30 950 Rassendiscriminatie

Nr. 103 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2016

Tijdens het AO Discriminatie van 23 maart jl. (Kamerstuk 30 950, nr. 86) heb ik in reactie op een verzoek van het lid Voortman (GroenLinks) toegezegd om uw Kamer voor de zomer te informeren over de mogelijkheden om gevallen van discriminatie van personen die geen godsdienst hebben of afvallig zijn apart te registreren en te rapporteren.

Voor wat betreft de registratie en rapportage door de politie van dergelijke discriminatie-incidenten kan hierover het volgende worden gemeld. Dergelijke discriminatie-incidenten worden door de politie geregistreerd en afgehandeld, echter niet afzonderlijk in kaart gebracht in de jaarlijkse rapportage van politiecijfers over discriminatie-incidenten. Gezien het zeer geringe aantal aangiften dan wel meldingen met betrekking tot de grondslag levensovertuiging (in 2014 vier zaken) ziet de politie onvoldoende toegevoegde waarde het registratiesysteem hiervoor aan te passen.

De gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s) rapporteren aan de colleges van burgemeester en wethouders volgens het formulier dat opgenomen is in de Regeling registratieformulier antidiscriminatievoorzieningen (hierna: de regeling). In de praktijk blijkt echter dat de ADV’s het registratieformulier niet gebruiken om discriminatieklachten te registreren. Hiervoor worden eigen systemen gebruikt (bijvoorbeeld het LBA-net). In deze systemen worden meer discriminatiegronden (subcategorieën) geregistreerd dan waar de regeling om vraagt.

Gevallen van discriminatie op grond van het niet, of niet meer, aanhangen van een godsdienst worden nu niet specifiek door de ADV’s bijgehouden. RADAR, de ADV waar het LBA-net bij in beheer is geeft aan dat deze discriminatieklachten nu worden geplaatst onder de categorie levensbeschouwing. Verder werd er, in lijn met het beeld dat de politie al gaf, aangegeven dat er nauwelijks klachten zijn met betrekking tot deze categorieën van discriminatie.

De regeling wordt op dit moment aangepast om de categorie moslimdiscriminatie toe te voegen. Deze wijziging is onder meer toegezegd in het Nationaal Actieprogramma tegen Discriminatie1.

De regeling kan op dezelfde wijze aangepast worden voor gevallen van discriminatie op grond van het niet, of niet meer, aanhangen van een godsdienst. Ik ben daartoe in beginsel zeker bereid. Om dit te realiseren, zijn echter mogelijk (nieuwe) aanpassingen nodig in de registratiesystemen van de ADV’s. Ik zal hierover in contact treden met de Landelijke Vereniging tegen Discriminatie, de brancheorganisatie van antidiscriminatievoorzieningen. Uiterlijk bij gelegenheid van de voortgangsrapportage over het Nationaal Actieprogramma tegen Discriminatie zal ik uw Kamer nader informeren over dit onderwerp.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 30 950, nr. 84.

Naar boven