31 031 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2007

Op 16 mei jongstleden heeft het MNP het rapport «Realisatie Milieudoelen – Voortgangsrapport 2007» aan uw Kamer aangeboden. Het rapport geeft informatie over de toestand van het milieu en het bereiken van milieubeleidsdoelen, aan de hand van een aantal indicatoren, die zoveel mogelijk aansluiten bij de artikelen uit de VROM-begroting.

Het rapport beoogt daarmee het verantwoordingsdebat (VBTB) over het Jaarverslag 2006, zoals dat in het voorjaar in de Tweede Kamer wordt gevoerd, te ondersteunen.

Uit het rapport van het MNP blijkt dat het over het geheel genomen de goede kant op gaat met het milieu. De trends in milieudruk en milieukwaliteit zijn doorgaans gunstig. Toch worden milieudoelen, bij vastgesteld beleid, voor veel milieudossiers niet tijdig gerealiseerd. Dit is reden waarom ik u hierbij een korte reactie wil geven op de belangrijkste bevindingen van het MNP.

Overigens is het MNP voornemens om begin september de jaarlijkse Milieubalans uit te brengen. Naar aanleiding daarvan zal uw Kamer een Kabinetsreactie ontvangen, die uitgebreider ingaat op de bevindingen van het MNP. Daarbij zal ik ook de voornemens uit het Beleidsprogramma betrekken, dat het kabinet binnenkort aan de Tweede Kamer zal aanbieden.

Energiebesparingstempo en duurzame energie

Het MNP constateert dat het gerealiseerde energiebesparingstempo de laatste jaren hoogstens 1% is geweest. Daarmee blijft het achter bij de doelstelling van 1,3% per jaar. Het aandeel duurzame energie is in 2010 naar verwachting 4,4%. Daarmee is het niet waarschijnlijk dat het doel van 5% wordt gehaald.

De constateringen van het MNP hebben betrekking op 2010. Voor dat jaar gelden twee doelen waarop Nederland in Europees verband wordt beoordeeld en afgerekend, te weten de Kyoto-taakstelling (6% CO2-emissiereductie t.o.v. 1990) en het aandeel duurzame elektriciteit (9%). Op basis van de huidige inzichten worden beide doelen gehaald.

De constatering van het MNP dat het beoogde besparingspercentage van 1,3% per jaar en het totaal aandeel duurzame energie van 5% in 2010 niet worden gehaald is met name zorgelijk met het oog op de doelen die het huidige kabinet zich heeft gesteld voor de periode tot 2020. Het maakt des te meer duidelijk dat er op beide fronten een forse intensivering van het beleid nodig is. In het kader van het project Schoon & Zuinig wordt op dit moment in beeld gebracht met welke inspanningen van burgers, bedrijven en de overheid dit kan worden ingevuld. Een ruwe indicatie laat zien dat er een verviervoudiging van de beleidsinzet nodig is om de beleidsdoelen voor 2020 te kunnen halen. De invulling hiervan komt naar voren in het Beleidsprogramma van het kabinet en in het werkprogramma van Schoon & Zuinig dat in september a.s. verschijnt.

Emissies SO2

Het MNP geeft aan dat ten opzichte van de Milieubalans 2006 de raming van zwaveldioxide voor 2010 met 13 kiloton naar beneden is bijgesteld, omdat het convenant over SO2-plafonds met elektriciteitsproducenten en de afspraken met raffinaderijen nu als vastgesteld beleid zijn meegenomen. Toch is het voor zwaveldioxide nog onwaarschijnlijk dat het NEC-plafond wordt gehaald met het nu vastgestelde beleid. Het MNP schat in dat het NEC-plafond met het vastgestelde beleid waarschijnlijk wordt overschreden met circa 3 Mton.

Momenteel is er overleg met de industrie gaande om te bezien welke (aanvullende) maatregelen voor verdere reductie van de emissie van SO2 mogelijk zijn. Deze verdere maatregelen zijn ook noodzakelijk om na 2010 te kunnen garanderen, dat het NEC-plafond voor SO2 niet zal worden overschreden. Mijn inzet is nadrukkelijk gericht op het realiseren van de NEC-plafonds, zoals in de NEC-rapportage 20061 staat aangegeven. Het kabinet zal nog in 2007 bepalen of, en zo ja welke aanvullende maatregelen nodig zijn.

