Clean Development Mechanism n.a.v. de in 2005 gehouden evaluatie. | ja |
• Opnieuw inzetten van vrijgevallen middelen uit het CO2-reductieplan indien dit voor het behalen van de CO2-doelstelling benodigd is. | nee |
• Inzetten op een brede (mondiale) klimaatcoalitie van de grote geïndustrialiseerde landen, de zich snel ontwikkelende landen en de belangrijkste ontwikkelingslanden met als doel het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. | ja |
Stimuleren energie-innovatie | |
• Uitvoeren van de subsidieregelingen van de Energie Onderzoek Strategie (EOS) en de onderliggende programma’s. | ja |
• Het voorbereiden van een eerste globale verdere evaluatie van de prioriteiten van EOS en versterking van de aansluiting met energietransitie. | ja |
• Uitvoeren van thematische integratie van ECN in EOS. | ja |
• Zoveel mogelijk aansluiten van de richtlijnen van het 7e Europees kaderprogramma (dat in 2007 begint) op de prioriteiten van het Nederlandse energieonderzoeksbeleid. | ja |
• Opzet van Innovatief Onderzoeksprogramma Elektromagnetische Vermogenstechniek (IOP EMVT) dat vooral is gericht op de ontwikkeling van intelligente netten ter verbetering van opname decentraal productievermogen (met name wind). | ja |
• Coalities tussen bedrijven tot stand brengen, die gezamenlijk projecten starten gericht op een transitie naar een duurzame energiehuishouding. | ja |
• Ten aanzien van de energietransitie belemmeringen in regelgeving wegnemen en nieuwe financiële incentives ontwikkelen. | ja |
• Het uitschrijven van extra tenders voor de Unieke Kansen Regeling en het openstellen van de tenderregeling Stimulering Innovatieve Biobrandstoffen uit het Borssele-duurzaamheidspakket. | ja |
Het percentage in Nederland duurzaam opgewekte elektriciteit is de afgelopen jaren boven verwachting sterk toegenomen. Uit gegevens van EnerQ van 11 juli 2006 blijkt dat de MEP-doelstelling (9% duurzame elektriciteit in 2010) naar verwachting zal worden gehaald. Daarom zijn de subsidiebedragen voor de MEP met ingang van 18 augustus 2006 op € 0,- vastgesteld. Gezien het mandaat van het vorige kabinet is het stellen van een nieuwe doelstelling voor duurzame elektriciteit en de daarbij behorende instrumenten en middelen overgelaten aan het nieuw aangetreden kabinet. Aanvragen die op of ná 18 augustus 2006 zijn ontvangen hebben geen recht meer op MEP-subsidie. Om deze groep tegemoet te komen zijn op 5 december 2006 de beleidsregels kostenvergoeding subsidie milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 in de Staatscourant gepubliceerd. Deze regeling voorziet in een vergoeding van de kosten die door bedrijven noodzakelijkerwijs zijn gemaakt ten behoeve van het aanvragen van MEP-subsidie, maar die deze aanvraag niet voor 18 augustus 2006 hebben kunnen indienen. Voor de beleidsregels kostenvergoeding MEP is vooralsnog € 70 mln beschikbaar. Daarnaast is een aparte subsidieregeling met een subsidieplafond van € 270 mln opengesteld voor kleinschalige vergistingsinstallaties. Ook deze regeling is in de Staatscourant van 5 december 2006 gepubliceerd. De MEP-wetgeving zelf is met ingang van 1 januari 2007 aangepast in verband met doelmatigheid en beheersbaarheid en blijft van kracht. Reeds bestaande beschikkingen én aanvragen die vóór 18 augustus 2006 zijn ingediend worden niet geraakt door het op 0 zetten van de MEP en zullen worden behandeld volgens de eerder gepubliceerde subsidiebedragen.
Het afnemerstarief is voor het jaar 2007 vastgesteld op € 0,-. Particulieren en kleine bedrijven met een eigen energie-aansluiting hebben in 2006 een eenmalige tegemoetkoming van € 52,- in de energiekosten gekregen. Deze tegemoetkoming is bedoeld als gedeeltelijke compensatie voor de gestegen energiekosten en ter verbetering van de koopkracht.
In het Energierapport 2005 (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 023, nr. 14) is de invoering van afrekenbare energiebesparingsdoelstellingen voor energieleveranciers («witte certificaten») aangekondigd. Het verkrijgen van voldoende draagvlak bij de betrokken partijen is daarbij noodzakelijk en heeft extra tijd gevergd. In december 2006, bij het aankondigen van de doelstellingen, zijn de energieleveranciers uitgenodigd om, zo mogelijk in samenwerking met andere partijen zoals het Platform energietransitie Gebouwde Omgeving (PeGO), voor medio maart 2007 te komen met een voorstel voor invulling van deze doelstellingen. Het evaluatierapport van de EIA zal naar verwachting worden afgerond in mei 2007. De evaluatie is niet afgerond in 2006 door complicaties bij het verzamelen van de benodigde CBS-data. ECN heeft in opdracht van het ministerie van Economische Zaken vastgesteld welke maatregelen er nodig zijn om het besparingstempo nog verder, naar 2%, te verhogen. Deze studie is eind 2006 naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 240, nr. 70).
Stimuleren reducties broeikasgassen
Op verzoek van de Tweede Kamer is verzending van het Tweede Nationale Allocatieplan Emissiehandel (2008–2012) naar de Europese Commissie uitgesteld zodat de Kamer gelegenheid kreeg over dit plan te overleggen met de Minister van EZ en de Staatssecretaris van VROM. Hierdoor is het plan niet in 2006 afgerond. De windfall profits voor elektriciteitsbedrijven in het emissiehandelssysteem zijn aangepakt (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 982, nr. 52). De elektriciteitsproducenten krijgen in het Tweede Nationale Allocatieplan een verlaging van 15% op hun toewijzing. De elektriciteitsgrootgebruikers die de windfall profits betalen worden hier deels mee gecompenseerd. Op basis van de in 2005 gehouden evaluatie van Joint Implementation (JI) en het Clean Development Mechanism, waarin hogere marktprijzen voor JI werden aangekondigd, is besloten het budget voor JI te verhogen. Ook is besloten extra reducties te werven ter compensatie van uitval van bestaande JI-projecten. Binnen het CO2-reductieplan is geen aanleiding geweest een nieuwe tender uit te schrijven; nog steeds wordt verwacht dat het instrument zijn doelstelling met de huidige gecommitteerde middelen zal behalen.
Vanuit het duurzaamheidspakket in relatie tot de besluitvorming rond de Kerncentrale Borssele (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 000, nr. 44) zijn extra tenders voor de Unieke Kansen Regeling uitgeschreven en is de tenderregeling Stimulering Innovatieve Biobrandstoffen opengesteld (in respectievelijk november en december).
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
1. Duurzaam elektriciteitsverbruik* | 4,45% | 6,13% | 6,6% | 9% in 2010 | |
2. Duurzaam energieverbruik* | 1,8% | 2,4% | 2,6% | 10% in 2020 | |
3. Jaarlijkse vermindering van de groei van het energiegebruik als gevolg van energie-efficiencybeleid | 1% | 1% | 1% | Nog niet beschikbaar | 1,2% na 2008, 1,3% na 2012 |
4. Hoeveelheid gecommitteerde jaarlijkse CO2-reductie via het CO2-reductieplan | 3 Mton | 0 Mton Cumulatief 3 Mton | 4–5 Mton per jaar (20–25 totaal 2008–2012) | ||
5. Streefwaarde in vermeden Mton CO2- uitstoot vóór 2012 via Joint Implementation: | |||||
– Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits raamcontract EBRD | 0,3 Mton | 1,1 Mton | 4,2 Mton | ||
– Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits raamcontract Wereldbank | 1,0 Mton | 2,0 Mton | |||
– Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits in Erupt | 15,9 Mton | 0 MtonCumulatief:5,9 Mton | 15,9 Mton | ||
– Hoeveelheid aangekochte claims op CO2-credits in PCF | 2 Mton | 0 MtonCumulatief2 Mton | 2,2 Mton | ||
6. Absoluut plafond voor uitstoot van CO2 voor grote industrie en energiesector d.m.v. het emissiehandelsysteem | 112 Mton | Nog niet beschikbaar | 112 Mton | ||
7. Handhaven van de EU bijdrage aan het Nederlandse energieonderzoek (in %) | 10% | 8,6% | 17% | Minimaal 7% |
* Uit nationale productie.
3. Jaarlijkse vermindering van de groei van het energiegebruik als gevolg van energie-efficiencybeleid
Streefwaarde inclusief maatregelen in Europees verband is 1,3% (2008) en 1,5% (2012).
Realisatiecijfer komt pas later beschikbaar, omdat de CBS-cijfers die ECN nodig heeft voor het vaststellen pas in het najaar van 2007 beschikbaar zijn.
4. Hoeveelheid gecommitteerde jaarlijkse CO2-reductie via het CO2-reductieplan
Betreft realisatiecijfer 2005.
5. Streefwaarde in vermeden Mton CO2-uitstoot vóór 2012 via Joint Implementation
De Nederlandse overheid heeft in het kader van Joint Implementation contracten afgesloten met de EBRD en de Wereldbank voor de aankoop van CO2-reductie credits. Door afname in het aanbod van geschikte projecten hebben de banken niet de termijnen die aan hun doelstellingen verbonden waren, kunnen halen. Om deze reden zijn de contracten met de banken verlengd tot respectievelijk 15 maart en 1 juli 2007. De streefwaarden voor de aankoop van CO2-credits via Erupt en PCF zijn in 2005 reeds behaald.
6. Absoluut plafond voor uitstoot van CO2 voor grote industrie en energiesector d.m.v. het emissiehandelsysteem
De berekeningen van het CBS en de Nederlandse Emissie Autoriteit komen op zijn vroegst in april 2007 beschikbaar.
7. Handhaven van de EU bijdrage aan het Nederlandse energieonderzoek (in %)
De EU-bijdrage aan het Nederlandse energieonderzoek bedroeg in 2006 17%. Deze hoge score is onder meer te verklaren door de hoge kwaliteit van het Nederlandse onderzoek en de goede aansluiting van de Nederlandse onderzoeksprioriteiten bij de prioriteiten gesteld binnen de EU. De verwachting is dat de bijdrage de komende jaren niet op dit uitzonderlijk hoge niveau zal blijven. In de EU wordt namelijk gestreefd naar een evenredige verdeling over Lidstaten, waardoor de bijdrage aan Nederland waarschijnlijk zal dalen.
C. Handhaving van het niveau van voorzieningszekerheid op korte en lange termijn
Verschillende ontwikkelingen geven aanleiding tot actie op het gebied van energievoorzieningszekerheid: geopolitieke spanningen, een groeiende afhankelijkheid van een kleiner wordende groep energie-exporterende landen en een toenemende positie van enkele nationale oliemaatschappijen. Het Ministerie van Economische Zaken heeft een aanpak gekozen langs drie lijnen: bilateraal, multilateraal en in EU-verband. Voorbeelden van gepleegde acties in 2006 zijn: landenbezoeken aan olieproducerende landen zoals Algerije en Libië; bilaterale gesprekken met energieministers van Qatar, Saoedi-Arabië, Nigeria, Rusland en Iran; MoU met Oekraïne over energiesamenwerking; handelsmissie naar Rusland; MoU tussen Gazprom en Gasunie; een gaspijpleiding tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Hoewel er geen acute problemen zijn, verdient de vraag hoe we in onze energiebehoefte voorzien, constante aandacht. De bovenstaande inzet draagt daaraan bij. In 2007 zal EZ deze aanpak actief voorzetten.
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Internationaal overleg. | ja |
• Oliecrisisbeleid. | ja |
• Monitoring leverings- en voorzieningszekerheid elektriciteit en gas. | ja |
• Mijnbouwklimaat: | ja |
– Kleineveldenbeleid | |
– Vergunningenbeleid | |
– Informatievoorziening | |
– Deelname EBN in winning en exploratie | |
Activiteiten | |
Internationaal overleg | |
• Voorbereiden van het International Energy Forum in 2006 in Qatar. | ja |
• Deelnemen aan werkgroepen en conferentie van het Energiehandvest. | ja |
• Verstevigen van de energierelaties tussen EU en Russische Federatie. | ja |
• Intensiveren contacten met andere gasproducerende landen als Noorwegen, Algerije en Qatar. | ja |
• Verminderen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. | ja |
Oliecrisisbeleid | |
• Evalueren van de Wet voorraadvorming Aardolieproducten (WvA). | nee |
• Houden van toezicht op het Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en op voorraadplichtige bedrijven. | ja |
Waarborgen leveringszekerheid | |
• Opstellen van de jaarlijkse monitoringsrapportage en aanbieden aan de Europese Commissie. | ja |
• Bekijken in hoeverre monitoringsrapportages aangepast moeten worden na evaluatie van de rapportages uit 2005 door de Commissie. | nee |
• Uitvoeren van de aangepaste onbalanssystematiek van contracteren van reservevermogen door TenneT en monitoren van de resultaten. | nee |
Mijnbouwklimaat | |
• Kleineveldenbeleid: | |
– Voorbereiden van gaswinning onder de Waddenzee. | ja |
– Monitoren van Groningenplafond. | ja |
– Aantrekken van bedrijven voor nieuwe mijnbouwactiviteiten. | ja |
• Vergunningenbeleid: | |
– Zodanig inrichten van de wetgeving dat de overheid meer flexibiliteit heeft om (mijnbouw)vergunningen zo doelmatig en efficiënt mogelijk te benutten. | nee |
– Aanpakken van vergunningen waarop geen activiteiten worden ontplooid (slapende vergunningen). | ja |
– Opzetten Bureau Energieprojecten. | ja |
– Versneld oppakken van aantal lopende trajecten om procedures te vereenvoudigen en te verkorten. | ja |
• Informatievoorziening: | |
– Digitaal ontsluiten van informatie terzake mijnbouw (gas, olie, zout). | ja |
– Het geven van voorlichting over het Nederlandse mijnbouwklimaat aan partijen die (nog) niet actief zijn binnen Nederland. | ja |
In april 2006 is door de Minister van Economische Zaken het 10e International Energy Forum (IEF) in Qatar bijgewoond; en marge van het IEF hebben verschillende besprekingen met andere energieministers plaatsgevonden (o.a. Qatar, Saoedi-Arabië, Nigeria, Rusland en Iran). In 2006 is actief deelgenomen aan werkgroepen en de jaarlijkse conferentie van het Energiehandvest in november. Nederland heeft een actieve rol gespeeld bij de toetreding van Afghanistan als waarnemer bij het Energiehandvest. Tevens is actief deelgenomen aan alle werkgroepen van het International Energy Agency. In juni 2006 is door de Ministers van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken de notitie «Energievoorzieningszekerheid en Buitenlands Beleid» (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 023, nr. 26) aan de Kamer aangeboden. In de notitie is aangegeven hoe het beleid is vormgegeven en is tevens gereageerd op het gezamenlijk advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Algemene Energieraad (AER).
De strategische olievoorraden die in 2005 waren aangesproken vanwege de verstoring van het olieaanbod door de Hurricane Katrina zijn weer aangezuiverd en de crisismaatregelen zijn geëvalueerd. In de Joint Oil Data Initiative (JODI) Conferentie in Riyadh is gewerkt aan de verbetering van de JODI-world database, om te komen tot het realiseren van een transparante wereld oliemarkt. De evaluatie van de Wet voorraadvorming Aardolieproducten is begin 2007 gestart.
Aangezien de Europese Commissie niet de verwachte evaluatie heeft verricht, bleek het aanpassen van de monitoringsrapportages niet nodig. De aan te passen onbalanssystematiek van contracteren van reservevermogen (vangnet) is niet uitgevoerd. Uit advies van TenneT en DTe bleek dat dit niet nodig was, aangezien er voldoende productievermogen in de Nederlandse markt voorhanden is.
Het besluitvormingstraject over gaswinning onder de Waddenzee is in juli 2006 afgerond en de winning is in februari 2007 gestart. Voor de exploratie of productie van kleine velden in Nederland hebben het afgelopen jaar maar liefst negen nieuwe bedrijven een vergunning verkregen (in de afgelopen 20 jaar bedroeg het gemiddelde één nieuw bedrijf per jaar). Het wijzigen van de elektriciteits-, gas- en mijnbouwwet om het vergunningenbeleid flexibeler te maken is in 2006 voorbereid en zal in 2007 in werking treden. Verschillende ontwikkelingen in nieuwe wetgeving bij andere departementen en interdepartementale afstemming hierover hebben voor vertraging van de Rijkscoördinatieregeling gezorgd. De in 2006 gevoerde gesprekken met maatschappijen die te weinig activiteit vertonen hebben er toe geleid dat er circa 10 delen van vergunningen zijn overgedragen of verkocht. Verder zijn in 2006 gesprekken gestart met de Nederlandse Olie en Gas Exploitatie en Productie Associatie (Nogepa) over het afsluiten van een zogeheten «fallow acreage» (braakliggende velden) convenant (afspraken over het teruggeven van delen van vergunningen zonder activiteit). Ook is gewerkt aan een wijziging van de Mijnbouwwet waardoor het mogelijk wordt om zo nodig delen van vergunningen in te trekken. Deze wordt naar verwachting in de eerste helft van 2007 aan de Tweede Kamer gestuurd. Sinds 1 juni 2006 is een mijnbouwportalwww.nlog.nl operationeel, waarmee de informatievoorziening is verbeterd.
Kengetallen aardgasbaten | ||
Raming ontwerpbegroting 2006 | Realisatie 2006 | |
Hoeveelheid gegevens | ||
Productie (mld m3) | 72 | 71 |
Prijsgegevens | ||
Euro/dollarkoers (€/$) | 1,20 | 1,26 |
Olieprijs ($/Vat) | 50,00 | 65,10 |
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
1. Gewonnen volume aardgas kleine velden offshore | 29 mld m3 | 22 mld m3 | 23 mld m3 | 26 mld m3 | |
2. Gewonnen volume aardgas kleine velden onshore | 16 mld m3 | 11 mld m3 | 9 mld m3 | 12 mld m3 | |
3. Aantal boringen exploratie offshore | 11 | 5 | 12 | 14 | |
4. Aantal boringen exploratie onshore | 0 | 3 | 5 | 6 | |
5. Aantal boringen productie offshore | 6 | 8 | 17 | 12 | |
6. Aantal boringen productie onshore | 1 | 3 | 6 | 4 |
Gewonnen volume en aantal boringen exploratie offshore en onshore
De streefwaarden zijn schattingen, gebaseerd op ranges en signalen uit de markt. De gerealiseerde waarden vallen binnen de ranges. EZ heeft echter geen invloed op de gewonnen volumes aardgas. Dit wordt bepaald door externe invloeden (o.a. incidentele uitval, uitgestelde ontwikkelingen, etc.). Ten aanzien het aantal boringen is EZ afhankelijk van de oliemaatschappijen. Ondanks dat de streefwaarden niet volledig zijn gehaald, laten de getallen zien dat het mijnbouwklimaat zich gunstig heeft ontwikkeld. Zo is bijvoorbeeld het aantal boringen voor exploratie offshore meer dan verdubbeld t.o.v. 2005.
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Soort onderzoek | Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats |
Beleidsdoorlichting | Optimale ordening en werking van energiemarkten (incl. evaluatie Elektriciteits- en Gaswet) | 1 | 2006 | 2006 | Eerste helft 2007 naar de Tweede Kamer |
Beleidsdoorlichting | Handhaving van het niveau van voorzieningszekerheid op korte en lange termijn | 3 | 2007 | ||
Effectevaluatie | Evaluatie EIA | 2 | Verwacht mei 2007 | ||
Overige evaluatieonderzoek | Wet Voorraadvorming Aardolieproducten | 3 | 2007 | 2007 |
Handhaving van het niveau van voorzieningszekerheid op korte en lange termijn en Wet Voorraadvorming Aardolieproducten: deze twee evaluaties zijn uitgesteld naar 2007. In 2006 is voorrang gegeven aan de hierboven toegelichte activiteiten op het gebied van energievoorzieningszekerheid en buitenlands beleid en op het gebied van bescherming vitale infrastructuur (o.a. de opzet van de pilot Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur, NAVI; Kamerstukken II, 26 643, nr. 83 en 85).
Evaluatie EIA: de evaluatie is niet afgerond in 2006 door complicaties bij het verzamelen van de benodigde CBS-data.
5 INTERNATIONALE ECONOMISCHE BETREKKINGEN
Een gunstig klimaat voor internationaal ondernemen
Nederland is voor zijn welvaart in grote mate afhankelijk van zijn handels- en investeringscontacten met het buitenland. In 2006 zijn die contacten verder verstevigd hetgeen de Nederlandse economie ten goede gekomen is. Zo zijn er nieuwe IBO’s (Investerings Beschermings Overeenkomsten) afgesloten, is het actieplan op India in uitvoering genomen en zijn opnieuw veel buitenlandse investeringsprojecten aangetrokken.
In 2006 is de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven verder verbeterd. Dit heeft echter nog niet tot grotere marktaandelen voor de in Nederland geproduceerde exportproducten geleid.
Nederland blijft een aantrekkelijk land voor buitenlandse investeerders. De goede positie van Nederland kan echter alleen behouden worden als het vestigingsklimaat gezond blijft. Ook dan zal echter op termijn rekening gehouden moeten worden met een daling op de ranglijst. Simpelweg omdat er in landen als China, India, Rusland, kortom de opkomende markten stevig wordt geïnvesteerd.
De Nederlandse economie kan alleen maar floreren als er sprake is van een gezond handels- en investeringsklimaat. Jaarlijks wordt het handels- en investeringsklimaat beoordeeld door internationale organisaties. Toonaangevend daaronder zijn de IMD en het WEF. Uit de rapportages van beide organisaties, respectievelijk World Competitiveness Yearbook en de Global Competitiveness Report, komt naar voren dat het Nederlandse vestigingsklimaat in 2006 verbeterd is. Dat komt vooral tot uitdrukking in de hogere positie die Nederland op de beide ranglijsten in 2006 van meest competitieve landen ter wereld heeft ingenomen.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 223 679 | 157 264 | 188 140 | 154 249 | 115 779 | 38 470 |
Programma-uitgaven | 171 782 | 123 007 | 120 738 | 111 946 | 77 320 | 34 626 |
Operationeel doel A: Europese Interne markt (oud) | ||||||
– Bijdrage Benelux | 2 993 | 9 | ||||
Operationeel doel B: Het internationale handels- en investeringsverkeer verder vrijmaken en de internationale economische rechtsorde versterken | ||||||
– Bijdrage aan diverse organisaties (o.m. WTO) | 4 441 | 4 061 | 4 066 | 4 156 | 3 948 | 208 |
Operationeel doel C: Internationaal ondernemen bevorderen | ||||||
– Exportfinanciering BSE | 2 063 | |||||
– Herverzekering SENO/GOM | 55 086 | 18 818 | 23 388 | 31 005 | 31 005 | |
– PESP | 9 780 | 10 642 | 10 578 | 6 868 | 7 357 | – 489 |
– PSB | 6 569 | 6 648 | 9 158 | 11 703 | 8 520 | 3 183 |
– Bijdrage aan EVD voor instrumentele uitgaven | 1 410 | 2 627 | 8 936 | 6 069 | 7 479 | – 1 410 |
– Exportfin ODA | 20 | |||||
– TA-OM | 7 843 | 477 | 536 | 12 | 300 | – 288 |
– (I)FOM | 7 878 | 11 440 | 1 886 | 500 | 38 | 462 |
– PSOM | 54 365 | 49 886 | 47 200 | 36 302 | 34 806 | 1 496 |
– Trustfunds | 1 505 | 2 000 | 1 000 | 2 500 | 2 500 | |
– Managementtraining | 4 206 | 2 461 | 2 461 | 2 960 | 2 404 | 556 |
– Overig | ||||||
Operationeel doel D: Investeringen van buitenlandse bedrijven bevorderen | ||||||
– Uitgaven CBIN-netwerk | 5 939 | 5 246 | 5 516 | 5 972 | 6 665 | – 693 |
– Suppletieinstrument Infra/Kennis | 7 000 | 2 337 | 2 442 | 2 192 | 2 375 | – 183 |
Algemeen | ||||||
– Beleidsondersteuning | 684 | 1 135 | 2 021 | 1 216 | 3 428 | – 2 212 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 2 245 | |||||
– Overig | 2 975 | 1 550 | 490 | 490 | ||
Apparaatuitgaven | 51 897 | 34 257 | 67 402 | 42 303 | 38 459 | 3 844 |
– Personeel BEB | 9 569 | 9 579 | 9 979 | 9 212 | 9 042 | 170 |
– Bijdrage DGBEB aan EVD voor deelopdrachten | 26 264 | 23 597 | 43 325 | 25 549 | 20 000 | 5 549 |
– Bijdrage DGBEB aan agentschappen voor financiële instrumenten | 16 064 | 1 081 | 14 098 | 7 542 | 9 417 | – 1 875 |
Uitgaven (totaal) | 184 604 | 160 127 | 139 747 | 139 628 | 127 620 | 12 008 |
Ontvangsten (totaal) | 13 221 | 20 786 | 12 405 | 14 769 | 1 815 | 12 954 |
– Terugontvangsten Senter | 166 | 1 | 341 | |||
– Ontvangsten gemengde kredieten | 262 | 978 | 217 | 1 903 | 681 | 1 222 |
– Ontvangsten uit garanties | 9 380 | 14 872 | 10 801 | 9 217 | 9 217 | |
– Ontvangsten EVD | 190 | 560 | ||||
– Diverse ontvangsten DG BEB | 3 223 | 4 935 | 486 | 3 650 | 1 134 | 2 516 |
Het uitgavenbedrag van € 31 mln betreft € 6 mln schadebetalingen in het kader van de Garantiefaciliteit Midden- en Oost Europa/Garantiefaciliteit Opkomende Markten (SENO/GOM) en een storting van € 25 mln in de interne reserve voor de GOM. Met de storting, die deels is gefinancierd met de ontvangsten uit deze faciliteit, wordt de reserve op een zodanig peil gebracht, dat aan de vraag naar dit instrument kan worden voldaan.
Aan premies en provenu’s uit het verstrekken van garanties in het kader van het instrument SENO/GOM is een bedrag van € 9,2 mln ontvangen.
Stand interne begrotingsreserve SENO/GOM
Ultimo 2006 bedraagt de interne reserve SENO/GOM € 362,87 mln, waarvan € 30,0 mln voor SENO, € 314,4 mln voor GOM en € 18,47 mln voor Inpres-8.
In het kader van de GOM kunnen herverzekeringsovereenkomsten tot maximaal twee maal het gereserveerde bedrag worden aangegaan en in het kader van de SENO tot maximaal drie maal het gereserveerde bedrag. Deze reserveringen dienen ter dekking van claims uit hoofde van deze garantieregelingen.
Bijdrage DGBEB aan EVD voor deelopdrachten
Bij voorjaarsnota is het budget (circa € 1,8 mln) van het instrument promotionele projecten (PPP) van het onderdeel «Bijdrage DGBEB aan agentschappen voor financiële instrumenten» overgeheveld naar het onderdeel «Bijdrage DGBEB voor deelopdrachten» waar het vanaf 2006 verantwoord wordt. Het restant van de mutatie, circa € 3,7 mln, bestaat uit meerdere kleine mutaties . Deze hebben voor het overgrote deel betrekking op de opdracht 2007 aan de EVD die in 2006 is verleend en hoger uitviel als gevolg van een toename van een aantal EVD-producten (vraagbeantwoording, uitgaande- en inkomende missies en Campagne Internationaal Ondernemen) en door het opstarten van pilots voor de nieuwe programmatische aanpak 2g@there.
Stand rekening courant Faciliteit Opkomen Markten (FOM) per ultimo 2006
De stand van de rekening courant FOM per ultimo 2006 bedraagt € 114,3 mln. Deze rekening courant dient ter dekking van claims uit hoofde van deze garantieregeling.
A. Onderhouden van goede economische diplomatieke betrekkingen met overheden van voor Nederland relevante markten
In 2006 is bijzondere aandacht geweest voor India, China en Indonesië. In 2006 werd het DTB-actieplan voor India goedgekeurd en in uitvoering genomen.
In 2006 hebben twee bedrijvenmissies naar China plaatsgevonden en is aandacht geweest voor energiesamenwerking, wederzijdse markttoegang, stimuleren van hoogwaardige export en diensten (creatieve industrie, food and nutrition, life sciences en gezondheid en energietechnologie) en inkomende investeringen.
Ten aanzien van Indonesië heeft de Minister van Economische Zaken leiding gegeven aan een succesvolle bedrijvenmissie. Daarnaast is vanuit EZ invulling gegeven aan publiek-private samenwerking om kansen en belemmeringen die Nederlandse bedrijven ondervinden op de Indonesische markt te identificeren en te verhelpen.
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Interventies van bewindspersonen, hoogambtelijke staf en postennetwerk | ja |
• Netwerken opbouwen en onderhouden met publieke partijen via bilaterale en multilaterale betrekkingen | ja |
• Proactief en gestructureerd aanpakken van knelpunten waar Nederlandse bedrijven binnen en buiten Europa tegenaan lopen door middel van het «Crash Team» | ja |
Activiteiten | |
• Verbetering van de aansturing en dienstverlening van het postennetwerk | ja |
• Operationaliseren van het «Crash Team» | ja |
Netwerken opbouwen en onderhouden met publieke partijen via bilaterale en multilaterale betrekkingen
In 2006 is veel aandacht besteed aan het versterken van de economische bilaterale relaties met de kandidaat-lidstaten en de nieuwe buren van de EU, waarbij toetreding, handel en energie centrale thema’s waren.
Voor zowel Rusland als kandidaat-lidstaat Turkije zijn actieplannen gemaakt die door de Dutch Trade Board (DTB) zijn goedgekeurd. In 2006 is aan deze actieplannen uitvoering gegeven door zowel publiek als privaat en publiek-privaat de relaties met beide landen te versterken. In dat kader hebben wederzijdse bezoeken plaatsgevonden op bewindspersonen- en ambtelijk niveau.
Voor de Oekraïne is in 2006 een samenhangende EZ-strategie ontwikkeld met vier prioritaire invalshoeken: handelspolitiek (een WTO-conform alomvattend vrijhandelsakkoord met de EU), interne markt (overname EU wet- en regelgeving), energie (inclusief klimaatbeleid) en internationaal ondernemen (waaronder verbeteren van het ondernemersklimaat in Oekraïne en het verder positioneren van het Nederlandse bedrijfsleven).
Voor de Euro-mediterane regio vormde energie een overkoepelend thema met onder andere bezoeken aan Algerije en Libië.
Verder is – met vereende krachten van het publiek-private netwerk – veel aandacht besteed aan het afstemmen van handelsbevorderende activiteiten, verbetering van voorlichting aan het bedrijfsleven, efficiënte inzet van financiële middelen en versterking van het lokale netwerk. Uiteraard is voor wat betreft Turkije vanuit Nederland actief bijgedragen aan het Europese integratieproces. Voor Rusland is in samenwerking met het bedrijfsleven een actieprogramma energiesamenwerking totstandgekomen.
Operationaliseren van het Crash Team
Het in 2005 opgerichte Crash team Oneerlijke Concurrentie kan door middel van economische diplomatie een oplossing bieden voor hindernissen die het Nederlandse bedrijfsleven ondervindt bij het zakendoen op buitenlandse markten. Het kan gaan om niet-toegestane staatssteun, verkeerde toepassing van wet- en regelgeving, onrechtmatige onteigening en grensoverschrijdende belemmeringen op het gebied van markttoegang van goederen en diensten. In totaal zijn er 93 aanmeldingen binnengekomen, hetgeen betekent dat in korte tijd het instrument grote bekendheid heeft verworven onder het bedrijfsleven. Het Crash Team heeft in 2006 14 zaken tot een oplossing weten te brengen en werkt nog aan een groot aantal zaken. Een aantal voorbeelden van opgeloste zaken ligt op het terrein van douaneprocedures, informatievoorziening over internationaal-rechtelijke procedures in WTO-verband, interventie in Brussel ten bate van het bedrijfsleven, interventie in onderhandelingen van de Europese commissie met derde landen.
B. Het internationale handels- en investeringsverkeer verder vrijmaken en de internationale economische rechtsorde versterken
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Onderhandelen in kader EU, OESO en WTO; | ja |
• Investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s); | ja |
• Uitgangspunten van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in internationaal verband; | ja |
• Controle op handelsstromen strategische goederen. | ja |
Activiteiten | |
• Bepalen strategie, coördineren en leveren effectieve inbreng ten behoeve van de finalisering van de Doha Development Agenda. Primair op gebieden Diensten, Industriegoederen en Landbouw met continue toets aan de ontwikkelingsdimensie; | ja |
• Verstevigen samenhang in beleid handelspolitiek en (EU) concurrentiekracht; | ja |
• Afronden wetgevingstraject herziening In- en Uitvoerwet; | nee |
• Voorlichten van het internationaal opererende bedrijfsleven over het toepassingsbereik van IBO’s; | ja |
• Indien nodig, het opstellen en uitonderhandelen van nieuwe IBO’s met voor Nederland interessante markten; | ja |
• In kaart brengen van mogelijkheden voor integratie van MVO in de hele handelsketen (in OESO kader); | ja |
• Versterken van de communicatie met het internationaal opererende bedrijfsleven over MVO met betrekking tot betekenis van MVO richtlijnen voor ondernemen in – en handel met specifieke (ontwikkelings-)landen. | ja |
Wetgevingstraject herziening In- en Uitvoerwet
Het wetgevingstraject is niet gerealiseerd. Het is vertraagd als gevolg van de voorbereiding van een nieuwe Algemene Douanewet.
Onderhandelen in kader EU, OESO en WTO
EZ speelde een actieve rol, nationaal en internationaal, in het vaststellen en behartigen van de Nederlandse handelspolitieke belangen. In de loop van het jaar verschoof het accent van de inspanningen naar het voorkomen van het mislukken van de WTO Doha Development Agenda. Begin augustus werd de Kamer ingelicht over de opschorting voor onbepaalde tijd van de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde. Eind 2006 zijn op informele basis technische besprekingen hervat om de weg te effenen voor een succesvolle hervatting en afronding van de onderhandelingen in 2007.
Naast een actieve inzet voor een multilateraal handelsakkoord, dat voor EZ een prioriteit blijft, is in 2006 ook een begin gemaakt met de identificatie van de mogelijkheden om het internationale handels- en investeringsverkeer op bilaterale en regionale basis verder vrij te maken. Vrijhandelsakkoorden van de EU met economisch interessante partijen zoals India, Zuid Korea en ASEAN-landen kunnen immers een bijdrage leveren aan de groei van de Nederlandse handel. Met WTO-compatibiliteit als voorwaarde, zal worden gestreefd naar een zo hoog mogelijk niveau van liberalisering. Ingezet wordt op zo veel mogelijk onderwerpen, genoemd worden mededinging, overheidsaanbestedingen, investeringen en (andere) non-tarifaire belemmeringen en duurzame ontwikkeling in brede zin. De verwachting is dat in het voorjaar van 2007 de onderhandelingen van de EU met genoemde partners formeel van start zullen gaan.
Investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO’s)
Het afsluiten van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten droeg bij aan de verdere vervolmaking van het investeringsverkeer. Zo traden in 2006 drie nieuwe IBO’s in werking (met Cambodja, Armenië en Suriname), werden drie IBO-onderhandelingen afgerond (met Saudi-Arabië, Marokko en Libië) en werd de IBO met de Dominicaanse Republiek ondertekend. Daarnaast gaf EZ voorlichting aan het internationaal opererende bedrijfsleven over het toepassingsbereik van IBO’s.
Controle op handelsstromen strategische goederen
De controle op de handelsstromen van strategische goederen ging onverminderd door en bestaat onder meer uit internationale beleidsontwikkeling, vergunningaanvragen en de rapportage daarover. De transparantie werd verder verbeterd door het toevoegen van rapportages over doorvoer van militaire goederen en de uitvoer van dual-use goederen (zie:www.exportcontrole.ez.nl). In de laatste maanden van het jaar vroeg de controle op de uitvoer naar Iran veel aandacht, vanwege het Iraanse nucleaire programma en de internationale politieke belangstelling daarvoor.
Verstevigen samenhang in beleid handelspolitiek en (EU) concurrentiekracht
De samenhang in beleid tussen handelspolitiek en (EU) concurrentiekracht werd versterkt. Dit thema werd in 2004 op initiatief van het Nederlandse voorzitterschap van de EU gelanceerd. In 2006 mondde dit uit in een Mededeling van de Europese Commissie (Global Europe), waarin de nadruk ligt op het belang van open grenzen, flexibiliteit en concurrentievermogen in een globaliserende wereld. De Raad, waaronder Nederland, verwelkomde en deelde deze analyse van de Commissie.
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in internationaal verband
In 2006 zette EZ zich in voor het verder bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) in internationaal verband. MVO werd op twee manieren ingebed in uitgaande missies: het belang van MVO wordt onder de aandacht van de deelnemende bedrijven gebracht én relevante overheden in het bezochte land worden geïnformeerd over het gewicht dat de Nederlandse overheid aan MVO hecht. Verder zijn MVO-toolkits ontwikkeld om bedrijven te helpen bij het zakendoen in Brazilië, China, India, Indonesië, Rusland en Zuid Afrika. De toolkits zijn op de websitewww.internationaalondernemen.nlgeplaatst. Tevens is een aantal brancheorganisaties betrokken bij het MVO-beleid.
Ook was de verdere integratie van MVO in de gehele handelsketen een belangrijk aandachtpunt. Op voorstel van EZ startte de OESO begin 2006 een studie naar MVO en handel. Deze studie omvatte een overzicht van de wijze waarop bedrijven consumenten informeren over de sociale- en milieuomstandigheden van productie. In september organiseerde EZ een workshop om bedrijven, consumentenorganisaties, standaardstellende organisaties en andere stakeholders de gelegenheid te bieden te reflecteren op de samenhang van MVO en handel. De inbreng in deze workshop is vastgelegd in het OESO-rapport CSR and Trade.
OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen
In 2006 is besloten tot wijziging van de samenstelling van het Nationaal Contact Punt voor de OESO Richtlijnen (externe deskundigen i.p.v. ambtelijke samenstelling). Tevens is besloten tot uitbreiding van het budget voor het NCP. De Kamer is hierover per brief (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, nr. 30) geïnformeerd.
C. Internationaal ondernemen bevorderen
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
1. Bedrijvenmissies van en naar het buitenland | ja |
2. Basispakket voor ondernemers: | |
• Algemene voorlichting, kennisoverdracht en promotie via de EVD; | ja |
• Economische dienstverlening aan ondernemers in het buitenland via het Nederlandse internationale postennetwerk (ambassades, consulaten, NBSO’s etc.), onder centrale aansturing van EZ en EVD; | ja |
• Advies op maat ten behoeve van internationale strategievorming en haalbaarheidsstudies; | ja |
• Internationale component binnen de nieuw te ontwikkelen kapitaalmarktregeling; | ja |
3. Programma Opkomende Markten voor thema Internationaal Ondernemen: | |
• Financiering van (start)investeringen; | ja |
4. Overige financiële instrumenten: | |
• Programma Uitzending Managers (PUM); | ja |
• Verzekering van exporttransacties naar Midden- en oost Europa (SENO) + Garantiefaciliteit Opkomende Markten (GOM); | ja |
Activiteiten | |
• Verdere operationalisering van de activiteiten van de Dutch Trade Board, o.m. door het ontwikkelen van gezamenlijke focus t.a.v. specifieke markten en thema’s en het beter op elkaar afstemmen van publieke en private activiteiten; | ja |
• Stimuleren en faciliteren van gerichte samenwerking tussen publieke en private partijen o.a. met betrekking tot financiën, water, onderwijs, gezondheidszorg en maritieme sector (in sectorale platforms); | ja |
• Intensievere beleidsinzet t.a.v. specifieke landen met een belangrijk economisch potentieel, met behulp van zowel publieke als private partijen en zowel financiële als niet- financiële instrumenten; | ja |
• Doorvoeren van aanpassingen in het financieel instrumentarium op basis van exercitie vernieuwd EZ- instrumentarium «Herijking Financieel Instrumentarium van 2005». | ja |
Economische dienstverlening aan ondernemers in het buitenland via het Nederlandse internationale postennetwerk (ambassades, consulaten, NBSO’s etc.)
Voortschrijdende globalisering vergroot de economische dimensie binnen het algemene buitenlandbeleid. Economische diplomatie wordt steeds belangrijker. EZ hecht veel waarde aan een goed werkende economische functie van het buitenlandnetwerk die op professionele wijze Nederlandse economische belangen behartigt, de weg plaveit voor succesvol internationaal ondernemen en bijdraagt aan verbetering van het innovatievermogen in Nederland. EZ werkt voortdurend aan verdere verbetering van de organisatie, aansturing, werkwijze, capaciteit en professionaliteit van het netwerk evenals de dienstverlening door het netwerk. Inbreng van de zakelijke gebruikers is daarbij onontbeerlijk. In 2006 is het ambitieniveau verder verhoogd. De implementatie van aanbevelingen van de DTB en de daarin vertegenwoordigde organisaties met betrekking tot het functioneren van de economische functie van het buitenlandnetwerk is in volle gang. In grote lijnen roepen de aanbevelingen op tot verdere versterking van de economische functie van het buitenlandnetwerk, verbetering van de aansturing van en samenwerking op de posten, meer interactie met het bedrijfsleven, het vergroten van de bekendheid van de economische dienstverlening en het verbeteren van de toegankelijkheid ervan voor het bedrijfsleven.
Verdere operationalisering van de activiteiten van de Dutch Trade Board (DTB)
De DTB heeft in 2006 een veelheid aan taken opgepakt:
– Zorggedragen voor de uitwerking en implementatie van actieplannen op India, Rusland en Turkije.
– In samenwerking met private partijen is de link onderwijs-bedrijfsleven verstevigd om de internationale positie van Nederland op het gebied van kennis en commerciële belangen te verstevigen.
– Aanbevelingen gedaan op het terrein van kennismigranten en de versterking van het Nederlandse postennetwerk in het buitenland voor betere ondersteuning van het internationaal actieve bedrijfsleven.
– Initiatieven genomen voor meer onderlinge afstemming bij het plannen en vormgeven van de verschillende bedrijvenmissies naar de verschillende landen.
Jaarlijks organiseren ministeries, gemeenten en provincies, veelal in samenwerking met de Kamers van Koophandel en ondersteund door het ambassadenetwerk, een veelheid aan internationale activiteiten. De DTB heeft vastgesteld dat het instrument bedrijvenmissies efficiënter en effectiever moet worden ingezet. Zeker als het gaat om belangrijke opkomende markten als India en China. Dit past binnen het door de DTB ingezette beleid om in Nederland de krachten te bundelen ten einde het Nederlandse bedrijfsleven efficiënter en effectiever te ondersteunen op buitenlandse markten. In 2006 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een strategische reisagenda.
Doorvoeren van aanpassingen in het financieel instrumentarium op basis van exercitie vernieuwd EZ-instrumentarium «Herijking Financieel Instrumentarium van 2005»
Het financieel instrumentarium is – conform de wens van de Tweede Kamer – in 2006 in belangrijke mate gewijzigd, efficiënter gemaakt en kan meer maatwerkleveren. Zo kunnen clusters van ondernemers die op basis van een gezamenlijke strategie internationaal zaken willen doen via 2g@there voorstellen indienen voor meerjarige programmatische ondersteuning door de overheid op kansrijke markten. In 2006 is een aantal pilotprogramma’s van start gegaan waarvan in de loop van 2007 de eerste resultaten worden verwacht. Voorbeelden van pilots zijn Servië/infrastructuur, China/River Information System en Panama/Kanaal.
Daarnaast is, door signalering en agendering van het knelpunt door de DTB, goede voortgang geboekt in het overleg met banken over financieringsmogelijkheden voor het internationaal opererende MKB in de markt. Zo biedt de overheidswebsitewww.internationaalondernemen.nleen webdossier Financiering en MKB dat inzicht geeft in de financieringsmogelijkheden voor het MKB bij banken. Aanbieders van financieringsproducten en intermediairs (incl. KvK) hebben hierop positief gereageerd. Door het instrumentarium op punten aan te passen, zodat het beter aansluit bij de wensen van het bedrijfsleven, is van een aantal instrumenten het bereik vergroot. In 2006 is het Programma Internationalisering Onderwijs en Bedrijfsleven ontwikkeld waarbij de samenhang tussen onderwijs en internationaal ondernemen verder wordt versterkt.
Prestatiegegevens | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 | |
EVD* | Bereik Algemeen | 12% | 13% | nb | 14% | |
Bereik EVD Algemeen | 28% | 32% | 34% | nb | 34% | |
EVD Oriëntatie | Klanttevredenheid | 3,3 | 7,1 | 7,3 | 7,4 | 7 |
EVD Participatie | Klanttevredenheid | 3,1 | 7,1 | 7,7 | 7,5 | 7 |
Bijdrage Internationalisatie | 2,4 | 5,7 | 6,3 | 6,3 | 7 | |
PSB | Succesratio | 51% | 51% | 46% | 62% | 50% |
PESP | Succesratio | 27% | nb | 31% | 33% | 33% |
Exportmultiplier | 26 | nb | 18 | 18** | 25 | |
PSOM Business to Business | Succesratio | Nvt | Nvt | 84% | nb | 80% |
Succesratio Transitie | Nvt | Nvt | Nb | nb | 80% | |
Spin-off-multiplier | Nvt | Nvt | Nb | nb | 5 | |
PUM | Spin-off | Nvt | Nvt | 642 | 25%*** | 31% |
* Bereik Algemeen en Bereik EVD Algemeen: Bron «business monitor» is weggevallen. Een realisatiecijfer over 2006 kan niet worden verstrekt. EVD zal in de toekomst op een andere wijze in de meting van deze prestatie-indicator voorzien.
** De multiplier van PESP wordt eens per twee jaar gemeten. In het spin-off onderzoek van 2006 (dat zowel de basis was voor de realisatie van 2005 als 2006) is een waarde (18) gemeten die lager is dan de streefwaarde (25).
*** Uitkomst 2005 had betrekking op aantallen projecten. In 2006 is de prestatieindicator van PUM gewijzigd in het percentage aanvragen dat heeft geleid tot bedrijfscontacten met een Nederlandse onderneming. Uitkomst 2006 is een voorlopige raming. Definitieve percentage komt beschikbaar in juni 2007.
D. Investeringen van buitenlandse bedrijven bevorderen
In 2006 heeft een herijking van de acquisitiestrategie plaatsgevonden die is vervat in een beleidsbrief («In actie voor acquisitie») die op 28 augustus jl. naar de Tweede Kamer is gegaan (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 XIII, nr. 98).
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Suppletie-instrument Kennis en Infrastructuur; | ja |
• Activiteiten CBIN-netwerk; | |
• Permanent onderzoek naar relatieve positieve vestigingsklimaat Nederland; | ja |
• Relatienetwerk (regionale partners, NDL, andere overheden, o.a. IND en Ministerie van Financiën; | ja |
Activiteiten | |
• Promotie van Nederland als vestigingslocatie voor buitenlandse investeerders (d.m.v.) marktonderzoek, bedrijfsbezoeken, seminars, advertenties, PR, mailings en networking); | ja |
• Assistentie van buitenlandse bedrijven bij het nemen van hun vestigingsbeslissing en bij het vinden van relevante partners in Nederland; | ja |
• Coördinatie van promotie- en acquisitie-inspanningen op nationaal, regionaal en lokaal niveau; | ja |
• Beleidssignalering en -interventie t.a.v. diverse onderdelen van het Nederlandse vestigingsklimaat. (O.m. op de terreinen fiscaliteit, arbeidsmarkt en werk- en verblijfsvergunningen) | ja |
Gerealiseerde investeringsprojecten
In 2006 zijn in totaal 113 investeringsprojecten gerealiseerd. Dat was één meer dan in 2005 en daarmee opnieuw een record. Het totale investeringsbedrag en de werkgelegenheidseffecten die hiermee gepaard gingen, waren echter lager dan in 20051 omdat de met de aangetrokken projecten gerealiseerde investeringsbedragen sterk per jaar fluctueren. Nederland lijkt wel steeds minder in trek te zijn als locatie voor de meer arbeidsintensieve activiteiten.
Gegeven de technologische ontwikkelingen is dat niet onlogisch. Des te belangrijker is het dat in 2006 bijna de helft van de investeringen in de High Tech sectoren plaatsvond. Juist deze investeringen kunnen op termijn bijdragen aan een groei van de directe en vooral indirecte werkgelegenheid.
Het aantal schriftelijk bevestigde verzoeken tot ondersteuning door EZ/DBIN is boven verwachting hoog uitgevallen. In hoeverre deze contacten tot additionele investeringen in 2007 aanleiding zullen geven, is momenteel nog niet in te schatten.
Het vestigingsklimaat van Nederland
DBIN besteedt aandacht aan de aantrekkelijkheid en het imago van Nederland in brede zin. Het eenvoudig verkrijgen van zakelijke visa is daarvan een belangrijk onderdeel.
Al geruime tijd werden door EZ signalen ontvangen dat er problemen bestonden bij het verstrekken van visa aan buitenlandse zakenlieden. Verder zou de dienstverlening van de Nederlandse posten in het buitenland het imago van Nederland in het buitenland negatief beïnvloeden. Op basis van een door ATOS-Origin in 2006 uitgevoerd onderzoek is geconstateerd dat de Nederlandse dienstverlening met betrekking tot het afgeven van zakelijke visa niet slechter of beter is dan die van andere Schengenlanden. Desalniettemin is er een aantal verbeterpunten, op basis waarvan een aantal actiepunten is geformuleerd. De uitvoering van de actiepunten is inmiddels ter hand genomen. Dit is verwoord in een brief van de Staatssecretaris van EZ, mede namens de ministers van BZ en V&I, aan de TK (Kamerstuk 2006–2007, 30 800 XIII, nr. 10).
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
Intakeletters | nvt | 327 | 360 | 384 | 270 |
Aantal projecten | 104 | 102 | 112 | 113 | 95 |
Arbeidsplaatsen | 2 737 | 2 475 | 3 121 | 2 425 | 2 300 |
Investeringsbedrag | € 597 mln. | € 265 mln. | € 506 mln. | € 357 mln. | € 175 mln. |
in % projecten afkomstig van bedrijven uit High Tech sectoren | 52% | 57% | 56% | 52,2% | 50% |
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Soort onderzoek | Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats |
Beleidsdoorlichting | Verder vrijmaken van het internationale handels- en investeringsverkeer en versterking van de internationale economische rechtsorde | 2 | 2006 | 2007* | |
Effectevaluatie | MVO | 2 | 2006 | 2007** | |
Effectevaluatie | PUM | 3 | 2006 | 2007*** |
* Vanwege de complexiteit van het project is vertraging ontstaan. Afronding van de doorlichting is voorzien in 2007.
** De Tweede Kamer zal medio februari 2007 worden geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie. De externe uitvoerder van het onderzoek had meer tijd nodig dan voorzien voor aflevering van de rapportage.
*** Beleidsreactie zal eerst voorjaar 2007 naar de TK worden gestuurd o.a. vanwege vertraging bij het opstarten van dit gezamenlijke onderzoek van EZ en BZ.
8 ECONOMISCHE ANALYSES EN PROGNOSES
Het Centraal Planbureau (CPB) wil een breed vertrouwde bron van beleidsrelevante economische analyse zijn.
In de praktijk betekent dit dat het CPB onafhankelijke economische analyses en prognoses maakt die wetenschappelijk verantwoord en up to date zijn en die relevant zijn voor het beleid van de regering, het parlement en andere maatschappelijke organisaties, zoals politieke partijen en bedrijfsleven.
De inhoudelijk onafhankelijke positie van het CPB is geregeld in de Wet voorbereiding van de vaststelling van een Centraal Economisch Plan en het Protocol voor de planbureaufunctie van CPB, RIVM, RPB en SCP.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 8 Economische analyses en prognoses (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 13 799 | 13 927 | 13 311 | 12 974 | 11 243 | 1 731 |
Apparaatsuitgaven CPB | 13 799 | 13 927 | 13 311 | 12 974 | 11 243 | 1 731 |
Uitgaven (totaal) | 14 039 | 13 944 | 13 305 | 13 004 | 11 243 | 1 761 |
Ontvangsten (totaal) | 1 307 | 1 726 | 1 429 | 1 149 | 43 | 1 106 |
Het verschil bij de uitgaven is veroorzaakt door toegevoegde middelen, zoals loonbijstelling (€ 0,2 mln), een bijdrage van DGET aan het project Welvaart en Leefomgeving (€ 0,1), een bijdrage van DGO&I ten behoeve van de kenniseconomie (€ 0,1 mln) en een compensatie werk voor derden (€ 1,3 mln).
Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000) en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
Raming 2006 | Realisatie 2006 | |||
Formatie* | Gemiddelde prijs | Formatie** | Gemiddelde prijs | |
CPB-personeel | 131 | 68,3 | 147,2 | 70,7 |
CPB-materieel | 131 | 17,4 | 147,2 | 17,4 |
* excl. personeel t.l.v. tweeden/derden, omdat bij de begroting 2006 het nog niet bekend was hoeveel personen ten laste van tweeden en derden zouden vallen.
** incl. personeel t.l.v. tweeden/ derden.
9 VOORZIEN IN MAATSCHAPPELIJKE BEHOEFTE AAN STATISTISTIEKEN
Het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 9 Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statistische informatie (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 189 834 | 190 733 | 241 775 | 202 548 | 164 523 | 38 025 |
Waarvan garantieverplichtingen | 60 000 | 30 000 | 30 000 | |||
Bijdrage aan CBS | 189 834 | 190 733 | 241 775 | 202 548 | 164 523 | 38 025 |
Uitgaven (totaal) | 189 834 | 186 233 | 181 775 | 172 548 | 169 023 | 3 525 |
Ontvangsten (totaal) | 13 103 | 14 993 |
Het CBS in Voorburg gaat zich herhuisvesten in Den Haag. Dit zal eind 2007 uitgaven met zich meebrengen (o.a. de aanschaf van investeringsgoederen en de afkoop van BTW-schade). Het CBS heeft hiertoe een beroep ter grootte van € 30 mln op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën gedaan. Een deel van de overschrijding (€ 30 mln verplichtingen) wordt veroorzaakt doordat EZ conform de regelgeving garant staat voor het CBS ten aanzien van deze leenfaciliteit.
Daarnaast zijn middelen (verplichtingen en uitgaven) toegevoegd, zoals loon- en prijsbijstelling (€ 4,2 mln), middelen voor de 6e tranche EU-statistieken (€ 1,1 mln), de veiligheidsmonitor (€ 0,3 mln), het huisvestingdeel uit de afrekening van de openingsbalans (€ 1,5 mln) en ten behoeve van de statistiek van het wegvervoer (€ 0,85 mln).
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Externe publicaties door CBS-medewerkers | ja |
• Samenwerking met universiteiten, planbureaus en andere (kennis)instituten | ja |
• Zeven adviesraden, waarin ministeries, planbureaus en wetenschap zijn vertegenwoordigd. Deze adviesraden adviseren de DG c.q. divisiedirecteuren van het CBS | ja |
• Periodieke benchmark | nee |
• Systematische contacten met ministeries, planbureaus en onder andere (beleids)gebruikers ten behoeve van de opstelling van het werkprogramma | ja |
• Het Centrum voor Beleidsstatistiek ten behoeve van maatwerkrapportages voor ministeries en andere beleidsgebruikers | ja |
• Het ontwikkelen en optimaliseren van voorzieningen voor de analyse van CBS-microdata door wetenschappelijk en beleidsonderzoekers | ja |
• Gebruikersenquête | ja |
• Toegankelijk StatLine | ja |
Activiteiten | |
• Samenwerking met wetenschappelijke instellingen, planbureaus, etc. met het oog op publicaties in de pers, tijdschriften en dergelijke. | ja |
• Raadplegen van adviesraden waarin onder andere ministeries, planbureaus en wetenschap zijn vertegenwoordigd | ja |
• Vergroten klantenbereik en omzet van het Centrum voor Beleidsstatistiek | ja |
• Centralisatie en verbetering microdata-faciliteiten (one-stop-shop) | ja |
• Uitbreiding van faciliteiten op gebied van remote-execution en remote-access | ja |
In 2005 is met een aantal andere statistische bureaus een benchmark gehouden. De uitkomst was positief. Er stond voor 2006 geen benchmark gepland.
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde 2006 | Planning/periode | Realisatie 2006 |
1a. Periodieke benchmark | – | 2005 | Positief oordeel | 2005 | – |
1b. Dekkingspercentage van pers-berichten | 71% | 2004 | Handhaven dekkingspercentage op tenminste 70% | 2006 | 58% |
1c. Gebruik StatLine | 2 mln opvragingen StatLinetabellen | 2003 | 20% groei per jaar | 2006 | 8,2 mln1 opvragingen |
1d. CBS in kamerstukken | 693 vermeldingen | 2004 | 1% groei per jaar | 2006 | 808 vermeldingen = 16,6% groei t.o.v. 2004 |
1e. Gebruikers-enquête | 2004 | Positief oordeel van geënquêteerden | 2006 | positief («rapportcijfer»: 7,2) | |
1f. Administratieve lastenverlaging | € 26,9 mln2 | 2002 | 4%-punt verlaging per jaar | 2006 | € 19,8 mln = 26% verlaging t.o.v. 2002 (voorlopig cijfer 2006)€ 19,1 mln = 29% verlaging t.o.v. 2002 (definitief cijfer 2005) |
1 Vanwege de invoering van nieuwe software is een reeksbreuk ontstaan. Hierdoor is een procentuele groei niet meer te bepalen.
2 Zonder overname van de statistiek Internationale Handel in diensten is de basiswaarde € 23,5 mln (zoals in de begroting 2006 vermeld).
De weergegeven prestatie-indicatoren en streefwaarden zijn ontwikkeld tijdens de ZBO-vorming van het CBS. Met ingang van de begroting 2007 wordt een bijgestelde verzameling indicatoren gehanteerd. De reden van de bijstelling is dat een aantal indicatoren in de praktijk onvoldoende SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en termijngebonden) zijn gebleken.
De streefwaarden van de prestatie-indicatoren van het CBS zijn grotendeels bereikt. De streefwaarde bij het dekkingspercentage van persberichten is evenals in vorige jaren niet bereikt. Oorzaak van het niet behalen van de streefwaarde ligt in de selectie van persberichten door de media. Inmiddels zijn pilots gestart om hier verbetering in aan te brengen.
Het gebruik van de statistische gegevensbank StatLine is weer verder gestegen. Dit komt onder andere door verbetering van de toegankelijkheid van de gegevensbank.
In 2006 is het CBS 808 keer in Kamerstukken geciteerd. Dit is een stijging van 16,6% ten opzichte van het aantal in 2004.
Het CBS heeft in 2006 opnieuw een «klanttevredenheidsonderzoek» gehouden onder respondenten van de zogenoemde «productiestatistieken», respondenten van de «Enquête Beroepsbevolking» en klanten van de «Info-service». Het algemene «rapportcijfer» dat aan het CBS werd gegeven is 7,2 (7,1 in 2005).
De voorlopige uitkomst 2006 voor de administratieve lastendruk (enquêtedruk) is € 19,8 mln (met verdiscontering van de overname van de statistiek Internationale handel in diensten van DNB). Dit is 26% minder lastendruk dan in 2002. De streefwaarde is daarmee gehaald. Ten opzichte van het definitieve cijfer over 2005 (€ 19,1 mln) is dit een lichte stijging. Dit is het gevolg van de toename bij de Internationale handel in goederen en diensten door de uitbreiding van de EU en de aantrekkende economie. Daardoor kwamen meer bedrijven boven de waarnemingsgrens van € 0,4 mln en moesten meer transacties per bedrijf worden opgegeven.
10 ELEKTRONISCHE COMMUNICATIE EN POST
Een hoogwaardig aanbod van netwerken en diensten voor elektronische communicatie en post.
Een hoogwaardige infrastructuur voor elektronische communicatie is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame economische groei. Evenals in 2005 is de convergentie van diensten de overheersende trend in 2006. Veel telecommunicatiebedrijven bieden hun diensten (telefoon, internet, radio en televisie) gebundeld, via één infrastructuur, aan. De daling van het aantal vaste telefonieaansluitingen vooral als gevolg van het gebruik van de mobiele telefonie zet zich door. Bellen via de kabel en internet neemt toe. Het aantal huishoudens dat gebruik maakt van digitale televisie (vooral via de kabel en de satelliet) is in 2006 verdubbeld naar 21%. Daarnaast is ook via de ether en via internet digitale televisie ontvangst mogelijk. In december 2006 is gestopt met het uitzenden van televisiesignalen via de analoge ether. Inmiddels hebben bijna alle huishoudens in Nederland de mogelijkheid om een breedband internetaansluiting (ADSL of via de kabel) te nemen. Op dit gebied is Nederland één van de meest concurrerende landen van Europa. Nederland had in juni 2006, na Denemarken, het hoogste aantal breedbandaansluitingen per 100 inwoners (28,8). Om de sterke positie die Nederland heeft op het gebied van elektronische communicatie uit te bouwen, heeft het kabinet in 2006 het Beleidskader Elektronische Communicatie «Nederland in Verbinding» opgesteld (Kamerstukken II, 2005–2006, 26 643, nr. 81). Hiermee bereidt Nederland zich voor op de mondiale digitale toekomst.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikel 10 Elektronische communicatie en post (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 68 046 | 77 116 | 92 313 | 75 293 | 69 373 | 5 920 |
Waarvan garantieverplichtingen | 9 000 | 9 000 | ||||
Programma-uitgaven | 53 935 | 62 816 | 76 864 | 60 661 | 54 424 | 6 237 |
Operationeel doel A: Efficiënt werkende communicatie- en postmarkt | ||||||
– Bijdrage Internationale organisaties | 3 389 | 529 | 1 363 | 4 560 | 2 255 | 2 305 |
– Bijdrage aan OPTA (incl. garantieverplichting) | 7 163 | 3 934 | 2 599 | 12 282 | 3 462 | 8 820 |
– NL voorzitterschap EU 2004 | 1 465 | |||||
– ICT&MKB | 650 | 650 | ||||
Operationeel doel B: Waarborg publieke belangen | ||||||
Operationeel doel C: Stimuleren voorzieningen, producten en diensten | ||||||
– Nationaal Actieplan Electronische snelwegen | 20 441 | 22 322 | 19 868 | 19 345 | 20 126 | – 781 |
– ICT-flankerend beleid en administratieve lasten | 11 449 | 13 874 | 3 737 | 5 952 | – 2 215 | |
– Demonstraties/pilots (Kenniswijk) | 2 244 | 1 268 | 3 917 | 193 | 10 216 | – 10 023 |
Algemeen | ||||||
– Beleidsvoorbereiding en evaluatie | 20 698 | 21 849 | 35 243 | 19 893 | 12 413 | 7 480 |
Apparaatuitgaven | 14 111 | 14 300 | 15 449 | 14 632 | 14 949 | – 317 |
– Personeel DGET | 8 980 | 9 856 | 9 771 | 8 773 | 9 145 | – 372 |
– Toezicht Agentschap AT (Secretaris Generaal) | 1 870 | 1 870 | ||||
– Bijdrage agentschap Telecom | 5 131 | 4 444 | 5 678 | 3 989 | 5 804 | – 1 815 |
Uitgaven (totaal) | 69 624 | 71 104 | 92 705 | 77 197 | 80 074 | – 2 877 |
Ontvangsten (totaal) | 39 330 | 18 618 | 22 251 | 25 938 | 13 279 | 12 659 |
– Personeel DGET | 297 | 227 | 2 | 82 | 200 | – 118 |
– Diversen Telecom | 4 538 | 648 | 1 237 | 1 009 | 1 009 | |
– Kenniswijk | 2 397 | 4 117 | 11 197 | 5 780 | 12 916 | – 7 136 |
– Ontvangsten Fes Cybercrime | ||||||
– Ontvangsten OPTA | 5 007 | 6 338 | 967 | 18 104 | 163 | 17 941 |
– HGIS TP | 92 | |||||
– Overige ontvangsten | 27 091 | 7 288 | 8 756 | 64 | 64 | |
– Fes Cybercrime | 900 | 900 |
Dit betreft conform de regelgeving de garantstelling van EZ aan OPTA met betrekking tot het schatkistbankieren met ingang van 2006 (€ 9 mln).
Als gevolg van de beëindiging van het project Kenniswijk in 2006 en minder subsidieaanvragen dan geraamd, zijn minder verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk verwacht.
Beleidsvoorbereiding en evaluatie
De belangrijkste oorzaken zijn de terugbetaling van het via het Financieel Instrument ontvangen bedrag aan Sky Radio (€ 8,3 mln) als gevolg van een rechterlijke uitspraak. Bij de verdeling van FM-frequenties in 2003 is gebruik gemaakt van dit zogenaamde Financieel instrument. Daarnaast heeft een overboeking plaats gevonden naar VROM voor onderzoek naar elektromagnetische velden en gezondheid (€ 3,4 mln). Ten slotte is er € 3,3 mln toegevoegd vanwege het onderzoeksprogramma met betrekking tot het antennebeleid, dat in 2006 is uitgevoerd in plaats van in 2005.
De OPTA heeft boetes opgelegd aan KPN (€ 17 mln).
A. Het scheppen van randvoorwaarden voor een efficiënt werkende communicatie en postmarkt
De elektronische communicatiesector vertoont een gezonde dynamiek. De concurrentie is toegenomen, de prijzen zijn sterk gedaald en de consument heeft meer keuzemogelijkheden en wisselt van aanbieder. Aandachtspunt zijn de tarieven van internationaal bellen (roaming). De Europese Commissie heeft in 2006 aangekondigd hiertegen op te zullen treden en Nederland steunt de Commissievoorstellen, die naar verwachting in 2007 hun beslag zullen krijgen.
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Telecommunicatiewet | ja |
• Postwet | ja |
• Bijdrage aan OPTA | ja |
• Bijdrage aan Agentschap Telecom | ja |
• Lidmaatschap van/bijdrage aan internationale organisaties | ja |
Activiteiten | |
• Implementeren voorstellen ter reductie administratieve lasten telecom en post | ja |
• Uitvoering geven Nota Frequentiebeleid | ja |
• Afspraken Agentschap Telecom over toelating frequentiespectrum | ja |
• Indienen Postontwerp parlement | ja |
• Actualiseren nummerplannen en voorzien in behoefte nieuwe nummers | ja |
• Deelnemen EU-besluitvormingstraject rondom liberalisering postmarkt | ja |
• Deelnemen evaluatie Europees regelgevend kader telecommunicatie | ja |
Implementeren voorstellen ter reductie administratieve lasten telecom en post
De lastenreducties in 2006 komen vooral voort uit de besluiten die OPTA heeft genomen op basis van de marktanalyses. Met de inwerkingtreding van het besluit meerjarige wholesale-tariefregulering (pricecap) wordt veel minder kosteninformatie van KPN gevraagd. Voorts is de administratieve belasting voor KPN op het terrein van retail-tariefvoorstellen aanzienlijk teruggebracht. Er staat voor 2007 nog een aantal reductie-acties gepland, die voornamelijk op het terrein liggen van digitale aanbieding van diensten en elektronisch bestuurlijk verkeer.
Uitvoering Nota Frequentiebeleid
In 2006 is gestart met de implementatie van de Nota Frequentiebeleid (Kamerstukken II, 2003–2004, 24 095, nr. 172), o.a. met de beleidsvoornemens die zonder wetswijziging kunnen worden uitgevoerd. Dit betreft onder meer verruiming van frequentiebestemmingen en het geven van meer ruimte aan medegebruik en gedeeld gebruik van frequenties. Tevens is besloten circa 66 000 vergunningen, grotendeels voor marifonie en zendamateurs, af te schaffen en te vervangen door algemene regels met een meldingsplicht. Dit zal naar verwachting eind 2007 worden gerealiseerd, als de daaraan ten grondslag liggende kabinetsbrede Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen in werking is getreden. Voor de implementatie van de overige beleidsvoornemens zal de Telecommunicatiewet en vervolgens de daarop gebaseerde regelgeving worden gewijzigd. De voorbereiding van de wetswijziging is volgens planning verlopen. De aanbieding van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer wordt eind 2007 voorzien.
Afspraken Agentschap Telecom over toelating frequentiespectrum
In 2006 zijn met Agentschap Telecom afspraken gemaakt over de toelating tot het frequentiespectrum (en de registratie). Hierbij gaat het met name om het frequentieregister, het antenneregister en de frequentieverdelingsprojecten. In de afspraken is opgenomen dat Agentschap Telecom deze activiteiten in hoge mate zelfstandig uitvoert.
Indienen Postontwerp parlement
Het wetsvoorstel «regels inzake volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele dienstverlening» (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 536, nr. 2) is, zoals voorzien, ingediend in april 2006. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel moet nog plaatsvinden. De volledige liberalisering van de postmarkt in Nederland is gekoppeld aan de volledige liberalisering van de postmarkten in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Het Verenigd Koninkrijk heeft de postmarkt per 1 januari 2006 al geliberaliseerd, de Duitse regering zal dit per 1 januari 2008 doen. Als datum voor volledige liberalisering in Nederland is daarom voorgesteld 1 januari 2008, afhankelijk van het level playing field in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland (BTW-regime).
Actualiseren nummerplannen en voorzien in behoefte nieuwe nummers
Het nummerplan voor telefonie is in 2006 een aantal malen gewijzigd om te voldoen aan de behoefte in de markt aan nieuwe nummerreeksen. Er zijn drie nieuwe series telefoonnummers geïntroduceerd, te weten korte telefoonnummers voor contactcentra overheid (14+ plus kengetal), korte nummers voor abonnee-informatiediensten (in de 18-serie) en twee nieuwe reeksen (085 en 091) voor niet-geografisch gebonden diensten (ten behoeve van verdere ontwikkeling van VoIP-diensten (bellen via het internet). Tevens is de bestemming van geografische nummers (bijv. 010, 020, ...) verruimd.
Deelnemen EU-besluitvormingstraject rondom liberalisering postmarkt
De Europese Commissie heeft in oktober 2006 haar voorstel voor het traject voor de volledige liberalisering van de postmarkten in EU-verband per 2009 gepubliceerd. Het besluitvormingsproces over de volledige liberalisering is in november van start gegaan. Nederland heeft zich sterk gemaakt voor de volledige liberalisering van de postmarkten in de EU per 1 januari 2009 en zal zich hier in 2007 voor blijven inzetten.
Deelnemen evaluatie Europees regelgevend kader telecommunicatie
Eind 2006 heeft Nederland gereageerd op de beleidsvoorstellen van de Europese Commissie voor wijziging van het regelgevend kader voor de elektronische communicatiesector (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 851, nr. 54). Hoofdpunten voor Nederland zijn de flexibilisering van het gebruik van het spectrum en meer ruimte voor nationale toezichthouders. In de reactie is tevens aandacht gevraagd voor de moties 30 800XIII, nrs. 18 en 19 van de kamerleden Van Dam en Hessels. In 2007 zal de Europese Commissie concrete tekstvoorstellen presenteren voor wijzigingen van de richtlijnen die samen het regelgevend kader vormen. Op basis van de Nederlandse reactie zal Nederland deelnemen aan het overleg over deze voorstellen met de andere lidstaten.
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
1. Concentratiegraden deelmarkten telecom (HHI= Herfindahl Hirschman Index)• Vaste telefonie• Mobiele telefonie• Breedband internettoegang | 6 200 (2002)2 5003 250 | Nvt | Vaste telefonie: niet bekend door ontbreken gegevensMobiel telefonie: 2480Breedband Internet-toegang: 1264 | Vaste telefonie:Niet bekend door ontbreken gegevensMobiele telefonie: 3400Breedband Internettoegang: 1060 | Streefwaarde: daling richting 1800(planning 2010) |
2. Mate vergunningvrij gebruik frequenties | Nvt | 60 | Nvt | 60 | Streefwaarde: 54 (planning 2008) |
3. Meer gedeeld gebruik frequenties | Nvt | 319 | Nvt | 290 | Streef-waarde: 287 (planning 2008) |
4. Breedband als toegangstechnologie, tarieven per 100kbits/s als % van maandelijks inkomen | 0,18% | Nvt | 0,17% (t-2) | < 0,01% | Streefwaarde: <0,18% (planning 2007) |
5. Percentage minder administratieve lasten telecom en postBasiswaarde: 65 miljoen telecom en 7 miljoen post (nulmeting 2002) | 0,1 %Cumulatieve reductie | 15,8 % cumulatieve reductie | 15,6 % cumulatieve reductie | 18,5 % cumulatieve reductie | Streefwaarde: 25% reductie (planning 2006) |
1. Concentratiegraden deelmarkten
• Vaste telefonie: door het ontbreken van de juiste gegevens heeft TNO geen HHI voor vaste telefonie kunnen opstellen. Het aantal vaste telefonieaansluitingen is de laatste jaren fors afgenomen onder meer door substitutie door mobiele telefonie en concurrentie van Carrier Preselect-aanbieders en Voice over IP (VOIP) bellen (bellen via internet). Het marktaandeel van KPN op de diverse deelmarkten van vaste telefonie lijkt stabiel te zijn gebleven.
• Mobiele telefonie: na de overname van Telfort door KPN in 2005 is het aantal mobiele operators in Nederland gedaald tot 4. De HHI is als gevolg daarvan gestegen van rond de 2500 naar 3400. De HHI lijkt zich in deze markt hierop te stabiliseren.
• Breedbandinternettoegang: de markt voor breedbandinternettoegang op retailniveau kent een groot aantal aanbieders. Dit beeld wordt anders als gekeken wordt naar het netwerk waarover de aansluitingen worden geleverd. Een groot deel van de aansluitingen wordt immers geleverd via het netwerk van KPN. De HHI bedraagt dan circa 3000. De fusie van Multikabel, Casema en Essent Kabelcom heeft dit beeld (nog) niet veranderd.
2. Vergunningvrij gebruik frequenties
Het streven is dat in 2008 10% van de in 2004 bekende (sub)vergunningcategorieën is omgezet in vergunningvrij of een registratie. Het relevante aantal banden met een verplichte vergunning moet dan dalen van 60 (in 2004) naar 54 (in 2008). Er wordt momenteel gewerkt aan een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt een aantal vergunningcategorieën nog in 2007 om te zetten in een registratie.
3. Meer gedeeld gebruik frequenties
Het streven is dat in 2008 het relevante aantal banden met een primaire vergunninggebonden toepassing moet dalen van 319 (in 2004) naar 287 (2008). Voor de basis- en streefwaarde stond in de begroting van 2006 abusievelijk een waarde van 92, respectievelijk 83 vermeld. In 2006 is reeds een daling naar 290 banden bereikt.
4. Breedband als toegangstechnologie, tarieven per 100k/bits/s als % van maandelijks inkomen
De streefwaarde is reeds gehaald. In Nederland zijn de kosten die in rekening worden gebracht voor breedband toegang relatief laag. Een ADSL-abonnement (1 Mbps) kostte in 2006 minder dan 0,01 % van een gemiddeld maandinkomen (obv ITU gegevens). Japan kende de laagste tarieven, gevolgd door Nederland en landen als Zuid-Korea, Zweden, Finland, de VS en Frankrijk.
5. Administratieve lasten telecom en post
Administratieve lasten telecom en post: doelstelling was een reductie van de administratieve lasten met 25% of meer in de periode tot en met 2006. Tot en met 2006 is in totaal 18,5% gehaald. Een reden voor dit lagere percentage is dat een aantal reducties naar 2007 schuift. Deze in 2007 geplande acties (introductie elektronisch bestuurlijk verkeer, informatieve site over wet- en regelgeving) zullen leiden tot een extra reductie van 3,6%. Voorts zal er een extra reductie zijn van nog eens 3,6% in verband met het afschaffen van de vergunningplicht voor marifoniegebruik en zendamateurs (met deze extra reductie komt het totaalpercentage dus op ruim 25%). Tegenover de reducties heeft een aantal toenames van administratieve lasten gestaan. Zo is in het percentage 2006 een negatieve aanpassing gepleegd (– 1,3%), voornamelijk als gevolg van de marktanalyses door OPTA. Tenslotte wordt opgemerkt dat in 2007 het uiteindelijke reductiepercentage disproportioneel beïnvloed zal worden door de grondroerdersregeling (zie toelichting hierover onder operationeel doel B).
B. Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk garanderen
Om de consument optimaal te kunnen laten profiteren van de toegenomen concurrentie en keuzevrijheid blijft goede consumentenbescherming belangrijk. EZ heeft in 2006 gewerkt aan de uitvoering van het actieplan «Een slimme consument in een snelle markt». Consumenten en bedrijven moeten tevens beschermd worden tegen ongewenste elektronische communicatie (spam, telemarketing). OPTA is in 2006 begonnen met het verzamelen van klachten over telemarketing via de Consuwijzer. OPTA zal op basis hiervan de regels voor telemarketing strenger gaan handhaven. Met de opzet van het programma Veilige Elektronische Communicatie/Digibewust en het programma Nationale Infrastructuur Cybercrime zijn de inspanningen op het gebied van veiligheid op internet geïntensiveerd.
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Voorlichting middels programma’s Surf op Safe, KWINT en Waarschuwingsdienst | ja |
• Telecommunicatiewet | ja |
• Wettelijke verankering antenneregister | nee |
• Deelname in en subsidie aan ECP.nl | ja |
• Bijdrage aan OPTA | ja |
• Bijdrage aan Agentschap Telecom | ja |
• Bijdrage aan de Waarschuwingsdienst | ja |
Activiteiten | |
• Uitvoeren van het project Aanpak Cybercrime als onderdeel van het Actieplan Veilig Ondernemen II | ja |
• Wetgeving ter bestrijding van spam (motie Van Dam/Atsma) en malware (o.a. regeling autodialers) alsmede internationaal overleg om te komen tot multilaterale afspraken | ja |
• Uitbrengen kabinetstandpunt Nationaal Antennebeleid | ja |
• Verder uitvoeren actieplan Consumentenbeleid | nee, gedeeltelijk |
• Coördineren implementatiemaatregelen vitale infrastructuur | ja |
• Borgen van beschikbaarheid en continuïteit van elektronische communicatienetwerken in NACOTEL | ja |
• Grondroerdersregeling | nee, gedeeltelijk |
• Toezicht nummers voor (informatie)diensten onderbrengen bij OPTA | nee, gedeeltelijk |
• Uitwerken afspraken EZ en SIDN met betrekking tot soevereiniteit en continuïteit van het .nl domein | ja |
• Stimuleren van zelfregulering via gedragscodes. In samenwerking met ECP.NL wordt gewerkt aan een modelgedragscode voor het gebruik van Radio Frequency Identification (RFID) | nee, gedeeltelijk |
Voorlichting middels programma’s Surf op Safe, KWINT en Waarschuwingsdienst
Eind 2005 is het programma Surf op Safe zoals gepland beëindigd. Per 1 januari 2006 is als opvolger van Surf op Safe het programma Digibewust van start gegaan (Kamerstukken II, 2005–2006, 26 643, nr. 80). Dit programma heeft in vergelijking met Surf op Safe een bredere scope en een hoger niveau van publiek-private samenwerking. Digibewust is opgebouwd uit vier pijlers: het versterken van publiek-private samenwerking, bewustwording en voorlichting, informatiebeveiliging in het MKB en als laatste het beter benutten van de aanwezige kennisinfrastructuur rond het thema veiligheid. Het programma heeft een succesvol eerste jaar gekend. Er zijn 16 partijen betrokken als sponsor/partner in het programma, waarbij een aanzienlijk deel van het programma wordt gefinancierd door de partners. In 2006 waren kinderen en ouders/opvoeders de belangrijkste doelgroepen van Digibewust. Het afgelopen jaar hebben verschillende voorlichtingsactiviteiten plaats gevonden. Zo is voor leraren «Schoolblik» ontwikkeld, met divers informatiemateriaal over internet en veiligheid voor leraren op basisscholen. Het in 2005 ontwikkelde Diploma Veilig Internet is in 2006 door ruim 10 000 scholieren in het basisonderwijs gebruikt. Het gehele lespakket van het Diploma Veilig Internet is vanaf het schooljaar 2006–2007 gratis digitaal beschikbaar gesteld aan alle basisscholen. Sinds 1 januari 2007 is het Ministerie van OCW verantwoordelijk voor het Diploma Veilig Internet en is de uitvoering belegd bij de stichting Kennisnet-ICT op School.
Wettelijke verankering antenneregister
In augustus 2006 is het wetsvoorstel openbaarheid antenneregister (als onderdeel van het verzamelwetsvoorstel 30 661) aan de Tweede Kamer toegestuurd. Dit wetsvoorstel voorziet in een compleet, actueel en openbaar antenneregister, zodat met name de burger goed inzicht heeft in de antennes in zijn leefomgeving. Parlementaire behandeling van het wetsvoorstel evenals het opstellen van de nadere regelgeving zullen in 2007 plaatsvinden.
Uitvoeren van het project Aanpak Cybercrime als onderdeel van het Actieplan Veilig Ondernemen II
De Tweede Kamer is mede namens de bewindslieden van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de inhoudelijke analyse van cybercrime en de voorgestelde aanpak geïnformeerd (Kamerstukken II, 2005–2006, 26 671, nr. 24). In de zomer van 2006 is een programma Nationale Infrastructuur Cybercrime gestart. Onder de vlag van het programma krijgt een aantal experimenten gestalte o.a. gericht op het MKB, gemeenten en onderwijs. Met de bancaire sector is een succesvolle aanpak van phishing-sites1 beproefd. Het programma heeft een begin gemaakt met het ontwikkelen van zogenaamde informatieknooppunten naar voorbeeld van het National Infrastructure Security Co-ordination Center (NISCC) in het Verenigd Koninkrijk. Publieke en private partijen uit vitale sectoren wisselen in deze informatieknooppunten in een vertrouwelijke omgeving kennis uit. Twee informatieknooppunten (bancaire sector, waterleidingbedrijven) zijn in 2006 van start gegaan.
Wetgeving ter bestrijding van spam (motie Van Dam/Atsma) en malware
In augustus 2006 is het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet (30 661) aan de Tweede Kamer gezonden. De wijziging van artikel 11.7 en 11.8 houdt in dat het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie met marketingdoeleinden uitgebreid wordt naar rechtspersonen. Thans geldt dit opt-in regime alleen voor natuurlijke personen. Telemarketing, het in direct contact treden met consumenten om een dienst of een product te verkopen, kreeg in 2006 steeds meer aandacht. In september 2006 is een onderzoek naar deze telefonische marketingvorm gestart om inzicht te verkrijgen in de mate van inbreuk in de persoonlijke levensfeer, de werking van zelfreguleringinitiatieven en in hoeverre de nodige regelgeving in de praktijk ook handhaafbaar is tegen proportionele kosten. Het definitieve rapport van dit onderzoek zal in het voorjaar 2007 worden opgeleverd en op basis daarvan zal eventuele regulering worden bezien.
Uitbrengen kabinetstandpunt Nationaal Antennebeleid
In februari 2006 is de evaluatie van het Nationaal Antennebeleid afgerond. Eind mei 2006 is deze evaluatie, vergezeld van een Kabinetsstandpunt, toegestuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 561, nr. 27). Er is actie ondernomen ten aanzien van de relatie tussen het Nationaal Antennebeleid en Gemeenten, evenals verbetering van de mogelijkheden tot plaatsing van antennes op Rijksobjecten. Dit zal in 2007 zijn beslag krijgen. Diverse communicatie-activiteiten om betrokken doelgroepen beter te informeren over antennes en het antennebeleid, onder andere de optredens van het Antennebureau in den lande, zijn geïntensiveerd. Hieraan draagt ook de hierboven toegelichte wettelijke verankering van het antenneregister bij. Daarnaast zijn op 6 juni 2006 de uitkomsten beschikbaar gekomen van het door Nederland medegefinancierde Zwitserse onderzoek naar het effect van elektromagnetische velden van UMTS op het welbevinden en de cognitieve functies van de mens. Deze uitkomsten zijn, voorzien van een Kabinetsstandpunt, toegezonden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 561, nr. 28). Daarbij is aangegeven dat de elektromagnetische velden van UMTS niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Om op dit punt een vinger aan de pols te houden is in 2006 onder leiding van het Ministerie van VROM gewerkt aan de oprichting van een kennisplatform en onderzoeksprogramma«elektromagnetische velden en gezondheid». Het kennisplatform informeert burgers en instanties over elektromagnetische velden en gezondheid. Zowel het onderzoeksprogramma als het kennisplatform is najaar 2006 van start gegaan.
Verder uitvoeren actieplan Consumentenbeleid
In juli 2005 is het actieplan «Een slimme consument in een snelle markt» (Kamerstukken II, 2004–2005, 27 879, nr. 12) naar de Tweede Kamer gestuurd. De meeste acties uit dit plan zijn afgerond. Zo kan de consument beter voor zijn eigen belangen opkomen omdat de telecommunicatiesector inmiddels is aangesloten bij een alternatieve geschillencommissie. Belangrijke mijlpaal daarbij is dat ook voor internetdiensten, zoals internetbellen, alternatieve geschilbeslechting op basis van zelfregulering tot stand gebracht is. Ook kan een consument beter en sneller overstappen omdat regelgeving (nieuw artikel 7.2a TW) stilzwijgende verlenging van langdurige overeenkomsten tegengaat waarbij de consument, na de afloop van de overeenkomst, binnen 4 weken kan overstappen. Tarieftransparantie wordt door een aantal vergelijkingssites vorm gegeven. Door inzicht te geven in de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van deze sites is een consument in staat een beter gefundeerde keuze te maken als het gaat om prijsstelling. Een nog af te ronden actie is het bieden van inzicht in de (netwerk-)kwaliteit van mobiele en vaste telefonie. De ontstane vertraging laat zich onder andere verklaren door een gewenst extra onderzoek naar de feitelijke informatieverstrekking door aanbieders.
Coördineren implementatiemaatregelen vitale infrastructuur
Als onderdeel van het door het Ministerie van Binnenlandse Zaken getrokken project Bescherming Vitale Infrastructuren heeft EZ in 2005 met relevante partijen voor de sector ICT/Telecom mogelijke maatregelen in kaart gebracht om kwetsbaarheden in de continuïteit van ICT te voorkomen of verminderen. In 2006 is op basis van dit overzicht een selectie gemaakt van de gewenste maatregelen en de daarvoor verantwoordelijke partijen. ICT vormt voor de meeste sectoren een integraal onderdeel van de (vitale) bedrijfsprocessen. Beveiliging van informatie en voorbereiding op eventuele uitval is daarmee een verantwoordelijkheid van die betreffende sector. EZ heeft de maatregelen die andere sectoren betreffen, besproken en overgedragen aan de daartoe verantwoordelijke departementen. Daarnaast heeft EZ een eigen verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten. Alle door EZ te treffen maatregelen zijn in 2006 uitgevoerd, zoals voorgenomen (o.a. formaliseren en verbreden NACOTEL en intensivering en uitbreiding van de voorlichting aan gebruikers binnen het project Digibewust en vanuit het Agentschap Telecom).
Borgen van beschikbaarheid en continuïteit van elektronische communicatienetwerken in NACOTEL
In 2006 is Nationaal Continuïteitsoverleg Telecom (NCO-T) formeel ingesteld. Het NCO-T is de opvolger van NACOTEL. In dit publiek-private samenwerkingsverband met de aanbieders van telefonie en vaste lijnen zijn afspraken gemaakt over continuïteitsplanning en crisismanagement. Binnen het NCO-T zijn ook de aanbieders van internettoegang betrokken. Belangrijkste doel van het NCO-T is het maken van afspraken over preventieve maatregelen ter voorkoming van storingen die ingrijpen op vitale belangen en over te treffen maatregelen die ertoe leiden dat eventuele storingen zo snel mogelijk worden verholpen. Informatie-uitwisseling over sectoroverstijgende kwetsbaarheden is tevens een facet binnen het NCO-T. Het NCO-T is een goede basis voor de verdere borging van de beschikbaarheid en continuïteit van elektronische communicatienetwerken.
Begin 2006 werd het wetsvoorstel informatie-uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen bij graafactiviteiten (grondroerdersregeling, 30 475) bij de Tweede Kamer ingediend. Nog voor de zomer van 2006 is de Nota naar aanleiding van het Verslag aan de Vaste Commissie voor EZ verzonden waarna deze besloot tot plenaire agendering van het wetsvoorstel. De behandeling in de Tweede Kamer is enkele malen opgeschoven. Inmiddels is bij de Kamer aangekondigd dat in het eerste kwartaal van 2007 een Nota van Wijziging (technische wijziging) zal worden ingediend waarin de nieuwste ontwikkelingen worden meegenomen.
Toezicht nummers voor (informatie)diensten onderbrengen bij OPTA
De eerste tranche van nieuwe regelgeving om de consument beter te beschermen tegen misbuik van dure telefoonnummers (voornamelijk 090x betaalnummers en bepaalde internationale nummers) is in de zomer van kracht geworden. Daarmee hebben de aanbieders van elektronische communicatiediensten een aantal verplichtingen gekregen, zoals tariefmelding voorafgaand aan een oproep, het bieden van de mogelijkheid het gebruik van dure nummers te begrenzen (bijvoorbeeld een limiet van de telefoonnota) en het bieden van de mogelijkheid tot betaalopschorting als de consument een klacht indient en deze eventueel doorzet bij een geschillencommissie. Begin 2007 wordt het bijbehorende wetsvoorstel (30 537) van kracht; de inwerkingtreding is een aantal maanden vertraagd vanwege uitstel van behandeling door de Tweede Kamer. Daarmee komt een einde aan de periode van falende zelfregulering en krijgt OPTA bevoegdheden om in te grijpen bij misbuik van nummers.
Uitwerken afspraken EZ en SIDN met betrekking tot soevereiniteit en continuïteit van het .nl domein
De afspraken tussen EZ en de Stichting Internet Domeinnaamregistratie Nederland (SIDN) om de continuïteit van het .nl-domein te waarborgen zijn concreet uitgewerkt in een raamwerk van maatregelen. Deze maatregelen zijn erop gericht te voorkomen dat het .nl domein uitvalt in instabiele situaties, o.a. door te zorgen voor voldoende back-up databases. In 2007 zullen deze maatregelen geïmplementeerd en vervolgens gemonitord worden.
Stimuleren van zelfregulering via gedragscodes. In samenwerking met ECP.NL wordt gewerkt aan een modelgedragscode voor het gebruik van Radio Frequency Identification (RFID)
Door de grote diversiteit van gebruikers en toepassingen is het niet mogelijk gebleken in samenwerking met ECP.nl een modelgedragscode voor alle RFID1 -toepassingen vast te stellen. Sectorale zelfregulering in de vorm van gedragscodes komt inmiddels wel van de grond. Via ECP.NL en het RFID Platform zijn ondernemers voorgelicht over de mogelijkheden van RFID en de privacyrechtelijke aspecten van RFID. Op 14 september 2006 is de beleidsnotitie «RFID in Nederland», waarin de kansen en risico’s rondom de grootschalige inzet van RFID in kaart zijn gebracht, aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken 2006–2007, 30 800 XIII, nr. 5).
Prestatiegegevens | |||||
---|---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | ||||
prestatie-indicator(en) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
1. Het aantal bezoekers van de website waarschuwingsdienst.nl | 35 227 per maand | Gemiddeld 50 875 visits per maand | Gemiddeld 59 089 visits per maand | Gemiddeld 53 187 visits per maand | 70 000 visits per maand |
2. Het aantal leden van de mailinglist van de website waarschuwingsdienst.nl | 33 146 | 50 521 op 31 december | 61 484 op 31 december | 65 672 op 31 december | 65 000 |
3. Aantal aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten dat aan de wettelijk vastgelegde aftapverplichting voldoet | 11 aanbieders(5 openbare telefonie-aanbieders en 6 ISP’s) | 79 inspecties 32 voldoen niet | 60 inspecties 28 voldoen niet | 122 inspecties 16 voldoen niet | Streefwaarde: Alle aanbieders |
4. Overkomstduur brieven | Voldoen aan wettelijke norm | 96,5% | 96,6% | Wettelijke norm: 95% binnen 24 uur |
1. Het aantal bezoekers van de website waarschuwingsdienst.nl
Het aantal bezoekers van de website is gedaald, maar het aantal leden van de mailinglist is toegenomen tot boven de streefwaarde. Het bereik van de waarschuwingsdienst is dus goed, maar het lijkt er op dat de leden selectiever zijn geworden in het gebruik van de website en deze niet bij iedere alertering raadplegen. Daarnaast is er in 2006 minder uitgegeven aan communicatie rond de waarschuwingsdienst. In 2007 wordt er een panel ingesteld dat het surfgedrag van bezoekers zal onderzoeken en eventuele verbeteringen van de dienstverlening in kaart zal brengen.
3. Aantal aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten dat aan de wettelijk vastgelegde aftapverplichting voldoet
Zoals in het jaarverslag over het jaar 2005 is aangegeven, is de planning voor het bereiken van de streefwaarde voor deze prestatie-indicator aangepast van 2006 naar 2007.
Betreft cijfer over het jaar 2005 (TNT rapporteert de gegevens over het voorafgaande jaar aan OPTA).
