31 005
Intrekking van de Raamwet sectorraden onderzoek en ontwikkeling

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 september 2007

1. Inleiding

Ondergetekende heeft met belangstelling kennis genomen van de reacties van de fracties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

2. Veranderende opvattingen

De leden van de CDA-fractie vroegen of door het inruilen van de sectorraden door de kenniskamers de door deze leden geschetste problemen wel worden ondervangen. Is hierbij niet teveel sprake van het vervangen van de ene structuur door de andere structuur zonder de onderliggende aspecten van de kenniscultuur op de ministeries aan te pakken, zo vroegen deze leden. Zij vroegen ook in hoeverre de ministeries zelf reeds gewoon zijn te werken met roadmaps en toekomstscenario’s. Graag hoorden zij ook hoe het staat met de ontwikkeling van de kenniskamers op de verschillende ministers en in hoeverre daar behalve naar de structurele vormgeving ook nadrukkelijk wordt gestreefd naar het realiseren van een kenniscultuur op de ministeries.

Voor wat betreft de ontwikkeling van kenniskamers bij de verschillende ministeries verwijs ik graag naar mijn brief van 11 juni 2007 (kamerstukken II 2006/07, 24 503, nr. 36) waarin ik de stand van zaken van dat moment heb geschetst.

De invoering van kenniskamers staat niet op zichzelf, maar valt samen met een bredere beweging om de kennis- en adviesfunctie dichterbij, zo niet ín de departementen te brengen. Zo wordt binnen mijn departement hard gewerkt aan een kennisontwikkelingsprogramma – in eerste instantie voor het funderend onderwijs – en is de oprichting van een Directie Kennis bijna afgerond. Daarnaast is al eerder besloten tot het invoeren van een zgn. «beleidwijzer-procedure», waarin aanwijzingen worden gegeven voor de organisatie en invulling van de beleidsontwikkeling. Eén van die aanwijzingen betreft het hanteren van gevalideerde kennis en daarmee van meer wetenschappelijke onderbouwing van nieuw beleidsvoorstellen. Daarnaast zal ik voor het bepalen van de juiste beleidswegen graag gebruik maken van toekomstscenario’s, deels in de vorm van adviesaanvragen bij de Onderwijsraad, deels ook via de weg van de zgn. Horizonscans, die vanuit de Commissie Overleg Sectorraden nu binnen mijn departement een plaats zullen krijgen.

Ook andere departementen zijn bezig met herijking van kun kennisfunctie. Ik schets u daarvan enkele voorbeelden: het ministerie van Buitenlandse Zaken kent een wetenschappelijk raadadviseur voor het hele departement, en een raadadviseur kennis en onderzoek voor het Directoraat-generaal Internationale Samenwerking, die zich beiden specifiek op kennis en advies richten. De kenniskamer van Buitenlandse Zaken gaat in september van start. Daarnaast intensiveert Buitenlandse Zaken de relaties met onafhankelijke wetenschappers op het niveau van beleidsmakers via de IS-academie.

Ook binnen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krijgen de agendering en programmering van onderwerpen van kennisbeleid steeds meer aandacht. Zo is in de portefeuilleverdeling van de bestuursraad van VWS één DG expliciet belast met kennisbeleid.

In 2006 is een agenda geformuleerd met maatschappelijke opgaven die van grote invloed is zowel op de programmering van de beleidsontwikkeling als ook op de initiatieven van wetenschappelijke instellingen zelf. In de kenniskamer van VWS is deze agenda getoetst en omarmd door de participanten. In 2007 wordt het gesprek voortgezet waarbij de deelnemers (VWS-raden, RIVM, ZonMw, SCP, Trimbos, NIVEL, NFU en een vertegenwoordiging van de ambtelijke leiding van VWS) gevraagd wordt hoe de maatschappelijke opgaven nu verder uitgewerkt worden in de agenda’s van de deelnemers en in hun kennis- en onderzoeksprogramma van de komende 4 tot 8 jaar. Van niet te onderschatten invloed op de kenniscultuur zijn voorts de FES-programma’s van de afgelopen jaren op het gebied van de life sciences.

Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt momenteel de mogelijkheid onderzocht om de kennisfunctie van BZK te versterken met een centrale unit. Deze zal zich richten op het strategische kennisbeheer en de onderzoeksprogrammering van het departement. Binnen BZK wordt het instrument kenniskamer al regelmatig ingezet, tot nu toe steeds thematisch gericht. De kenniskamer is daar met name van betekenis voor het snel kunnen organiseren van een relevant kennisnetwerk rond nieuwe thema’s en de identificatie van nieuwe kennis- en beleidsvragen. Ook worden binnen BZK diverse methoden voor toekomstverkenning zoals scenariostudies gebruikt om strategische kennisontwikkeling te bevorderen. Sinds een aantal jaren beschikt BZK over een zogenaamde Strategische Kennisagenda. Deze agenda helpt om gerichter strategisch onderzoek te programmeren en wensen kenbaar te maken aan kennisinstellingen als WRR, de rijksplanbureaus, adviesraden en universiteiten.

De leden van de PvdA-fractie constateerden dat de departementen na opheffing van het stelsel geacht worden zelf structuren op te zetten om de kennisontwikkeling op orde te houden. Bestaat daarbij niet het risico dat dit tot onnodige en onoverzichtelijke overlegstructuren leidt ter vervanging van het oude stelsel, zo vroegen zij. Kan de regering aangeven hoe zij dit denkt te kunnen ondervangen?

Kenniskamers zijn in de kern ontmoetingen tussen de ambtelijke top van een departement en de top van kennisinstellingen die voor dat departement relevant zijn. De ontmoetingen hebben bij uitstek ten doel te komen tot een betere, directere aansluiting tussen kennis en beleid, een aansluiting die in het stelsel van sectorraden bij vrijwel alle departementen onvoldoende uit de verf gekomen is. In navolging van het AWT-advies over kennis voor beleid wil ik benadrukken dat de relatie tussen kennis en beleid hoog in de organisatie behoort te worden behartigd. Kenniskamers zijn daarbij een mogelijkheid. Zij vormen de kern van meer vormen van overleg waarin verschillende lijnen samenkomen. Het is niet de bedoeling dat kenniskamers uitgroeien tot een vaste structuur. Het gaat om een flexibele organisatievorm die voortdurend kan worden aangepast aan specifieke thema’s die (gaan) spelen.

De leden van de SP-fractie wilden weten in hoeverre de structuur van kenniskamers af zal wijken van de structuur van sectorraden. Wat zullen deze kenniskamers bijdragen aan de strategische kennisontwikkeling van de rijksoverheid dat de sectorraden niet of onvoldoende deed, zo vroegen zij. Voor het antwoord op de eerste vraag verwijs ik graag naar de antwoorden op de eerder gestelde vragen. Voor wat betreft de overige vragen merk ik op dat er vooralsnog geen interdepartementale kenniskamer bestaat, hoewel het wel de bedoeling is onderlinge uitwisseling en – waar wenselijk en mogelijk – samenwerking te stimuleren tussen de departementale kenniskamers. Ook nemen departementen soms deel aan elkaars kenniskamers.

De leden van de SP-fractie zouden voorts graag op de hoogte willen blijven van de initiatieven van het ministerie van OCW rondom de nieuw in te richten kennis- en adviesfunctie. Voor zover in de vraag de nieuw in te richten kennis- en adviesfunctie in algemene zin aan de orde is, is mijn collega van BZK eerst verantwoordelijke. Zij zal de Kamer zeer binnenkort nader informeren over de voornemens t.a.v. de vernieuwing van de rijksdienst, waarvan ook voorstellen deel uitmaken ten aanzien van het kennis- en adviesstelsel. Verdere ontwikkelingen ter zake binnen de specifieke domeinen van OCW zullen daarop worden afgestemd.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het van groot belang is voor het functioneren van de overheid dat departementen gebruik kunnen maken van kennis en onafhankelijk advies van deskundige partners. Deze taken worden ondergebracht bij de kenniskamers van de departementen. Gaat het hierbij om thematische, tijdelijk in te richten kamers, zo vroegen zij.

Niet alle overleg met deskundigen verloopt via de kenniskamers. Rond specifieke thema’s en onderwerpen zullen departementen ook gebruik (blijven) maken van andere structuren, waaronder rechtstreekse contacten met adviesraden en planbureau(s). De bijeenkomsten van de kenniskamers behoeven overigens niet altijd betrekking te hebben op één specifiek thema, in voorkomende gevallen kunnen meerdere onderwerpen op de agenda staan of kan één thema regelmatig terugkomen.

De leden van de VVD-fractie vroegen wie het initiatief neemt voor het oprichten van een kenniskamer rond een bepaald thema, en hoe de onafhankelijkheid wordt gewaarborgd nu de kamers worden ondergebracht bij de departementen zelf.

Het initiatief tot het oprichten van een kenniskamer gaat uit van het betrokken ministerie.

Kenniskamers zijn – zoals hierboven is aangegeven – geen instituties maar overlegvormen. De deelnemers komen uit het departement en van kennisinstellingen en adviesraden. Laatstgenoemden zijn onafhankelijk en voor zover het om planbureaus en adviesraden gaat is die onafhankelijkheid zelfs wettelijk gewaarborgd. Het flexibele karakter van de kenniskamers kan zelfs verder bijdragen aan de onafhankelijkheid van de deelnemers: zij zitten niet vast aan een functie.

De leden van de VVD-fractie vroegen met betrekking tot de uitwerking van de motie-Nijs/Spies op korte termijn of de regering kan aangeven welke termijn hiermee wordt bedoeld.

De toenmalige minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft bij brief van 18 januari 2007 (kamerstukken II 2006/07, 28 101, nr. 9) uitvoering gegeven aan het verzoek van de Kamer aan de Regering om scenario’s te maken die ingaan op de rol van de adviesraden, de visie daarop van de regering als opdrachtgever, de wenselijkheid van externe advisering, de manier van advisering en de uiteindelijke kosten.

Op basis van het Coalitieakkoord ontwikkelt de Secretaris-generaal Vernieuwing Rijksdienst voorstellen voor herziening van o.m. het kennis- en adviesstelsel die worden vervat in de nota Vernieuwing Rijksdienst. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal deze nota – naar verwachting in het najaar – aan de Tweede Kamer zenden.

De leden van de VVD-fractie vroegen of de regering voor elke op te heffen sectorraad nieuwe verbanden wil opzetten, nog afgezien van de kenniskamers. Zo ja, hoe wordt versnippering tegengegaan, zo vroegen deze leden.

De regering is niet voornemens om voor iedere op te heffen sectorraad nieuwe verbanden op te zetten.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven