31 031 B
Jaarverslag en slotwet Gemeentefonds 2006

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft over het Jaarverslag 2006 Gemeentefonds (Kamerstuk 30 031 B, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2007.

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

De adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1 en 2

Kan het kabinet een opsomming geven van het kennelijk grote aantal nieuw ingestelde specifieke uitkeringen?

Op grond waarvan zijn deze nieuwe specifieke uitkeringen in het leven geroepen?

Voor de opsomming van de in totaal 29 nieuwe specifieke uitkeringen wordt verwezen naar de bijlage bij het Overzicht specifieke uitkeringen 2006 c.q. de tweede voortgangsrapportage Brinkman (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 B, nr. 23). Inmiddels is ook het Overzicht specifieke uitkeringen 2007 afgerond. U ontvangt het één dezer dagen. Eén van de bevindingen is dat er, naast de beëindiging van specifieke uitkeringen, opnieuw specifieke uitkeringen zijn ingesteld, zodat nu sprake is van in totaal 51 nieuwe specifieke uitkeringen (sinds het van kracht worden van het kabinetstandpunt «Brinkman», voorjaar 2005). Een analyse van deze nieuwe specifieke uitkeringen heeft het volgende uitgewezen:

• in doorsnee hebben de specifieke uitkeringen een korte levensduur

• veelal is sprake is van een smal doel/smalle doelgroep: het Rijk stelt geld beschikbaar met het oog op de realisatie van een zeer specifiek doel of bedoeld voor een smalle doelgroep

• veelal is sprake van experiment/innovatie

• het bedrag per specifieke uitkering en per afzonderlijke ontvanger is in doorsnee beperkt van omvang.

Omdat specifieke uitkeringen ook worden beëindigd daalt het totale bestand aan specifieke uitkeringen wel, eerst van 160 naar 136, maar van 2006 op 2007 minimaal, van 136 naar 134. Het beleid van het kabinet is gericht op een halvering van het aantal specifieke uitkeringen. Bovenstaande analyse geeft echter aan dat de intentie om te «sturen op hoofdlijnen» nog in beperkte mate zijn weerslag vindt in het terugbrengen van het aantal specifieke uitkeringen. Hernieuwde aandacht voor vermindering van het aantal specifieke uitkeringen is onderdeel van de Bestuursakkoorden met VNG en IPO. Ook is in dat kader wetgeving ten aanzien van specifieke uitkeringen in voorbereiding, bijvoorbeeld in de vorm van een verzameluitkering per departement.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven