30 959
Rijksbrede aanpassing van regels omtrent de reductie en vereenvoudiging van vergunningen teneinde de regeldruk te verminderen (Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 19 april 2007

De vaste commissie voor Economische Zaken1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

InhoudsopgaveBlz.
  
I.   ALGEMEEN1
1.  Inleiding1
2.  Inhoud van het wetsvoorstel2
2.1 Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus3
2.3 Administratieve lasten wet personenvervoer 20004
2.4 De telecommunicatiewet5
2.5 De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten5
2.6 Intrekking LNV-wetten6

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel, dat zij vanuit een positieve grondhouding willen bekijken. Deze leden hebben nog enkele nadere vragen, ook over het project vereenvoudiging vergunningen in bredere zin dan dit wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen. Deze leden steunen in zijn algemeenheid het streven om de regeldruk voor ondernemers en burgers te verminderen waar dat kan; tegelijkertijd moet bedacht worden dat sommige regels nu eenmaal nodig zijn om het publieke belang te waarborgen. De SP fractie heeft daarom nog enkele vragen bij dit wetsvoorstel.

De VVD fractie is natuurlijk blij met de lijnen van het wetsvoorstel, daar het een uitvoering is van de breed gesteunde motie van Aartsen (VVD), die vroeg om vermindering van het aantal vergunningen met 50%. De VVD steunt dan ook op hoofdlijnen het wetsvoorstel, hoewel het aantal voorstellen uiterst beperkt is.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van voorliggend voorstel. Deze leden waarderen de inzet van het kabinet om de regeldruk te verminderen. Waar regels overbodig zijn is het goed dat er kritisch naar gekeken wordt en waar nodig de regels komen te vervallen.

De leden van de SGP-fractie ondersteunen de gedachte dat vergunningstelsels niet onnodig in stand gehouden moeten worden. Meer in algemene zin kunnen deze leden zich daarom vinden in de doelstelling van het wetsvoorstel.

2. Inhoud van het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten hoe het staat met de uitvoering van de motie Van Aartsen, waarin een halvering voorzien werd van de vergunningslast op uiterlijk 31 december 2006. Kan de regering hierop ingaan?

Kan de regering aangeven, zo vragen deze leden, hoeveel procent reductie van vergunningen is bereikt op 31 december 2006. En hoeveel reductie zal er worden bereikt in de loop van 2007 en 2008? Zijn de 40% van de vergunningen en 21% van de vergunningstelsels inmiddels afgeschaft, zoals in de doorlichting stond? Zo nee, wat is dan de eventuele planning?

Waarom wilden gemeenten niet meer dan 8% schrappen en 12,5% vereenvoudigen? Hoe is te verklaren dat vorig jaar slechts 88 van de 458 gemeenten hebben aangeven iets te doen aan de lokale regel- en vergunningendruk? Is er bij de gemeenten geen gevoel van urgentie m.b.t. het vereenvoudigen van vergunningen? Welke middelen heeft de Rijksoverheid om de lagere overheden verder aan te sporen tot reductie van vergunningslasten? Zal in de in het regeerakkoord aangekondigde bestuursakkoorden ten aanzien van administratieve lastenreductie ook aandacht gegeven worden aan vergunningslasten? Wanneer is de totstandkoming van deze bestuursakkoorden te verwachten?

Voornoemde leden vragen ook om een zo recent mogelijk totaaloverzicht, in de vorm van een tabel, van alle projecten die lopen met betrekking tot de vereenvoudiging van vergunningen, met de daarbij behorende hoeveelheden reductie. Kan de regering daarbij ook betrekken de wetsvoorstellen die buiten het kader van dit specifieke wetsvoorstel vallen? Kan de regering dit totaaloverzicht ook geven voor de lagere overheden?

De totale reductie aan administratieve lasten door dit wetsvoorstel, zo memoreren de leden van de PvdA-fractie, bedraagt ca. 2,6 miljoen euro. Hoe verhoudt zich dit relatief zeer beperkte bedrag tot de ca. 12 miljard euro die er in 2006 nog zouden zijn aan administratieve lasten en tot het bedrag van 400 miljoen euro dat genoemd is in de motie Van Aartsen? Is het juist dat dit wetsvoorstel toch voor een deel bestaat uit het kappen van dor hout en cosmetische maatregelen?

Als gevolg van dit wetsvoorstel is er een reductie van legeskosten met ca. 3,9 miljoen euro per jaar. Wordt dit verlies aan overheidsinkomsten nog elders gecompenseerd?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de desbetreffende ondernemersverenigingen overal zijn geconsulteerd. Wat was hun reactie op de voorstellen en konden zij zich vinden in de reductieberekeningen?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Zondagswet niet kan vervallen. Deze wet met een beoordeling van activiteiten voor 13 uur en de eventueel noodzakelijke ontheffing zijn bij ondernemers, inwoners en gemeenten onbekend. Hoeveel ontheffingen worden aangevraagd en hoeveel worden er verleend? Waarom wil de regering deze wet handhaven? Wat zijn de gevolgen van intrekking, zijn er wel gevolgen?

Het aantal voorstellen in de verzamelwet is naar de mening van de leden van de VVD-fractie zeer beperkt. Deze leden zijn daarover teleurgesteld. Het lijkt er op dat het project vermindering vergunningen traag verloopt en te weinig oplevert. Graag een overzicht van het aantal vergunningen in oktober 2005 (toen de motie Van Aartsen, 50 % minder vergunningen, werd ingediend), hoe is de stand nu en wat zal dit wetsontwerp bijdragen aan verdere vermindering? Welke overige voorstellen ter vermindering van vergunningen worden ingediend, wanneer zal dat gebeuren en hoeveel dragen zij bij aan de totale vermindering?

Zal de eerder toegezegde 42% vermindering worden gehaald, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Welke maatregelen neemt de regering om de door de Kamer gevraagde 50% vermindering te realiseren? Bij welke wetten is de lex silencio ingevoerd?

Kan de regering en een geactualiseerd overzicht aangeven van alle vergunningen in hoeverre ze door de Europese Unie vereist zijn? Zo ja, in hoeverre er sprake is van 100% vertaling in Nederlandse wetgeving of dat er sprake is van een nationale kop er bovenop? Zo nee, wat dan de reden is van nationale wetgeving?

De leden van de SGP-fractie hebben twijfels over het karakter van dit wetsvoorstel als een verzamelwet waarin sterk uiteenlopende thema’s worden behandeld. In de toelichting staat vermeld dat in dit wetsvoorstel alleen de wijzigingen van meer «eenvoudige» of niet-controversiële aard zijn opgenomen. Overige voorstellen worden per departement afzonderlijk behandeld. Dit roept bij deze leden de vraag op waarom er dan niet voor is gekozen om alle voorstellen via het «eigen» departement te behandelen. In dat geval was er niet een zo onoverzichtelijk geheel ontstaan als nu het geval is. Kan de regering de achtergrond van deze keuze toelichten?

Wat is het gemeenschappelijke, verbindende karakter van al deze wijzigingen? Wat is bijvoorbeeld de samenhang tussen de wijziging in de AWBZ en de intrekking van de Meststoffenwet? In dit verband kan bijvoorbeeld gewezen op worden op enkele voorbeelden van andere wetsvoorstellen waarin slechts één wet wordt ingetrokken. Op het terrein van EZ bijvoorbeeld de Wet intrekking Vestigingswet bedrijven 1954 (30 828) en bij VWS bijvoorbeeld de Intrekking van de Rompwet instellingen van weldadigheid (29 013). Ook deze wetsvoorstellen zijn of waren relatief eenvoudige, niet-controversiële wijzigingen. Toch waarborgt een dergelijke benadering naar de mening van deze leden een zorgvuldiger behandeling, terwijl de behandeling gezien het eenvoudige karakter niet meer tijd hoeft te kosten dan een verzamelwet als het voorliggende wetsvoorstel. Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie daarom een toelichting bij deze keuzes.

2.1 Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nogmaals in te gaan op de kritiek van de Raad van State ten aanzien van het schrappen van de goedkeuring van de minister van Justitie van de veranderingen in de instructie van beveiligings- en detectivebureaus? Kan de regering ingaan op het argument dat hier het algemeen belang van de veiligheid in het geding is en dat deze instructie van belang is om de bevoegdheden van dergelijke bureaus helder te blijven communiceren met hun medewerkers, ook om de afbakening met politiebevoegdheden nog eens te benadrukken? Waarom is niet het voorstel van de Raad van State overgenomen waarbij slechts afwijkingen van de standaardinstructie aan goedkeuring worden onderworpen, en waarmee dus al het grootste gedeelte van de administratieve lasten zou komen te vervallen? Welk bedrag zou er dan nog overblijven van het toch al niet al te hoge bedrag van 14 000 euro die deze goedkeuringsregeling tot nu toe met zich meebracht?

De leden van de SP-fractie vragen of het wenselijk is dat de ministeriële invloed op de personeelsinstructie verdwijnt bij particuliere beveiligingsorganisaties en particuliere recherchebureaus. Voor het publieke belang (bijvoorbeeld terrorismebestrijding) is het wenselijk dat bijvoorbeeld particuliere beveiligers goed weten waar ze mee bezig zijn. Door het wegnemen van de ministeriële invloed op de personeelsinstructie wordt een vrijblijvendheid gecreëerd die naar mening van de SP-fractie niet hoort bij het werkgebied van dit soort organisaties. Kan de regering duidelijk uitleggen waarom deze invloed toch weggenomen wordt.

Ook de leden van de fractie van de ChristenUnie hebben vraagtekens bij de uitwerking van de regering met betrekking tot het laten vervallen van de goedkeuringsverplichting van de personeelsinstructie van particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Zoals het advies van de Raad van State ook vermeldt hebben beveiligingsorganisaties en recherchebureaus een taak bij het voorkomen van criminaliteit, waarbij verschillende belangen gemoeid zijn. Wordt, met het loslaten van de plicht tot het laten goedkeuren van personeelsinstructies, controle niet bemoeilijkt en verliest de Minister van Justitie zijn grip niet op organisaties en bureaus die zich met taken bezig houden die grenzen aan, zo niet overlappen met, het werk van de politie? Waarom wordt de suggestie van de Raad van State niet overgenomen om een voorstel om een standaardinstructie te verplichten, en slechts afwijkingen daarvan voor te leggen aan de Minister van Justitie, zo vragen deze leden.

Acht de regering het niet wenselijk dat de standaardinstructie van het ministerie van Justitie als regel geldt, in plaats van een facultatief overnemen hiervan?

De leden van de fractie van de ChristenUnie horen bovendien graag van de regering of het niet houden aan de instructie, die nu nog goedgekeurd wordt door de Minister van Justitie, reden is om de vergunning voor het houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau in te trekken, en zo ja, hoe vaak dit gebeurt.

2.3 Administratieve lasten wet personenvervoer 2000

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven of de administratieve lasten voor de 10% (51) ondernemingen die geen vervoer buiten Nederland verrichten en een nieuwe, communautaire vergunning zullen moeten aanvragen, meer administratieve lasten zullen hebben dan voor de wijziging? Zo ja, hoeveel? Hoe gaat de vijfjaarlijkse toets voor deze bedrijven verlopen? Nemen de administratieve lasten voor deze bedrijven niet toe in plaats van af? Zo nee, waarom niet?

Met betrekking tot de wijziging van de Wet personenvervoer 2000 is het afschaffen van de vergunning voor collectief (binnenlands) vervoer en de vervanging door de communautaire vergunning gunstig voor bedrijven die grensoverschrijdend werken omdat er dan één in plaats van twee vergunningen nodig zijn, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Bedrijven die nu alleen een Nederlandse vergunning nodig hebben zien die straks vervangen door een Europese vergunning. Wat betekent dat voor de administratieve lasten en financiële en uitvoeringslasten. Graag zien deze leden ook een vergelijking van deze lasten voor een Nationale en een Europese vergunning. Hoeveel bedrijven zullen van 2 naar één vergunning gaan en hoeveel bedrijven van één Nationale vergunning naar de Europese?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de vervanging van de vergunning voor collectief personenvervoer door de communautaire vergunning plaats gaat vinden. Deze leden zijn benieuwd of dit zonder extra lasten voor de betrokkenen zal plaatsvinden.

2.4 De telecommunicatiewet

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af wat de reductie met 66 000 vergunningen financieel oplevert?

Is het dan niet al snel een reductie in administratieve lasten en een (financiële en administratieve) verzwaring door de instelling van de bekwaamheidstoets en de meldingsplicht in combinatie met de voorlichting? Hoe valt deze balans uit en wat zijn de kosten van de instelling van deze verplichtingen? Hoeveel extra nalevingslasten gaat dit opleveren ten opzichte van de huidige situatie?

De regering stelt dat het wegnemen van de vergunningplicht voor het gebruik van frequentieruimte wat betreft radar, SART, marifonie en radiozendamateurs leidt tot een administratieve lastenverlichting van € 2,6 mln. De leden van de SP-fractie memoreren tevens dat vanwege internationale verplichtingen wel bekwaamheidseisen moeten worden gesteld aan het gebruik van eerder genoemde frequentieruimten. Dit zou moeten gebeuren via een examen. Bij de berekening van de reductie in administratieve lasten wordt dit examen niet genoemd. Deze leden vragen of er voor bedrijven en burgers geen lasten verbonden zijn aan dit examen? Men zal bijvoorbeeld studiemateriaal moeten kopen en bestuderen. Graag een reactie.

In de Telecommunicatiewet wordt bepaald gebruik (bestemming) van in het frequentieplan aangewezen frequentieruimte vergunningvrij, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Maar aan het gebruik kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld aan het gebruik, evenals bekwaamheidseisen en een meldingsplicht. Kan de regering aangeven wat de administratieve, financiële- en uitvoeringslasten zijn ten gevolge van deze mogelijke nieuwe verplichtingen? En hoe zullen deze lasten worden verdeeld onder kleine, middelgrote en grote frequentiegebruikers?

De leden van de fractie van de PVV vragen wat er nu daadwerkelijk bespaard wordt bij het afschaffen van de vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte. De eis van bekwaamheid blijft immers overeind en daarvoor dient een examen afgelegd te worden. En wat gaat de voorlichting kosten die hiervoor noodzakelijk is?

2.5 De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De regering stelt dat na afschaffing van art. 38 AWBZ het zorgverzekeraars zal zijn toegestaan om zelf AWBZ-zorg te verlenen of bestuurlijk of financieel in AWBZ-instellingen deel te nemen, maar alleen voor zover zij daar geen risico bij lopen. De leden van de SP-fractie vragen hoe dit in de praktijk gecontroleerd gaat worden?

Zorgverzekeraars mogen als gevolg van afschaffing van art. 38 AWBZ zelf AWBZ-zorg leveren (voor zover dit wordt toegestaan door de Wft en de Wtzi), zo stellen deze leden. Hoe schat de regering het gevaar in dat verzekerden in hun keuzevrijheid belemmerd zullen worden, doordat zorgverzekeraars zullen eisen dat hun verzekerden alleen de door hen geleverde AWBZ-zorg mogen gebruiken?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben soortgelijke vragen bij de intrekking van artikel 38 AWBZ. Hoe gaat de regering controleren of zorgverzekeraars alleen AWBZ-zorg verlenen of bestuurlijk of financieel in AWBZ-instellingen deelnemen als daarmee geen risico wordt gelopen? Hoe wordt dit getoetst?

De leden van de SGP-fractie zijn nog niet overtuigd door de motivering voor het voorstel om artikel 38 van de AWBZ te laten vervallen. Kan worden weergegeven op welke punten verzekeraars nu meer mogelijkheden krijgen om zelf zorg te gaan leveren dan in de bestaande situatie? Vindt de regering dit een gewenste ontwikkeling? Hoe wordt gewaarborgd dat het uitgangspunt dat de AWBZ niet-risicodragend wordt aangeboden, blijft gehandhaafd? Is de regering van mening dat het hier gaat om een niet-inhoudelijke wijziging van de wet?

2.6 Intrekking LNV-wetten

Op het terrein van het ministerie van LNV worden nu geen voorstellen gedaan, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast. De regering meldt dat nog dit jaar vier LNV-voorstellen worden gedaan voor toepassing van de lex silencio positivo. Waarom kan dit niet nu al? Welke vier wetten betreft het en wanneer zal de Kamer de voorstellen ontvangen?

Mede in het licht van de eerder in dit verslag gemaakte opmerkingen van de leden van de SGP-fractie zou het naar hun mening voor de hand liggen om in de considerans op te nemen dat er tevens enkele uitgewerkte wetten worden ingetrokken. De intrekking van de wetgeving op het gebied van LNV heeft immers niets te maken met vermindering van het aantal vergunningen, maar met het gegeven dat deze wetten zijn uitgewerkt. Deze leden vinden de gegeven motivering, «De intrekking van de in onderhavig voorstel opgenomen uitgewerkt wetten is vooralsnog nergens onder te brengen. Het onderhavige voorstel biedt hiertoe een uitstekende mogelijkheid, reden waarom tot opname is overgegaan.», erg mager en vanuit wetstechnisch oogpunt twijfelachtig. Graag ontvangen zij daarom een nadere toelichting en onderbouwing.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De waarnemend griffier van de commissie,

De Veth


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv.leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Van Dijk (CDA), Duyvendak (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), De Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (CU), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven