30 996
Raming der voor de Tweede Kamer in 2008 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

nr. 25
BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 september 2007

Bijgaand treft u een brief aan van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarin deze laat weten hoe zij de door de Kamer vastgestelde Raming voor 2008 in hoofdstuk IIA van de Rijksbegroting heeft verwerkt. Conform het besluit van de Kamer is de 5-procents bezuinigingstaakstelling vooralsnog geparkeerd op een daartoe toegevoegd artikel 10, «nominaal en onvoorzien». Zulks in afwachting van de besluitvorming over de uitkomsten van het doelmatigheidsonderzoek naar de werkorganisatie dat op dit moment gaande is.

Voor de leesbaarheid van Hoofdstuk IIA kan nog worden opgemerkt dat deze op enkele onderdelen afwijkt van de bedragen die in de Raming zijn opgenomen. De belangrijkste oorzaak is gelegen in de toedeling van de loon- en prijsbijstelling. Voorts is BZK – in afwachting van de invulling van de efficiencytaakstelling – terughoudend geweest met het honoreren van meerjarige personele claims en claims na 2010. Voor zover van toepassing en voor zover noodzakelijk komen die nu ook bij Voorjaarsnota 2008 weer aan de orde. Het betreft hier de tijdelijke uitbreiding van de ondersteuning voor Europese aangelegenheden en de aanstelling van de Beveiligingsambtenaar buiten de formatie van de Beveiligingsdienst.

De brief respecteert qua toonzetting niet de budgettaire autonomie van de Tweede Kamer. Qua materiële uitkomst is er evenwel op dit moment niets aan de hand. Wij stellen u daarom voor, om zuiver pragmatische redenen, de brief voor kennisgeving aan te nemen.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Verbeet

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Biesheuvel-Vermeijden

BIJLAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2007

Op woensdag 23 mei hebben wij een gesprek gehad over het aandeel van de Tweede Kamer in de taakstellingen zoals de Ministerraad dat had vastgesteld in de zogenaamde Startbrief.

In dit gesprek heb ik u de procedure geschetst rondom de verwerking van de personele taakstelling bij de Tweede Kamer en de andere Hoge Colleges van Staat. Ik heb u toen gemeld dat ik u nader zou berichten over de personele taakstelling na gesprekken met de andere Hoge Colleges van Staat en de minister van Financiën. In dat gesprek heeft u aangegeven dat de Tweede Kamer hooguit bereid is om bij te dragen aan de efficiencytaakstelling van 5%. In deze brief informeer ik u over de uitkomst van deze besprekingen.

Het kabinet heeft besloten om de personele taakstelling voor de Hoge Colleges van Staat vast te stellen op 5% efficiencytaakstelling. Voor de Tweede Kamer betekent dit concreet dat de eerder aangekondigde aanvullende taakstelling voor beleid/kennis/advies van 15% (oplopend tot € 6,861 mln in 2011) komt te vervallen. De personele taakstelling ziet er nu als volgt uit:

Tweede Kamer200720082009201020112012 e.v.
Efficiencytaakstelling 5% (in € 1 000) – 170– 341– 681– 1 3631 363
Efficiencytaakstelling 5% (in fte’s) – 7,1– 14,2– 21,2– 28,3– 28,3

Ik benadruk dat deze taakstelling zowel in geld als in fte’s moet worden ingevuld.

Volledigheidshalve bericht ik u dat het kabinet het voorlopige kabinetsstandpunt (zie mijn brief van 4 april kamerstuk 30 996, nr. 2) over het begrotingsvoorstel van de Tweede Kamer heeft bevestigd.

In de ontwerpbegroting 2008, die momenteel wordt opgesteld, zal het bovenstaande worden verwerkt op artikel 3.1 van begrotingshoofdstuk IIA.

In uw brief van 6 juli verzoekt u mij om de geschetste verschillen tussen de Raming van de Tweede Kamer 2008 en het ambtelijk gewisselde concept van de ontwerpbegroting 2008 alsnog te verwerken in de ontwerpbegroting 2008.

Ik ga er echter van uit dat met het verwerken van deze verlaging van de taakstelling tot 5% en het kabinetsstandpunt over de begrotingsvoorstellen geen sprake meer is van verschillen van inzicht over de ontwerpbegroting 2008.

Tot slot wil ik u erop wijzen dat de verlaging van de oorspronkelijke taakstelling de mogelijkheid voor het honoreren van toekomstige begrotingsvoorstellen beperkt.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven