31 031 III
Jaarverslag en slotwet ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van Toezicht betreffende Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2006

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft over het Jaarverslag 2006 van het de ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van Toezicht betreffende Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Kamerstuk 30 031 III, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2007.

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Waaruit blijkt dat de discussie over waarden en normen niet alleen in de beleving van mensen, maar ook daadwerkelijk in het dagelijks leven er voor heeft gezorgd dat mensen elkaar met meer respect benaderen? Hoe operationaliseert het kabinet «respect»?

De discussie over waarden en normen, die het vorige kabinet heeft geëntameerd, heeft in de samenleving veel weerklank gevonden. Op veel plaatsen (bijvoorbeeld op scholen, op sportverenigingen, in gemeenten en buurten) heeft het thema de nodige aandacht gekregen. Concreet heeft dit geresulteerd in gedragcodes, stadsregels en -etiquettes, vormen van buurtbemiddeling etcetera. Een belangrijk uitgangspunt is dat burgers zelf verantwoordelijk zijn voor het respectvol met elkaar omgaan. Waar dat mis gaat en waar normen worden overschreden, treedt de politie handhavend op. Daarnaast kan de overheid goede initiatieven ondersteunen; niet alleen via het verstrekken van subsidies maar ook door het geven van aandacht. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld via werkbezoeken en de website www.zestienmiljoenmensen.nl. Ook heeft het vorige kabinet goede initiatieven in het zonnetje gezet tijdens de Ridderzaalbijeenkomsten die in het kader van het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding zijn georganiseerd. Door (kleinschalige) goede burgerinitiatieven op deze manier aandacht te geven, kunnen anderen worden aangemoedigd om het goede voorbeeld te volgen.

Het huidige kabinet zal onder de noemer van «respect» doorgaan op de weg die met de «waarden- en normendiscussie» is ingeslagen. In het beleidsprogramma, dat binnenkort aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, zullen de concrete doelstellingen op dit gebied worden aangegeven.

2

Hoe zorgt het kabinet er voor dat innovatie – nu het Innovatieplatform in 2006 zijn taken heeft neergelegd – hoog op de beleidsagenda blijft staan?

Het kabinet Balkenende II heeft het Innovatieplatform opgericht, in beginsel voor één kabinetsperiode. In zijn rol van ijsbreker, versneller en veranderaar heeft het Innovatieplatform tijdens de vorige kabinetsperiode innovatie op de politieke agenda geplaatst en op diverse terreinen visies ontwikkeld, doorbraken bevorderd en concrete acties in gang gezet. Innovatie vraagt echter om een langdurige inspanning. Daarom is in de formatie besloten tot het vernieuwd voortzetten van een Innovatieplatform, wederom voor een periode van vier jaar. Het IP zal in de komende periode tot taak krijgen de voorwaarden te scheppen, de verbindingen te leggen en de visie te ontwikkelen die nodig zijn om een impuls te geven aan de innovatie en ondernemerschap in Nederland als motor van de productiviteitsgroei en de economische ontwikkeling, met bijzondere aandacht voor de terreinen zorg, energie en waterbeheer. Voorts draagt het IP bij aan een lange termijn strategie voor innovatie en ondernemerschap door samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, wetenschap en onderwijs. Innovatie in onderwijs, zorg, energie en andere publieke voorzieningen krijgen hierin eveneens een plaats. Het Innovatieplatform zal in de volgende periode dus voor een deel zijn taak van de vorige periode voortzetten, maar krijgt dus ook nieuwe taken: ondernemerschap bevorderen en meer innovatie in publieke voorzieningen realiseren. Het beheer en de begroting van het Innovatieplatform zijn voor de komende periode ondergebracht bij de minister van Economische Zaken.

3

Wanneer zal het kabinet haar plannen met betrekking tot de effectiviteit en efficiëntie van de overheidscommunicatie presenteren, die volgen uit het Interdepartementaal Beleids-onderzoek?

In het jaarverslag is gerefereerd aan het Interdepartementaal Beleidsonderzoek dat in 2006 is uitgevoerd naar de effectiviteit en de efficiëntie van overheidscommunicatie. Vanwege de vervroegde verkiezingen in november 2006 is het formuleren van een kabinetsstandpunt over het onderzoek overgelaten aan het nieuwe kabinet. Het rapport en de bijbehorende kabinetsreactie worden voor het zomerreces aan de Tweede Kamer gezonden.

4

Wat is de oorzaak van de hogere mediaomzet?

De rijksbrede mediabesteding is in 2006 ten opzichte van 2005 met 16% gestegen. Binnen de 3 rubrieken van media inkoop: bekendmaking (formele overheidsmededelingen), voorlichting en werving, is de stijging vooral veroorzaakt door het toegenomen aantal bekendmakingen en, in wat mindere mate, door de stijgende mediabestedingen van werving.

5

Wat is het resultaat van het feit dat de Rijksoverheid haar doelgroepen beter onderscheidt in de overheidscommunicatie? Is bekend of de door het Rijk onderscheiden doelgroepen daadwerkelijk beter worden bereikt?

Het ministerie van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor de infrastructuur van de overheidscommunicatie. Vanuit deze verantwoordelijkheid zijn er de afgelopen jaren door de Rijksvoorlichtingsdienst activiteiten ontplooid om de rijksbrede communicatie met verschillende doelgroepen te verbeteren. Zo brengt de Rijksvoorlichtingsdienst algemeen beschikbare publicaties uit in de RVD-Communicatiereeks, waarin suggesties en aanbevelingen zijn opgenomen gericht op de communicatie met ouderen, allochtonen, jongeren en MKB’ers. Ook wordt er via de algemeen beschikbare website www.communicatieplein.nl informatie aangeboden over het bereiken van verschillende doelgroepen.

De communicatie over beleid valt onder de individuele ministeriële verantwoordelijkheid. Hierbij hoort ook onderzoek naar de effectiviteit en het bereik van de ingezette middelen. De activiteiten die door de Rijksvoorlichtingsdienst zijn uitgevoerd, hebben in ieder geval gezorgd voor een grotere kennis bij de departementen over doelgroepen. Hier wordt geen rijksbreed effectonderzoek naar uitgevoerd. Zoals eerder gemeld, valt dat onder de individuele ministeriële verantwoordelijkheid.

6

Heeft het «beter kijken naar de begrijpelijkheid van overheidscommunicatie» geleid tot begrijpelijker taal en meer toegankelijke informatie? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo neen, waarom niet?

Zoals in het antwoord op vraag 5 is vermeld, is het ministerie van Algemene Zaken verantwoordelijk voor de infrastructuur van de overheidscommunicatie. Sinds twee jaar is ook begrijpelijker taal en toegankelijke informatie van de overheidscommunicatie meer onder de aandacht gebracht. Binnen de Rijksvoorlichtingsdienst heeft dit onder andere geresulteerd in een interdepartementale werkgroep «begrijpelijke overheid», die een Schrijfwijzer heeft ontwikkeld gericht op begrijpelijker taal en een grotere toegankelijkheid van overheidsinformatie. Daarnaast wordt er gewerkt aan één herkenbaar logo voor de rijksoverheid en is de Stijlgids ontwikkeld, die bijdraagt aan de vindbaarheid van overheidsinformatie. In dit kader wordt ook gewerkt aan de begrijpelijkheid van overheidsinformatie op het internet. Daarnaast wordt er gewerkt aan de integratie van de websites www.postbus51.nl en www.overheid.nl, zodat ook de publieksinformatie op één plek te vinden is. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 5 valt de communicatie over beleid onder de individuele ministeriële verantwoordelijkheid.

7

Wat onderneemt het kabinet om er voor te zorgen dat adequater onderzoek gedaan wordt naar de beleving van burgers, opdat de uitkomsten van de onderzoeken «meer betekenisvol zijn, meer van waarde zijn en de resultaten ook praktisch zijn toe te passen»?

Op 25 augustus 2005 heeft de ministerraad ingestemd met het Implementatieplan naar aanleiding van het rapport «Vijftig aanbevelingen voor communicatie met en door een andere overheid». Dit rapport is tot stand gekomen onder voorzitterschap van de heer Wolffensperger. Eén van de aanbevelingen was gericht op het doen van opinieonderzoek onder de bevolking. De ministerraad heeft ingestemd met deze aanbeveling. Vervolgens heeft een taskforce zich gebogen over de positionering van onderzoek door de rijksoverheid. Nu in 2007 en in meerdere mate in 2008 wordt het onderzoek naar de beleving van burgers op drie manieren uitgevoerd.

1. Algemeen belevingsonderzoek naar de publieksagenda om beter voeling te houden met de samenleving en om de maatschappelijke antenne te versterken. Dit onderzoek wordt belegd bij een onafhankelijke partij, het Sociaal en Cultureel Planbureau.

2. Onderzoek naar specifieke beleidsthema’s en maatregelen, ten behoeve van consultatie, dialoog en het betrekken van opvattingen van burgers bij beleidsvorming, uitvoering en communicatie door departementen.

3. Onderzoek om de kabinetsbrede communicatie te ondersteunen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de CoördinatieGroep Voorlichtingsgraad.

8

Kan de minister-president een nadere toelichting geven op de hogere opbrengst in verband met de rijksbreed aanbestede digitale nieuwsvoorziening? Is er een contract gesloten? Zo ja, met wie? Hoe groot is het financieel belang ? Waar slaan de (meer-)kosten neer?

De Dienst Publiek en Communicatie, onderdeel van de RVD, heeft na een Europese aanbesteding overeenkomsten gesloten met drie marktpartijen, te weten LexisNexis B.V., ANP Business en Het Financieel Dagblad. De overeenkomsten betreffen de dagelijkse digitale levering van de inhoud van de 11 meest toonaangevende Nederlandse dagbladen alsmede de rechten om artikelen uit deze dagbladen door middel van een elektronische knipselkrant te verspreiden onder alle ambtenaren van de Rijksoverheid. De overeenkomsten hebben als ingangsdatum 1 januari 2006. De looptijd van de overeenkomsten is 5 jaar, met uitzondering van de overeenkomst met het Financieel Dagblad (3 jaar). De jaarlijkse vergoeding voor de leveringen en het recht om digitaal te verspreiden bedroeg in 2006 € 1 993 889,–. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

De kosten zijn in 2006 neergeslagen op alle departementen en Hoge Colleges van Staat volgens een vaste verdeelsleutel. Voor de helft betreft dit «nieuwe» kosten van het te betalen gebruiksrecht. De andere helft zijn reeds bestaande kosten die tot 2006 in de begrotingen van de diverse departementen zaten. Eindafrekening naar de drie marktpartijen loopt via de begroting van AZ. Dit verklaart de hogere opbrengst.

9

Heeft de minister-president een verklaring voor de ruim uitgevallen overschrijding van de materiele kosten? Hoe kan een begroting met bijna 150 procent worden overschreden? Had dat niet ordentelijk in de toelichting verantwoord dienen te worden?

De toename van de post materiële kosten is vooral ontstaan doordat de Dienst Publiek en Communicatie, waarop deze vraag betrekking heeft, in het kader van de nieuwe shared-service campagnemanagement, de inkoop van externe diensten op projecten is gaan verzorgen. De kosten hiervan werden overigens direct doorberekend naar de betreffende departementen als opdrachtgevers van DPC. Als zodanig staat dit zo toegelicht in het jaarverslag.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven