nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2007
Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en mede namens de Staatssecretaris van Justitie, de antwoorden toekomen op
de mondelinge vragen die tijdens het plenaire debat over het Rijksjaarverslag
zijn gesteld (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 70,
blz. 3757–3812). Hierbij is ook de vraag beantwoord inzake het
jaarverslag Hoge Colleges van Staat (zie Kamerstuk 31 031 IIB, nr. 5,
vraag 18).
De antwoorden zijn verwerkt in de aangeboden lijst met vragen (bijlage
1).
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
1
Mijn tweede vraag betreft de terreurbestrijding. Ik
wil toch echt van de minister weten of hij het met mij eens is dat het nu
echt noodzakelijk is dat terrorisme- en terreurbestrijding bij één
minister wordt ondergebracht. (VVD)
In het Coalitieakkoord is afgesproken dat de minister van Justitie verantwoordelijk
is voor terrorismebestrijding en daartoe doorzettingsmacht heeft. In de brief
aan uw Kamer van 15 mei jongstleden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007,
29 754, nr. 98) is aangegeven dat deze afspraak zal worden uitgewerkt.
Over deze uitwerking zal de Kamer zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.
2
Ten slotte de blijvend ondoorzichtige structuur bij
het belangrijkste vraagstuk van dit moment: de terreurbestrijding. De VVD
is al lange tijd voorstander van een eenduidige leiding, want juist terroristenbestrijding
leent zich niet voor de poldercultuur. De twee nieuwe ministers lijken het
probleem echter niet te zien. Is in dit huidige kabinet het politieke machtsevenwicht
tussen CDA, Justitie, en de Partij van de Arbeid, Binnenlandse Zaken, belangrijker
dan effectieve terreurbestrijding? Dat kan en wil ik niet geloven. (VVD)
Zie antwoord op vraag 1.
3
Het ministerie van Justitie verstrekt in zijn jaarverslag
veel cijfers, onder andere over het opleggen van werkstraffen. Veel belangrijker
is het antwoord op de vraag of recidive wordt voorkomen doordat beginnende
crimineeltjes gaan schoffelen in plaats van dat zij naar de hogeschool van
de misdaad gaan. Kan het kabinet toezeggen om in het volgende jaarverslag
die cijfers ook te geven? Dezelfde vraag speelt ook ten aanzien van kinderen
die in een jeugdgevangenis gezeten hebben. Dan mogen er wat de SP betreft
in het jaarverslag van Justitie veel minder cijfers verstrekt worden over
bijvoorbeeld de doorlooptijden, maar laten het dan wel de goede cijfers zijn.
De effectiviteit van interventies en het terugdringen van recidive staan
centraal in het beleid van het ministerie van Justitie. Daarom is in augustus
2005 de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie ingesteld die alle
gedragsinterventies, die bij jeugdige en volwassen justitiabelen worden ingezet,
toetst op hun vermogen recidive te voorkomen. Op dit moment zijn er al zes
gedragsinterventies door deze commissie voorlopig erkend.
4
Hoeveel naturalisatieverzoeken zijn op de Nederlandse
Antillen ingediend en behandeld? Vertoont dit aantal een soorgelijke daling
als op Aruba?
In de Nederlandse Antillen wordt een naturalisatieverzoek ingediend bij
de gezaghebber, niet bij de Gouverneur van de Nederlandse Antillen. In 2006
is in Nederland van de gezaghebbers van de Antilliaanse eilandgebieden in
totaal 1202 vreemdelingen een naturalisatieverzoek ontvangen. Er wordt op
gewezen dat het dan minder dan 1202 naturalisatieverzoeken kan betreffen,
aangezien in één naturalisatieverzoek een meerderjarige vreemdeling
tevens voor zijn minderjarige kinderen een verzoek tot medenaturalisatie kan
hebben gedaan. In Nederland wordt namelijk het aantal te naturaliseren vreemdelingen
geregistreerd, niet het aantal ontvangen verzoeken.
Een soortgelijke daling als in 2006 op Aruba is geschied als gevolg van
de invoering op 1 mei 2006 van de naturalisatietoets, is niet aan de
orde in de Nederlandse Antillen. De werkzaamheden in de Nederlandse Antillen
om de naturalisatietoets in te voeren zijn nog niet afgerond.