31 031 B
Jaarverslag en slotwet gemeentefonds 2006

nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET GEMEENTEFONDS (B)

Aangeboden 16 mei 2007

Inhoudsopgave blz.

A.Algemeen4
   
1.Voorwoord4
2.Verzoek tot dechargeverlening5
3.Leeswijzer9
   
B.Beleidsverslag10
   
4.Beleidsprioriteiten 200610
5.Beleidsartikelen13
6.Bedrijfsvoeringparagraaf19
   
C.Jaarrekening20
   
7.Verantwoordingsstaat20
8.Saldibalans21
   
D.Bijlagen24
   
9.Bijlage 1: Verdiepingsbijlage24
10.Bijlage 2: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer25
11.Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis26

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Het jaarverslag van het gemeentefonds over het jaar 2006 heeft als doel de koppeling tussen beleid en budget inzichtelijk te maken. Het jaarverslag in het algemeen en de derde woensdag van mei in het bijzonder geven een verdere invulling aan het belang van een transparante terugkoppeling van beleid naar de Staten-Generaal. Dit jaarverslag beoogt daarbij zo goed mogelijk invulling te geven aan het VBTB-gedachtegoed.

Wel moet worden benadrukt dat de begroting en het jaarverslag van het gemeentefonds afwijken van de begroting en het jaarverslag van de departementen, doordat de ministers van BZK en van Financiën en de staatssecretaris van Financiën als beheerders van het gemeentefonds een systeemverantwoordelijkheid hebben. Met de uitkering uit het gemeentefonds wordt niet beoogd om specifieke beleidsdoelen te realiseren, maar om de gemeenten in staat te stellen hun taken goed te kunnen verrichten. De verantwoordelijkheid voor de resultaten van het gevoerde beleid met de middelen uit het fonds ligt bij de gemeenten. Prestatie-indicatoren hieromtrent kunnen derhalve in dit jaarverslag niet worden opgenomen. Wel wordt verantwoording afgelegd over de vraag of het fonds adequaat was van omvang en of de verdeling over de gemeenten goed was. Dat is immers de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.

Het jaarverslag bestaat naast het op dit voorwoord volgende verzoek tot dechargeverlening en een leeswijzer uit een beleidsmatige paragraaf getiteld beleidsverslag en de zogenaamde jaarrekening. Het beleidsverslag komt terug op de in de ontwerpbegroting 2006 aangegeven beleidsprioriteiten. Als tegenpool van de in de ontwerpbegroting gebruikte w-vragen staan bij het jaarverslag de drie h-vragen centraal:

• Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

• Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

• Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Financiën,

J. W. Bos

2. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Financiën en de minister van Financiën aan de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de staatssecretaris van Financiën en de minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het gemeentefonds.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel beheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;van het gemeentefonds. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006. Dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het gemeentefonds over het jaar 2006. De slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd; het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Financiën,

J. W. Bos

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de minister van Financiën.

3. LEESWIJZER

Het jaarverslag van het gemeentefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen, evenals het jaarverslag van het provinciefonds, een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het gemeentefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het gemeentefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel.

Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2006 betrekking hebbende, begrotingen van het gemeentefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2006, de 1e en 2e suppletore begrotingen 2006) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij vooral de ontwerpbegroting 2006 van het gemeentefonds van belang zijn.

Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2006. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden er beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken.

Bovendien wordt in de paragraaf beleidsartikelen stilgestaan bij de prestatiegegevens die betrekking hebben op de beleidsdoelstellingen van het gemeentefonds. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie.

De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2006 wat betreft het gemeentefonds. In dit onderdeel wordt de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd. Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (verdiepingsbijlage, aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en een lijst van de belangrijkste termen en hun betekenis).

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN 2006

Dit jaarverslag geeft aan in hoeverre het afgelopen jaar invulling is gegeven aan de in de begroting 2006 geformuleerde beleidsprioriteiten. Sommige van de benoemde beleidsprioriteiten vergen een meerjarige aanpak en verschijnen in de toekomst wederom op de agenda. Hier worden de vorderingen gedurende het afgelopen jaar op het gebied van deze prioriteiten beschreven. Dit hoofdstuk geeft voornamelijk een terugblik op het begrotingsjaar 2006. De voortgang van de beleidsprioriteiten, gezien naar de toekomst, komt jaarlijks in de ontwerpbegrotingen naar voren.

Onderdeel A. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2006. Vervolgens worden in onderdeel B. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. Als laatste volgt onderdeel C. met de beleidsmatige conclusies ten aanzien van de besproken beleidsprioriteiten.

A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2006

Afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen en verkenning decentraal belastinggebied

De afschaffing OZB gebruikersheffing op woningen is per 1 januari 2006 geëffectueerd. Op 26 augustus 2005 (Brief Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vergaderjaar 2004–2005, 26 213, nr. 17) heeft het Kabinet een standpunt ingenomen over het advies van de stuurgroep verkenning decentraal belastinggebied (commissie Eenhoorn). Bij de behandeling van het voorstel van wet afschaffing OZB gebruikersheffing op woningen in de Eerste Kamer is de motie Engels aangenomen (Eerste Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 2005–2006, 30 096, F). De motie spreekt uit dat nog tijdens deze kabinetsperiode maatregelen tot herstel van het belastinggebied dienen te worden voorbereid. De motie is uitgevoerd door het in beeld brengen van scenario’s voor het gemeentelijk belastinggebied in relatie tot de bestuurlijke verhoudingen ten behoeve van het volgende kabinet. De Eerste en Tweede Kamer zijn in kennis gesteld van de scenario’s (Brief minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 13 november 2006).

Financieel Overzicht Gemeenten

In het voorjaar van 2006 is geen actualisering gemaakt van de kerngegevens Financieel overzicht gemeenten. De aanleiding daarvoor was het vroege tijdstip van het Bestuurlijk overleg financiële verhouding. In het najaar zijn wél de gebruikelijke kerngegevens Financieel overzicht gemeenten opgesteld. Deze stonden dit jaar vooral in het teken van het akkoord dat in april met de VNG is bereikt. De gegevens vormen de kwantitatieve onderbouwing van het bestuurlijke oordeel over de toereikendheid van het gemeentefonds. De betekenis van deze gegevens is herbevestigd bij de evaluatie van de normeringafspraken (rapport 3e werkgroep evaluatie normeringsystematiek, 16 oktober 2006). De opstelling van de kerngegevens zal dan ook worden gecontinueerd.

Implementatie kabinetsstandpunt Brinkman

Over de implementatie van het voornoemd kabinetsstandpunt is gerapporteerd in de tweede voortgangsrapportage Brinkman (kamerstukken II, vergaderjaar 2005–2006, 30 300 B, nr. 23. Belangrijkste succes voor 2006 is de invoering van single information en single audit voor negenentwintig specifieke uitkeringen. Van de bestaande specifieke uitkeringen is een groot aantal conform het kabinetsstandpunt beëindigd. Daar staat overigens wel een tamelijk groot aantal nieuwe specifieke uitkeringen tegenover.

De implementatie van het kabinetsstandpunt Brinkman (zie Kamerstukken II, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 B, nr. 16) wordt in 2007 gecontinueerd. Er wordt daarbij uitgegaan van een zo groot mogelijke beleids- en bestedingsvrijheid voor gemeenten. De wijze van bekostiging dient te passen bij de bestuurlijke verhouding. Voor het gemeentefonds betekent dit enerzijds de vermindering van het aantal specifieke uitkeringen door onder meer overheveling naar het gemeentefonds. Anderzijds wordt in het gemeentefonds meer ruimte geboden voor beleid waarbij integratie in het gemeentefonds niet noodzakelijk is en het beleid van toepassing kan zijn op een selectie van gemeenten.

Herijking cluster Openbare orde en veiligheid

In augustus 2005 is een breed onderzoek gestart naar de kostendrijvers en uitgavenpatronen op het terrein van openbare orde en veiligheid (OOV). In dit onderzoek zijn zowel het gemeentefonds als de doeluitkering rampen en zware ongevallen betrokken. Ook worden in het onderzoek de (financiële) gevolgen meegenomen van het wetsvoorstel Veiligheidregio’s. De verwachting is dat de onderzoeksresultaten in het voorjaar 2007 aan de Kamer zullen worden voorgelegd.

Overigens is in het bestuurlijk akkoord tussen fondsbeheerders en VNG op 4 april 2006 opgenomen dat voor de jaren 2007 tot en met 2009 220 miljoen aan het gemeentefonds wordt toegevoegd. Aanleiding om deze toevoeging nog voor de uitkomsten van het bovengenoemde onderzoek vast te stellen, vloeit mede voort uit het feit dat ten behoeve van de nacalculatie BTW-compensatiefonds een aanzienlijk bedrag wordt uitgenomen. Een definitief besluit over de (hoogte van de) toevoeging wordt overgelaten aan het volgende kabinet. Dat besluit zal eveneens worden gebaseerd op de resultaten van het bovengenoemde onderzoek.

