31 031 IXA
Jaarverslag en slotwet Nationale Schuld 2006

nr. 7
LIJST VAN EEN VRAAG EN EEN ANTWOORD

Vastgesteld 7 juni 2007

De vaste commissie voor Financiën1, heeft over het jaarverslag 2006 van de Nationale Schuld (Kamerstuknummer 31 031 IXA, nr. 1) de navolgende vraag ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vraag, alsmede het daarop bij brief van 7 juni 2007 gegeven antwoord, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck

1

Waardoor wordt het verschil verklaard tussen het daadwerkelijk overschot op de begroting 2006 en het bedrag dat gebruikt is voor de aflossing van de staatsschuld in dat jaar?

Het kasoverschot in 2006 bedroeg 4,1 miljard. Hiervan betrof 0,2 miljard mutatie op overige banksaldi. Dat betekent dat 3,9 miljard is gebruikt voor verlaging van de staatsschuld. Het overschot is verdeeld over een aantal componenten (zie tabel).

Ten eerste is een deel van drie kapitaalmarktleningen vervroegd afgelost in december 2006 (€ 2 mld). Ten tweede zijn er onderhandse leningen vervroegd afgelost (€ 0,2 mld). Ten derde is er op de kapitaalmarkt 2,5 miljard minder nieuwe schuld uitgegeven dan er in dat jaar regulier afloste (€ 23,2 mld versus € 25,7 mld). Ten vierde was bij uitgifte sprake van een disagio van € 0,9 mld. De vlottende schuld (vijfde component) is met € 1,7 miljard gestegen.

Tabel: overschot en aflossing staatsschuld (€ mld)

Kasoverschot 2006 (excl. mutatie overige banksaldi)3,9
a –vervroegde aflossing kapitaalmarktleningen– 2,0
b –vervroegde aflossing onderhandse leningen– 0,2
c –verlaging nominale schuld als gevolg van verschil uitgifte en reguliere aflossing– 2,5
d –disagio bij uitgifte– 0,9
e +stijging vlottende schuld+ 1,7
  0

Conform Europese voorschriften (ESR 95) wordt de omvang van de schuld op nominale basis verantwoord. Bij uitgifte van leningen echter wijkt de prijs waartegen wordt uitgegeven af van die nominale waarde. In 2006 was het verschil groot omdat toen voor één lening alleen hoofdsom is uitgegeven (zonder tussentijdse rentevergoeding). De prijs van een hoofdsom ligt bij uitgifte veel lager dan de nominale waarde ervan. Het moment waarop marktpartijen de hoofdsom ontvangen, ligt ver in de toekomst en dus betaalt men hiervoor vandaag een veel kleiner bedrag. Bij uitgifte van de hoofdsom ontstaat hierdoor een zogenaamd disagio dat gedurende de looptijd van de lening geleidelijk wordt afgeschreven (als rentelasten). Het disagio bij uitgifte bedroeg in 2006 € 0,9 mld.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GL), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GL), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Vacature (CDA), Anker (CU), Mastwijk (CDA), Schippers (VVD), De Roon (PVV), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Spekman (PvdA).

Naar boven