nr. 4
MEMORIE VAN TOELICHTING
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden
op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk
bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel
strekt ertoe om voor het jaar 2006 wijzigingen aan te brengen in de departementale
begrotingsstaat van Staten-Generaal (IIA).
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel
B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst
B. BEGROTINGSTOELICHTING
Onderstaand worden omvangrijke slotwetmutaties per artikel toegelicht.
Artikel 1. Wetgeving en controle Eerste Kamer
Het verschil van € 0,349 mln wordt grotendeels veroorzaakt doordat
de aanvullende formatie van de Eerste Kamer niet tijdig op sterkte was. Voor
de aanvullende formatie was bij 1e suppletoire begroting 2006 aanvullend budget
ter beschikking gesteld. In december 2006 is overigens de formatiebezetting
volledig ingevuld.
Artikel 2. Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden
Tweede Kamer
• Op artikel onderdeel 2.1 schadeloosstellingen is sprake van onderuitputting
van € 0,538 mln. Dit is het saldo van een overschrijding ad € 0,122
mln op schadeloosstellingen en een onderuitputting ad € 0,660 mln
op reiskosten. Voor de totstandkoming van de budgetten voor reiskosten geldt
dat deze niet per individueel Kamerlid worden berekend, maar op basis van
gemiddelden. Daarnaast maken niet alle Kamerleden gebruik van deze regeling.
• Op artikel onderdeel 2.2 wachtgelden is sprake van onderuitputting
van € 1,046 mln. Met het oog op de toename van wachtgelden als gevolg
van de Tweede-Kamerverkiezingen in november 2006 is bij 2e suppletoire begroting
2006 een verhoging opgenomen van € 0,2 mln. Deze nieuwe wachtgeldtoekenningen
zijn echter niet meer in 2006 tot betaling gekomen.
Artikel 3. Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden
Tweede Kamer
Op artikel 3 doet zich een onderuitputting van in totaal € 1,967
mln. Het grootste deel wordt verklaard door de onderuitputting op:
• Artikelonderdeel 3.1 apparaatskosten ad € 1,010 mln.
Dit is het saldo van de volgende posten:
Pensioenen en wachtgelden | + € 0,016 mln |
Formatief personeel | – € 0,180
mln |
Niet formatief personeel | – € 0,340
mln |
Vorming en opleiding | – € 0,072
mln |
Materiële uitgaven | – € 0,434
mln. |
Totaal | – € 1,010 mln |
De onderuitputting ten aanzien van het onderdeel niet formatief
personeel is het resultaat van een aangescherpte toetsing. Aangaande de materiële
uitgaven was in een klein aantal gevallen sprake van vertraging bij projectwerkzaamheden
die er toe heeft geleid dat de voor 2006 geplande financiering deels doorloopt
naar 2007.
• Artikelonderdeel 3.2 onderzoeksbudget ad € 0,637 mln.
Bij de 1e suppletoire begroting 2006 is met ingang van 2006 het budget voor
onderzoek met € 0,5 mln verhoogd. Achteraf moet worden vastgesteld
dat het resterende deel van het jaar 2006 onvoldoende mogelijkheden bood de
budgetverhoging ook daadwerkelijk te operationaliseren.
De meevallende ontvangsten op artikel 3 worden als volgt verklaard:
Meerontvangsten restaurantbedrijf | € 0,511
mln |
Doorbelasting detacheringen | € 0,371 mln |
Inhoudingen ambtenaren | € 0,204 mln |
Dienstverleningsovereenkomsten met de Eerste Kamer | € 0,146 mln |
Ontvangsten zwangerschap/bevallingsuitkering | € 0,112
mln |
Overige | € 0,037
mln |
Totaal | € 1,381 mln |
Artikel 4. Wetgeving en controle Eerste en Tweede
Kamer
De onderuitputting op artikelonderdeel 4.3 Interparlementaire betrekkingen
(€ 0,277 mln) kent als voornaamste reden het achterblijven van de
uitgaven ten aanzien van de uitzending van leden (€ 0,244 mln).
De afweging of en in welke mate aan interparlementaire activiteiten wordt
deelgenomen, vindt binnen de fracties plaats.