31 015 Kindermishandeling

Nr. 163 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2019

Tijdens het AO van 20 februari jl. heb ik uw Kamer toegezegd een korte toelichting te geven op het gesprek met Terre des Hommes dat ik vermeldde in mijn brief aan uw Kamer van 16 november 20181.

Op 11 oktober 2018 heeft op ambtelijk niveau een eerste gesprek met Terre des Hommes plaatsgevonden. Hierbij zijn verschillende activiteiten van Terre des Hommes aan de orde zijn gekomen, waaronder de bestrijding van kindersekstoerisme en mensenhandel. Door Terre des Hommes is de stand van zaken geschetst met betrekking tot de inzet van een «virtuele lokpuber». In dat licht is ook gesproken over de relatie van dit voorstel met de Wet computercriminaliteit III. Dit wetsvoorstel is relevant omdat het onder meer een wetswijziging van het huidige artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) behelst met betrekking tot de strafbaarstelling van grooming. Door deze wetswijziging is het voor overheidsopsporingsdiensten voortaan mogelijk om gebruik te maken van de inzet van een zogenaamde «lokpuber». Zoals ik ook eerder in de beantwoording van de schriftelijke Kamervragen van het lid Van Oosten (VVD) van 14 februari 2018 heb onderbouwd2 en ik heb herhaald tijdens het VAO Kinderporno en Kindermishandeling van 27 maart 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 65, item 40), is de opsporing en vervolging van daders van strafbare feiten een taak voor de politie, bijzondere opsporingsdiensten en het OM. De opsporing en vervolging dient met waarborgen omkleed te zijn en is aan wettelijke regels gebonden om burgers te beschermen tegen ongerechtvaardigde inbreuken op hun recht op privacy en het recht op een eerlijk proces. Alleen opsporingsambtenaren zijn onder voorwaarden bevoegd tot het voor opsporingsdoeleinden inzetten van lokmiddelen.

Wel kan een organisatie als Terre des Hommes een virtueel profiel preventief inzetten ter bestrijding van kinderpornografie. Het doel van het virtuele profiel is dan niet opsporing, maar bijvoorbeeld het waarschuwen van personen en het wijzen op mogelijkheden met betrekking tot hulpverlening. In een tweede binnenkort te voeren gesprek op ambtelijk niveau wordt de verdere ontwikkeling van deze op preventie gerichte inzet door Terre des Hommes besproken.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 31 015, nr. 157.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1185.

Naar boven