30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2016

Op 25 mei 2016 is er door uw Kamer verzocht om een brief naar aanleiding van het SPIOR-rapport «Islamofobie in zicht»1 en de uitzending van Nieuwsuur (van 24 mei 2016) over «Hoe racistisch is Nederland?»2. Tevens is het rapport Discriminatiecijfers 2015 op 20 september 2016 opgeleverd. Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Veiligheid en Justitie bied ik u hierbij de gevraagde brief en het rapport «Discriminatiecijfers 2015» aan3.

Nationaal actieprogramma tegen discriminatie

Discriminatie is onaanvaardbaar. Het kabinet staat voor een samenleving waarin iedereen gelijke kansen krijgt, en niet afgerekend wordt op vermeende groepskenmerken maar op individuele kwaliteiten. Een samenleving waar iedereen zich veilig voelt owm in vrijheid vorm te geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit binnen de kaders van de rechtsstaat.

Zowel de Nieuwsuur uitzending over racisme als het SPIOR-rapport over moslimdiscriminatie tonen voorbeelden van onverdraagzaamheid en discriminatie. Er is een verharding in het debat op social media en de drempel voor negatieve uitlatingen op deze media lijkt laag. Verschillen en tegenstellingen worden uitvergroot. Dit heeft een schadelijke impact op de onderlinge verbondenheid binnen de samenleving en wakkert polarisatie aan. De signalen die Nieuwsuur en SPIOR hebben gebracht, geven opnieuw aan dat we de strijd tegen discriminatie blijvend en volhardend aan moeten gaan.

Door dit kabinet wordt de bestrijding van alle vormen van discriminatie dan ook actief vormgegeven en uitgevoerd binnen het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie4. De brief «Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie» die namens de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Veiligheid en Justitie, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op 22 januari 2016 naar uw Kamer is verstuurd, bevat zowel generiek als op specifieke gronden gericht beleid. Het programma bevat maatregelen gericht op preventie en bewustwording, versterking van en meer samenwerking tussen ketenpartners, stimulering van lokaal, breed discriminatiebeleid en de opzet van een gezamenlijk kennisprogramma.

Op 23 maart 2016 hebben wij met uw Kamer het debat gevoerd over de kabinetsaanpak in het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie tijdens een Algemeen overleg Discriminatie (Kamerstuk 30 950, nr. 86). Uw Kamer wordt begin 2017 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het actieprogramma.

Discriminatiecijfers 2015

Het is voor het eerst dat op landelijk niveau een jaarrapport over discriminatie verschijnt waarin de registraties van politie en anti-discriminatievoorzieningen (ADV’s) in samenhang worden gepresenteerd. Dit geeft een vollediger beeld van de aard van discriminatie-incidenten en -meldingen die zich voordoen in de maatschappij. Dit beeld wordt nog verrijkt doordat in dit rapport ook meldcijfers van andere organisaties zijn opgenomen en aanvullende bronnen zijn geraadpleegd.

Enkele belangrijke ontwikkelingen uit het rapport Discriminatie in 20155:

  • De ontwikkeling van het aantal discriminatieregistraties bij politie en ADV’s laat een lichte daling zien. Het aantal meldingen bij de twee landelijke meldpunten voor discriminatie op het internet nam juist toe. In 2015 registreerde de politie landelijk 5.506 discriminatie-incidenten, 4% minder dan in 2014. Bij de ADV’s zijn in 2015 landelijk 4.561 meldingen van discriminatie binnengekomen, 11% minder dan in 2014. MiND en MDI kregen in 2015 samen 1.585 meldingen binnen, bijna 7% meer dan in 2014.

  • Ongeveer de helft van de discriminatieregistraties ging over de discriminatiegrond herkomst6, wat overeenkomt met het beeld in eerdere jaren. Veel van deze incidenten en meldingen hadden betrekking op huidskleur.

  • Het aantal registraties van antisemitische incidenten nam bij de politie ten opzichte van 2014 met twintig procent toe: 428 registraties. Deze betroffen zowel incidenten gericht tegen Joodse personen of doelwitten als schelden met het woord «jood». Bij de ADV’s, de meldpunten voor discriminatie op internet en ook het CIDI is juist een daling te zien in het aantal registraties.

  • De politie, ADV’s en meldpunten voor discriminatie op het internet registreerden in 2015 meer discriminatie-ervaringen van moslims vanwege hun geloof. Bij de politie zijn in 2015 439 incidenten geregistreerd; meer dan een verdubbeling ten opzichte van 2014. Bij de ADV’s nam het aantal meldingen van moslims die discriminatie ervoeren vanwege hun geloof toe van 165 in 2014 naar 240 in 2015. De twee meldpunten voor discriminatie op het internet zagen het aantal meldingen over discriminatie vanwege de islam in 2015 bijna verdubbelen tot 472. Bij het particuliere meldpunt Meld Islamofobie kwamen in 2015 158 meldingen binnen.

  • Landelijk steeg het aantal politieregistraties over de grond seksuele gerichtheid van 1403 in 2014 naar 1574 in 2015. Bij de politie is dit na herkomst de meest geregistreerde discriminatiegrond. Een vermoedelijk groot deel van de geregistreerde incidenten in deze categorie gaat over het gebruik van het woord «homo» als algemeen scheldwoord. Bij ADV’s, MiND en MDI kwamen hierover relatief weinig meldingen binnen.

Uit een toename of afname van het aantal registraties kan niet direct geconcludeerd worden dat meer of minder mensen zich gediscrimineerd hebben gevoeld. Het is evenzogoed mogelijk dat veranderingen in meldgedrag meespelen. Wel geven de cijfers aan dat inzet op bestrijding van discriminatie actueel en urgent blijft.

Het rapport biedt geen inzicht in de totale omvang van (ervaren) discriminatie in Nederland. De voornaamste reden daarvoor is dat uit onderzoek bekend is dat slechts 1 op de 8 discriminatie-ervaringen ergens wordt gemeld. In de registraties blijft dus veel buiten beeld. Om hier meer inzicht in te krijgen zal het onderzoek naar ervaren discriminatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in 2017 herhaald worden.

Reactie op het SPIOR-rapport «Islamofobie in zicht»

Het rapport van SPIOR over islamofobie7 geeft een beeld van concreet ervaren moslimdiscriminatie in de regio Rotterdam-Rijnmond. Het rapport is via meldingen en gesprekken tot stand gekomen. Het geschetste beeld komt overeen met bevindingen van politie, ADV’s (zoals in het bovengenoemde rapport Discriminatiecijfers in 2015) en onderzoekers: een groeiend aantal incidenten, in een aantal gevallen met geweld. Vooral de duidelijk zichtbare en herkenbare symbolen van de Islam zijn doelwitten van moslimdiscriminatie. Opvallend vaak zijn moslima’s met hoofddoek doelwit van verbaal en fysiek geweld. Daarnaast blijkt dat moskeeën geconfronteerd worden met vernieling en bedreigingen. Verder blijkt dat er sprake is van een hoge mate van onderrapportage.

Het SPIOR-rapport bevat een aantal aanbevelingen die onder meer pleiten voor meerjaren-onderzoek, het verhogen van meldingsbereidheid door als politie, ADV’s en moslimgemeenschap gezamenlijk naar de gemeenschappen toe te gaan om kennis te vergroten en vertrouwen te versterken en een faciliterende rol vanuit de overheid ten aanzien van de verschillende initiatieven die zich richten op het aanpakken van onderrapportage. Tot slot wordt er aandacht gevraagd voor het vergroten van weerbaarheid (de versterking van «eigen kracht»).

De aanbevelingen in het rapport sluiten grotendeels aan op de aanpak van (moslim)discriminatie in Rotterdam8 en de nationale aanpak van moslimdiscriminatie binnen het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie: versterking kennis en inzicht en het verhogen van meldingsbereidheid en versterking eigen kracht en de versterking van lokale samenwerking. Deze activiteiten behelzen onder meer een onderzoek naar «Triggerfactoren moslimdiscriminatie» dat begin 2017 afgerond zal worden. Naar aanleiding van dit rapport en na overleg met betrokken partners zal besloten worden welke vervolgactiviteiten ter preventie van moslimdiscriminatie, in 2017 en verder, uitgevoerd worden. Voor het vergroten van meldingsbereidheid, «eigen kracht» en een versterking van lokale samenwerking wordt er een vijftal regionale bijeenkomsten georganiseerd waarbij vertegenwoordigers van gemeenten, politie, ADV’s en moslimgemeenschappen bij elkaar komen om samenwerking verder te versterken. Deze bijeenkomsten zullen plaatsvinden in de tweede helft 2016 tot en met begin 2017.

Deze activiteiten zijn ook te vinden in bijlage II van het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie (bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 84) en worden zoveel mogelijk uitgevoerd op lokaal niveau en met betrokkenheid van partners en moslimgemeenschappen. De maatregelen ter versterking van de strafrechtelijke aanpak zijn te vinden in bijlage I van het actieprogramma (bijlage bij Kamerstuk 30 950, nr. 84).

Zoals eerder genoemd zijn de meeste kabinetsmaatregelen tegen discriminatie grondenoverstijgend en bestrijden dus ook discriminatie van moslims, bijvoorbeeld activiteiten in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Over discriminatie op de arbeidsmarkt zal uw Kamer eind 2016 nader worden bericht in de voortgangsrapportage over het Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie.

Tot slot

Discriminatie is een gemeenschappelijk probleem van alle Nederlanders. Uit onderzoeken en rapportages blijkt dat discriminatie voornamelijk plaatsvindt tussen burgers onderling. Het is daarmee een ieders verantwoordelijkheid discriminatie en uitsluiting tegen te gaan. Het gaat om respect, fatsoen en gelijke behandeling voor iedereen overal in de samenleving: in de woonomgeving, op de arbeidsmarkt, in het onderwijs, in de (sociale) media en op het sportveld. Het is van groot belang dat de dialoog gevoerd blijft worden om het onderlinge vertrouwen te blijven verbeteren. Het is een complexe taak die het Kabinet oppakt maar die wij niet alleen kunnen doen. Alleen samen kan de aanpak slagen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Islamofobie in zicht, Stichting Platform Islamitische Organisaties Nederland, Rotterdam, mei 2016.

X Noot
2

Handelingen II 2015/16, nr. 87, item 5

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerstuk 30 950, nr. 84.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Met discriminatie op grond van «herkomst» wordt in het rapport gedoeld op discriminatie op grond van «huidskleur», «etniciteit» en «herkomst».

X Noot
7

SPIOR en enkele andere organisaties gebruiken de term islamofobie terwijl er bij de overheid en bij reguliere meldpunten meestal de term «moslimdiscriminatie» gebruikt wordt.

X Noot
8

Brief college Rotterdam «Reactie gezagsdriehoek op het Jaarrapport Discriminatie 2015» van Radar [politie-eenheid Rotterdam] en het onderzoeksrapport «Islamofobie in zicht» van SPIOR», 14 september 2016

Naar boven