30 987
Wijziging van de Wet milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater en de Wet op de economische delicten ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190)

nr. 81
VERSLAG

Vastgesteld op 17 april 2007

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1.  Algemeen 1

1.1 Achtergrond van het wetsvoorstel 2

1.2 Strekking van het wetsvoorstel 2

2.  Doelstelling en wijzigingen 2

3.  Inhoud van de EVOA 2

4.  Aanvullende opmerkingen 3

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de implementatie van de EG-verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen.

De leden van de SP-fractie hebben met ongenoegen kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. De huidige wet en regelgeving betreffende de overbrenging van afvalstoffen is hard aan bijstelling toe. Het ongenoegen wordt gewekt doordat omwille van rechtsbescherming er te weinig tijd wordt geboden om de wet en regelgeving aan een grondige analyse te onderwerpen en de wetten en regels in één keer goed te verbeteren. Deze leden vernemen graag wat de reden is voor de korte termijn waarop dit wetsvoorstel moet worden vastgelegd in Nederlandse wetgeving.

1.1 Achtergrond van het wetsvoorstel

Aangezien de huidige verordening herhaaldelijk is gewijzigd, zijn de leden van de VVD-fractie tevreden met een uniformere regeling die meer juridische duidelijkheid geeft dan de huidige EVOA-regeling. Bovendien wordt met deze wijziging ook het OECD Besluit van 14 juni 2001 in de regelgeving van de EG geïmplementeerd. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan een wereldwijde harmonisatie op het gebied van de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen. Desondanks hebben deze leden nog vragen en opmerkingen bij het wetsvoorstel.

1.2 Strekking van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie zijn zich bewust van het feit dat, ondanks het feit dat het hier een verordening betreft en geen richtlijn, toch nationale wetgeving noodzakelijk is om een juiste toepassing binnen de nationale rechtsorde mogelijk te maken. Hierbij moet echter wel gewaakt worden voor een zogenaamde «kop» bovenop de Europese wetgeving. Kan de regering toezeggen dat bij het opstellen van de AMvB’s die te zijner tijd uit dit wetsvoorstel kunnen voortvloeien, geen koppen worden gezet op de communautaire voorschriften, mocht daartoe wel de mogelijkheid bestaan?

2. Doelstelling en wijzigingen

De afvalstoffenlijsten zijn met deze wijziging teruggebracht van drie (gevaarlijke, semi-gevaarlijke en ongevaarlijke stoffen) naar twee lijsten (gevaarlijke en niet-gevaarlijke stoffen). De niet-gevaarlijke stoffen worden opgenomen in bijlage III. Bijlage IIIB is toegevoegd om daarin aanvullende niet-gevaarlijke afvalstoffen te vermelden die in afwachting zijn van een besluit tot opname in de desbetreffende bijlagen van het verdrag van Bazel of het OESO-besluit. Die bijlagen worden gevuld door de EC in samenspraak met de lidstaten. Welke rol heeft de Kamer bij deze inspraak? Kan de regering de Kamer verzekeren dat zij wordt geraadpleegd alvorens de lijst aan te vullen?

Het vervallen van de stilzwijgende toestemming, die samenvalt met het vervallen van de lijst van semi-gevaarlijke afvalstoffen, baart de leden van de VVD-fractie zorgen. In de memorie van toelichting wordt toegelicht dat veel EU-lidstaten gebruik maken van deze stilzwijgende toestemming. Nu zij die mogelijkheid niet langer meer hebben en op elke kennisgeving moeten reageren en daarvoor vaak nog een organisatie moeten inrichten, bestaat er de mogelijkheid dat dit zal leiden tot een stagnatie in de uitvoer van gevaarlijke afvalstoffen uit Nederland. Wat kan Nederland hier nog in veranderen? Met andere woorden, moet Nederland hierin machteloos toekijken of hebben we nog een mogelijkheid tot ingrijpen? En hoe verhoudt zich deze verordening met het EU-principe van vrij verkeer van goederen?

Met als doel de juridische leemte te voorkomen die illegale praktijken en dumpingen van afval mogelijk maakt zien de leden van de SP fractie af van een kritische inbreng. Wel dringen de leden van de SP fractie aan op een spoedig overleg met de minister van VROM over het afvalbeleid van Nederland in het algemeen en het voorliggende wetsvoorstel ter implementatie van de nieuwe EVOA-richtlijn in het bijzonder.

3. Inhoud van de EVOA

De leden van de VVD-fractie betreuren dat ook in de nieuwe EVOA interpretatieverschillen mogelijk blijven. Een voorbeeld is het volgende: als een land van verzending de stof als grondstof classificeert, maar het land van bestemming de stof als een afvalstof classificeert, dan moet de stof als afvalstof worden behandeld. Deze leden vrezen dat dit bescherming van de eigen markt in de kaart speelt. Hoe ziet de regering deze nieuwe regeling afgezet tegen de vrije marktprincipes?

Daarnaast is er in het bedrijfsleven al enige beroering ontstaan ten aanzien van het reinigen en herstellen van lege ongereinigde vaten. Tot voor kort werden deze vaten niet als afvalstof maar als verpakking gezien met als gevolg dat de vaten als een gewoon product werden behandeld. Met de nieuwe regeling zullen deze vaten als afvalstof worden bestempeld en wordt de vatenindustrie met een enorme lastenverzwaring opgezadeld, namelijk de EVOA-verplichtingen van kennisgeving, toestemming en borg. De leden van de VVD-fractie zijn het met het bedrijfsleven eens dat deze belemmeringen indruisen tegen de beginselen van voorkoming van afvalstoffen door hergebruik. In het publicatieblad van de EU (22 maart 2005; 2005/270/EG) in artikel 3, lid 2 (Verpakkingsrichtlijn) wordt de definitie gegeven van een herbruikbare verpakking en wordt aangegeven dat herbruikbare verpakkingen alleen als afval beschouwd worden als deze aan het eind van hun nuttige levensduur zijn. Herbruikbare ongereinigde vaten worden volgens de Verpakkingsrichtlijn niet als afval beschouwd. Hoe ziet de regering de wijziging van de EVOA ten opzichte van de Verpakkingsrichtlijn inzake deze kwestie?

In de nieuwe verordening is opgenomen dat op transport een bewijs moet worden meegenomen van het bestaan van een contract inzake nuttige toepassing tussen opdrachtgever en ontvanger. Het gaat hier over de niet-gevaarlijke afvalstoffen. De toegevoegde waarde hiervan is niet duidelijk en wordt niet gemotiveerd in de memorie van toelichting. Kan de regering dit nader motiveren? Wat wordt er precies bedoeld met «nuttige toepassing»? En is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat dit een forse administratieve lastenverzwaring voor het bedrijfsleven betekent? En hoe zal het toezicht er uitzien ten aanzien van het bij zich dragen van dit bewijs?

Deze leden vrezen dat dit voorstel de nodige problemen oplevert in de markt. De vervoerder die van de opdrachtgever eist dat hij deze informatie met transport mee wil nemen, zal hierdoor vaak nul op rekest krijgen. De opdrachtgever zal dan een vervoerder kiezen die het met de regels niet zo nauw neemt en het risico om aangehouden te worden wil nemen. Dit werkt illegaliteit in de hand. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?

4. Aanvullende opmerkingen

In art. 41, eerste lid valt te lezen dat invoer in de EG van voor verwijdering bestemde afvalstoffen verboden is, maar dat hier uitzonderingen op kunnen worden gemaakt voor crisissituaties. De leden van de VVD-fractie vragen zich af aan wat voor situaties moet worden gedacht en welke Nederlandse instantie dan het voortouw neemt.

En kunt u aangeven hoe het incident met de Probo Koala eruit zou hebben gezien als niet de huidige EVOA maar de voorliggende wetswijziging ten aanzien van de EVOA al van toepassing was geweest? Zouden er dan in het kader van handhaving en toezicht andere beslissingen zijn genomen op grond van deze nieuwe regelgeving?

De voorzitter van de commissie

Koopmans

De adjunct-griffier van de commissie

Ipenburg


XNoot
1

Abusievelijk zijn de Nota naar aanleiding van het Verslag (ondernummer 6) en de Nota van Wijzing (ondernummer 7) op een eerder moment gepubliceerd, terwijl het Verslag in de volgorde van de schriftelijke voorbereiding vooraf gaat aan de Nota naar aanleiding van het Verslag.

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Duyvendak (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Willemse-van der Ploeg (CDA), Kamp (VVD), Wolfsen (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (CU).

Naar boven