C. Stimuleren dat de markt voorzieningen, producten en diensten ontwikkelt en dat deze worden benut
Nederland handhaaft in 2006 de zesde plaats in de Information Society Index en stijgt van de zestiende naar de twaalfde plaats in de Networked Readiness Index. De plaats op de ISI-ranglijst wijst erop dat Nederland de goede ICT-basis heeft behouden. Daarnaast geeft de stijging op de NRI-ranglijst aan dat de nadruk van het vorige Kabinet op een betere benutting van ICT zijn vruchten heeft afgeworpen. Deze index kent meer gewicht toe aan het gebruik van ICT dan de ISI. De voortgang die hier is geboekt vertaalt zich nu in een hogere positie voor Nederland. Uit de Monitor Overheid.nl blijkt voorts dat de beschikbaarheid van elektronische overheidsdienstverlening via internet voor burgers vergeleken met 2005 is gestegen: van 49% naar 54%. Voor bedrijven is de beschikbaarheid gestegen van 50% naar 56%. Daarmee ligt het kabinet op koers voor wat betreft het realiseren van de doelstelling dat in 2007 65% van de dienstverlening van de overheid via internet kan plaatsvinden en wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het verminderen van de administratieve lasten.
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
• Subsidies in het kader van het Nationaal Actieplan Elektronische Snelweg | ja |
• Uitgifte van vergunningen voor frequenties voor nieuwe technieken, toepassingen en diensten | nee |
• Voorlichting aan gemeenten, provincies en woningbouwcorporaties hoe breedband te stimuleren | ja |
Activiteiten | |
• Maatschappelijke Sectoren & ICT (MICT) | ja |
• Interdepartementaal samenwerken in het kader van de Rijksbrede ICT-agenda | ja |
• Afwikkelen ICT & administratieve lasten (ICTAL) en zorgen voor overdracht van ontwikkelde voorzieningen naar een structurele beheersomgeving | nee, gedeeltelijk |
• Uitgeven van digitale radiofrequenties (TDAB) voor commerciële radio en nieuwe diensten | nee |
• Uitvoeren plan «Van analoog naar digitaal»: omschakeling van analoge naar digitale televisie-uitzendingen via de ether | ja |
• Uitvoeren programma breedband. | ja |
Uitgifte van vergunningen voor frequenties voor nieuwe technieken, toepassingen en diensten
Er hebben in 2006 geen complexe uitgiften van frequentie-vergunningen voor nieuwe technieken, toepassingen en diensten plaatsgevonden. Wel zijn de voorbereidingen gestart voor het beschikbaar stellen van frequentievergunningen voor mobiele toepassingen aan marktpartijen, waarmee deze vanaf 2008 hun dienstenportfolio verder kunnen uitbreiden met mobiele innovatieve hoogwaardige communicatiediensten.
Maatschappelijke Sectoren & ICT (MICT)
Met dit actieprogramma (Kamerstukken II, 2005–2006, 26 643, nr. 76) neemt de overheid de regie op zich bij het doorbreken van knelpunten bij het opschalen (gebruik op brede schaal) van kleinschalige, succesvolle ICT-toepassingen en diensten, zowel in als tussen de sectoren mobiliteit, onderwijs, veiligheid en zorg. Doel van het actieprogramma is om daarmee maatschappelijke vraagstukken in deze sectoren te helpen oplossen. In het kader van het actieprogramma zijn in 2006 16 projecten gestart waarvan 14 opschalingsprojecten, 1 sectorale verkenning en 1 sectoroverstijgende verkenning. De Kamer wordt op de hoogte gesteld van de voortgang van het actieprogramma middels de voortgangsrapportage van de ICT-agenda. In dit kader wordt ook gerapporteerd over de voortgang van de lopende projecten.
Interdepartementaal samenwerken in het kader van de Rijksbrede ICT-agenda
In 2006 is het Strategisch ICT-Overleg ingesteld met sleutelfiguren op het gebied van ICT uit bedrijfsleven, overheid, maatschappelijke instellingen en wetenschap. Onder de ambitie «Nederland in verbinding» zet het overleg zich in voor optimale integratie en benutting van ICT in tal van economische, maatschappelijke en bestuurlijke processen.
In 2006 zijn het standaardisatieforum en -college formeel ingesteld. Het forum en college bevorderen brede toepassing van (open) standaarden. Hiermee wordt informatie-uitwisseling en meervoudig gebruik van informatie vergemakkelijkt, waardoor de elektronische informatie-uitwisseling tussen overheden en bedrijven wordt gestroomlijnd. In november 2006 is de voortgangsrapportage Rijksbrede ICT-agenda naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2006–2007, 26 643, nr. 84).
Afwikkelen ICT & administratieve lasten (ICTAL) en zorgen voor overdracht van ontwikkelde voorzieningen naar een structurele beheersomgeving
De afwikkeling van ICTAL heeft volgens planning plaatsgevonden. Hierover zal in de eerste helft van 2007 aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd in samenhang met een mogelijk vervolg. De Kamer ontvangt hierover in het voorjaar van 2007 nadere informatie. De voorziening DigiD en het Programma van eisen GEnerieke INfrastructuur (Gein) zijn overgedragen naar een structurele beheersomgeving (GBO.Overheid, een rijksbrede gemeenschappelijke beheersorganisatie, die zorgt voor het strategische en operationele beheer van de gemeenschappelijke publieke ICT-voorzieningen en de verdere ontwikkelingen daarvan). GBO.Overheid draagt bij aan de samenhang binnen het publieke domein en waarborgt een constante kwaliteit in de elektronische dienstverlening van de overheid. De voorzieningen E-formulieren en Bedrijvenloket worden eerst verder ontwikkeld voordat overdracht naar een beheersorganisatie kan plaatsvinden.
Uitgeven van digitale radiofrequenties (TDAB) voor commerciële radio en nieuwe diensten
De TDAB-frequenties voor commerciële radio zijn in 2006 niet uitgegeven. Op verzoek van de Tweede Kamer zijn eerst de uitkomsten van de Regionale Radio Conferentie 2006 afgewacht. Met de brief over actualisatie van het digitale omroep (TDAB-)beleid (Kamerstukken II, 2006–2007, 24 095, nr. 205) is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen de bestemming van de frequenties te verbreden van «radio» naar «omroep» en deze in 2007 uit te geven.
Uitvoeren plan «Van analoog naar digitaal»: omschakeling van analoge naar digitale televisie-uitzendingen via de ether
De omschakeling van analoge naar digitale ethertelevisie heeft plaatsgevonden in de nacht van 10 op 11 december 2006. Dit is vooraf uitgebreid richting betrokken partijen gecommuniceerd. De omschakeling is volgens verwachting verlopen.
In het kader van het Actieprogramma Breedband is, gezamenlijk met provincies, een communicatietraject uitgewerkt gericht op vraagbundeling en dienstenontwikkeling (Connecting the Dots). Dit traject vindt volgens planning in 2007 plaats. Verder zijn provincies, gesteund door EZ, het Programma grootschalige leeromgeving breedband gestart met als doel om onder meer opschaling van ICT-diensten in de regio te realiseren. Daarnaast is samengewerkt met Nederland BreedbandLand om slim gebruik van ICT te bevorderen (2 afgeronde opschalingsprojecten, 10 lopende opschalingsprojecten). Het Nederlands Normalisatie Instituut heeft medio 2006 een model ontwikkeld dat de komende jaren, op basis van vrijwillige toepassing door veel partijen, moet uitgroeien tot een nationaal referentiekader bij de aanleg en verdere ontwikkeling van breedbandinfrastructuur en diensten in Nederland. Het model is als wiki1 publiek te raadplegen. Naast verdere ontwikkeling van het model zal de komende periode de aandacht gericht zijn op de implementatie ervan.
Locatiegebonden publieke dienstverlening
De niet in de begroting 2006 aangekondigde proef locatiegebonden publieke dienstverlening is afgerond. Samen met marktpartijen, de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Verkeer & Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met een aantal gemeenten is een geslaagde grootschalige proef uitgevoerd in het kader van de effectiviteit en bruikbaarheid van de mobiele telefoon voor gebiedsgerichte alarmberichten van de overheid. Het ministerie van BZK zal in navolging op de proef de potentie van deze vorm van overheidsberichtgeving verder onderzoeken.
Prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
realisatie | begroting | |||
prestatie-indicator(en) | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 |
1. Positie Nederland ten opzichte van andere OESO-landen met betrekking tot het aantal breedbandaansluitingen per 100 inwoners | Vierde plaats | Niet beschikbaar | Tweede plaats | NL in de toppositie in 2010 |
2. Aantal geslaagde opschalingsprojecten met publiek belang in onderwijs, zorg, veiligheid en mobiliteit | 2 opschalings-projecten uitgevoerd en 4 projecten in uitvoering | 14 opschalings-projecten in uitvoering | 8 opschalings-projecten in uitvoering |
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Soort onderzoek | Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats |
Effectevaluatie | Tariefbeheersingssysteem Post | A | 2006 | 2006 | Kamerstukken II, 2005–2006, 30 536, nr. 3 |
Effectevaluatie | Nationaal Antennebeleid | B | 2005 | 2006 | Kamerstukken II, 2005–2006, 27 561, nr. 27 |
Effectevaluatie | Kenniswijk | C | 2006 | 2006 | De resultaten zullen in 2007 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. |
Overige beleidsevaluatie | ONP richtlijnen (in EU verband) | A | 2006 | 2007 | |
Overige beleidsevaluatie | Postbeleid (in EU verband) | A | 2004 | 2006 | ec.europa.eu/internal_market/post/doc/studies/2006-wik -final_en.pdf |
ONP (Open Network Provision) richtlijnen
De naam van deze evaluatie in Europees verband is gewijzigd in New Regulatory Framework (herziening vijf richtlijnen elektronische communicatie). In 2006 heeft Nederland gereageerd op de beleidsvoorstellen van de Europese Commissie voor wijziging van het regelgevend kader voor de elektronische communicatiesector. Deze evaluatie loopt door in 2007.
In 2006 is het eindrapport «Main developments in the postal sector 2004–2006» van de Europese Commissie (DG Internal Market) opgeleverd. Aan dit evaluatierapport heeft Nederland haar bijdrage geleverd. Het rapport dient als input voor de commissievoorstellen over de liberalisering van de Postmarkt, welke in 2007 worden gepresenteerd. Hiermee is Postbeleid (in EU verband) afgerond in 2006 in plaats van 2007 zoals in de begroting van 2007 is vermeld.
Dit artikel bevat de apparaatsuitgaven die niet zijn toegekend aan de beleidsartikelen. Het betreft de personele en materiële uitgaven van de stafdiensten (inclusief algemene leiding), de centrale personeelsuitgaven en de facilitaire overhead van het kernministerie, zoals huisvesting, communicatie en ICT. Naar hun aard hebben deze uitgaven een indirecte relatie met de activiteiten en uitgaven zoals geraamd op de beleidsartikelen.
Artikel 21 Algemeen (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 126 757 | 127 910 | 88 963 | 94 710 | 85 460 | 9 250 |
– Personeel stafdiensten | 34 210 | 35 954 | 35 205 | 34 995 | 30 913 | 4 082 |
– PIA | 2 632 | 1 662 | 1 554 | 606 | 606 | |
– Centraal Personeel P&O | 14 327 | 12 055 | 2 421 | 2 730 | 4 427 | – 1 697 |
– Personeel Centraal EZ | 2 526 | 2 482 | 11 053 | 8 769 | 8 349 | 420 |
– Wachtgeld | 1 195 | 2 748 | 5 620 | 5 377 | 5 643 | – 266 |
– Sociaal Plan | 101 | 4 016 | 3 101 | 915 | ||
– Post actief personeel | 4 241 | 3 070 | 1 765 | |||
– Personeel adviescollege | 3 | |||||
– PIANOo Personeel | 362 | 1 235 | 760 | 475 | ||
– ICT | 11 066 | 10 401 | 10 042 | 12 205 | 12 690 | – 485 |
– Inhuur Auditdienst | 343 | 534 | 229 | 305 | ||
– Materieel Diversen | 4 253 | 1 662 | 16 | 153 | 197 | – 44 |
– Materieel Communicatie | 8 626 | 2 927 | 3 607 | 2 753 | 3 332 | – 579 |
– Materieel kernministerie | 43 678 | 53 537 | 16 457 | 16 972 | 17 235 | 263 |
– Materieel WJZ | 1 311 | 518 | 184 | 1 533 | – 1 349 | |
– PIANOo Programma | 4 180 | 0 | 4 180 | |||
– Parkeerpost | – 2 949 | 2 949 | ||||
Uitgaven (totaal) | 114 817 | 110 939 | 100 352 | 107 313 | 96 218 | 11 095 |
Ontvangsten (totaal) | 9 327 | 8 693 | 7 863 | 4 738 | 5 538 | – 800 |
– Diverse ontvangsten personeel | 6 128 | 5 004 | 5 690 | 3 594 | 4 312 | – 718 |
– Diverse ontvangsten materieel | 655 | 589 | 886 | 793 | 793 | |
– Ontvangsten pc-privé | 29 | 43 | ||||
– Commissie vergoeding vacatie | 23 | 29 | ||||
– Diverse ontvangsten (buiten)diensten | 405 | 2 118 | 1 287 | 351 | 1 226 | – 875 |
– Afdracht Senter | 2 087 | 910 |
Het verschil tussen de begroting 2006 en de realisatie 2006 is ontstaan door de uitdeling van de loonbijstelling (€ 1,3 mln), middelen voor de Directie P&O ten behoeve van de reorganisatie (€ 0,8 mln), verschuiving van middelen vanwege overheveling van de HRM-functie van de DG’s naar de Directie P&O (€ 0,2 mln), middelen voor de Directie Interne Zaken ten behoeve van inhuur herhuisvesting en het project Strategisch programma Coördinerend Directeur Inkoop (€ 0,7 mln), extra capaciteit voor het ATLAS-systeem (€ 0,2 mln) en extra capaciteit bij de Auditdienst ten behoeve van de controle van regelingen van het Ministerie van VROM, die SenterNovem uitvoert (€ 0,2 mln). Tot slot heeft nog een aantal kleinere overhevelingen naar de stafdiensten plaatsgevonden (€ 0,6 mln).
Het verschil van € 4,2 mln op PIANOo Programma wordt veroorzaakt door de toevoeging van middelen naar aanleiding van de herverdeling van het budget van PIANOo (€ 3,4 mln). Daarnaast is PIANOo in december 2006 een verplichting voor het technisch beheer van Tenderned aangegaan voor de periode 2007–2009 (€ 0,8 mln).
Gegevens inzake formatie en gemiddelde prijs (bedragen in € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
raming 2006 | realisatie 2006 | |||
gemiddelde bezetting | gemiddelde prijs | bezetting | gemiddelde prijs | |
Stafdiensten – personeel1, 2 | 588,1 | 52,5 | 543,7 | 62,7 |
Kernministerie – materieel3, 4 | 1 437,7 | 24,4 | 1 328,9 | 26,2 |
1 Algemene Leiding/BSG, AD, FEZ, IZ, DC, WJZ, P&O, I&A, Herijkingsdienst & detacheringspool.
2 Betreft decentrale personeelsuitgaven.
3 Stafdirecties én DG O&I, EP, BEB en ET.
4 Betreft materiële uitgaven die betrekking hebben op kernministerie: centrale personeelsuitgaven, ICT, materieel diversen, communicatie, materieel kernministerie.
Het verschil tussen de geraamde en de gerealiseerde gemiddelde prijs komt ondermeer doordat de bezetting is gemeten op de peildatum 31 december 2006. Bij het opstellen van de raming is uitgegaan van een hogere bezetting. De uitgaven gedaan aan het begin van het jaar met de hogere bezetting tellen mee in de gemiddelde prijs.
Voor de reorganisatie bij de Directie P&O zijn externen ingehuurd. Dat drijft de gemiddelde prijs eveneens op, enerzijds doordat inhuur relatief duur is en anderzijds doordat inhuur niet meetelt in de bezetting.
Professioneel Inkopen en Aanbesteden | ||
---|---|---|
Streefwaarde | Realisatie | |
Prestatie-indicator(en) | 2006 | 2006 |
Programma Inkoop Taakstelling | Realisatie inkooptaakstelling/€ 150 mln besparing ultimo 2007 | Taakstelling is verdeeld over de departementen. |
Elektronisch aanbesteden | Operationeel systeem voor EU geschikt voor alle publieke instellingen. | Overname systeem Tenderned en inrichten projectorganisatie |
De totale taakstelling ter grootte van € 150 mln is over de departementen verdeeld conform een verdeelsleutel.
In 2006 heeft PIANOo het elektronische aanbestedingssysteem Tenderned in eigendom verkregen van Prorail. Voor het testen, auditen en verbeteren van Tenderned in 2007 en de landelijke uitrol in 2008 en 2009 wordt een projectorganisatie (onderdeel van PIANOo) opgezet.
Artikel 22: Nominaal en onvoorzien (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | – 23 687 | 23 687 | ||||
– Loonbijstelling | ||||||
– Prijsbijstelling | ||||||
– Budget onvoorzien | 449 | – 449 | ||||
– Regeer Akkoord 2004–2007 | – 24 136 | 24 136 | ||||
Uitgaven (totaal) | – 23 687 | 23 687 |
De begin 2006 nog niet ingevulde kastaakstellingen zijn gedurende 2006 ingevuld binnen het geheel van de kasbegroting van EZ.
23 AFWIKKELING OUDE VERPLICHTINGEN
Artikel 23: Afwikkeling oude verplichtingen (in € 1000) | ||||||
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen (totaal) | 3 840 | 3 309 | 2 743 | 2 244 | 3 848 | – 1 604 |
– Afwikkeling BBH-regeling (garantiverplichtingen) | 3 840 | 3 309 | 2 743 | 2 244 | 3 848 | – 1 604 |
Uitgaven (totaal | 4 454 | 3 327 | 2 743 | 2 244 | 3 873 | – 1 629 |
Ontvangsten (totaal) | 115 461 | 135 301 | 3 538 | 1 987 | 2 248 | – 261 |
– Ontvangsten Nedcar/Volvo | 115 420 | 135 279 | 3 510 | 1 971 | 2 248 | – 277 |
– Ontvangsten garantieregeling PPM’81 | 41 | 22 | 28 | 16 | 16 |
Op dit niet-beleidsartikel zijn in 2006 uitgaven verantwoord voor de afwikkeling van in het verleden gevoerd beleid betreffende de regeling Bedrijfsbeëindigingshulp. De ontvangsten betreffen voornamelijk de afdrachten van Volvo voor de verkoop van spareparts op de V400 serie.
Als minister van het Ministerie van Economische Zaken verklaar ik dat in het verslagjaar 2006 op gestructureerde wijze aandacht is besteed aan het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties, de werkplancyclus en het ICT-beheer van het Ministerie van Economische Zaken.
Een en ander heeft in het verslagjaar 2006 in het algemeen geleid tot beheerste bedrijfsprocessen. Er is een aantal punten dat mijn aandacht verdient en ten aanzien waarvan verbeteracties zijn of worden uitgevoerd, dan wel in 2007 gestart zullen worden. Deze punten licht ik hieronder toe.
De bovenstaande mededeling over de bedrijfsvoering is gebaseerd op een combinatie van de jaarrapportages van de verschillende dienstonderdelen van EZ die een managementverklaring bevatten, het toezicht van de directie FEZ en de uitkomsten van de controlewerkzaamheden van de auditdienst. Uit dit geheel van werkzaamheden is ook een aantal verbeterpunten naar voren gekomen, dat gedurende 2006 tot verbeteracties heeft geleid of in het komende jaar tot verbeteracties zal leiden. Deze verbeterpunten en de daaraan gekoppelde verbeteracties doen echter geen afbreuk aan de bovenstaande mededeling over de bedrijfsvoering in 2006.
Er zijn geen rechtmatigheidsfouten en geen onzekerheden over de rechtmatigheid geconstateerd die de tolerantiegrenzen op het niveau van het begrotingsartikel overschrijden of de tolerantiegrenzen op het niveau van de verantwoording als geheel.
De niet-financiële informatie in het jaarverslag is ordelijk, controleerbaar en deugdelijk tot stand gekomen met uitzondering van enkele prestatie-indicatoren voor artikel 2 en artikel 3 waar risico’s bestaan bij de wijze van totstandkoming. Voor de verantwoording over 2007 zijn voor deze artikelen inmiddels diverse maatregelen genomen om de naleving van de administratieve organisatie te verbeteren. Ten behoeve van de begroting 2008 worden alle prestatie-indicatoren (pi’s) en kengetallen tegen het licht gehouden. In aanvulling op deze analyse wordt ook gekeken of er uniforme richtlijnen voor prestatie-indicatoren zijn op te stellen. In deze richtlijnen zal tevens aandacht worden besteed aan de interne controle op de informatie die door derden wordt geleverd.
In 2005 stond de bedrijfsvoering door de directie Personeel&Organisatie onder druk, waardoor in 2005 het functioneren van de P-functie en het beheer van de personele uitgaven niet geheel toereikend waren. Er zijn in 2006 verbeteringen bereikt op het gebied van de interne controle en het toezicht, waarmee het financieel en materieelbeheer over 2006 als (net) op orde kan worden beoordeeld. In 2007 zal verder aandacht besteed worden aan de nog openstaande actiepunten. Dit betreft ondermeer het beschrijven van de verantwoordelijkheden op centraal en decentraal niveau, waaronder de positie van de stafdirectie Personeel &Organisatie als toezichthouder.
Per 1 januari 2006 verkreeg SenterNovem de definitieve agentschapstatus. SenterNovem is voortgekomen uit een fusie in 2005 van de voormalige agentschappen Senter en Novem. Sindsdien is het opdrachtenpakket van SenterNovem aanzienlijk uitgebreid waarbij ook de bijbehorende administratieve systemen zijn overgenomen. Aan de integratie van de verschillende administratieve systemen en procedures binnen SenterNovem is in 2006 verder gewerkt. Met het oog op een tijdige en juiste verantwoording naar de klanten vormt dit een belangrijk aandachtspunt. Het is een complex proces dat meer tijd vergt en dat in 2007 met de nodige inspanning zal worden afgerond.
Als gevolg van de toenemende schaarste op de arbeidsmarkt signaleren enkele onderdelen knelpunten bij het aantrekken van gekwalificeerde medewerkers. Dit is een punt van zorg.
Een ander aandachtpunt vormt het beheer van gelden uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). De controles van de Europese Commissie (EC) leidden ertoe dat de beheer- en controlesystemen en de rapportages bij de regio’s verbetering behoefden. Dit alles had tot gevolg dat de toenmalige staatssecretaris in 2006 een nationaal actieplan voor het EFRO opstelde om tot verbeteringen te komen in het beheer en toezicht op de besteding van de middelen in Nederland uit het EFRO. De belangrijkste elementen in het actieplan betreffen de invoering van verbeteringen met betrekking tot het toekomstige beheer en controles bij de decentrale management- en betaalautoriteiten en het uitvoeren van een landelijke steekproef op reeds door de regio’s bij de Europese Commissie ingediende declaraties tot en met 2006 betreffende de programma’s. De EC heeft zich positief uitgelaten over de door Nederland getroffen maatregelen. Naar verwachting zal de eindrapportage van het actieplan in het najaar van 2007 plaatsvinden.
Er is in 2006 een zodanig hoog beroep op de open-einderegeling MEP (regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie) gedaan dat daarmee de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit in 2010 kan worden gehaald. Dit versnelde beroep op de MEP in 2006 leidt in de eerstkomende jaren tot noodzakelijke verhogingen van de uitgavenramingen. In verband met de instabiliteit van de ramingen heeft de directeur generaal Energie en Telecom de auditdienst van Economische Zaken een onderzoek uit laten voeren naar de gang van zaken rondom de MEP in 2005 en 2006, dat begin 2007 is afgerond. Dit heeft geresulteerd in een aantal aanbevelingen dat inmiddels is omgezet in een actieplan. De acties die op basis van dit plan in gang zijn gezet, hebben met name betrekking op verbeteringen in het geheel van werkzaamheden gericht op monitoring van de ontwikkeling van de uitgavenramingen. De MEP was overigens eerder (wetsvoorstel uit 2005, aangenomen in 2006) met ingang van 1 januari 2007 aangepast in verband met de beheersbaarheid (met name het aanbrengen van een slot op het open-einde-karakter van de regeling).
In 2006 is de brede uitrol van Atlas binnen het departement gestart. Atlas is het nieuwe (digitale) document management systeem voor het kerndepartement, dat inmiddels bij diverse onderdelen operationeel is. Daarmee is een belangrijke modernisering en uniformering van het document beheer gerealiseerd. De vastlegging van het besluitvormingsproces en de daarbij behorende motiveringen in Atlas vormt tevens het vertrekpunt voor de financiële controle. De implementatie van Atlas loopt door tot in 2007. Ten behoeve van het financieel beheer en het toezicht, verdient de borging van het financiële beheerproces in dit systeem aandacht.
Departementale verantwoordingsstaat 2006 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)
Bedragen in € 1000 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||||||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie* | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||||||
verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | |
TOTAAL | 1 630 982 | 4 139 420 | 2 296 368 | 5 242 138 | 665 386 | 1 102 718 | |||
Beleidsartikelen | 1 554 578 | 4 131 634 | 2 186 811 | 5 235 413 | 632 233 | 1 103 779 | |||
1. Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa | 66 017 | 66 052 | 69 919 | 74 781 | 66 933 | 147 204 | 8 764 | 881 | 77 285 |
2. Een sterk innovatievermogen | 540 670 | 559 934 | 182 882 | 636 937 | 502 416 | 149 174 | 96 267 | – 57 518 | – 33 708 |
3. Een concurrerend ondernemingsklimaat | 1 646 995 | 250 960 | 34 123 | 783 675 | 247 107 | 44 546 | – 863 320 | – 3 853 | 10 423 |
4. Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 237 277 | 289 672 | 3 829 573 | 943 703 | 967 978 | 4 852 633 | 706 426 | 678 306 | 1 023 060 |
5. Internationale economische betrekkingen | 115 779 | 127 620 | 1 815 | 154 249 | 139 628 | 14 769 | 38 470 | 12 008 | 12 954 |
8. Economische analyses en prognoses | 11 243 | 11 243 | 43 | 12 974 | 13 004 | 1 149 | 1 731 | 1 761 | 1 106 |
9. Voorzien in maatschappelijke behoefte aan statististieken | 164 523 | 169 023 | 202 548 | 172 548 | 38 025 | 3 525 | |||
10. Elektronische communicatie en post | 69 373 | 80 074 | 13 279 | 75 293 | 77 197 | 25 938 | 5 920 | – 2 877 | 12 659 |
Niet-beleidsartikelen | 76 404 | 7 786 | 109 557 | 6 725 | 33 153 | – 1 061 | |||
21. Algemeen | 85 460 | 96 218 | 5 538 | 94 710 | 107 313 | 4 738 | 9 250 | 11 095 | – 800 |
22. Nominaal en onvoorzien | – 23 687 | – 23 687 | 23 687 | 23 687 | |||||
23. Afwikkeling oude verplichtingen | 3 848 | 3 873 | 2 248 | 2 244 | 2 244 | 1 987 | – 1 604 | – 1 629 | – 261 |
* De gerealiseerde uitgavenbedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1000). De gerealiseerde ontvangstenbedragen zijn steeds rekenkundig afgerond.
Mij bekend
De Minister van Economische Zaken,
Saldibalans per 31 december 2006 van het Ministerie van Economische Zaken
(bedragen x € mln.) | ||||||
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 2 296,4 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 5 242,1 | |
3) | Liquide middelen | 6,0 | ||||
4) | Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding | 3 347,9 | 4a) | Interne begrotingsreserve Inpres8/Seno/Gom/ Scheepsbouw | 387,9 | |
5) | Uitgaven buiten begrotingsverband | 17,3 | 6) | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 37,6 | |
8) | Extra-comptabele vorderingen | 1 325,6 | 8a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 1 325,6 | |
9a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 0,2 | 9) | Extra-comptabele schulden | 0,2 | |
10) | Voorschotten | 3 447,4 | 10a) | Tegenrekening voorschotten | 3 447,4 | |
11a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 2 870,5 | 11) | Garantieverplichtingen | 2 870,5 | |
12a) | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 2 880,7 | 12) | Openstaande verplichtingen | 2 880,7 | |
13) | Deelnemingen | 1 430,9 | 13a) | Tegenrekening deelnemingen | 1 430,9 | |
Totaal | 17 622,9 | Totaal | 17 622,9 |
Toelichting op de saldibalans per 31 december 2006.
1) Uitgaven ten laste van de begroting (€ 2 296,4 mln).
Deze post bevat de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2006 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
2) Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 5 242,1 mln).
Deze post betreft de nog niet met het Ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2006 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
3) Liquide middelen (€ 6,0 mln).
De post liquide middelen is als volgt opgebouwd:
saldo 31–12–06 | (x € 1000) |
Saldo liquide middelen kasbeheerder EZ | 0 |
Saldo liquide middelen overige kasbeheerders | 4 782 |
Saldo rekening-courant TWA/CBIN | 1 241 |
Totaal | 6 023 |
4) Rekening-courant RHB (€ 3 347,9 mln).
De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo-opgave per 31 december 2006 van genoemd Ministerie en is opgebouwd uit het saldo van de reguliere rekening-courant (€ 2 960,0 mln) en het saldo van de rekening-courant betreffende de Interne begrotingsreserve (€ 387,9 mln). Bij de vaststelling van dit saldo is rekening gehouden met de valutaposten 2006 die door de Rijkshoofdboekhouding in 2007 zijn verwerkt, maar gevaluteerd zijn op 2006.
4a) Interne begrotingsreserve (€ 387,9 mln).
Onder deze post vallen twee interne begrotingsreserves namelijk één van € 362,9 mln en één van 25 mln. De Interne begrotingsreserve ad € 362,9 mln is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en SENO/GOM-faciliteit mogelijk te maken. De Interne begrotingsreserve ten behoeve van het Besluit Borgstelling Scheepsnieuwbouw bedraagt € 25,0 mln. De reserve is bedoeld ter afdekking van de risico’s op toekomstige schadebetalingen op verstrekte scheepsbouwkredieten die het bedrag van de jaarlijkse premie-ontvangst te boven gaan.
5) Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) (€ 17,3 mln).
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. De nadere specificatie van deze post is als volgt:
saldo 31–12–06 | (x € 1000) |
Vorderingen op andere ministeries | 17 075 |
Intra-comptabele vorderingen EZ met betrekking tot beleidsuitgaven | – 623 |
Intra-comptabele vorderingen EZ met betrekking tot apparaatsuitgaven | 893 |
Totaal | 17 345 |
Het bedrag van € 17,1 mln onder vorderingen op andere ministeries is met name afkomstig van Agentschap SenterNovem (€ 13,8 mln) vanwege werkzaamheden voor andere departementen.
6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden) (€ 37,6 mln).
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen is als volgt:
Saldo 31–12–06 | (x € 1000) |
Schulden aan andere ministeries | 17 297 |
Intra-comptabele schulden EZ met betrekking tot beleidsuitgaven | 250 |
Intra-comptabele schulden EZ met betrekking tot apparaatsuitgaven | 20 070 |
Totaal | 37 617 |
Het bedrag van € 17,3 mln betreft met name vooruit ontvangen bedragen van andere ministeries door SenterNovem in verband met werkzaamheden die voor die andere ministeries worden uitgevoerd. Het bedrag van € 20,1 mln bestaat uit de per 31 december af te dragen loonbelasting (€ 6,1 mln), een depot van octrooigemachtigden en nog af te dragen jaartaksen bij het Octrooicentrum Nederland (€ 10,9 mln) en een aantal te verrekenen posten met dienstonderdelen en Agentschappen.
8) Extra-comptabele vorderingen (€ 1 325,6 mln).8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen (€ 1 325,6 mln).
De extra-comptabele vorderingen worden bij ontvangst ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt. Het verloop van de extra-comptabele vorderingen in 2006 binnen EZ was als volgt:
(x € 1 mln) | |||
Stand vorderingen eind 2005 | 1 505,5 | ||
Bij: | In 2006 ontstane vorderingen | 128,2 | |
Bijgeschreven dividend/rente | 15,3 | ||
143,5 | |||
1 649,0 | |||
Af: | Ontvangsten | 224,7 | |
Ontvangen dividend/rente | 15,6 | ||
Buiteninvorderingstelling c.q. kwijtschelding | 83,1 | ||
323,4 | |||
Stand vorderingen eind 2006 | 1 325,6 |
Uit het bovengenoemd verloop van de extra-comptabele vorderingen blijkt dat het saldo van de in 2006 ontstane vorderingen € 143,5 mln is. Hiervan is per saldo een bedrag van € 60,0 mln door het NMA aan boetes opgeboekt. ( € 115 mln opgeboekt en € 55 mln verlaagd i.v.m. bezwaar en beroep). De ontvangsten zijn voor € 143,6 mln door het NMA gegenereerd.
De bijgeschreven rente is na aftrek wegens correctie van rente die samenhangt met boetes die op grond van bezwaar of beroep zijn verlaagd door het NMA.
De buiteninvorderingstellingen c.q. kwijtscheldingen betreffen voor € 22,4 mln de BBMKB en voor € 60,7 mln de TOK/MPO/KRE.(incl kwijtschelding van voorwaardelijke rente).
De extra-comptabele vorderingen zijn per begrotingsartikel, het agentschap SenterNovem, NMa en overige apparaat onderverdeeld naar de mate van liquiditeit (opeisbaarheid) van de vorderingen.
(x € 1000) | |||||
Vorderingsoort Omschrijving | direct opeisbaar | op termijn opeisbaar < 1 jaar | op termijn opeisbaar> 1 jaar | geconditioneerd | totaal |
1 Goed functionerende economie en markten | 42,4 | 42,4 | |||
2 Een sterk innovatievermogen | 2 124,7 | 23 566,2 | 3 368,0 | 29 058,9 | |
3 Concurrerend ondernemingsklimaat | 3 353,8 | 349,1 | 23 331,4 | 388 398,8 | 415 433,1 |
4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 3 041,1 | 17 186,8 | 20 227,9 | ||
5 Internationale economische betrekkingen | 113,7 | 1 466,1 | 14 941,0 | 39,8 | 16 560,6 |
8 Economische analyses en prognoses | 76,9 | 76,9 | |||
10 Elektronische communicatie en post | 15,6 | 539,2 | 554,8 | ||
21 Algemeen | 533,6 | 349,1 | 23,3 | 906,0 | |
23 Afwikkeling oude verplichtingen | 4 673,6 | 4 673,6 | |||
Overig apparaat | 56,3 | 56,3 | |||
Buiten begrotingsverband | 241,2 | 241,2 | |||
SenterNovem | 5 874,6 | 3 453,3 | 653 089,2 | 662 417,1 | |
NMa | 175 373,2 | 175 373,2 | |||
Totaal | 15 417,6 | 1 815,2 | 65 641,0 | 1 242 748,2 | 1 325 622,0 |
De kolom direct opeisbare vorderingen van het voorgaand overzicht is op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom.
(x € 1000) | |||||
Art. | Omschrijving | <2005 | 2005 | 2006 | Totaal |
1 | Goed functionerende economie en markten | 42,4 | 42,4 | ||
2 | Een sterk innovatievermogen | 2 124,7 | 2 124,7 | ||
3 | Concurrerend ondernemingsklimaat | 2 292,7 | 1 061,1 | 3 353,8 | |
4 | Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 3 041,1 | 3 041,1 | ||
5 | Internationale economische betrekkingen | 113,7 | 113,7 | ||
8 | Economische analyses en prognoses | 76,9 | 76,9 | ||
10 | Elektronische communicatie en post | 15,6 | 15,6 | ||
21 | Algemeen | 1,1 | 532,5 | 533,6 | |
Buiten begrotingsverband | 230,0 | 11,2 | 241,2 | ||
SenterNovem | 1 106,3 | 661,5 | 4 106,8 | 5 874,6 | |
Totaal | 3 644,6 | 662,6 | 11 110,4 | 15 417,6 |
Onderstaand worden per categorie, vorderingen die in verhouding tot het totaal van de vorderingen een grote omvang hebben, nader toegelicht. Per post is aangegeven aan welk artikel de vordering is gekoppeld.
Direct opeisbare vorderingen (x € 1000)
Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (€ 2 124,7)
€ 492 Vordering op OCN inzake afrekening 2006
€ 1 300 Terugvordering STW inzake bijdrage aan IOP Photonic Devices
€ 157 Te veel uitbetaalde uitvoeringskosten SenterNovem
€ 175 Vorderingen uit hoofde van vastgestelde subsidies
Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 3 353,8)
€ 2 246 Betreft IPR
€ 402 Betreft Cofinanciering
€ 47 Inzake Codema
€ 554 Terugvordering Scheepsbouwsubsidies
€ 105 Te veel uitbetaalde uitvoeringskosten SenterNovem
Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding (€ 3 041,1)
Dit vloeit met name voort uit de maandverantwoording van Novem.
Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (€ 113,7)
Betreft afrekening IFM/FOM 2005
Op termijn opeisbare vorderingen (x € 1000)
Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (€ 23 566,2)
Een bedrag van € 6 806,7 is als een renteloze lening aan Marin verstrekt. Zolang de deelnemersovereenkomsten die met het maritieme bedrijfsleven zijn afgesloten in stand blijven is er geen aflossingsverplichting. Een bedrag van € 13 459,5 betreft de deelname van de Staat in de Commanditaire Vennootschap Biopartner.
Er is € 2 100 gestort op een kredietfaciliteit civiele vliegtuigontwikkeling
Er is € 1 200 gestort op een aan het LIOF gerelateerde lening.
Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 23 680,5)
Op dit artikel staan met name leningen aan EIM € 1 154,6 en NESEC € 3 940,6.
NESEC lost periodiek af. De aflossingen EIM beginnen in 2009. Een renteloze lening aan het LIOF ad 12 340,9 loopt tot ultimo 2007. In 2005 is er een lening van € 3 000,0 aan de BOM verstrekt in het kader van Bioconnection.
Over twee leningen inzake Technostarters-fondsen ad € 2 671,6 wordt in 2007 een uitspraak over terugbetaling verwacht.
Een vordering op de NOM ad € 488,2 is n.a.v. het jaarverslag over 2005 bijgesteld.
Artikel 5 Internationale economische betrekkingen (€ 16 407,1)
Dit betreft leningen aan Indonesië en Egypte. De leningen worden geadministreerd en beheerd door het NIO.
Geconditioneerde vorderingen (x € 1000)
Artikel 2 Een sterk innovatievermogen (€ 3 368,0)
Betreft voornamelijk het revolving fund ( € 3 315,0) van het NIVR.
Artikel 3 Concurrerend ondernemingsklimaat (€ 388 398,8)
Op dit artikel is onder meer een geconditioneerde vordering vastgelegd op het consortium dat de Nederlandse bijdrage aan de JSF levert ad € 372 100,0.
Artikel 4 Doelmatige en duurzame energiehuishouding (€ 17 186,8)
Betreft de zogenaamde KAS-EZ. De afwikkeling van deze vordering zal worden meegenomen bij de liquidatie van NOVEM BV.
Artikel 23 Afwikkeling oude verplichtingen (€ 4 673,6)
Betreft de lening aan Volvo die wordt afgelost via de opbrengst van reserve onderdelen.
Vorderingen van het agentschap SenterNovem (x € 1000)
Vorderingen SenterNovem (€ 662 417,1)
Het merendeel van de vorderingen van SenterNovem heeft betrekking op de Regeling Technische ontwikkelingskredieten en de Regeling Technische Ontwikkelingsprojecten. Deze regelingen worden uitgevoerd door dit agentschap. Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» product te ontwikkelen. De terugbetaling van de lening is afhankelijk van de met het ontwikkelde product verkregen omzet. Er is rente verschuldigd die jaarlijks wordt bijgeschreven. De regelingen zijn inmiddels ingetrokken.
Een bedrag van € 114 327,1 betreft de storting op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de uitvoering van de investeringsfaciliteit Opkomende Markten door de FMO. Dit is opgenomen als geconditioneerde vordering. In deze categorie valt ook een bedrag van € 76 537,9 in verband met de BBMKB-regeling.
Vorderingen van het NMa (x € 1000)
Dit betreft de door het NMa opgelegde boetes (met name telefonie en bouw) en lasten onder dwangsom.
9 ) Extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln).9a) Tegenrekening extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln).
Het saldo van de extra-comptabele schulden (€ 0,2 mln) betreft de zogenaamde mijnschadevoorzieningen.
10) Voorschotten (€ 3 447,4 mln).10a) Tegenrekening voorschotten (€ 3 447,4 mln).
Op deze rekening staat het saldo van de vooruitbetalingen (voorschotten). Deze voorschotten zijn gebaseerd op EZ-subsidieregelingen danwel op door EZ gesloten contracten. Voor wat betreft subsidies wordt in principe betaald op basis van gemaakte en betaalde kosten. De definitieve vaststelling van de subsidie danwel de afwikkeling van het contract geschiedt na indiening van de einddeclaratie. In 2006 is voor € 1 142,3 mln aan voorschotten afgerekend.
Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:
Overzicht openstaande voorschotten EZ (x € 1 mln) | ||
---|---|---|
Totaal | ||
Stand per 31 december | 2006 | 2005 |
Ontstaansjaar | ||
< 2003 | 712,1 | 928,7 |
2003 | 256,9 | 352,8 |
2004 | 420,7 | 616,5 |
2005 | 623,9 | 1 252,6 |
2006 | 1 433,8 | |
Totaal | 3 447,4 | 3 150,6 |
Onderstaand wordt een aantal voorschotten toegelicht die in verhouding tot het totaal een grote omvang heeft. Tevens wordt een aantal voorschotten toegelicht die meer dan vier jaar openstaat.
Artikelonderdeel 2.45 100 Bijdrage instituten lucht- en ruimtevaart (€ 28,6 mln).
In 1997 is een voorschot betaald van € 34,0 mln, hierop is inmiddels € 14,5 mln afgerekend. De verschillende projecten lopen nog steeds door.
Artikelonderdeel 3.01 820 Vernieuwingsprogramma’s (€ 44,9 mln).
De voorschotten uit 2000 en eerder ad € 20,6 mln betreffen met name voorschotten i.v.m. de Rijkswerf Willemsoord. Naar verwachting zullen de voorschotten in 2007 en 2008 worden afgerekend.
Artikelonderdeel 3.10 200 REONN Kompas voor het Noorden (€ 296,8 mln).
De subsidies op dit artikelonderdeel worden als voorschot uitbetaald op basis van jaarplannen en op programmatische wijze ingezet. De regeling loopt door tot 2011, zodat definitieve afrekeningen nog wel even op zich zullen laten wachten. Een bedrag van € 20 mln stamt uit de jaren negentig.
Artikelonderdeel 3.10 210 Centraal deel IPR (€ 20,3 mln).
Dit betreft voorschotbetalingen in het kader van het centraal deel van de Investeringspremie-regeling. Dit betreft langlopende verplichtingen ter bevordering van bedrijfsinvesteringen in sociaal-economisch zwakkere gebieden. Per ultimo 2006 stonden alleen nog voorschotten open uit 2003 en latere jaren.
Artikelonderdeel 3.10 230 Cofinanciering EFRO (€ 94,5 mln).
Op dit artikel zijn de voorschotten geboekt welke door EZ zijn verleend in het kader van de cofinanciering EFRO. Het betreft het programma 1994–1999 en het programma 2000–2006. De nog openstaande voorschotten van het programma 1994–1999 (€ 46,4 mln ult. 2005) zijn in 2006 afgerekend voor een bedrag van € 9 mln.
Artikelonderdeel 3.10 510 Stadseconomie (€ 77,7 mln).
Omdat in 2005 binnen het Grote Stedenbeleid voor het onderdeel stadseconomie één budget beschikbaar is gesteld zijn de instrumentsubs Fysieke Stadseconomie (3.10 500) en Niet Fysieke stadseconomie (3.10 510) samengevoegd als Stadseconomie. De voorschotten in verband met stadseconomie zijn in 2006 voor € 150 mln afgerekend.
Artikelonderdeel 3.30 310 Bijdrage ontwikkeling JSF (€ 29,2 mln).
Dit betreft voorschotten voor de subsidieregeling in het kader van de EMD-fase (Engineering, Manufacturing, Development) van de JSF. Nederlandse bedrijven werden op deze wijze ondersteund bij het kwalificeren voor Nederlandse deelname aan de JSF-ontwikkeling. De regeling liep tot eind 2001. De aangegane verplichting wordt begin 2007 afgerekend.
Artikelonderdeel 4.01 500 Diverse programma uitgaven Energie (€ 36,6 mln).
De openstaande voorschotten op dit artikelonderdeel maken voornamelijk deel uit van het EG programma GCO. Dit wordt eens in de vier jaar vastgesteld. Dit is in 2006 nog niet gebeurd.
Artikelonderdeel 4.05 010 Tegemoetkoming Demkolec en stadsverwarmingsprojecten (€ 302,0 mln).
In 2001 is € 134,0 mln als voorschot betaald door de Staat aan NEA voor «niet marktconforme kosten» bij de verkoop aan NUON. Omdat de NEA van mening was dat deze kosten hoger waren is dit geschil voorgelegd aan een arbitragecommissie. Deze commissie heeft de NEA in 2005 het gelijk gesteld. De voorschotten zijn echter nog niet definitief vastgesteld, omdat eerst nog een uitspraak van Brussel is gevraagd. De overige voorschotten zullen in de komende jaren definitief worden vastgesteld.
Artikelonderdeel 5.30 410 Trustfunds (€ 23,3 mln).
Van de voorschotten van vóór 2001 ten bedrage van € 20,0 mln is in 2006 € 5,8 mln afgerekend.
Artikelonderdeel 9.10 010 Bijdrage aan het CBS (€ 176,3 mln).
Dit voorschot betreft met name de bijdrage 2006 aan het CBS, alsmede enkele kleinere bedragen uit eerdere jaren. Naar verwachting zal dit voorschot definitief worden vastgesteld in 2007.
11) Garantieverplichtingen (€ 2 870,5 mln). 11a) Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 2 870,5 mln).
Dit betreft de garantieverplichtingen die door EZ zijn aangegaan. Het verloop van de garantieverplichtingen in 2006 was als volgt:
(x € 1 mln) | |
Saldo garantieverplichtingen tot en met 2005 | 2 638,7 |
Bij: Aangegane garantieverplichtingen in 2006 | + 626,3 |
Af: Betalingen op garantieverplichtingen in 2006 | –/– 38,6 |
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties | –/– 355,9 |
Saldo garantieverplichtingen ultimo 2006 | 2 870,5 |
Circa de helft van dit bedrag (€ 1 525,6 mln) betreft de garanties van de borgstellingsregeling BBMKB (art. 3). Het uitstaande garantiebedrag voor deze regeling is verhoogd in verband met afgegeven garanties van ongeveer € 572,3 mln en verlaagd in verband met negatieve bijstellingen van ongeveer € 335,2 mln. Aan verliesafdekking is € 23,6 mln betaald.
De ander helft van het saldo garantieverplichtingen ultimo 2006 bestaat uit garanties exportactiviteiten/Oost-Europa (art. 5) € 122,0 mln en COVA (art. 4) € 907,6 mln en een aantal kleinere garanties.
Ten opzichte van 31 december 2005 zijn de garantieverplichtingen met € 231,8 mln toegenomen. Deze toename betreft met name BBMKB en het CBS.
In de artikelsgewijze toelichting worden de garanties afzonderlijk toegelicht.
12) Openstaande verplichtingen (€ 2 880,7 mln).12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (€ 2 880,7 mln).
Het verloop van de verplichtingen in 2006 was als volgt:
(x € 1 mln) | |
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 2005 | 2 863,1 |
Bij: Aangegane verplichtingen in 2006 | + 2 522,1 |
Af: Betalingen op verplichtingen in 2006 | –/– 2 358,5 |
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties | –/– 146,0 |
Saldo verplichtingen ultimo 2006 | 2 880,7 |
Dit saldo is opgebouwd uit een bedrag van € 2 553,3 mln aan verplichtingen binnen begrotingsverband en € 327,4 mln aan verplichtingen buiten begrotingsverband.
Omvangrijke negatieve bijstellingen.
In 2006 is het saldo verplichtingen voor circa € 146 mln naar beneden bijgesteld.
In onderstaande tabel zijn de bijstellingen per artikel opgenomen.
Art. | Omschrijving | (x € 1 mln) |
1 | Goed functionerende economie en markten in Nederland en Europa | 0,3 |
2 | Een sterk innovatievermogen | 23,9 |
3 | Concurrerend ondernemingsklimaat | 38,5 |
4 | Doelmatige en duurzame energiehuishouding | 33,2 |
5 | Internationale economische betrekkingen | 20,8 |
9 | CBS | 4,5 |
10 | Elektronische communicatie en post | 3,0 |
21 | Algemeen | 0,3 |
Buiten begrotingsverband | 21,5 | |
Totaal | 146,0 |
De negatieve bijstellingen (intrekkingen) hebben met name betrekking op vrijgevallen verplichtingruimte in verband met definitief vastgestelde subsidies en bijdragen. Bij de begrotingsvoorbereiding van de afgelopen jaren is het kaseffect van deze vrijval al verwerkt in de kasramingen.
Het overgrote deel van de intrekkingen van artikel 2 heeft betrekking op de regelingen die door SenterNovem worden uitgevoerd: Ontwikkeling technische kennis door bedrijven € 18,3 mln.
De negatieve bijstellingen van artikel 3 hebben voor € 24,8 mln betrekking op negatieve bijstelling van verplichtingen uit hoofde van de vuurwerkramp.
De intrekkingen op artikel 4 hebben met name betrekking op door ex-Novem uitgevoerde regelingen namelijk € 13,8 op energie efficiency-subsidies. Op de CO2 Reductieregeling is € 14,5 mln ingetrokken. Op transitiemanagement is 4 mln vrijgevallen.
De intrekkingen van artikel 5 hebben voor € 4,0 mln betrekking op de regeling Starters Buitenlandse Markten PSB. Een bedrag van € 1,3 mln is ingetrokken op de PESP-regeling en€ 13,0 mln viel vrij op Economische Samenwerking PSO.
13) Deelnemingen (€ 1 430,9 mln).13a) Tegenrekening deelnemingen (€ 1 430,9 mln).
Het verloop van deze post over 2006 was als volgt:
Bij | Af | (x € 1 mln) | |
Stand saldibalans ultimo 2005 | 1 430,9 | ||
– Mutaties 2006 | |||
– Kenniswijk | 0,001 | ||
Stand saldibalans ultimo 2006 | 1 430,9 |
De deelneming in Kenniswijk bestaat niet meer.
De toelichting op de deelnemingen is als volgt ( x €1000):
Naam | Nominaal | Betaald | Deeln. % | ||
---|---|---|---|---|---|
Ultimo 2005 | Ultimo 2006 | Ultimo 2005 | Ultimo 2006 | ||
N.V. NOM | 51 879,8 | 51 879,8 | 51 879,8 | 51 879,8 | 99,9 |
N.V. LIOF | 50 373,2 | 50 373,2 | 50 373,2 | 50 373,2 | 94,4 |
Oost N.V. | 19 083,3 | 19 083,3 | 27 129,4 | 27 129,4 | 57,6 |
N.V. BOM | 14 674,8 | 14 674,8 | 14 674,8 | 14 674,8 | 64,5 |
GasTerra B.V. | 18 000,0 | 18 000,0 | 18 151,4 | 18 151,4 | 10 |
EBN NV | 129 213,8 | 129 213,8 | 1 243 357,7 | 1 243 357,7 | 100 |
NOVEM B.V. | 5 073,3 | 5 073,3 | 25 366,3 | 25 366,3 | 100 |
Kenniswijk | 1,0 | 1,0 | 3,7 | ||
Totaal | 288 299,2 | 288 298,2 | 1 430 933,6 | 1 430 932,6 |
Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII)
Bedragen in € 1000 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||||||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |||||||
Naam baten-lastendienst | totaal baten | totaal lasten | saldo baten en lasten | totaal baten | totaal lasten | saldo baten en lasten | totaal baten | totaal lasten | saldo baten en lasten |
SenterNovem | 89 830 | 89 610 | 220 | 105 555 | 105 055 | 500 | 15 725 | 15 445 | 280 |
EVD | 40 533 | 40 457 | 76 | 48 118 | 47 742 | 376 | 7 585 | 7 285 | 300 |
Agentschap Telecom | 29 614 | 29 990 | – 376 | 31 738 | 27 853 | 3 885 | 2 124 | – 2 137 | 4 261 |
OCNL | 14 881 | 14 746 | 135 | 13 710 | 13 050 | 660 | – 1 171 | – 1 696 | 525 |
Totaal | 174 858 | 174 803 | 55 | 199 121 | 193 700 | 5 421 | 24 263 | 18 897 | 5 366 |
Naam baten-lastendienst | totaal kapitaaluitgaven | totaal kapitaalontvangsten | totaal kapitaaluitgaven | totaal kapitaalontvangsten | totaal kapitaaluitgaven | totaal kapitaalontvangsten | |||
SenterNovem | 3 555 | 1 980 | – 1 575 | ||||||
EVD | 400 | 750 | 350 | ||||||
Agentschap Telecom | 6 935 | 3 516 | 6 | – 3 419 | 6 | ||||
OCNL | 1 508 | 1 200 | 1 113 | – 395 | – 1 200 | ||||
Totaal | 12 398 | 1 200 | 7 359 | 6 | – 5 039 | – 1 194 |
Mij bekend,
De Minister van Economische Zaken,
Toelichting bij de baten-lastendiensten
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2006 (in € 1000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 47 120 | 54 370 | 7 250 |
Opbrengst VROM | 31 850 | 37 021 | 5 171 |
Opbrengst overige departement | 5 180 | 9 313 | 4 133 |
Opbrengst derden | 5 680 | 4 851 | – 829 |
Overige baten | – | – | – |
Rentebaten | – | – | |
Buitengewone baten | – | – | – |
Exploitatiebijdrage | – | – | – |
Totaal baten | 89 830 | 105 555 | 15 725 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 72 440 | 86 051 | 13 611 |
* materiële kosten | 14 480 | 13 508 | – 972 |
Rentelasten | 80 | 82 | 2 |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 3 060 | 2 845 | – 215 |
* immaterieel | – | – | – |
Vrijval egalisatierekening | – 550 | – 554 | – 4 |
Dotaties voorzieningen | 100 | 3 123 | 3 023 |
Buitengewone lasten | – | – | – |
Totaal lasten | 89 610 | 105 055 | 15 445 |
Saldo van baten en lasten | 220 | 500 | 280 |
Balans per 31 december 2006 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000) | ||
31-12-2006 | 31-12-2005 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | – | – |
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | – | – |
* installaties en inventarissen | 7 237 | 8 101 |
* overige materiële vaste activa | – | – |
Onderhanden Werk | 7 739 | 8 110 |
Debiteuren | 8 397 | 6 263 |
Nog te ontvangen | 10 998 | 5 623 |
Liquide middelen | 3 021 | 3 699 |
Totaal Activa | 37 392 | 31 796 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 4 724 | 4 259 |
* verplichte reserves | – | – |
* onverdeeld resultaat | 500 | 465 |
Leningen bij het MvF | – | – |
Egalisatierekening | 1 594 | 2 148 |
Voorzieningen | 10 784 | 9 004 |
Crediteuren | 5 378 | 5 723 |
Nog te betalen kosten | 14 412 | 10 197 |
Totaal Passiva | 37 392 | 31 796 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2006 (in € 1000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2006 | 490 | 3 699 | 3 209 |
2. Totaal operationele kasstroom | 3 712 | 1 302 | – 2 410 |
–/– totaal investeringen | – 2 400 | – 1 980 | 420 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | – | – |
3. Totaal investeringskasstroom | – 2 400 | – 1 980 | 420 |
–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | – | – | – |
+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – | – |
–/– aflossingen op leningen | – 1 155 | – | 1 155 |
+ mogelijk beroep op leenfaciliteit | – | – | – |
4. Totaal financieringskasstroom | – 1 155 | – | 1 155 |
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december | 647 | 3 021 | 2 374 |
1.4 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
SenterNovem heeft de afgelopen drie jaar een groei doorgemaakt. Steeds meer opdrachtgevers zien SenterNovem als organisatie die de uitvoering van overheidsbeleid op het terrein van duurzaamheid en innovatie, effectief en efficiënt verricht. Bij het opstellen van de begroting 2006 was deze groei niet verwacht gezien de onzekere gevolgen van de herijkingen bij diverse ministeries. Door de groei enerzijds en de beheerste kostenontwikkeling door schaal- en efficiencyvoordelen ten gevolge van de fusie anderzijds is medio 2006 besloten om € 5,1 mln als omzetkorting aan onze opdrachtgevers terug te geven. De gerealiseerde omzet (zonder omzetkorting) is hoger ten opzichte van de begroting (23,1%). Deze omzettoename doet zich voor bij nagenoeg alle opdrachtgevers.
De hoogte van de personele kosten wordt bepaald door prijs- en volumeontwikkelingen. Door de toename in het takenpakket is het personeelsbestand ten opzichte van de begroting gegroeid met 217 fte naar 1 266 fte. Deze groei wordt beïnvloed door incidentele projectmatige activiteiten die voortvloeien uit de fusie en een aanpassing aan het Basis Administratie Systeem in opdracht van DG O&I. Rekening houdend met deze bijzondere posten is het personeelsbestand met 19,3% toegenomen.
Daarnaast is er sprake van lagere loonkosten per fte dan begroot (– 1,8%) door meevallende werkgeverslasten.
De materiële kosten zijn 6,7% lager dan de raming. Dit betreft met name lagere kosten voor huisvesting en automatisering.
De rentelasten betreffen de over 2006 betaalde rente over de rekening courant met het ministerie van Financiën en de wettelijke rente over te late betalingen van exploitatiefacturen.
De gerealiseerde afschrijvingskosten liggen 7% onder het niveau van de begroting doordat enkele investeringen in Utrecht en Sittard zijn uitgesteld.
De stand van de voorzieningen is € 10,8 mln per 31 december 2006. De dotatie aan de voorzieningen bedraagt € 3,8 mln en wordt met name veroorzaakt door een dotatie aan de voorziening herhuisvesting. Door de forse toename van het opdrachtenpakket, is besloten tot een verbouwing van het pand te Utrecht. Ter dekking van de initiële kosten is € 1,9 mln aan de voorziening herhuisvesting Utrecht toegevoegd. De toevoeging aan de voorziening fusiekosten en de herhuisvesting Utrecht is gebaseerd op een actualisatie van het kostenbudget, wat nodig is om deze projecten uit te voeren. De activiteiten die voortvloeien uit de fusie zijn grotendeels afgerond. In 2007 zullen enkele fusieprojecten worden afgerond, waarvoor nog € 0,5 mln aan de voorziening fusiekosten is toegevoegd. Onder de personeelsvoorziening is € 0,7 mln gedoteerd ter dekking van de kosten van detachering van medewerkers bij de EU. De eigenaar én de opdrachtgevers verwachten van SenterNovem kennis en betrokkenheid met de Europese Commissie. Voorts is aan de voorziening assurantie eigen risico wachtgeld € 0,3 mln toegevoegd, aan de voorziening onderhanden werk € 0,1 mln en aan de voorziening debiteuren € 0,3 mln.
Er is € 1,4 mln aan de voorzieningen onttrokken. Dit betreft de voorzieningen fusiekosten, personeel en assurantie eigen risico wachtgelden. De totale vrijval bedraagt € 0,6 mln.
Toelichting op het eigen vermogen
De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde totale omzet berekend over de afgelopen drie jaren (inclusief de omzet out of pocketkosten). Over de afgelopen drie jaren bedroeg de gemiddelde omzet cica € 106 mln Dit houdt in dat ultimo 2006 de exploitatiereserve maximaal € 5,296 mln mag bedragen. Na toevoeging van het netto resultaat aan het eigen vermogen blijft het eigen vermogen onder dit maximum.
Ontstaan uit een fusie van het agentschap Senter en het tijdelijke agentschap Novem, maakt de nieuwe organisatie SenterNovem tussen 2004 en 2006 een intensief integratieproces door. Dankzij organisatorische aanpassingen, efficiëntere personeelsinzet, harmonisatie van werkprocessen en integratie van systemen ontstaat een nieuw, jong en krachtig uitvoeringsorgaan. SenterNovem is tegelijk een expertisecentrum, dat op professionele wijze het overheidsbeleid uitvoert op het gebied van innovatie, milieu, energie en duurzame ontwikkeling. Ook zorgt SenterNovem voor samenhang en synergie daartussen.
In financiële zin zijn resultaten geboekt op het gebied van efficiency en kosteneffectiviteit. Als gevolg van de fusie heeft SenterNovem een stroomlijningsoperatie uitgevoerd waardoor 50 fte’s zijn gereduceerd in de ondersteunende (corporate) taken. Door benutting van schaalvoordelen in de materiële kostensfeer (huisvesting e.d.) en het benutten van schaalvoordelen door gebruik te maken van grootschalige inkoopcontracten realiseert SenterNovem kostenvoordelen. Deze kostenreductie is tot uiting gekomen in lagere tarieven.
SenterNovem heeft de afgelopen drie jaar een groei doorgemaakt. Steeds meer opdrachtgevers zien SenterNovem als organisatie die de uitvoering van overheidsbeleid op het terrein van duurzaamheid en innovatie, effectief en efficiënt verricht. Bij het opstellen van de begroting 2006 was deze groei niet verwacht gezien de onzekere gevolgen van de herijkingen bij diverse ministeries. Door de groei enerzijds en de beheerste kostenontwikkeling door schaal- en efficiency voordelen ten gevolge van de fusie anderzijds is medio 2006 besloten om € 5 mln als omzetkorting aan de opdrachtgevers terug te geven.
SenterNovem streeft ernaar om de reële uitvoeringskosten trendmatig te verlagen. Het tarief 2006 van SenterNovem is met 0,93% gedaald ten opzichte van 2005.
De materiële kosten zijn ten opzichte van 2005 gereduceerd met 5,2%. Dit is gerealiseerd door benutting van schaalvoordelen in de huisvesting en de gezamenlijke inkoop met EZ en andere agentschappen. De materiële kosten per fte zijn in 2006 met 15,5% gedaald.
Klanttevredenheid is belangrijk voor SenterNovem omdat SenterNovem een verbindende rol vervult tussen opdrachtgevers (beleidsmakers) en marktpartijen (doelgroepen). SenterNovem wil continu blijven inspelen op de behoeften van de samenleving/doelgroepen. Een klanttevredenheidsonderzoek over 2006 heeft plaatsgevonden bij de marktpartijen van SenterNovem door middel van een on-line onderzoeksapplicatie onder 432 respondenten. De klanten van SenterNovem geven aan de dienstverlening door SenterNovem een overall score van 7,3 (2005: 7,3).
Het meten van doorlooptijden maakt onderdeel uit van het financieel beheer binnen SenterNovem. In 2006 is 93,8% van de declaraties binnen de wettelijke termijn afgehandeld (streefwaarde 95%). De netto doorlooptijd van de verleningen (81%) ligt tevens lager dan de streefwaarde en de waarde van 2005 (86%).
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2006 (in € 1000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 31 345 | 31 442 | 97 |
Opbrengst overige departement | 8 561 | 15 897 | 7 336 |
Opbrengst derden | 552 | 665 | 113 |
Rentebaten | 75 | 114 | 39 |
Buitengewone baten | – | – | – |
Totaal baten | 40 533 | 48 118 | 7 585 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 17 437 | 20 193 | 2 756 |
* materiële kosten | 22 052 | 26 638 | 4 586 |
Rentelasten | – | – | – |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 750 | 678 | – 72 |
* immaterieel | – | – | – |
Dotaties voorzieningen | 218 | 233 | 15 |
Buitengewone lasten | – | – | – |
Totaal lasten | 40 457 | 47 742 | 7 285 |
Saldo van baten en lasten | 76 | 376 | 300 |
Balans per 31 december 2006 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000) | ||
31-12-2006 | 31-12-2005 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | – | – |
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | – | – |
* installaties en inventarissen | 2 331 | 2 373 |
* overige materiële vaste activa | 712 | 600 |
Voorraden | – | – |
Debiteuren | 121 | 93 |
Nog te ontvangen | 6 378 | 3 214 |
Liquide middelen | 8 347 | 7 659 |
Totaal Activa | 17 889 | 13 939 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 1 720 | 1 682 |
* verplichte reserves | – | – |
* onverdeeld resultaat | 376 | 38 |
Leningen bij het MvF | – | 2 |
Voorzieningen | 1 411 | 1 304 |
Crediteuren | 2 053 | 1 915 |
Nog te betalen kosten | 12 329 | 8 998 |
Totaal Passiva | 17 889 | 13 939 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2006 (in € 1000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2006 | 3 788 | 7 659 | 3 871 |
2. Totaal operationele kasstroom | 244 | 1 438 | 1 194 |
–/– totaal investeringen | – 400 | – 748 | – 348 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | – | – |
3. Totaal investeringskasstroom | – 400 | – 748 | – 348 |
–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | – | – | – |
+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – | – |
–/– aflossingen op leningen | – | – 2 | – 2 |
+ mogelijk beroep op leenfaciliteit | – | – | – |
4. Totaal financieringskasstroom | 0 | – 2 | – 2 |
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december 2006 | 3 632 | 8 347 | 4 715 |
1.4 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
De gerealiseerde omzet overige departementen valt € 7,3 mln hoger uit dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de niet in de begroting opgenomen opdracht Partners voor Water II van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Daarnaast is voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een nieuwe opdracht «standbouw Grune Woche» uitgevoerd en zijn de opdrachten Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) en Programma Samenwerking Opkomende Markten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (PSOM-OS) hoger uitgevallen.
De personele kosten zijn in 2006 € 20,2 mln. Dit is € 2,8 mln hoger dan begroot. De stijging in de personele kosten wordt vooral veroorzaakt door een grotere personele bezetting en is onder andere een gevolg van uitbreidingen van de opdrachtenportefeuille.
De materiële kosten bestaan uit directe materiële kosten (out of pocket kosten) en indirecte materiële kosten en vallen in totaal € 4,6 mln hoger uit.
De directe materiële kosten beïnvloeden het resultaat niet, maar worden één op één doorberekend aan de opdrachtgevers. Deze kosten vallen € 5,0 mln hoger uit dan begroot. Dit wordt vooral veroorzaakt door de niet begrote opdracht Partners voor Water II van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
De indirecte materiële kosten beïnvloeden het resultaat wel. Deze kosten vallen € 0,4 mln lager uit dan begroot. Het grootste deel hiervan kent eenmalige oorzaken.
Voor specifieke risico’s die verband houden met activiteiten van de EVD worden voorzieningen gevormd voor zover deze risico’s op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen in het boekjaar of voorgaande boekjaren. In het risicobeleid zijn de risico’s bepaald die afgedekt worden door voorzieningen.
Er is een voorziening personeel opgenomen voor een bedrag van € 1,4 mln die bedoeld is voor de opvang van personele risico’s, zoals wachtgeld. In de begroting is uitgegaan van een vast percentage van de loonsom voor een dotatie aan deze voorziening. In werkelijkheid is gedoteerd (€ 0,2 mln) op basis van een actuele inschatting van reëel te verwachten uitgaven.
Toelichting op het eigen vermogen
De EVD heeft over 2006 een positief resultaat behaald van € 0,376 mln (onverdeeld resultaat). Hiervan kan, op basis van de Regeling vermogensvoorschriften, € 0,356 mln worden toegevoegd aan de exploitatiereserve. Het restant ad € 0,020 mln zal conform de Regeling worden uitgekeerd aan het Ministerie van Economische Zaken. Het positieve resultaat is grotendeels het gevolg van enkele incidentele meevallers. Naar verwachting betreft het daardoor een eenmalige uitkering.
Het tarief 2006 van de EVD is met 0,9% gedaald ten opzichte van 2005. Dit als gevolg van de gegroeide opdrachtportefeuille, waardoor er schaalgrootte is bereikt. De klanttevredenheid van de grootste deelopdrachten Internationale oriëntatie en participatie van de EVD betreft een 7,5 over 2006. Nagenoeg alle behandelnormen zijn in 2006 gedaald ten opzichte van 2005.
De EVD heeft in 2006 de volgende doelmatigheidsbevorderende maatregelen getroffen: het actualiseren van de prestatie-indicatoren afgesproken tussen de grootste opdrachtgever en de EVD, de sanering en vereenvoudiging van de AO’s en de opzet van een gestructureerd formatiebeheer dat begin 2007 wordt uitgerold.
In financieel opzicht is 2006 met een positief bedrijfsresultaat afgesloten.
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2006 (in € 1000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 14 581 | 13 224 | – 1 357 |
Opbrengst overige departement | – | – | – |
Opbrengst derden | 200 | 304 | 104 |
Rentebaten | 100 | 181 | 81 |
Buitengewone baten | – | 1 | 1 |
Totaal baten | 14 881 | 13 710 | – 1 171 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 6 947 | 7 103 | 156 |
* materiële kosten | 6 553 | 4 777 | – 1 776 |
Rentelasten | 26 | – | – 26 |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 970 | 481 | – 489 |
* immaterieel | – | – | – |
Dotaties voorzieningen | 250 | 689 | 439 |
Buitengewone lasten | – | – | – |
Totaal lasten | 14 746 | 13 050 | – 1 696 |
Saldo van baten en lasten | 135 | 660 | 525 |
Balans per 31 december 2006 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000) | ||
31-12-2006 | 31-12-2005 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | – | – |
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | – | – |
* installaties en inventarissen | 210 | 285 |
* overige materiële vaste activa | 416 | 619 |
Voorraden | 618 | 630 |
Debiteuren | 167 | 27 |
Nog te ontvangen | 335 | 363 |
Liquide middelen | 5 820 | 7 437 |
Totaal Activa | 7 566 | 9 361 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 691 | 742 |
* verplichte reserves | – | – |
* onverdeeld resultaat | 660 | 496 |
Leningen bij het MvF | – | – |
Voorzieningen | 2 961 | 2 668 |
Crediteuren | 190 | 185 |
Nog te betalen kosten | 3 064 | 5 270 |
Totaal Passiva | 7 566 | 9 361 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2006 (in € 1000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2006 | 5 622 | 7 437 | 1 815 |
2. Totaal operationele kasstroom | 711 | – 504 | – 1 215 |
–/– totaal investeringen | – 1 200 | – 251 | 949 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | – | – |
3. Totaal investeringskasstroom | – 1 200 | – 251 | 949 |
–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | – | – 351 | – 351 |
+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – 200 | – 200 |
–/– aflossingen op leningen | – 308 | – 311 | – 3 |
+ mogelijk beroep op leenfaciliteit | 1 200 | – | – 1 200 |
4. Totaal financieringskasstroom | 892 | – 862 | – 1 754 |
5. Rekening courant RHB en overige liquide middelen per 31 december 2006 | 6 025 | 5 820 | – 205 |
1.4 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
De realisatie van de omzet van het moederdepartement is circa € 1,4 mln lager dan begroot.
Dit wordt veroorzaakt doordat :
• bij het opstellen van de meerjarenbegroting in 2005 er nog vanuit werd gegaan dat de tarieven voor 2006 zouden stijgen, deze zijn echter per saldo licht gedaald;
• er vanuit werd gegaan dat indertijd de schriftelijke opinie1 (written opinion) al vanaf begin 2006 aan de nieuwheidsonderzoeken toegevoegd zouden worden (is uitgesteld naar medio 2006);
• de omzet out of pocket (rechtstreeks door te berekenen materiële kosten) lager is dan begroot. Belangrijkste redenen hiervoor zijn een lager aantal nieuwheidsonderzoeken, uitgevoerd door het Europees Octrooi Bureau (EOB) en het besluit om geen afzonderlijk Octrooi-magazine uit te brengen.
In 2006 is een bedrag van circa € 0,1 mln aan klanten in rekening gebracht met betrekking tot de levering van octrooidocumenten en abonnementen op het Hoofd- en het Bijblad. Deze opbrengsten worden verrekend met de opdrachtsom van het Ministerie van Economische Zaken. Ten opzichte van de begroting zijn minder octrooidocumenten geleverd doordat deze ook gratis via onze website beschikbaar zijn. Een bedrag van circa € 0,2 mln betreft voornamelijk opbrengsten met betrekking tot werkzaamheden voor het Engelse octrooibureau en voor het project Turkije. Het project Turkije is bedoeld om het Turkish Patent Office te helpen bij het opzetten van een strategie voor promotie- en voorlichtingactiviteiten gericht op het bevorderen van het octrooibewustzijn van het Turkse MKB. Het project wordt geleid door de EVD.
De rentebaten over 2006 zijn circa € 0,1 mln hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een actief kasmanagement en de stijging van het rentepercentage gedurende 2006 voor het saldo bij de Rijkshoofdboekhouding en de deposito’s.
De realisatie van de personele kosten is circa € 0,2 mln hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door het aantrekken van extra personeel (vanwege het streven meer nieuwheidsonderzoeken zelf uit te voeren) en door de doorbelaste kosten voor arbo en kinderopvang.
De materiële kosten zijn in 2006 lager dan begroot (€ 1,8 mln). Dit wordt deels veroorzaakt door de lagere uitvoeringskosten EOB van € 0,2 mln als gevolg van het achterblijven van door het EOB opgeleverde nieuwheidsonderzoeken. Het grootste gedeelte van deze onderzoeken hebben betrekking op internationale nieuwheidsonderzoeken, die op grond van het Europees Octrooiverdrag niet uitgevoerd mogen worden door Octrooicentrum Nederland. Ook werd bij het opstellen van de oorspronkelijk vastgestelde begroting nog uitgegaan van een effect van € 0,6 mln in 2006 als gevolg van de invoering van de schriftelijke opinie (door latere invoering wordt het effect pas zichtbaar in 2007).
Andere oorzaken van de lagere materiële kosten zijn het uitstellen van brochures, het zelf vervaardigen van voorbladen NL-octrooien, het niet uitbrengen van een afzonderlijk octrooimagazine, een relatief goedkoop octrooicongres en kostenbesparende samenwerking bij Nederland Innovatief. Dit alles heeft tot gevolg dat de kosten voor brochures en drukwerk, PR-kosten en beurzen € 0,5 mln lager zijn uitgevallen dan begroot.
In 2005 is gestart met de invoering van een nieuw systeem (Soprano) voor de administratieve afhandeling van de octrooiverlening ter vervanging van de huidige netwerkapplicatie. Dit systeem is ontwikkeld door het EOB en wordt ter beschikking gesteld aan de lidstaten. Hiermee integreert het volledig met het elektronisch indienen dat in 2005 geïntroduceerd is en het digitaal dossiersysteem dat al sinds 2004 in gebruik is. De implementatie van het nieuwe systeem heeft vertraging opgelopen in 2006. De realisatie van de automatiseringskosten wordt in belangrijke mate beïnvloed door de voortgang van de invoering van Soprano omdat ook andere automatiseringsprojecten hiermee samenhangen. De automatiseringskosten zijn € 0,2 mln lager uitgevallen dan begroot omdat projecten in 2006 niet zijn uitgevoerd, maar worden doorgeschoven naar 2007.
De lagere realisatie van de afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door een lager investeringsniveau in 2006 dan begroot en een te hoge inschatting van de afschrijvingen bij het opstellen van de begroting.
De dotaties voorzieningen zijn in 2006 € 0,4 mln hoger dan begroot. Dit wordt mede verklaard door de dotatie aan de voorziening automatisering, die bij het opstellen van de begroting 2006 nog niet bekend was. Daarnaast is een dotatie gedaan aan de voorzieningen voor proceskosten en het door derden aansprakelijk stellen van Octrooicentrum Nederland.
De stand van de voorzieningen per 31-12-2006 ten bedrage van € 3,0 mln is ten opzichte van vorig jaar per saldo toegenomen. De toename wordt veroorzaakt door een dotatie die voor een groot deel bestemd is voor automatiseringsprojecten.
Toelichting op het eigen vermogen
Het eigen vermogen bedraagt per 31 december 2006 € 0,7 mln en komt overeen met 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren. Vanwege de dalende omzet sinds 2003 dient over 2006 wederom een deel van het eigen vermogen teruggestort te worden aan EZ. Daarvoor is in de balans een schuld opgenomen ter grootte van € 0,1 mln en is het eigen vermogen met ditzelfde bedrag verlaagd tot het toegestane maximum.
Met ingang van het verslagjaar 2006 wordt bij de financiële verantwoording ook de doelmatigheidsontwikkeling van Octrooicentrum Nederland weergegeven. De doelmatigheidsontwikkeling kan onder andere worden weergegeven door de ontwikkeling op kengetallen zoals productiviteit, tariefontwikkeling, ontwikkeling van de behandelnormen en het bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening.
In 2006 is de productiviteit van Octrooicentrum Nederland uitgekomen op 68,1%. De stijgende lijn van de afgelopen jaren wordt daarmee voortgezet waardoor de realisatie hoger ligt dan 2005 (67%) en 2004 (63%). Daarnaast is er sprake van een reële tariefdaling van 5,6% sinds 2002. Nagenoeg alle behandelnormen zijn in 2006 gedaald ten opzichte van 2005. In financieel opzicht is 2006 met een positief bedrijfsresultaat uit gewone bedrijfsuitoefening afgesloten.
Verantwoordingsstaat baten en lasten 2006 (in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 5 388 | 5 749 | 361 |
Opbrengst overige departement | – | – | – |
Opbrengst derden | 22 486 | 24 258 | 1 772 |
Rentebaten | 30 | 364 | 334 |
Buitengewone baten | 1 710 | 1 367 | – 343 |
Totaal baten | 29 614 | 31 738 | 2 124 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
* personele kosten | 17 110 | 16 375 | – 735 |
* materiële kosten | 7 400 | 7 310 | – 90 |
Rentelasten | 310 | 144 | – 166 |
Afschrijvingskosten | |||
* materieel | 3 000 | 2 379 | – 621 |
* immaterieel | – | – | – |
Dotaties voorzieningen | 560 | 641 | 81 |
Buitengewone lasten | 1 610 | 1 004 | – 606 |
Totaal lasten | 29 990 | 27 853 | – 2 137 |
Saldo van baten en lasten | – 376 | 3 885 | 4 261 |
Balans per 31 december 2006 (vóór resultaatsbestemming, in € 1 000) | ||
31-12-2006 | 31-12-2005 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | – | – |
Materiële vaste activa | ||
* grond en gebouwen | – | – |
* installaties en inventarissen | 2 624 | 3 031 |
* overige materiële vaste activa | 6 294 | 5 495 |
Voorraden | – | – |
Debiteuren | 2 902 | 1 586 |
Nog te ontvangen | 828 | 1 071 |
Liquide middelen | 11 334 | 6 923 |
Totaal Activa | 23 982 | 18 106 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
* exploitatiereserve | 1 528 | 1 539 |
* verplichte reserves | – | – |
* onverdeeld resultaat | 3 885 | 3 096 |
Leningen bij het MvF | 1 551 | 2 290 |
Voorzieningen | 1 920 | 1 856 |
Crediteuren | 897 | 1 073 |
Te verrekenen met vergunninghouders c.a. | 7 824 | 4 717 |
Nog te betalen kosten | 6 377 | 3 535 |
Totaal Passiva | 23 982 | 18 106 |
Tabel Kasstroomoverzicht 2006 (in € 1 000) | |||
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1 Rekening-courant RHB en overige liquide middelen per 1 januari 2006 | 5 466 | 6 923 | 1 457 |
2 Totaal operationele kasstroom | 2 674 | 7 921 | 5 247 |
–/– totaal investeringen vaste activa | – 4 660 | – 2 777 | 1 883 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | – | 6 | 6 |
3 Totaal investeringskasstroom | – 4 660 | – 2 771 | 1 889 |
–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | – | – | – |
+ eenmalige storting door moederdepartement | – | – | – |
–/– aflossingen op leningen | – 2 275 | – 739 | 1 536 |
+ beroep op leenfaciliteit | – | – | – |
4 Totaal financieringskasstroom | – 2 275 | – 739 | 1 536 |
5 Rekening-courant RHB en overige liquide middelen per 31 december 2006 | 1 205 | 11 334 | 10 129 |
1.4 Toelichting op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie
Van het moederdepartement zijn bijdragen ontvangen voor juridische procedures, repressieve handhaving, bevoegd aftappen, uitvoering nationaal antennebeleid, beleidsvoorbereiding en -evaluatie en rentecompensatie van in totaal € 5,5 mln. Op grond van nacalculatie wordt in totaal € 0,14 mln terugbetaald aan het moederdepartement.
Verder zijn incidentele bijdragen van DGET ter hoogte van € 0,3 mln ontvangen ter dekking van de kosten die het agentschap in 2006 heeft gemaakt voor de uitvoering van enkele projecten. Van DGOI is een bijdrage ad € 0,07 mln ontvangen voor de ontwikkeling en implementatie van ruimtevaartwetgeving.
Agentschap Telecom is in 2006 overwegend gefinancierd door derden. Circa 76% van de omzet is gerealiseerd middels tarieven die in rekening zijn gebracht bij met name vergunninghouders. De basis voor het in rekening brengen van tarieven voor onder andere vergunningen is de Telecommunicatiewet. De in rekening gebrachte tarieven vloeien voort uit de «Regeling vergoedingen Agentschap Telecom» die gepubliceerd wordt in de Staatscourant.
De totale opbrengst derden is 7,9% hoger uitgevallen dan was begroot. Dat heeft twee belangrijke oorzaken. Een relatief grote hoeveelheid straalverbindingen van een van de mobiele operators is in 2006 onder vergunning gebracht. Dat heeft geleid tot een hoge opbrengst voor de productgroep Vaste verbindingen. Daarnaast is bij de begroting aangenomen dat analoge televisie per 1 april 2006 zou worden afgeschakeld. Dat is uitgesteld tot 10 december 2006, waardoor de opbrengst voor de productgroep Omroep aanmerkelijk hoger is uitgevallen.
Over het tegoed op de rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt rente ontvangen. In de loop van 2006 zijn zoveel mogelijk bedragen in deposito gezet om de rentebaten te optimaliseren. De rentebaten waren laag begroot op basis van de verwachting dat het rekening-courant saldo ultimo 2005 aanzienlijk zou zijn afgenomen.
Van DGET is een incidentele bijdrage ter hoogte van € 1,0 mln ontvangen ter dekking van de kosten die het agentschap in 2006 heeft gemaakt naar aanleiding van de herverdeling van omroepfrequenties.
Verder zijn hier ondermeer opbrengsten geboekt voor gedetacheerd personeel ad € 0,1 mln, administratief rechtelijke sancties ad € 0,05 mln, desinvesteringsopbrengsten ad € 0,09 mln en incidentele kostenaanrekeningen ter hoogte van € 0,08 mln.
De lagere personeelslasten zijn met name veroorzaakt door de moeizame invulling van vacatures.
De gerealiseerde materiële kosten zijn met een afwijking van – 1,2% vrijwel in overeenstemming met de begroting.
De lagere afschrijvingskosten zijn het gevolg van de relatief lage investeringsniveaus in de afgelopen jaren. Geplande vervangingsinvesteringen zijn uitgesteld of afgesteld (als gevolg van de ingrijpende reorganisaties) en vallen vaak aanmerkelijk lager uit door meer efficiënte werkwijzen.
Conform planning hebben dotaties plaatsgevonden aan de voorzieningen assurantie eigen risico (€ 0,04 mln) en wachtgeld (€ 0,5 mln). Er is € 0,2 mln onttrokken aan de voorziening assurantie eigen risico en € 0,2 mln aan de voorziening reorganisatiekosten. Aan de voorziening garantieverplichtingen is niet gedoteerd omdat geen onttrekking heeft plaatsgevonden en de voorziening het maximum niveau heeft bereikt. De stand van de voorzieningen per 31–12–2006 is € 1,9 mln.
De diverse lasten zijn aanmerkelijk lager uitgevallen doordat Agentschap Telecom minder inspanningen hoefde te verrichten ten behoeve van de herverdeling van omroepfrequenties.
Toelichting op het eigen vermogen
De exploitatiereserve is gemaximeerd tot 5% van de gemiddelde totale omzet berekend over de afgelopen drie jaren. De exploitatiereserve heeft het maximum bereikt en is in 2006 op grond van de gemiddelde omzet over de jaren 2004 tot en met 2006 zelfs iets verlaagd ten opzichte van 2005. Dit houdt in dat het onverdeeld resultaat inclusief de verlaging van de exploitatiereserve (€ 3,9 mln) middels de vergunningtarieven van Agentschap Telecom wordt verrekend met de vergunninghouders via de post «te verrekenen met vergunninghouders c.a.»
In de periode 2003 tot en met 2005 is door de reorganisatie van de stafafdelingen en van het toezicht de formatie sterk gedaald (24%) en de kosten afgenomen (20%), terwijl er nieuwe taken zijn bijgekomen zoals uitvoering van het nationaal antennebeleid en toezicht op aftapbaarheid van netwerken. Hiermee zijn de fundamenten gelegd voor een kleinere, maar een daadkrachtige en extern georiënteerde organisatie.
In 2006 is onder de klein-zakelijke gebruikers de mate van klanttevredenheid gemeten. Agentschap Telecom krijgt van deze klanten een 7,2 en dat is hoger dan de streefwaarde (7).
In 2006 zijn tenslotte ontwikkelingen in gang gezet die de effectiviteit moeten verhogen en tevens bij kunnen dragen aan een verdergaande efficiency. Het gaat hierbij ondermeer om:
– het afschaffen van vergunningen door het gebruik vrij te stellen;
– het omzetten van vergunningen in registraties;
– gerichte investeringen in informatie en communicatie technologie ten behoeve van onder andere snellere afhandeling vergunningaanvragen;
– uitbesteding van het opstellen, organiseren en afnemen van examens.
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2006 vastgesteld op € 171 000 Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.
Bedragen in euro’s. | |||||||||
Functie | Belastbaar jaarloon 2005 | Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2005 | Totaal 2005 | Belastbaar jaarloon 2006 | Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2006 | Ontslag-vergoeding | Totaal 2006 | Motivering | Opmerkingen |
Algemeen directeur Senter Novem | 149 805 | 41 516 | 191 321 | 155 871 | 35 377 | 0 | 191 248 | periodieke toeslag; representatiekostenvergoeding | zie toelichting |
Voorzitter Raad van Bestuur NMa | 168 690 | 46 799 | 215 489 | 175 423 | 41 367 | 0 | 216 790 | periodieke toeslag; representatiekostenvergoeding; arbeidsmarkt-toelage | zie toelichting |
Toelichting: de berekeningswijze van de topinkomens in het Jaarverslag 2006 verschilt van de berekeningswijze die is gehanteerd bij het Jaarverslag 2005. Om deze reden wijken de cijfers van 2005 in bovenstaande tabel af van de bedragen voor 2005 die zijn opgenomen in het Jaarverslag 2005. Het verschil wordt gevormd door het werknemersdeel van de pensioenpremies die in het Jaarverslag 2005 buiten beschouwing zijn gebleven.
Bijlage Toezichtsrelaties en ZBO’s/RWT’s
De onderstaande ZBO’s vallen onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken:
Naam ZBO en/of RWT | Bijdrage uit departe-mentale begroting | Bedrag realisatie uitgaven 2006 (in € 1 000) | Bedrag begroting 2006 (incl 2e suppl. begr.)(in € 1 000) |
Centraal Bureau voor de Statistiek | Artikel 9 | 172 548 | 172 548 |
Centrale Commissie voor de Statistiek | Geen bijdrage | ||
Kamers van Koophandel en fabrieken | Geen bijdrage | ||
Stichting COVA | Artikel 4 | 80 678 | 73 906 |
NIVR | Artikel 2 | 5 619 | 7 412 |
Nederlands Meetinstituut BV (NMi)* | Artikel 1 | 14 449 | 14 290 |
WaarborgHolland | Geen bijdrage | ||
Edelmetaal Waarborg Nederland | Geen bijdrage | ||
OPTA | Artikel 10 | 3 070 | 3 550 |
TenneT (alleen voor het publieke deel in het kader van de wettelijke taken die voortvloeien uit de wet Milieukwaliteit Energieproductie) | Artikel 4 | 310 000 | 310 000 |
Raad van Bestuur Nederlandse Mededingingsautoriteit (met ingang van 1 juni 2005)** | Artikel 1 | 549 | 550 |
Examencommissie voor amateurradiozendexamens | Geen bijdrage | ||
Examencommissie van de Orde van Octrooigemachtigden | Geen bijdrage | ||
Examencommissie voor maritieme radiocommunicatie | Geen bijdrage | ||
Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet*** | Geen bijdrage |
* Inclusief Verispect, VSL en Certin.
** In 2005 heeft de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) de status van ZBO gekregen. Het toezicht op het ZBO-deel van de NMa vindt plaats aan de hand van wettelijke kaders (ZBO wet NMA). De uitvoeringsorganisatie van de NMa is onderdeel van EZ en het toezicht hierop vindt plaats via de reguliere management-control-systematiek van EZ.
*** Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Consultancy, Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, Philips Consumer Electronics BB, Thales Nederland BV, TNO Electronic Products and Services BV en TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium.
Bijlage Aanbevelingen Algemene Rekenkamer
• Stafdirectie P&O
De Algemene Rekenkamer beoordeelde het financieel beheer van de personele aangelegenheden in haar rapportage over 2005 als onvoldoende. Er zijn in 2006 verbeteringen bereikt op het gebied van de interne controle en het toezicht, waarmee is het financieel en materieelbeheer over 2006 als (net) op orde kan worden beoordeeld. In 2007 zal verder aandacht besteed worden aan de nog openstaande actiepunten. Dit betreft ondermeer het beschrijven van de verantwoordelijkheden op centraal en decentraal niveau, waaronder de positie van de stafdirectie P&O als toezichthouder.
• SAP autorisaties
De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapportage over 2005 vermeld dat het beheer van autorisaties in het begrotingsadministratiesysteem SAP onvoldoende was. In 2005 was er een audit uitgevoerd naar de SAP-autorisaties. Naar aanleiding van de bevindingen en de daarop gebaseerde aanbevelingen uit dit onderzoek heeft de EZ SAP GebruikersRaad een projectgroep ingesteld. De projectgroep werkt aan de structurele verbetering van het SAP autorisatiebeheer. Op basis van de in januari 2007 uitgevoerde audit zijn diverse verbeteringen geconstateerd. Deze hebben onder andere betrekking op algemene maatregelen in de beheersomgeving en schoningsacties in bestaande autorisaties. Ook is in een deel van de SAP-modules de beoogde structurele verbetering gerealiseerd. Daarmee zijn nog niet alle SAP-modules in opzet en werking op orde. In 2007 zal daar door de projectgroep verder vervolg aan worden gegeven. Inzake één van de actiepunten, te weten het formaliseren en implementeren van de procedures voor het onderhouden en controleren van SAP autorisaties, heeft inmiddels in het eerste kwartaal 2007 besluitvorming plaatsgevonden.
• Subsidiebeheer
In haar rapportage over 2005 heeft de Algemene Rekenkamer aandacht gevraagd voor het subsidiebeheer. Over het geheel genomen werd het subsidiebeheer adequaat bevonden. Mede met het oog op de herijking van het financieel instrumentarium werd er voor een aantal punten de aandacht gevraagd. Deze punten betroffen de uniformiteit in het sanctiebeleid, een kritische beoordeling en weging van bevindingen van accountants bij subsidieverantwoordingen en de transparantie in beleidsdossiers van de beoordelingswerkzaamheden bij de aanvraag en de afrekening van subsidies. In 2006 heeft EZ naar aanleiding van de nieuwe definitie van financiële rechtmatigheid die voortvloeide uit de IBO Regeldruk en Controletoren een werkgroep ingesteld voor de implementatie van deze nieuwe definitie. Hierbij was men zich wel bewust van deze punten. Het opleggen van een sanctie is naar mijn mening maatwerk en wordt per geval beoordeeld. Op verzoek van het Audit Committee van EZ zal in 2007 wel een aantal best practices worden benoemd.
• Beheer EFRO
De Algemene Rekenkamer vroeg in haar rapportage over 2005 tevens aandacht voor het beheer van gelden uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). De auditdienst van EZ had in 2005 voor de programmaperiode 2000 – 2006 een aantal serieuze aandachtspunten benoemd. De controles van de Europese Commissie (EC) leverden relatief veel fouten op. Ondermeer behoefde de kwaliteit van de controles en de rapportages verbetering en het toezicht daarop bij het DG OI. Naar aanleiding van een aanwijzing van de EC is er in 2006 een nationaal actieplan voor het EFRO opgesteld om tot verbeteringen te komen in het beheer en toezicht op de besteding van de middelen in Nederland uit het EFRO. De belangrijkste elementen in het actieplan betreffen de invoering van verbeteringen met betrekking tot beheer en controles bij de decentrale management- en betaalautoriteit en het uitvoeren van een landelijke steekproef op al bij de Europese Commissie ingediende declaraties betreffende de programma’s per regio. De EC heeft zich inmiddels positief uitgelaten over de door Nederland getroffen maatregelen. Naar verwachting zal de eindrapportage van het actieplan in het najaar van 2007 plaatsvinden.
Voor 2007 verwacht het CPB een verdere stijging naar 14% (bron: CPB, Macro Economische Verkenning 2007).
Gemiddeld zo’n 5 jaar na vestiging wordt door DBIN onderzocht in hoeverre het aantal daadwerkelijk gerealiseerde arbeidsplaatsen overeenkomt met de eerder door het bedrijf zelf afgegeven prognose.
Phishing is een zeer gevaarlijke vorm van internetfraude, die bestaat uit het oplichten van mensen door ze te lokken naar een valse (bank)website om zo beschikking te krijgen over gegevens als inlognaam, wachtwoord en creditcardnummer.
RFID is een technologie die door middel van radiosignalen de unieke identificatie van producten, diensten en personen op afstand mogelijk maakt.
Een wiki is een applicatie of (web)toepassing, waarmee webdocumenten gezamenlijk kunnen worden bewerkt, zonder dat de inhoud door deskundigen moet worden geredigeerd en/of geaccepteerd.
In een schriftelijke opinie wordt aangegeven in hoeverre gescoord wordt op de octrooicriteria nieuwheid en inventiviteit. Deze schriftelijke opinie biedt meer inzicht in de betekenis van de door Octrooicentrum Nederland verleende octrooien.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31031-XIII-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.