De wijzigingen die voortvloeien uit het onderzoek ten aanzien van de verdeling, is het voornemen om deze te verwerken in de meicirculaire van 2007. Dit betekent dat wijzigingen in werking zullen treden met ingang van 1 januari 2008.

B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2006

Er hebben zich in het begrotingsjaar 2006 geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten. Wel hebben, zoals gebruikelijk, in het kader van de normeringsystematiek diverse (omvangrijke) mutaties plaatsgevonden. Het gaat daarbij om de nacalculaties 2005 en 2006 en het accres 2006.

Nacalculatie behoedzaamheidreserve 2005

In 2006 is op grond van de uitkomst van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2005 de behoedzaamheidreserve 2005 ter grootte van € 208 739 000 voor een beperkt deel tot uitbetaling gekomen, namelijk € 85 856 000.

Accres 2006

In de voorschotbedragen 2006 is rekening gehouden met een accres voor 2006 van € 533 060 000 (positief). Hierop is de behoedzaamheidreserve ter grootte van € 208 739 000 in mindering gebracht. Op grond van de uitkomst van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2006 zal van de ingehouden behoedzaamheidreserve 2006 in 2007€ 26 694 000 tot uitbetaling komen. Hier wordt nog€ 75 000 000 aan toegevoegd. De reden hiervoor is dat de uitname BTW-compensatiefonds van € 75 000 000 in 2006 uit het gemeentefonds wordt doorgeschoven naar 2007. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten over het jaar 2006 achteraf met een tekort worden geconfronteerd als gevolg van de uitname in 2006. Daartoe wordt voor 2006 het verplichtingenbedrag van het gemeentefonds verhoogd met€ 75 000 000.

C. Beleidsmatige conclusie ten aanzien van de beleidsprioriteiten

In de eerste plaats kan worden geconcludeerd dat de beleidsprioriteiten 2006 zijn gerealiseerd, cq de aanzet voor de verdere jaren op schema ligt.

In de tweede plaats is van belang te constateren dat de periodieke evaluatie van de normeringsystematiek heeft geleerd dat het systeem van normering nog steeds goed werkt. De werkgroep geeft een aantal aanbevelingen op onderdelen die basis zullen zijn voor verbeteringsvoorstellen in de komende periode.

Deze ervaringen gekoppeld aan het positieve resultaat van het bestuurlijk overleg Financiële verhouding, rechtvaardigt de conclusie dat de ontwikkeling van de omvang van het gemeentefonds in het jaar 2006 voor de gemeenten afdoende is geweest om ten volle aan hun maatschappelijke taken te werken.

5. BELEIDSARTIKELEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

De gemeentefondsbegroting maakt onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar heeft daarbinnen, evenals de provinciefondsbegroting, een eigen bijzonder karakter. Zo kent de gemeentefondsbegroting in tegenstelling tot een departementale begroting slechts één beleidsartikel: het gemeentefonds. Dit beleidsartikel kent als algemene doelstelling: te bewerkstelligen dat de gemeenten via het gemeentefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee onderdelen:

1. De omvang van de middelen moet adequaat zijn;

2. De verdeling van de middelen moet adequaat zijn.

Verantwoordelijkheid minister

De fondsbeheerders, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Financiën, zijn systeemverantwoordelijk voor het gemeentefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die gemeenten met hun bijdrage uit dit fonds realiseren: gemeenten zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het gemeentefonds.

Succesfactoren van beleid

Ondanks dat de fondsbeheerders slechts systeemverantwoordelijk zijn, neemt dat niet weg dat van tijd tot tijd vragen opkomen of de gemeenten als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten opstellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de gemeenten bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de gemeenten. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten blijft bij de gemeenten.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1000)
GemeentefondsRealisatie  Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen:13 045 85313 476 40812 019 85811 898 80013 458 43113 241 163217 268
        
Uitgaven:13 032 05713 831 14311 817 52611 996 21813 435 99513 032 425403 570
        
Apparaatsuitgaven       
1. Kosten Financiële-verhoudingswet1 5171 5971 0771 1102 1782 09187
2. Kosten Waarderingskamer1 1211 1121 1081 1581 1651 1587
3. Budget A+O-fonds4 5724 8285 0955 0765 0735 076– 3
        
Programmauitgaven       
1. Algemene uitkering c.a. en de aanvullende uitkeringen12 927 83613 733 03711 725 85811 912 95613 334 46812 964 001370 467
2. Integratie-uitkeringen97 01190 56984 38875 91893 11160 09933 012
        
Ontvangsten:13 032 05713 831 14311 817 52611 996 21813 435 99513 032 425403 570
        
Apparaatsontvangsten       
1. Terugontvangsten Waarderingskamer00235791490149
        
Programmaontvangsten       
1. Ontvangsten ex art. 4 Fvw13 032 05713 831 14311 817 29111 996 13913 435 84613 032 425403 421

Toelichting

Onderdeel verplichtingen

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 217 268 000 opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste (€ 149 120 000) en tweede suppletore (€ 158 576 000) en in de slotwet ( – € 90 428 000) zijn aangebracht. Noemenswaardige mutatie bij tweede suppletore is het Verminderen van de wachtlijsten in de WSW (Amendement Irrgang) € 25 000 000 (positief). Een toelichting op deze mutaties bij de eerste en de tweede suppletore is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2005/2006, 30 560 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 B, nr. 2 en 3).

Bij slotwet worden de verplichtingen met € 90 428 000 neerwaarts bijgesteld. Belangrijkste oorzaak daarvan is de berekening van het zogenaamde accres. De ontwikkeling van de netto Rijksuitgaven is feitelijk lager gebleken dan geraamd. Dat betekent dat het verplichtingenbedrag met € 182 045 000 neerwaarts wordt bijgesteld. Anderzijds is er nog een aantal onderwerpen dat tot een bijstelling leidt. Te weten: Aanvullende middelen i.v.m. de Tweede Kamerverkiezingen € 2 907 000 (positief), Extra middelen i.v.m. cliëntenbestand Wmo € 3 500 000 (positief) , Integratie uitkering de Pater € 38 000 (budgettair neutraal), Wachtgelden gemeentelijke herindeling € 23 000 (negatief), kosten financiële verhoudingswet € 1 152000 (negatief), een technische bijstelling op de gerealiseerde verplichtingen over 2006 en voorgaande jaren van € 11 385 000 (positief) en een toevoeging als gevolg van het doorschuiven van de uitname BTW-compensatiefonds naar 2007 € 75 000 000 (positief). In de Slotwet is een nadere toelichting op deze mutaties te vinden.

Onderdeel uitgaven

– Kosten Financiële-verhoudingswet

Het gerealiseerde bedrag komt € 87 000 hoger uit dan in de ontwerpbegroting 2006 werd geraamd. Dit vloeit voort uit een positieve bijstelling van de verplichtingen en uitgaven bij 1e suppletore begroting. Het gerealiseerde bedrag voor kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 2 178 000.

– Kosten Waarderingskamer

Het gerealiseerde bedrag komt € 7 000 hoger uit dan in de ontwerpbegroting werd geraamd. Dit vloeit voort uit een positieve bijstelling van de verplichtingen en uitgaven bij de 2de suppletore begroting. Het gerealiseerde bedrag voor Kosten Waarderingskamer komt daarmee uit op € 1 165 000. Een toelichting op deze mutatie is te vinden in de memorie van toelichting van de 2de suppletore begroting (Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 B, nr. 2).

– Bijdrage Stichting A+O-fonds gemeenten

Het gerealiseerde bedrag komt € 3 000 lager uit dan in de ontwerpbegroting werd geraamd. Dit vloeit voort uit een negatieve bijstelling van de verplichtingen en uitgaven met € 3 000 bij de 1ste suppletore begroting ten gevolge van de ontwerpbegroting 2006 van de stichting A+O-fonds gemeenten. Het aandeel hierin van de gemeenten was € 3 000 lager dan oorspronkelijk begroot. Het bedrag voor de Bijdrage Stichting A+O-fonds gemeenten komt daarmee uit op € 5 073 000. Een toelichting op deze mutatie is te vinden in de memorie van toelichting van de 1ste suppletore begroting (Kamerstukken II 2005/2006, 30 560 B, nr. 2)

– Algemene uitkering

De uitgaven van de algemene uitkering van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting verhoogd met € 370 467 000 en komen daarmee in totaal op € 13 334 468 000.

Bij de eerste en tweede suppletore begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 262 415 000 (positief) en € 100 675 000 (positief). Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2005/2006, 30 560 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 B, nr. 2).

– Integratie-uitkeringen

De uitgaven van de integratie-uitkeringen van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting verhoogd met € 33 012000 en komen daarmee in totaal op € 93 111 000.

Bij slotwet worden de uitgaven van de integratie-uitkeringen met € 38 000 verhoogd (Integratie-uitkering de Pater). Bij de eerste en tweede suppletore begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 1000 (positief) en € 32 973 000 (positief). Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2005/2006, 30 560 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 B, nr. 2).

Onderdeel ontvangsten

– Terugontvangsten Waarderingskamer

Er heeft in 2006 een terugboeking naar het gemeentefonds plaatsgevonden vanuit de Waarderingskamer. Deze terugboeking van € 149 000 betreft het gemeentelijk aandeel in de onderuitputting van het budget van 2005 van de Waarderingskamer.

– Ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet

Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het gemeentefonds voor 2006 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, met € 403 421 000 verhoogd tot € 13 435 846 000.

3. De operationele doelstellingen

De bijdrage van de fondsbeheerders om te komen tot het bewerkstelligen dat de gemeenten via het gemeentefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren wordt geoperationaliseerd door twee doelstellingen:

• De gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken;

• Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Operationele doelstelling 1: De gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

Prestatie-indicator

De omvang van het gemeentefonds wordt bepaald op basis van de normeringsystematiek. Dit is een bestuurlijke afspraak tussen Rijk en VNG, die inhoudt dat het gemeentefonds evenredig meegroeit (of – krimpt) met de netto gecorrigeerde Rijksuitgaven. Het uitgangspunt is «samen de trap op en samen de trap af». Onderdeel van de afspraak is tevens, dat de uitkomst van de normering in het voor- en het najaar bestuurlijk wordt gewogen. Die weging vindt plaats in het bestuurlijk overleg Financiële Verhouding (Bofv). Wanneer één van de partijen (Rijk of VNG/IPO) de uitkomsten van de normeringsystematiek op enig moment onredelijk vindt, kan dit in het bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld.

Doelbereiking:

1. De werking van de normeringsystematiek

Voor de beoordeling van de werking van de normeringsystematiek kan gekeken worden naar twee indicatoren: de uitkomsten van het halfjaarlijks bestuurlijk overleg en de evaluatie van de normeringsystematiek. Die evaluatie vindt eens in de vier jaar plaats; de meest recente is in het najaar van 2006 afgerond en in het najaars Bofv tussen rijk en VNG besproken en geaccordeerd.

Het bestuurlijk overleg Financiële verhouding heeft in 2006, zoals gebruikelijk, twee maal plaats gevonden. Het bestuurlijk overleg heeft als functie om een oordeel te geven over de financiën van gemeenten en provincies naar aanleiding van de rekenkundige uitkomst van de normering.

In het voorjaarsoverleg (4 april 2006) is een financieel akkoord gesloten met de VNG en het IPO waarin op meerdere onderwerpen, zoals het BTW-compensatiefonds en de middelen voor OOV, overeenstemming is bereikt. Ook zijn afspraken gemaakt over de onderwerpen van de lijst van de VNG waarvan de VNG vond dat de gemeenten onvoldoende financieel waren gecompenseerd. .

De conclusie is dat de huidige normeringsystematiek dan ook nog steeds door alle partijen wordt onderschreven.

2. Financieel overzicht gemeenten (F.O.G.)

Een volgende belangrijke indicatie voor de toereikendheid van de omvang van het fonds valt na te gaan met behulp van het Financieel overzicht gemeenten, dat laat zien hoe de financiële ruimte van gemeenten zich ontwikkelt.

Het F.O.G. is een uitvloeisel van het Plan van aanpak transparantie (Plavat). Het doel van Plavat is het komen tot meer transparantie in de financiële verhouding. Het overzicht geeft (meerjarig) zowel een terugblik als een vooruitblik op de financiële situatie van de gemeenten. Doel van het F.O.G. is een beter gefundeerd oordeel mogelijk te maken over de rekenkundige uitkomsten van de normeringsystematiek voor het gemeentefonds. Het overzicht ondersteunt het Rijk en de VNG bij het halfjaarlijkse overleg over de rekenkundige uitkomsten van de normering. Daarbij is het uitgangspunt dat de groei van de algemene middelen toereikend moet zijn om de voorzieningen op een voldoende niveau te handhaven, rekening houdend met prijs-, volume- en taakmutaties.

De kerngegevens Financieel overzicht gemeenten laten voor de periode 2007–2010 een financiële ruimte zien van € 593 miljoen.

In het Bestuurlijk overleg is afgesproken het F.O.G. niet meer apart uit te brengen, maar de relevante gegevens op te nemen in de fondsbegroting.

Operationele doelstelling 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten te kunnen leveren.

Prestatie-indicator

Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, d.w.z. of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven van de gemeenten zoals blijkt uit de begrotingen. Het POR verschijnt jaarlijks als bijlage bij de begroting.

Doelbereiking:

Periodiek Onderhoudsrapport (POR)

Het gemeentefonds is verdeeld in clusters. Deze betreffen brede beleidsterreinen, zoals wegen en water, openbare orde en veiligheid (OOV) etc. Op het geaggregeerde niveau van deze clusters wordt gevolgd of de verdeling van het gemeentefonds inderdaad nog overeenkomt met de kostenontwikkeling in de gemeenten, zoals die zichtbaar wordt uit de gemeentelijke begrotingen. Dit wordt jaarlijks onderzocht in het kader van het Periodiek Onderhoudsrapport. Het meest recente POR 2007, bevat een terugblik op de verdeling in 2006. Tevens is de geactualiseerde onderhoudsagenda opgenomen. In 2006 zijn verschillende activiteiten in gang gezet dan wel zijn per 1 januari 2006 maatregelen geëffectueerd. Een belangrijke maatregel die per 1 januari 2006 is geëffectueerd is de introductie van drie nieuwe uitgavenclusters (Educatie, Werk en Inkomen en Maatschappelijke Zorg) ter vervanging van twee voormalige uitgavenclusters (Bijstand en Zorg). Hiervoor heb ik in bij mijn verslag over de beleidsagenda al genoemd de onderzoeken en activiteiten die in 2006 zijn ondernomen met betrekking tot de omvang en de verdeling van het cluster Openbare Orde en Veiligheid. Daarnaast was er de evaluatie van het BTW-compensatiefonds en de effecten daarvan op het gemeentefonds (en het provinciefonds) en was er een onderzoek naar de extra kosten die slappe bodem met zich brengt. Uit het laatste onderzoek is een beperkte aanpassing van het verdeelstelsel voortgevloeid. Over deze maatregelen/activiteiten is het parlement uitgebreid geïnformeerd.

6. BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF

Inleiding

Met ingang van het verslagjaar 2006 kent het gemeentefonds een bedrijfsvoeringparagraaf met twee verplichte elementen, te weten rechtmatigheid en de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie. Voor rechtmatigheid geldt dat wordt vermeld of en bij welk beleidsartikel de tolerantiegrens voor verplichtingen en ontvangsten is overschreden en wat daarvan de oorzaak was. Ten aanzien van de niet-financiële beleidsinformatie is aangegeven op welke manier aandacht is besteed aan de totstandkoming daarvan.

Rechtmatigheid

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden.

Totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen relevante tekortkomingen geconstateerd in de totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie op artikelniveau.

C. JAARREKENING

7. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET GEMEENTEFONDS 2006

Verantwoordingsstaat 2006 van het gemeentefonds(X € 1000)
  (1)(2)(3)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en Oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
01gemeentefonds13 241 16313 032 42513 032 42513 458 43113 435 99513 435 995217 268403 570403 570

Ons bekend,

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Financiën,

J. W. Bos

8. SALDIBALANS GEMEENTEFONDS PER 31 DECEMBER 2006

Saldibalans per 31 december 2006 van het gemeentefonds (x € 1000)
DEBET     CREDIT
OMSCHRIJVING31-12-200631-12-2005 OMSCHRIJVING31-12-200631-12-2005
1) Uitgaven t.l.v. de begroting 2005 11 996 218 2) Ontvangsten t.g.v. de begroting 2005 11 996 218
       
Uitgaven t.l.v. de begroting 200613 435 995  Ontvangsten t.g.v. de begroting 200613 435 995 
       
10) Voorschotten28 588 07540 826 368 10a) Tegenrekening voorschotten28 588 07540 826 368
       
12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen108 292131 274 12) Openstaande verplichtingen108 292131 274
Totaal42 132 36252 953 860 Totaal42 132 36052 953 860

Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2006 van het gemeentefonds

Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting

Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2006 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd (2006).

Ad 10. Voorschotten

Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan gemeenten, alsmede het voorschot op de bijdrage in de kosten van de Waarderingskamer.

De gemeenten ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat bijna volledig uit voorschotten aan gemeenten op de algemene uitkering. Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Onder deze post zijn de ultimo 2006 openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, inclusief de netto-uitkeringen over voorgaande jaren en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de Kosten Financiële verhoudingswet opgenomen. Zie ook bijlage 2 bij de saldibalans.

Bijlage 1 bij saldibalans 31 december 2006

Specificatie voorschotten (x € 1 000)*
 31-12-2006 31-12-2005 
     
Art. 1.1.2 Kosten Waarderingskamer    
2005 Voorschot kosten Waarderingskamer0 1 158 
2006 Voorschot kosten Waarderingskamer1 165 0 
  1 165 1 158
     
Art. 1.2.1 Algemene uitkering gemeentefonds**
199710 041 10 041 
199810 613 649 105 
199911 582 698 375 
200012 355 793 115 
2001819 235 819 235 
2002871 259 871 259 
20031 029 007 13 374 387 
2004806 711 11 942 281 
*** 200511 800 479 11 667 412 
**** 200613 215 628 0 
  28 586 910 40 825 210
     
TOTAAL 28 588 075 40 826 368

* Geen specificaties zijn opgenomen bij art. 1.1.1 (geheel), art. 1.1.3 (geheel) en art. 1.2.2 (geheel). Aangezien voor deze uitkeringen ultimo 2006 reeds beschikkingen zijn opgemaakt, zijn de voorschotten gelijk aan 0.

** Dit onderdeel van de tabel vergelijkt het aantal gemeenten per 31 december 2006 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij behorende omvang van de voorlopige beschikking) met het aantal gemeenten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december 2005 nog niet was opgemaakt.

*** De verhoging onstaat omdat voorschotten niet worden geregistreed in het jaar van verstrekken maar in het jaar waar ze betrekking op hebben.

**** De voorschotten ontstaan in 2006 hebben deels betrekking op het jaar 2006 en deels op de jaren 1997 tot en met 2005. De mutaties over voorgaande jaren hebben onder andere betrekking op afgewikkelde bezwaar- of beroepsprocedures en het beschikbaar komen van definitieve basisgegevens over de jaren 2004 en 2005.

Mutatieoverzicht voorschotten gemeentefonds (x € 1 000)
voorschotten per 01-01-200640 825 210
ontstaan in 200613 348 695
afgerekend in 200625 586 995
voorschotten per 31-12-200628 586 910

Bijlage 2 bij saldibalans 31 december 2006

Verloop van de openstaande betalingsverplichtingen (x € 1 000)
Art.OmschrijvingOpenstaande verplichtingen 1-1-2006Verplichtingen bijstelling voorgaande jarenAangegane verplichtingen in 2006 (excl. positieve bijstellingen)Tot betaling gekomen in 2006 Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjarenOpenstaande verplichtingen 31-12-2006
1.1.Kosten Financiële verhoudingswet376118 2198 4150191
1.2.Algemene uitkering met inbegrip van de netto-uitkering over vorige jaren en de integratie uitkeringen130 898– 45 42913 375 21213 427 5800108 101
Totaal 131 274– 45 41813 383 43113 435 9950108 292

D. BIJLAGEN

9. BIJLAGE 1: DE VERDIEPINGSBIJLAGE

Budgettaire geschiedenis over het jaar 2006(x € 1 000)
GemeentefondsVerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
Ontwerp-begroting13 241 16313 032 42513 032 425
(Kamerstukken II 2005/2006, 30 300 B, nrs. 1 en 2)   
    
1. Vastgestelde begroting13 241 16313 032 42513 032 425
(Stb. 2006, 119)   
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)149 120263 868263 868
Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2005–2006, 30 560 B nrs. 1 en 2)   
    
2. Vastgetselde mutatie 1e suppletore begroting149 120263 868263 868
(Stb. 2006, 497)   
    
Mutatie 2e suppletore begroting (Najaarsnota)133 576133 576133 576
Ontwerp-suppl. begroting (Kamerstukken II 2006/2007, 30 885 B, nrs. 1 en 2)   
Amendement van het lid Irrgang (Kamerstukken II 2006/7, 30 885 B, nr. 3)25 00025 00025 000
    
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting158 576158 576158 576
(Stb. 2007, 65)   
    
Voorgestelde mutatie bij slotwet   
Ontwerp-slotwet– 90 428– 18 874– 18 874
    
4. Vast te stellen mutatie bij slotwet– 90 428– 18 874– 18 874
    
Totaal geraamd tevens realisatie 2006 (1+2+3+4)13 458 43113 435 99513 435 995

Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2006 (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 B, nr. 2) en in de memories van toelichting van de suppletore begrotingen 2006 (Kamerstukken II 2005–2006, 30 560 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2006–2007, 30 885 B, nr. 2) van het gemeentefonds. Een uitgebreide toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.

10. BIJLAGE 2: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het Jaarverslag 2005 van het gemeentefonds voldoet aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) stelt. Daarnaast heeft zij de bedrijfsvoering en de beleidsinformatie van het ministerie onderzocht. Hieronder staan de belangrijkste conclusies en resultaten van het onderzoek beschreven.

Financiële informatie

De uitgaven van het gemeentefonds in 2005 bedragen: € 11 996,2 miljoen. De verplichtingen bedragen € 11 898,8 miljoen, en de ontvangsten € 11 996,2 miljoen.

Uit het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het gemeentefonds blijkt dat deze voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.

Bedrijfsvoering

Over de bedrijfsvoering geeft de Algemene Rekenkamer voor het gemeentefonds geen afzonderlijk oordeel, aangezien het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarover in het departementale jaarverslag rapporteert.

Beleidsinformatie

De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het gemeentefonds is op deugdelijke manier tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingeisen.

Reactie minister

De minister ziet in de positieve beoordeling van het jaarverslag 2005 en het financieel beheer geen aanleiding voor een nadere reactie.

11. BIJLAGE 3: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS

Aanvullende uitkeringUitkering op aanvraag van gemeenten waar de algemene middelen aanmerkelijk en structureel tekortschieten om in de noodzakelijke uitgaven te voorzien, ondanks een redelijk peil van de eigen inkomsten.
  
AccresBedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsystematiek (zie ook normeringsystematiek).
  
Algemene uitkering uit het gemeentefondsUitkering aan alle gemeenten die ten goede komt aan de algemene middelen.
  
Artikel 12-uitkeringZie aanvullende uitkering uit het gemeentefonds
  
BehoedzaamheidreserveGedeelte van de algemene uitkering dat niet aan de gemeenten (€ 208 739 000) wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. Eventuele fluctuaties in de hoogte van de algemene uitkering uit hoofde van de normeringsystematiek worden na afloop van het begrotingsjaar verrekend met de behoedzaamheidreserve. Indien er achteraf voldoende ruimte is om de behoedzaamheidreserve uit te keren, dan gebeurd dit ook. Het kan echter ook voorkomen dat de behoedzaamheidreserve slechts ten dele of helemaal niet wordt uitgekeerd.
  
ClusterSamenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling.
  
Financiële-verhoudingswetWet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds herzien.
  
Integratie-uitkering uit het gemeentefondsUitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.
  
NormeringsystematiekBepaling van het accres van het gemeentefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af». De methode is sinds 1995 van toepassing.
  
Periodieke onderhoudsrapportage (POR)Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de gemeenten, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport verschijnt als bijlage bij de gemeentefondsbegroting.
  
Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën.
  
UitkeringsbasisDe uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid).
  
UitkeringsfactorVia de normeringsystematiek wordt jaarlijks de omvang van het gemeentefonds bepaald (voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma. Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd. Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging van 12 punten.
  
UitkeringsjaarHet kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.
  
VerdeelmaatstafMaatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de gemeentelijke behoefte aan algemene middelen.
  
VerdeelreserveGedeelte van de algemene uitkering dat niet aan de gemeenten wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. De verdeelreserve dient om onverwachte effecten bij de meting van maatstaven op te vangen. Op het moment dat maatstaven definitief zijn of geen onverwachte ontwikkelingen meer kunnen doormaken wordt de verdeelreserve verrekend.
  
  
WaarderingskamerZelfstandig bestuursorgaan dat toeziet op een correcte waardering van onroerende zaken in Nederland. De gemeenten dragen via het gemeentefonds bij aan de bekostiging van dit orgaan.
Naar boven