«Stand still» algemene bodemkwaliteit

De milieubelasting van de bodem is de afgelopen jaren afgenomen, maar er is nog geen «stand-still» van de bodemkwaliteit bereikt. Dit wordt ondermeer veroorzaakt door zware metalen (zink en koper), die in de landbouw vooral via dierlijke mest en kunstmest worden aangevoerd. Vanaf 2002 stagneert de afname van de netto bodembelasting van zink en koper en bij bemesting volgens de nieuwe gebruiksnormen is zonder aanvullende maatregelen een verdere afname ook niet te verwachten. Daarnaast wordt de bodembelasting door zware metalen vermoedelijk onderschat, aangezien geen rekening wordt gehouden met het gebruik van kopersulfaathoudende voetbaden voor ontsmetting van klauwen van rundvee en het gebruik van voedseladditieven.

In het kader van de uitvoering van de Toekomstagenda Milieu wordt overleg gevoerd met het Productschap Diervoeders over de gehalten van zware metalen in veevoer. Hierbij wordt gezamenlijk verkend welke vragen nog moeten worden beantwoord. Complicerende factor hierbij is dat de gehalten zijn vastgelegd op Europees niveau.

Voor wat betreft het gebruik van kopervoetbaden wordt overleg gevoerd met LTO over deze problematiek. Afgesproken is dat enerzijds in kaart zal worden gebracht welke alternatieven voor kopersulfaatbaden beschikbaar zijn. Anderzijds wordt een communicatietraject richting de melkveesector voorzien, gericht op vergroting van de kennis van boeren over duurzaam bodemgebruik. Over beide trajecten zal ik u in een later stadium verder informeren.

Bodemsaneringen

Het MNP constateert dat het aantal uitgevoerde bodemsaneringen in 2005 met circa 20% is toegenomen ten opzichte van 2004. Het huidige tempo van saneringen is echter te laag om voor 2015 alle spoedlocaties, en voor 2030 alle locaties te saneren.

Op dit moment voeren de verschillende overheden gezamenlijk acties uit om de spoedlocaties goed in beeld te krijgen. De inspanningen zijn erop gericht om voor de nieuwe programmaperiode van 2009–2014 in elk geval zicht te hebben op de mogelijke spoedlocaties en de hiervoor benodigde onderzoeks-, respectievelijk saneringsinspanningen. Het streven is om in 2015 alle risico’s bij huidig gebruik te hebben weggenomen. Tot die tijd zijn tijdelijke maatregelen of beheersmaatregelen mogelijk. Op verzoek van uw Kamer vindt op dit moment onderzoek plaats naar mogelijkheden om binnen spoedlocaties te komen tot differentiatie in de aard van het risico: humaan, ecologisch of verspreidingsrisico. Eind juni is een brief aan de Kamer voorzien die hier aandacht aan besteedt.

Chemische kwaliteit oppervlaktewater

De chemische waterkwaliteit is sinds 1990 nauwelijks verbeterd. Bij koper, zink en chroom worden de normen het vaakst overschreden.

Deze constatering is in lijn met de Decembernota 20061 over de voortgang van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. In de Decembernota is aangegeven dat in de zogenaamde stroomgebiedsbeheersplannen, die in 2009 aan Brussel moeten worden aangeboden, maatregelenpakketten zijn opgenomen die tot het gewenste doelbereik leiden.

Voor de aanpak van de diffuse bronnen, die van grote invloed zijn op de chemische waterkwaliteit, wordt momenteel een uitvoeringsprgramma opgesteld. Dit zal ik u voor de zomer doen toekomen.

Verdroging

Gegeven het huidige tempo van verdrogingsbestrijding is het niet waarschijnlijk dat in 2010 40% van het verdroogd areaal hydrologisch hersteld is.

Rijk en provincies hebben geconstateerd dat met het tot nu toe gevoerde antiverdrogingsbeleid de doelstelling voor 2010 niet zal worden gehaald. Daarom zetten Rijk en provincies vanaf 2007 gezamenlijk in op een versnelling van de verdrogingsbestrijding, conform het advies van de Taskforce Verdroging. Dit betekent dat tot 2015 de verdrogingsbestrijding wordt gericht op concrete gebieden, die zijn opgenomen op zogenaamde provinciale TOP-lijsten. De TOP-lijsten die momenteel zijn opgesteld omvatten ongeveer 40% van het verdroogde areaal.

In de bestuursovereenkomsten van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) 2007–2013 heeft het Rijk prestatieafspraken gemaakt met provincies over het aantal hectare TOP-gebied dat wordt aangepakt en de mate van hydrologisch herstel die zal worden bereikt. Naar verwachting zullen Rijk en provincies in juni overeenstemming hebben over de definitieve selectie van gebieden op de TOP-lijsten.

Duurzame mobiliteit

De emissie van broeikasgassen door verkeer is niet ontkoppeld met het aantal gereden kilometers. De CO2-raming voor verkeer ligt hoger dan het doel. Wel is de geluidbelasting op knelpunten licht gedaald, ondanks de groei van het verkeer. De milieukosten zijn niet volledig verwerkt in de prijs van mobiliteit.

Het kabinet zal er alles aan doen om de CO2 streefwaarde voor de sector verkeer te halen. De in het Coalitieakkoord aangekondigde versnelling van kilometerbeprijzing, de verdere fiscale vergroening van de autobelastingen, waaronder de differentiatie van de BPM en verhoging van belasting op vervuilende brandstoffen, alsmede verhoging van de inzet van biobrandstoffen zullen bijdragen aan de realisatie van de streefwaarde voor verkeer.

Het is overigens zorgwekkend dat de broeikasgasemissies van de sector verkeer nog steeds stijgen. In het Beleidsprogramma zal worden aangegeven hoe aan de klimaatdoelstellingen van dit kabinet uitvoering zal worden gegeven. De sector verkeer, inclusief de luchtvaart en de scheepvaart, zal hieraan een bijdrage moeten leveren. Er ligt dus een enorme uitdaging om in het komende decennium de stijgende CO2-emissies van de sector verkeer om te buigen.

Ik deel de uitspraak van het MNP dat Europees bronbeleid, waaronder CO2-normstelling voor personen- en bestelauto’s, hieraan een belangrijke bijdrage zal moeten leveren. Het kabinet dringt in Brussel dan ook bij voortduring aan op totstandkoming van ambitieus EU-bronbeleid.

Saneren kwetsbare objecten binnen PR 10–6

De 2007 doelstelling om kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10–5 per jaar rondom LPG-tankstations en VR-plichtige bedrijven te saneren wordt op basis van de huidige inzichten gehaald. Het halen van de 2010-doelstelling om kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10–6 per jaar te saneren is nog onzeker.

Ik ben van mening dat de 2010-doelstelling inzake het saneren van kwetsbare objecten binnen de PR 10–6 haalbaar is voor LPG tankstations, emplacementen en andere inrichtingen zoals genoemd in de Wet Milieubeheer. Voor vervoer en buisleidingen is dit nog onzeker. Er wordt op de verschillende gebieden hard aan gewerkt:

• LPG tankstations. Voor de PR 10–6 sanering van LPG tankstations is in 2005 een convenant met de LPG-branche afgesloten. De resterende knelpunten moeten voor 2010 gesaneerd zijn. De uitvoering van het convenant ligt op schema.

• Vervoer gevaarlijke stoffen. Voor het oplossen van de PR 10–6 knelpunten bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is de overheid bezig met de ontwikkeling van een basisnet in overleg met alle betrokken partijen. Het oplossen van knelpunten is wel afhankelijk van de haalbaarheid en betaalbaarheid. In het Algemeen Overleg van 4 april jl. heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken rondom het basisnet.

• Buisleidingen. Op 9 februari 2007 heeft mijn voorganger u een brief gestuurd waarin het beleidsvoornemen rondom buisleidingen staat beschreven. Het oplossen van de knelpunten maakt hiervan onderdeel uit.

• Emplacementen. De ministers van V&W en van VROM hebben in 1998, in overleg met de Tweede Kamer het project PAGE gestart (Plan van Aanpak Goederen Emplacementen). Dit project is erop gericht om oplossingen te vinden voor externe veiligheidsknelpunten rond 14 spooremplacementen. Inmiddels voldoen 12 emplacementen aan de normen. Voor 2 emplacementen wordt nog voor 2010 een oplossing verwacht. Recent zijn de spooremplacementen onder de werking van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) gebracht, waardoor een wettelijk kader is geschapen voor het toetsen van de externe veiligheidsaspecten van spooremplacementen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

TK 2006–2007, 28 240, nr. 66.

XNoot
1

TK, 2006–2007, 27 625, nr. 80 (bijlage).

Naar boven