nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in het
Wetboek van Strafvordering, de Wet OM-afdoening en enige andere wetten enkele
technische onvolkomenheden weg te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 387 komt te luiden:
Artikel 387
De officier van justitie kan voor de aanvang van de terechtzitting aan
de verdachte schriftelijk of mondeling mededeling doen van de intrekking van
de oproeping.
B
Artikel 489, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. de officier van justitie in een strafbeschikking een taakstraf
als bedoeld in artikel 77f, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht wil
opleggen en deze meer dan twintig uren zal belopen;.
2. In onderdeel b wordt «het openbaar ministerie een voorwaarde
wil stellen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: de officier van justitie een strafbeschikking
wil uitvaardigen.
3. In onderdeel c wordt na «vervolging» ingevoegd: ,
anders dan door een strafbeschikking,.
C
In artikel 551, eerste lid, wordt «273a» vervangen door: 273f.
ARTIKEL II
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 5, eerste lid, onderdeel 3°, 5a, eerste lid, 71, onderdeel
3°, en 77d, tweede lid, wordt «273a» telkens vervangen door:
273f.
B
Artikel 77f komt te luiden:
Artikel 77f
1. In een strafbeschikking kan de officier van justitie tevens de
aanwijzing geven dat de verdachte zich zal richten naar de aanwijzingen van
een stichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wet op de jeugdzorg,
voor een daarbij te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden.
2. In afwijking van artikel 257a, tweede lid, onderdeel a, van het
Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie in een strafbeschikking
een taakstraf opleggen voor ten hoogste zestig uren, te verrichten binnen
een termijn van ten hoogste drie maanden. Artikel 77m, negende lid, is van
overeenkomstige toepassing.
C
In artikel 77hh wordt «artikel 77f, eerste lid, onder a» vervangen
door: artikel 77f, eerste lid.
ARTIKEL III
In de artikelen 10, eerste lid, onderdeel c, en 102, tweede lid, van de
Wet op de jeugdzorg wordt «77f, eerste lid, onder a» vervangen
door: 77f, eerste lid.
ARTIKEL IV
De Wet OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen I, onderdeel GG, en II, onderdeel S, vervallen.
B
In artikel IV, onderdeel B, wordt in artikel 76, eerste lid, «de
artikelen 257a en 257b» vervangen door: de artikelen 257a, 257b en 257ba.
C
Artikel V, onderdeel B, onderdeel 1, vervalt.
D
Artikel X, onderdeel A, komt te luiden:
A
Aan artikel 2, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het
slot van onderdeel o door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
p. strafbeschikking: de strafbeschikking bedoeld in artikel 76, eerste
lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
ARTIKEL V
In artikel 164, vierde lid, tweede zin, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt «totdat
de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan of, indien bij
de uitspraak de bestuurder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuig
onvoorwaardelijk is ontzegd» vervangen door: totdat de strafbeschikking
onherroepelijk is geworden, de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde
is gegaan of, indien bij die strafbeschikking of uitspraak de bestuurder de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen onvoorwaardelijk is ontzegd.
ARTIKEL VI
Artikel XLVIIa, onderdeel A, van de Reparatiewet II Justitie vervalt.
ARTIKEL VII
Indien artikel I, onderdeel H, van de Wet van 5 oktober 2006 tot
wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het hoger
beroep in strafzaken, het aanwenden van gewone rechtsmiddelen en het wijzigen
van de telastlegging (stroomlijnen hoger beroep) (Stb. 470) in werking is
getreden voor of op het tijdstip waarop de Wet OM-afdoening in werking treedt,
vervalt artikel I, onderdelen R en U, van de Wet OM-afdoening.
ARTIKEL VIII
In strafzaken waarin voor het in werking treden van artikel II, onderdelen
O tot en met R, artikel III, artikel IV en artikel VI van de Wet OM-afdoening
voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig
de artikelen 74 en 74c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 36 en
37 van de Wet op de economische delicten, artikel 76 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen respectievelijk artikel 85 van de Waterschapswet, blijven
de artikelen die door de artikelen I, onderdelen A en B, II, onderdelen B
en C, en III van deze wet gewijzigd worden van toepassing zoals
zij luidden voor het in werking treden van het desbetreffende onderdeel van
de Wet OM-afdoening.
ARTIKEL IX
In artikel 310, vierde lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt
de zinsnede «240b en 242 tot en met 273a» vervangen door: 240b,
242 tot en met 250 en 273f.
ARTIKEL X
In artikel 51a, tweede lid, van de Uitleveringswet wordt «273a»
telkens vervangen door: 273f.
ARTIKEL XI
In artikel 8, onderdeel k, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt «273a»
vervangen door: 273f.
ARTIKEL XII
1. De artikelen I, onderdelen A en B, II, onderdelen B en C, en III
tot en met VIII van deze wet treden in werking op het tijdstip waarop de Wet
OM-afdoening in werking treedt.
2. De artikelen I, onderdeel C, II, onderdeel A, en IX tot en met
XI van deze wet treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Justitie,