31 015 Kindermishandeling

31 839 Jeugdzorg

Nr. 178 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2019

Op 12 juni 2019 heeft de Commissie De Winter haar rapport met als titel «Onvoldoende beschermd; Geweld in de Nederlandse jeugdzorg van 1945 tot heden» gepresenteerd. U heeft dit rapport samen met onze eerste reactie diezelfde dag ontvangen (Kamerstukken 31 015 en 31 839, nr. 174). Met deze brief informeren wij u over de voortgang, zoals toegezegd in de brief van 1 juli 2019 over de jeugd-ggz (Kamerstuk 31 839, nr. 689).

Na de presentatie van het rapport hebben wij opdracht gegeven een interdepartementaal project in te richten om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen opvolging krijgen. Wij hechten eraan dat deze opvolging samen met de branches en andere instanties in de jeugdhulpverlening (Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN, VOBC en Nidos, Raad voor de Kinderbescherming, DJI en de inspecties) wordt opgepakt. Alleen samen kunnen we effectief optreden tegen geweld in de jeugdhulpverlening.

Minstens zo belangrijk vinden wij dat dit traject samen met lotgenoten(organisaties) doorlopen wordt. Zij bieden ons ook de inzichten die nodig zijn om te weten hoe maatregelen effectief kunnen zijn. Deze boodschap hebben wij ook uitgedragen in een vervolgbijeenkomst met lotgenotenorganisaties op 10 oktober jl. In die bijeenkomst hebben wij geluisterd naar de inbreng van de lotgenoten(organisaties) en zijn hun wensen, aandachtspunten, ervaringen en waarschuwingen opgetekend. Het was bijzonder mee te maken hoe lotgenoten(organisaties) aan drie thematafels de verbinding legden van hun eigen ervaringen, de gewenste veranderingen in de zorg voor de jeugd om geweld te voorkomen en het rapport van de Commissie De Winter. Van veel deelnemers hebben we terug gekregen dat zij zich die dag gehoord voelden. Wij vinden dat heel belangrijk. Wij hebben toegezegd dat we deze groep blijvend in ons traject voor uitvoering van de aanbevelingen blijven betrekken.

Ook heeft in de afgelopen maanden veel overleg plaatsgevonden met organisaties die vanuit hun taak slachtoffers ondersteunen, zoals Slachtofferhulp Nederland. Wij benutten graag hun waardevolle expertise en inzichten in uitvoeringsmogelijkheden.

Het is in deze context dat wij werken aan de uitwerking van concrete, effectieve maatregelen op grond van de aanbevelingen van de Commissie De Winter. Deze zien op een breed palet aan erkenningsmaatregelen voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg.

Daarnaast brengen wij met het oog op de toegezegde beleidsinhoudelijke reactie op het rapport van de Commissie De Winter met de branches in kaart op welke wijze de reeds ingezette acties (denk bijvoorbeeld aan het «Programma Zorg voor de Jeugd») aansluiten bij de aanbevelingen van de commissie en hoe de betrokken branches uitvoering geven aan de aanbevelingen die hun rol en positie raken. De meeste aanbevelingen van de Commissie De Winter zien immers op maatregelen die bijdragen aan het voorkomen en tegengaan van geweld in de zorg voor de jeugd. Daarnaast sluit dit aan bij een algemeen gevoelde wens van lotgenoten dat anderen niet met geweld te maken zullen krijgen. Wij zullen de bestaande rapportages van onder andere Zorg voor de Jeugd gebruiken om uw Kamer over de voortgang van de beleidsinhoudelijke aanbevelingen te informeren.

Tenslotte werken wij aan een correct beheer van het waardevolle archief van de Commissie De Winter. Daarbij bezien we op zorgvuldige wijze met de slachtoffers die zich tot de Commissie De Winter hebben gewend, of en zo ja hoe hun gegevens beschikbaar mogen komen voor bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek. In dat kader werken we ook aan de analyse met betrekking tot prevalentieonderzoek, zoals toegezegd in onze brief van 12 juni jl.

Bij de uitwerking van deze maatregelen hechten wij aan de samenwerking met branches, andere instanties in de jeugdhulpverlening en lotgenotenorganisaties. Om die reden nemen wij voor dit traject voldoende tijd om recht te doen aan onze partners. Dat betekent dat wij onze inhoudelijke beleidsreactie in februari aan uw Kamer zullen voorleggen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming S. Dekker

Naar boven