31 018
Regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet

nr. 14
MOTIE VAN HET LID AZOUGH C.S.

Voorgesteld 7 juni 2007

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de ambtshalve verleende verblijfsvergunningen op grond van de pardonregeling terugwerkende kracht hebben tot twee dagen na de publicatie van de regeling in de Staatcourant en dat de verwachting gerechtvaardigd is dat de regeling op korte termijn gepubliceerd zal worden;

overwegende, dat tussen publicatie van de regeling en de daadwerkelijke verlening van de verblijfsvergunningen een periode ontstaat waarin asielzoekers formeel beschouwd geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben, waardoor ze geen toegang krijgen tot de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs en nog geen recht krijgen op inburgering;

overwegende, dat bijvoorbeeld jongeren die dit jaar dertig jaar worden en in aanmerking komen voor het generaal pardon, nu geconfronteerd worden met het probleem dat ze, als ze zich dit jaar niet kunnen inschrijven voor hoger en wetenschappelijk onderwijs, hun recht op studiefinanciering verliezen;

verzoekt de regering overbruggingsmaatregelen te treffen onder voorwaarde dat er ook daadwerkelijk een verblijfsvergunning op grond van de pardonregeling zal worden verleend, waardoor de rechtspositie van deze asielzoekers tijdens de periode tussen de publicatie van de regeling in de Staatscourant en de verlening van de verblijfsvergunning niet afwijkt van de rechtspositie die asielzoekers na statusverlening zullen krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Azough

Pechtold

De Wit

Naar boven