30 944
Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst; Luxemburg, 16 mei 2006

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2007

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 30 januari 2007. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 maart 2007.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 16 mei 2006 te Luxemburg tostandgekomen Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst (Trb. 2006, 268)1.

Een toelichtende nota bij het Protocol treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

Op 6 juni 1955 kwam te Bonn tot stand de Overeenkomst inzake de oprichting van een Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst (hierna de Overeenkomst van 1955; Trb. 1956, 1). Dit verdrag had een beperkte looptijd, maar werd destijds met een terugwerkende kracht te rekenen vanaf 5 mei 1965 voor onbepaalde tijd verlengd (zie Trb. 1970, 33).

De Internationale Commissie heeft tot doel de samenwerking tussen de verdragspartijen te verzekeren ten behoeve van de te Arolsen gevestigde Internationale Opsporingsdienst, ook wel aangeduid als de ITS («International Tracing Service»). Deze ITS heeft tot taak het verzamelen, rangschikken, bewaren en beschikbaar stellen van alle gegevens die betrekking hebben op Duitsers en niet-Duitsers die in Nazi-werk- en concentratiekampen gevangen hebben gezeten, en van gegevens van niet-Duitsers die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden ontheemd. Op basis van een op 15 juli 1993 te Bonn totstandgekomen Verdrag verkreeg de ITS rechtspersoonlijkheid (Trb. 1993, 148).

De verantwoordelijkheid voor de leiding en het dagelijkse bestuur van de ITS is gelegd in handen van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC). Tegelijkertijd met de Overeenkomst van 1955 werden tussen de Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst en het ICRC afspraken gemaakt waarbij onder meer werd gewaarborgd dat de bescheiden van de ITS in dezelfde mate als voorheen blijven openstaan voor belanghebbende personen of lichamen, terwijl anderzijds wordt gewaakt tegen mogelijk misbruik en benadeling van betrokkenen of hun verwanten (zie de Overeenkomst inzake de betrekkingen tussen de Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst en het Internationale Comité van het Rode Kruis; Trb. 1956, 1, pagina 24 e.v., Nederlandse vertaling).

Het Protocol

Tijdens de jaarvergadering van de Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst op 30 mei 2005 werd besloten een intergouvernementeel comité van experts in het leven te roepen dat zich over de voorwaarden voor openstelling van het archief van de ITS zou moeten buigen. De redenen voor dit besluit waren dat de opsporingstaak van de ITS zijn natuurlijke einde begint te naderen en dat tevens een grote behoefte bestaat om het archief te gebruiken voor historisch onderzoek, dat op zijn beurt onder meer weer ten dienste kan staan van het herdenken van de Holocaust en andere slachtoffers van het Nazi-regime.

Het onderhavige Protocol van 16 mei 2006 voorziet in een wijziging van de Overeenkomst van 1955 met het oog op het openstellen van de gegevensbestanden van de ITS. In de tekst van die Overeenkomst zijn al eerder wijzigingen aangebracht (zie laatstelijk Trb. 1970, 33).

Overigens is het de bedoeling dat na de inwerkingtreding van het Protocol van 16 mei 2006 een Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake de betrekkingen tussen de Internationale Commissie voor de Internationale Opsporingsdienst en het ICRC zal worden ondertekend. De desbetreffende wijzigingen hebben betrekking op de afspraken die met het ICRC gemaakt dienen te worden om tot een volgens de bepalingen van het gewijzigde verdrag verantwoorde openstelling van de bestanden te komen.

Artikelsgewijze toelichting

In de preambule van het Protocol worden de regeringen genoemd als verdragsluitende partijen; het Protocol wordt uiteraard tussen de staten gesloten.

Artikel I voorziet in een toevoeging van drie nieuwe overwegingen in de preambule van de Overeenkomst van 1955. Met deze toevoeging wordt het volgende onder de aandacht gebracht, te weten:

1. dat Griekenland en Polen zich na 1955 bij het verdrag hebben aangesloten en daarom lid zijn geworden van de Internationale Commissie;

2. dat het wenselijk is om de archieven en de documenten voor onderzoeksdoeleinden open te stellen, zowel van de bestanden die door de ITS worden aangehouden als van kopieën daarvan;

3. dat de bescherming van persoonsgegevens in deze bestanden volgens de nationale wetgeving van de verdragspartijen die de originele documenten of kopieën daarvan in handen hebben, toereikend is en dat de verdragspartijen de gevoeligheid van deze persoonsgegevens in aanmerking zullen nemen.

Artikel II regelt de toevoeging van een zinsnede aan het einde van onderdeel a van artikel 2 van de Overeenkomst van 1955. Met deze toevoeging wordt verduidelijkt dat de verantwoordelijkheid van de Internationale Commissie tevens omvat de coördinatie van standpunten van de lidstaten en de opstelling van richtlijnen aan het ICRC met betrekking tot de openstelling van de ITS voor onderzoeksdoelstellingen. Dit is immers een nieuwe taak van de ITS.

Artikel III bepaalt dat aan de Overeenkomst van 1955 een artikel 8bis wordt toegevoegd. Deze nieuwe bepaling regelt dat de verdragspartijen aanspraak kunnen doen gelden op de ontvangst van een kopie van het geheel van de bestanden van de ITS. Zij zullen deze op een aangewezen geschikte locatie voor onderzoek toegankelijk maken in overeenstemming met relevante nationale wetgeving en archieftechnische normen en praktijken.

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk betreft, zal het onderhavige Protocol, evenals de Overeenkomst van 1955 en de eerder aangebrachte wijzigingen, uitsluitend voor Nederland gelden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven