A
nr. 1
BRIEF VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2007
Zoals u bekend, is op 28 maart 2006 de tijdelijke commissie subsidiariteitstoets
(TCS) ingesteld. Deze commissie toetst, samen met de betrokken vakcommissies,
elf voorstellen van de Europese Commissie aan de beginselen van subsidiariteit
en proportionaliteit. Deze voorstellen zijn door beide Kamers aangewezen uit
het wetgevings- en werkprogramma voor 2006 van de Europese Commissie.
In het plenaire debat in de Tweede Kamer d.d. 15 december 2005 dat
leidde tot instelling van de TCS is de motie Timmermans c.s. ingediend (Kamerstukken
II, 2005–2006, 30 389, nr. 2), waarin de kaders van de TCS
zijn vastgelegd. De Kamer spreekt daarin uit:
1. dat de invulling van de subsidiariteitstoets niet kan leiden tot verandering
in de Nederlandse staatkundige verhoudingen;
2. dat de Commissie Subsidiariteitstoets geen enkele inperking van de
rol van de vakcommissies van de Kamer bij de beoordeling van de Europese voorstellen
mag opleveren; en
3. dat de voorliggende voorstellen vooralsnog dienen te leiden tot de
instelling van een «Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets»
voor een periode van 1 jaar en een zo spoedig mogelijk daarop volgende evaluatie
door de Kamer.
Deze motie is op 20 december 2005 door de Tweede Kamer aanvaard.
Tijdens het plenaire debat op 31 januari 2006 in de Eerste Kamer
(Handelingen EK, 31 januari 2006, 16, 779–780) is de Eerste Kamer,
gehoord de beraadslagingen en besluitvorming in de Tweede Kamer, akkoord gegaan
met het instellen van een commissie subsidiariteitstoets op tijdelijke basis,
doch onder de voorwaarde dat deze commissie blijft functioneren tot het moment
dat de evaluatie is afgerond en er is besloten over het al dan niet continueren
van deze commissie. Ook heeft de Eerste Kamer ingestemd met evaluatie na één
jaar, waarbij is gesteld dat, gelet op het feit dat het een gemengd samengestelde
commissie betreft, deze evaluatie door beide Kamers uitgevoerd dient te worden.
Tijdens haar vergadering van 6 februari jongstleden heeft de TCS
het volgende voorstel geformuleerd over de wijze van evaluatie van de TCS,
waarbij bovenstaande randvoorwaarden het uitgangspunt vormden.
De TCS stelt voor haar eigen evaluatie ter hand nemen en uiterlijk 13 april
2007 beide Kamers een evaluatierapport toe te zenden. Zij stelt zich voor
dat hierin op evenwichtige wijze de pluspunten en de knelpunten van het werk
en het functioneren van de TCS aan de orde komen. Gelet op de beraadslagingen
in beide Kamers bij de instelling van de commissie zal in ieder geval expliciet
aandacht worden besteed aan de volgende punten: de aard van de samenwerking
tussen Eerste en Tweede Kamer in het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets,
de aard van de samenwerking van de TCS met de vakcommissies in Eerste en Tweede
Kamer, de werkbaarheid van de zeswekentermijn en de ambtelijke ondersteuning
van de commissie.
In algemene zin zal het werk van de TCS (en de daarbij betrokken vakcommissies)
worden getoetst aan de doelstellingen van deze commissie. Deze zijn geformuleerd
in de rapporten die de voorganger van de TCS, de gemengde commissie toepassing
subsidiariteit, ten behoeve van beide Kamers heeft opgesteld (Kamerstukken
II, 2005–2006, 30 389, nr. 1 en Kamerstukken I, 2005–2006,
30 389, A).
Tot slot stelt de TCS voor dat in het evaluatierapport ook het Europese
kader van de Nederlandse parlementaire subsidiariteitstoets expliciet aandacht
krijgt. Twee van de voorstellen uit de «lijst van elf» zijn namelijk
ook door de nationale parlementen in de andere EU-lidstaten getoetst aan de
subsidiariteits- en proportionaliteitsvereisten uit het Verdrag. Daarbij was
in COSAC-verband afgesproken dat de zeswekentermijn uit het oorspronkelijke
Grondwettelijk Verdrag zou worden gehandhaafd.
Na behandeling van het evaluatierapport in de plenaire vergaderingen van
beide Kamers, kan iedere Kamer afzonderlijk een besluit nemen over het al
dan niet continueren van de TCS op permanente basis.
De TCS verneemt graag of de hier voorgestelde werkwijze de instemming
heeft van uw Kamer. Gelet op het feit dat beide Kamers elk afzonderlijk een
besluit nemen over continuering, verzoekt de TCS bovendien het College van
Senioren van de Eerste Kamer en het Presidium van de Tweede Kamer zonodig
aanvullende vraagpunten te formuleren die in het evaluatierapport beantwoord
dienen te worden. Tot slot leg ik u graag voor dat de TCS voornemens is om
in het kader van de evaluatie inbreng te vragen van (een aantal) vakcommissies
uit Eerste en Tweede Kamer die bij de toetsingsprocedure betrokken zijn geweest.
De voorzitter van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets,
J. J. van Dijk