31 031 VII
Jaarverslag en slotwet ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2006

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2007

Hierbij doe ik u de tijdens het wetgevingsoverleg van 14 juni jongstleden over de verantwoording 2006 toegezegde antwoorden op de gestelde vragen, toekomen.

Vraag:

De kosten voor de AIVD zijn boven de raming uitgekomen, terwijl de streefwaarde voor het aantal fte’s niet is gehaald en het aantal onderzoeken met 18% daalde. De Kamer vraagt welke verklaring de minister hier voor heeft.

Antwoord:

De raming van de uitgaven is gedurende het jaar (bij Voorjaarsnota en Najaarsnota) bijgesteld tot een totaal van € 132,5 mln. De gerealiseerde uitgaven 2006 waren uiteindelijk € 133,5 mln. Deze overschrijding van € 1 miljoen komt voor rekening van de personele groei van de dienst.

De eindstand van de personele omvang ligt beneden de streefwaarde, maar het binnengekomen personeel is eerder in het jaar ingestroomd dan voorzien. Deze instroom werd veroorzaakt door de sterke wervingsinspanning die al in 2005 was ingezet om de in dat jaar laat op gang gekomen instroom te compenseren. De streefwaarde voor 2006 is uiteindelijk niet gehaald omdat de beginsituatie lager was dan oorspronkelijk was beoogd. De wervingsinspanningen voor 2006 zijn daarom geïntensiveerd, zodat het resultaat zo dicht mogelijk in de buurt van de streefwaarde is gekomen. De snellere instroom in het jaar en het lagere eindsaldo verklaren per saldo de overschrijding.

De indicator veiligheidsonderzoeken heeft betrekking op de onderzoeken naar personen die een vertrouwensfunctie bekleden bij overheid en instellingen. De onderzoeken worden uitgevoerd door de AIVD en, namens de AIVD, door derden, zoals politie en KMar. Hoewel het totaal aantal uitgevoerde onderzoeken in 2006 is gestegen, is het aantal door de AIVD uitgevoerde onderzoeken gedaald t.o.v. 2005 (van 12 433 naar 11 796 (-/- 5,1%)) door een sterk teruggelopen aantal aanvragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vraag:

Eind 2010 moet de totale politiesterkte ca 52 500 fte’s zijn. In 2006 is de sterkte (na jaren van daling) gestegen met 733 fte’s tot 51 233. Hoe zien, mede op basis van het aantal aspiranten in opleiding en inzichten in te verwachten uitstroom, de prognoses voor de komende jaren eruit? Hoe ziet de raming van het fte’s voor asieltaken er in de komende jaren uit?

Antwoord:

Jaarlijks informeer ik u over de ontwikkeling van de sterkte van de Nederlandse Politie. Deze brief ontvangt u binnenkort van mij.

De raming van de fte’s voor asieltaken voor de komende jaren ziet er als volgt uit. De 598 budgetverdeeleenheden (bve’s) aan asielbudget komen overeen met 562 fte. De sterkte voor asiel telt mee in de politiesterkte en is dus ook meegenomen in de sterktedoelstelling voor 2010 . De asielprognose (in fte’s) voor periode 2007 tot en met 2010 is als volgt:

Asielprognose2007200820092010
Aantal fte’s500409403396

Vraag:

In 50 wijken, waar de veiligheid wordt gemeten is het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt met 20% gedaald (jaarverslag BZK blz 14), op dezelfde pagina wordt vermeld dat het percentage van de burgers dat zich wel eens onveilig voelt is gedaald van 30,8% naar 21,8% (9% daling). Welk percentage van de burgers in de 50 wijken voelde zich onveilig? Wat is de oorzaak voor de verschillen (daling 20% respectievelijk 9%)?

Antwoord:

Het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt in de 50 meetwijken is respectievelijk 36% in 2002 en 28,9% in 2006. De daling tussen beide jaren wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van het ijkjaar 2002. In dit geval is dat een daling van 20%.

De landelijke daling van onveiligheidsgevoelens van 30,8% naar 21,8% in respectievelijk 2002 en 2007 is gemeten in 2002 respectievelijk door de Politiemonitor Bevolking en de Veiligheidsmonitor in 2007. In het kader van de Voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma zijn deze onderzoeken gehanteerd voor het landelijke beeld. De daling bedraagt hier 29,2%.

De veranderingen worden ten opzichte van het ijkjaar (2002) gemeten, dus ten opzichte van 2002 wordt gepercenteerd. Wanneer de twee resultaten van elkaar af worden getrokken is het verschil weliswaar 9, maar geen 9%. Het percentage is veel hoger, namelijk een daling van 29,2%.

Hoewel de metingen op lokaal en landelijk niveau methodologisch verschillen, laten ze beide een dalende trend zien.

Vraag:

80% van de processenverbaal van door jeugd gepleegde misdrijven zou binnen 30 dagen naar het eerste politieverhoor aan het OM moeten worden aangeboden (Kalsbeeknorm). Deze norm is niet gehaald maar vertoonde wel een oplopende tendens. Wordt deze norm in 2007 gehaald? Wat gaat de minister hier aan doen?

Antwoord:

Het percentage processen-verbaal jeugd dat na het eerste verhoor van de verdachte binnen 30 dagen is verzonden naar het OM, is sinds 2002 gestegen van 47,3% naar 74,9%. Met deze sterk stijgende lijn is de norm van 80% net niet gehaald. Voor het jaar 2007 geldt deze afspraak ook en de verwachting is dat de norm hierdoor wel wordt behaald.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven