31 031 F
Jaarverslag en slotwet Diergezondheidsfonds 2006

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2007

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft over het Jaarverslag 2006 van het Diergezondheidsfonds (Kamerstuk 31 031 F, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 juni 2007.

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Schreijer-Pierik

De griffier van de commissie,

Van Leiden

1

Kunt u aangeven in hoeverre de sector zelf financiële risico’s draagt voor de gevolgen van een vogelpestuitbraak en in hoeverre de overheid bijdraagt aan bewaking en bestrijding? Kunt u aangeven of en waarom u het rechtvaardig acht dat publieke middelen worden uitgegeven aan de bestrijding van dierziekten, als deze door de sector zelf worden veroorzaakt, mede door veelvuldige internationale transporten?

De sector draagt alle directe kosten van een uitbraak van vogelpest tot een maximum. Dit maximumbedrag is vanaf 2005 verhoogd tot 19,7 miljoen euro. Daarnaast dragen bedrijven de volledige last van de gevolgschade van een uitbraak (leegstand, doorlopen van de vaste kosten, markt- en inkomensverlies). De publieke uitgaven hebben betrekking op de kosten van de bestrijding bij particulieren en hobbydierhouders en op het bedrag dat het maximum voor het bedrijfsleven overstijgt.

Dierziekten worden niet uitsluitend door de sector veroorzaakt als gevolg van insleep van internationale transporten zoals u stelt. Het risico van een insleep op een dierziekte is ook aan de orde door het toegenomen verkeer van personen en goederen, de veranderende natuurlijke omstandigheden en de niet-landbouwdieren.

2

Kunt u aangeven hoeveel publieke middelen in 2006 werden uitgegeven om dierziekten in de private sector te voorkomen, te bewaken en te bestrijden? Kunt u een specificatie geven van de verdeling van de uitgaven over sectoren en dierziekten? Kunt u aangeven aan welke instanties, organisaties en ondernemingen de kosten die gemoeid zijn met bestrijding en bewaking van dierziekten uitbetaald zijn?

Het daadwerkelijk voorkomen van de insleep van een dierziekte vindt plaats bij de individuele bedrijven en de kosten daarvan worden gedragen door de bedrijven.

De specificatie van publieke middelen die in 2006 zijn uitgegeven voor de bewaking zijn weergegeven in het overzicht op pagina 15 en voor de bestrijding op pagina 18 van het jaarverslag. De overzichten zijn opgesteld op basis van de dierziekten waarvoor bewakings- respectievelijk bestrijdingsuitgaven zijn verricht en waaruit tevens de betrokken sectoren zijn te herleiden.

Een uitsplitsing aan welke instanties, organisaties en ondernemingen is betaald, wordt niet als zodanig geadministreerd en heeft ook geen functie in de normale routine van de verslaglegging.

Op basis van het bestaande inzicht hebben deze uitgaven vooral betrekking op vergoedingen aan veehouders, bemonsteringskosten, kosten van onderzoek, huur en beschikbaarstelling van faciliteiten door bedrijven.

3

Kunt u uitleggen op welke wijze dierenwelzijnsproblemen verminderen door het opkopen van dieren bij een uitbraak van dierziekten en in welke mate dieren baat hebben bij opkoop door de overheid ten tijde van een uitbraak?

Indien er een uitbraak is van een besmettelijke dierziekte, is een van de door de overheid toegepaste maatregelen het verbieden van transport van dieren die de ziekte over kunnen brengen en worden bepaalde bedrijven «op slot gezet». Hierdoor kunnen welzijnsproblemen ontstaan. Het bedrijfsleven is in eerste instantie verantwoordelijk om een bepaalde hoeveelheid buffercapaciteit op het bedrijf te hebben. Dit om te voorkomen dat dieren uit hun hok groeien of, omdat in de tussentijd ook dieren geboren worden, er gebrek aan hokcapaciteit kan ontstaan. Mocht deze buffercapaciteit door de duur van de uitbraak toch tot welzijnsproblemen leiden dan kan het nodig zijn dat er opkoop plaatsvindt van dieren.

In het verleden is dit gebeurd door welzijnsopkoop die zich richtte op het doden en vernietigen van dieren (biggenopkoop, welzijnsopkoop tijdens de varkenspestcrisis in ’97–’98) of een geboortestop (fokverbod). Om welzijnsproblemen te voorkomen richt de overheid zich in haar huidige bestrijdingsstrategie op twee pijlers:

1. Slachten van dieren uit te volle bedrijven: dit wordt mogelijk gemaakt door Brussel via een goedgekeurde uitzonderingsregel;

2. Welzijnstransport: het onder toezicht (laten) transporteren van dieren van te volle bedrijven naar lege of minder volle bedrijven. De voorwaarden waaronder dit kan gebeuren richten zich met name op het voorkomen van verspreiding van dierziektes.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GL), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Vacature (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven