31 018
Regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet

nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 april 2007

In het Coalitieakkoord van 7 februari 2007 is neergelegd dat de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet wordt afgewikkeld. Daartoe wordt een regeling getroffen waarbij onder bepaalde voorwaarden aan vreemdelingen, die onder de oude vreemdelingenwet een asielaanvraag hebben ingediend en nog steeds in Nederland zijn, een verblijfsvergunning wordt verleend. Het Coalitieakkoord koppelt de regeling onder meer aan overeenstemming met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over huisvesting en integratie van de toegelaten personen, het verlenen van medewerking aan uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 (inclusief terugkeer), alsmede het niet (direct of indirect) verlenen van opvang aan vreemdelingen die uitgeprocedeerd zijn of vreemdelingen die niet onder de regeling vallen.

Tegenover de voorziene kosten staan op termijn besparingen, onder meer als gevolg van minder in Nederland (langdurig) verblijvende asielzoekers en tevens besparingen op opvangvoorzieningen en uitvoeringslasten (onder andere beëindiging project Terugkeer).

Zoals ik uw Kamer op 3 april 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 19 637, nr. 1138) heb bericht, heb ik op basis hiervan samen met de VNG voorbereidingen getroffen om te komen tot bestuurlijke afspraken.

Met deze brief, die ik u mede namens de minister van Justitie doe toekomen, bied ik uw Kamer het met de VNG bereikte concept-bestuurlijk akkoord aan en geef ik u een beschrijving op hoofdlijnen van de inhoud van de regeling.

Op grond van de regeling wordt – conform het Coalitieakkoord – aan vreemdelingen die een asielaanvraag hebben ingediend vóór 1 april 2001 en sinds 1 april 2001 ononderbroken in Nederland hebben verbleven, ambtshalve een verblijfsvergunning verleend.

Geen vergunning op grond van de regeling wordt verleend in het geval de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid. Een gevaar voor de openbare orde wordt daarbij aangenomen als er sprake is van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag of van een veroordeling tot een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk gedeelte van de straf ten minste één maand bedraagt, naar analogie van het beleid inzake ongewenstverklaring.

Aan vreemdelingen die in verschillende procedures verschillende onjuiste identiteiten of nationaliteiten hebben opgegeven waarvan is vastgesteld dat deze niet juist zijn, wordt evenmin een vergunning op grond van deze regeling verleend.

De anderen bij wie twijfel is over identiteitsgegevens, kunnen binnen twee maanden opheldering verschaffen.

In de gevallen dat het ononderbroken verblijf niet kan worden vastgesteld op grond van de gegevens bij de IND of de DT&V, zal het ononderbroken verblijf moeten blijken uit een verklaring van de burgemeester van de gemeente waar de vreemdeling verblijft. Het gaat daarbij enkel om een feitelijke vaststelling van het verblijf van de vreemdeling in de gemeente sinds 1 januari 2006. De IND toetst uiteindelijk aan de voorwaarden van de regeling.

De regeling zelf maakt geen onderdeel uit van bijgaand bestuurlijk akkoord. Dit akkoord zal door de VNG nu ter raadpleging worden voorgelegd aan haar leden. De ledenraadpleging zal de komende weken worden afgerond. Over de uitkomst hiervan zal ik uw Kamer nader informeren. De regeling zal ik vaststellen zodra het bestuurlijk akkoord met de VNG is gesloten.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Onderhandelaarsakkoord Bestuurlijke afspraken tussen de Staatssecretaris van Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

De Staatssecretaris van Justitie

en

de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, hierna te noemen:

«de VNG»

vertegenwoordigd door drs. W. Deetman

Hebben op grond van het coalitieakkoord «Samen Werken, Samen Leven» van 7 februari 2007 onderstaande bestuurlijke afspraken gemaakt ten aanzien van het onderdeel in hoofdstuk VI (pag. 43/44).

Uitgangspunten

Aan onderstaande bestuurlijke afspraken liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:

• De «regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet» heeft tot doel het afwikkelen van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet;

• Het Rijk en VNG zorgen ervoor dat de inburgering en huisvesting van personen die in aanmerking komen voor deze regeling snel en adequaat wordt geëffectueerd;

• Het Rijk en de VNG zetten zich er gezamenlijk voor in dat de Vreemdelingenwet 2000 overeenkomstig de doelstellingen van de wetgever op consistente wijze wordt uitgevoerd;

• Het Rijk en de VNG spannen zich gezamenlijk in om achterstanden zoals bij de oude Vreemdelingenwet niet meer te laten ontstaan. Enerzijds door het bevorderen van het daadwerkelijk vertrek uit Nederland van vreemdelingen die geen recht (meer) hebben om in Nederland te verblijven, en door de voorzieningen te beëindigen van personen die geen recht meer hebben op van Rijkswege verstrekte (opvang-)voorzieningen. Anderzijds door de toelatingsprocedure asiel te verbeteren.

Afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet

• Het coalitieakkoord van 7 februari 2007 voorziet in een regeling die tot doel heeft een einde te maken aan de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet;

• De regeling wordt uitgevoerd door de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND);

• Binnen de regeling draagt de IND zorg voor een ambtshalve toets ten aanzien van vreemdelingen die voor de IND direct traceerbaar zijn omdat zij zich bevinden in een vorm van Rijksopvang in het kader van het project Terugkeer, of omdat zij niet meer opgevangen worden door de Rijksoverheid, maar zich nog wel in een toelatingsprocedure bevinden;

• Binnen de regeling worden vreemdelingen die niet direct traceerbaar zijn voor de IND, voor zover zij bekend zijn in de gemeente, door middel van een verklaring van de burgemeester1 aangemeld bij de IND, indien zij vóór 1 april 2001 een eerste asielaanvraag hebben ingediend en aantoonbaar gedurende 2006 in Nederland hebben verbleven. Na ontvangst van de verklaring vindt er een ambtshalve toets plaats door de IND welke zich mede richt op een beoordeling in het kader van de contra-indicaties vast te stellen in de regeling;

• De IND informeert de gemeenten tijdig over de toekenning van de verblijfsvergunning die op grond van de regeling wordt verleend aan de personen uit de desbetreffende gemeente, die zowel direct door de IND zijn getoetst als na ontvangst van de verklaring van de gemeente;

• De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) spant zich maximaal in om het vertrek uit Nederland te faciliteren en te realiseren van vreemdelingen die geen recht meer hebben op verblijf in Nederland en tevens niet in aanmerking zijn gekomen voor een vergunning op grond van de regeling;

• De DT&V informeert de gemeenten tijdig over het traject voorbereiden vertrek ten aanzien van de vreemdelingen uit de desbetreffende gemeente die niet in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning op grond van regeling;

• Gemeentelijke (financiering van) noodopvang van uitgeprocedeerde asielzoekers wordt in samenhang met de uitvoering van de regeling uiterlijk eind 2009 beëindigd.

Vreemdelingenwet 2000

• Het vreemdelingenbeleid wordt op humane en zorgvuldige wijze uitgevoerd;

• De uitvoering van het terugkeerbeleid is gebaseerd op de Vreemdelingenwet 2000. De Vreemdelingenwet 2000 beoogt een gereglementeerde en beheerste toelating, verblijf en vertrek uit Nederland of terugkeer, die in nationaal en internationaal opzicht maatschappelijk verantwoord zijn;

• Vreemdelingen die geen recht meer hebben op verblijf in Nederland, dienen Nederland zelfstandig te verlaten binnen de daartoe bij Vreemdelingenwet 2000 gestelde termijn;

• Vreemdelingen die Nederland niet zelfstandig verlaten, kunnen worden uitgezet;

• In het verlengde van het Coalitieakkoord wordt de VNG geconsulteerd over de verbetering van de toelatingsprocedure asiel, mede in het licht van de aanbevelingen van de commissie evaluatie Vreemdelingenwet 2000;

• De VNG wordt geconsulteerd bij de uitwerking van aanvullende maatregelen ter bevordering van de effectiviteit van het terugkeerbeleid, waaronder mogelijkheden om, met inachtneming van de uitgangspunten van de Vreemdelingenwet 2000, het op straat terechtkomen van vreemdelingen na ommekomst van de 28-dagen termijn te beperken. Hierbij worden de ervaringen van gemeentelijke initiatieven betrokken;

• Bij de uitvoering van het terugkeerbeleid wordt bijzondere aandacht gegeven aan het probleem dat gemeenten in de praktijk worden geconfronteerd met uitgeprocedeerde asielzoekers, die rechtmatig in Nederland verblijven, maar geen recht meer hebben op (opvang-)voorzieningen. Het Rijk en de VNG zullen hierover nader overleg voeren, teneinde deze situaties zoveel mogelijk tot een minimum te beperken;

• De DT&V is ermee belast om het daadwerkelijk vertrek uit Nederland van vreemdelingen die geen recht (meer) hebben op verblijf zo veel mogelijk te faciliteren en te realiseren, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen als ex-amv’s;

• De DT&V en de gemeenten streven ernaar elkaar bij de uitvoering van het terugkeerbeleid optimaal te ondersteunen en te informeren. De DT&V zal ten aanzien van het (individuele) vertrekproces transparant zijn naar de gemeenten en de gemeenten inzicht verschaffen in de werkwijze. In dat kader wordt een gemeentelijke klankbordgroep voor de DT&V ingericht;

• Vervolgaanvragen en aanvragen vanuit vreemdelingenbewaring worden zo snel mogelijk beoordeeld, waarna in geval van een afwijzing het vertrek van verwijderbare vreemdelingen onverwijld ter hand wordt genomen;

• Van vreemdelingen die, ingevolgde de Vreemdelingenwet 2000, geen recht (meer) hebben op van Rijkswege verstrekte (opvang-)voorzieningen, worden de voorzieningen beëindigd binnen de daartoe gestelde termijnen, waarbij de DT&V zich maximaal inspant om het daadwerkelijk vertrek uit Nederland te realiseren;

• Gemeenten zullen gelet op het bovenstaande noch direct noch indirect meewerken aan de opvang van onrechtmatig in ons land verblijvende vreemdelingen en de bestaande noodopvang beëindigen.

Inburgering en werk

• Rijk en gemeenten zetten zich in voor een snelle en adequate toeleiding naar inburgeringstrajecten en de arbeidsmarkt. Dit gebeurt bij voorkeur door zogenaamde duale trajecten en op een niveau dat aansluit bij de opleiding en ervaring van de betrokkene;

• Personen die in het kader van de regeling een verblijfsvergunning bepaalde tijd regulier wordt verleend worden o.g.v. de Wet inburgering inburgeringsplichtig. Indien deze personen reeds in gemeenten wonen en algemene bijstand of een uitkering genoemd in het Besluit inburgering ontvangen krijgen zij een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringsvoorziening. Er zal een extra beroep worden gedaan op het inburgeringstraject. Dat mag niet tot verdringing en wachtlijsten leiden. Het Rijk en de VNG zullen daarom nadere afspraken maken over de extra inburgeringstrajecten op grond van de regeling, bovenop de reeds gemaakte afspraken met gemeenten over inburgeringstrajecten;

• Personen die in het kader van de regeling in de opvang de verblijfsvergunning bepaalde tijd regulier ontvangen krijgen een aanbod tot inburgering, zodat in de opvang met inburgering kan worden gestart;

• Het rijk en de VNG erkennen dat gemeenten voor degenen die onder de regeling vallen, reïntegratietrajecten kunnen afsluiten. Dit zal worden betrokken bij de bespreking tussen het rijk en de VNG over het algemene bestuursakkoord, omdat de reïntegratieproblematiek dan in een veel bredere context kan worden besproken.

Huisvesting

Teneinde een goede huisvesting én inburgering van de groep oudewetters te waarborgen, hebben het Rijk en de VNG het volgende afgesproken:

• Het Rijk en de VNG spreken af dat personen die een verblijfsstatus ontvangen uiterlijk 2 jaar na toekenning van deze vergunning adequaat worden gehuisvest. Het Rijk en de VNG streven ernaar dit proces uiterlijk eind 2009 af te ronden;

• Het bevorderen dat de nieuwe statushouders zelf geschikte woonruimte kunnen zoeken, staat hierbij voorop;

• Na inwerkingtreding van de regeling zal worden gestart met een geregionaliseerde aanpak van de huisvesting. Dit laat onverlet het regime van de Huisvestingswet;

• Om goede regie te houden op de huisvesting spreken Rijk en VNG het volgende af:

– Justitie, VROM, COA, IPO, VNG, en Aedes richten een gezamenlijke taskforce op die de zorgvuldige en adequate huisvesting van de nieuwe statushouders begeleidt;

– Ter ondersteuning hiervan zal een onderzoek worden verricht om zo goed mogelijk inzicht te krijgen in het profiel van de te huisvesten doelgroep en de (kwantitatieve en kwalitatieve) aspecten van de huisvesting van de doelgroep;

– Op basis daarvan zullen voor 2008 en 2009 aanvullende afspraken worden gemaakt over de uitplaatsing van statushouders, waarbij het voorkómen van verdringing van nieuwewetters door oudewetters een bijzonder aandachtspunt is;

• Justitie, VROM, VNG en COA zullen gezamenlijk overleg voeren op welke wijze en voor welke periode de bestaande centrale en lokale opvangvoorzieningen kunnen fungeren als overbrugging naar reguliere huisvesting.

Financiën

• Door het verstrekken van verblijfsvergunningen worden degenen die onder de regeling vallen rechtmatig ingezetenen van Nederland. Op grond daarvan kan aanspraak worden gemaakt op voorzieningen in onze samenleving;

• Het Rijk en de VNG erkennen dat dit een aantal financiele consequenties met zich meebrengt. Het Rijk en de VNG hebben – met inachtneming van artikel 2 van de Financiële Verhoudingswet – afspraken gemaakt over de financiële compensatie van gemeenten door het Rijk;

• Voor diverse kosten in het kader van de uitvoering van de regeling, stelt het rijk in totaal 55 mln euro (in te zetten in 2007, 2008 en 2009) beschikbaar. De gemeente kan deze middelen aanwenden ten behoeve van kosten voor degenen die tot de doelgroep behoren. Binnen dit budgettaire kader zullen de convenantpartijen gezamenlijk criteria uitwerken;

• Voor een individuele gemeente met een verhoudingsgewijs groot aantal onder de regeling vallende personen, geldt de in de WWB neergelegde voorziening (artikel 73–74 WWB) voor een aanvullende uitkering inkomensdeel. Een extra beroep op bijstand als gevolg van de toename van het aantal statushouders is daarbij een element van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt;

• Begin 2009 evalueren de convenantpartijen de werking en de uitvoering van de in deze paragraaf gemaakte afspraken. Dit geldt ook voor de afspraken inzake huisvesting.

Overig

– De VNG draagt deze bestuurlijke afspraken actief uit naar alle leden en bevordert dat deze dienovereenkomstig handelen;

– Het Rijk en VNG zullen de voortgang en naleving van de afspraken in een regulier bestuurlijk overleg monitoren.


XNoot
1

De status van de verklaring van de burgemeester is enkel een feitelijke verklaring omtrent het ononderbroken verblijf van een vreemdeling in Nederland sinds 1 januari 2006.

Naar boven