30 940
Wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de regulering van gebruik van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 19 maart 2007

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de indieners de gestelde vragen afdoende beantwoorden, acht de commissie de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgaveblz.
   
1.Inleiding1
2.Nakoming van Europees rechtelijke verplichtingen2
3.Lasten en andere effecten van het wetsvoorstel5
4.Artikelsgewijze toelichting5

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met gedeeltelijke instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Door toevoeging van artikel 12a wordt de Wet op de Walvisvangst 1960 in de Flora- en faunawet geïntegreerd. De leden van de CDA-fractie vinden dit een goede zaak, omdat door het opnemen van de verbodsbepalingen uit eerstgenoemde wet in de Flora- en faunawet, bereikt wordt dat alle verboden omtrent het doden van dieren nu overzichtelijk geïntegreerd worden in één wet.

De leden van de PvdA-fractie, de VVD-fractie en de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de regulering van gebruik van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken. De leden van GroenLinks beoordelen het wetsvoorstel als overwegend positief, omdat hiermee niet-selectieve vangsten dodingsmethoden verder aan banden worden gelegd in overeenstemming met de Europese richtlijnen.

De leden van de SP-fractie betreuren het dat Nederland wegens niet-nakoming van de Europees rechtelijke verplichtingen is veroordeeld. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het implementeren en naleven van zowel de Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn zorgvuldig moeten gebeuren, vooral als het gaat om de bescherming van dieren en natuur.

De leden van de PVV-fractie staan in grote lijnen achter de voorgestelde wetswijziging.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel dat o.a. impliceert dat een einde wordt gemaakt aan een situatie van niet-nakoming van Europeesrechtelijke verplichtingen op grond waarvan Nederland in gebreke is gesteld door de Commissie van de Europese Gemeenschappen. Deze leden kunnen daarnaast instemmen met de integratie van de Wet op de Walvisvangst in de Flora- en Faunawet en met de voorgestelde technische wijzigingen.

De leden van de PvdD-fractie hebben een aantal opmerkingen ten aanzien van dit wetsvoorstel.

2. Nakoming van Europees rechtelijke verplichtingen

Door invoeging van de nieuwe artikelen 15a en 15b is beoogd, voor zover het artikel 68 (ontheffing) van de Flora- en faunawet betreft, zo nauwkeurig mogelijk aan te sluiten bij bepalingen uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en te voldoen aan Europees rechtelijke verplichtingen ter zake. Hiertoe wordt een algemeen verbod in de wet opgenomen op het gebruik van niet-selectieve middelen voor het vangen, bemachtigen en doden van dieren. Door toevoeging van het nieuwe tweede lid aan artikel 68 wordt bereikt dat uitsluitend ontheffing van de verboden, genoemd in de artikelen 15a en 15b, kan worden verleend voor zover de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn dat toestaan. De ontheffingsgronden zullen in dit artikel dus volledig overeen gaan stemmen met de mogelijkheden die genoemde Europese richtlijnen bieden. De leden van de CDA-fractie juichen in algemene zin toe dat er naar gestreefd wordt de bepalingen van de Flora- en faunawet in overeenstemming te brengen met de Europese richtlijnen ter zake. Zij hebben daar in het verleden ook krachtig voor gepleit en blijven dat doen. Zij hebben in dit verband met betrekking tot artikel 68, eerste lid, nog de vraag, waarom de genoemde belangen in dit lid, op grond waarvan ontheffing kan worden verleend, niet geheel overeenkomen met de belangen die worden genoemd in de artikelen 9 en 16 van de Vogelrichtlijn, respectievelijk de Habitatrichtlijn. De Raad van State wijst hierop in haar advies. Waarom blijft hier sprake van «enkele tekstuele verschillen van ondergeschikte aard»? Waarom wordt niet óók hier gestreefd naar volledige overeenstemming met de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn?

Het bevreemdt de leden van de CDA-fractie dat in het wetsvoorstel andere artikelen in de Flora- en faunawet (bedoeld worden de artikelen 65 (vrijstelling), 66, 67 (aanwijzing) en 75) die mede dienen ter implementatie van bepalingen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, niet nét zoals artikel 68 geheel in overeenstemming worden gebracht met deze richtlijnen.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat niet-selectieve middelen óók voor wat betreft de artikelen 65, 66, 67 en 75 onder bijzondere omstandigheden, en nadrukkelijk voorzover de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn dat toestaan, gebruikt zouden moeten kunnen worden. Het achterwege laten van aanpassing van de artikelen 65, 66, 67 en 75 conform de richtlijnen, leidt volgens deze leden – bij gelijktijdige wijziging van artikel 68 conform het wetsvoorstel – tot een ongewenste inperking van de bestaande mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding. Deze leden vragen een uitvoerige toelichting, waarom in het wetsvoorstel gekozen is voor deze beperkte aanpassing van de Wet aan de bepalingen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

De leden van de CDA-fractie willen nog eens benadrukken dat zij vinden dat de Flora- en faunawet, voor de punten waarvoor dat noodzakelijk en vereist is, geheel in overeenstemming moet worden gebracht met de Europese richtlijnen. Hier wordt mee bedoeld dat alleen die zaken, die volgens de Vogel- en habitatrichtlijnen moeten worden getoetst conform artikel 6, worden getoetst aan die bepaling. Alle overige soorten, die via de Flora-en faunawet zijn gekoppeld aan de Natuurbeschermingswet kunnen volgens de normen van de Flora- en faunawet worden getoetst zoals dit ook in het verleden gebeurde.

Het verheugt de leden van de PvdA-fractie dat er een verbod komt op het gebruik van niet-selectieve vangmiddelen bij het bemachtigen, vangen en doden van de in artikel 15 van de Habitatrichtlijn en artikel 8 van de Vogelrichtlijn bedoelde dieren.

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich indenken dat het verbod op niet-selectieve vangmiddelen ook van toepassing verklaard zou kunnen worden op meer dieren dan alleen die genoemd in artikel 15 van de Habitatrichtlijn en artikel 8 van de Vogelrichtlijn.

De leden van de SP-fractie, de PVV-fractie en de GroenLinks-fractie zouden graag zien dat het verbod op niet-selectieve middelen zich uit zou strekken tot alle diersoorten die onder de Flora- en faunawet beschermd zijn en niet alleen de soorten die in de Vogel- en Habitatrichtlijnen staan. De leden van de SP-fractie en de GroenLinks-fractie geven hierbij aan dat te denken valt aan de vossenjacht met lichtbakken of klemmen bij muskusratten. De leden van de SP-fractie stellen dat het gegeven of een diersoort wel of niet beschermd is op basis van de richtlijnen niks af doet aan het gegeven dat een middel al dan niet selectief is. Deze leden vragen hierbij of het niet zo is dat het gebruik van niet-selectieve middelen in leefgebieden/habitats van de Habitat- en Vogelrichtlijnsoorten altijd verboden is, simpelweg omdat verstoring of doding van deze soorten aan de orde kan zijn, ook als de inzet van de niet-selectieve middelen gericht is op andere diersoorten en vogelsoorten. In dat geval zou bijvoorbeeld het gebruik van lichtbakken bij de jacht op vossen (toegestaan in Drenthe en Friesland) niet meer toegestaan zijn zodra zich in het gebied waarin deze worden ingezet beschermde vogel- en/of diersoorten voorkomen.

De leden van de PvdA-fractie kunnen zich voorstellen dat het gebruik van lichtbakken aan een vergunning gekoppeld gaat worden en dat alleen voor beheer en schadebestrijding, in het uiterste geval, een ontheffing verleend kan worden door middel van een vergunning. Het gebruik van lichtbakken bij de vossenjacht moet verboden worden omdat deze lichtbakken een verstorende werking hebben op beschermde vogelsoorten.

Niet-selectieve vangmiddelen worden ook gebruikt in de bestrijding van muskusratten. De leden van de PvdA-fractie constateren dat er helaas momenteel in Nederland geen andere methoden in gebruik zijn dan de vallen om muskusratten te bestrijden. Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar alternatieven voor de huidige vangmiddelen van muskusratten? Welke vangmethoden worden gebruikt in de ons omringende landen? Kan er onderzoek gedaan laten worden, bijvoorbeeld door Alterra, naar de effectiviteit van muskusrattenbestrijding?

Het gebruik van niet-selectieve vangst- en dodingmethoden, zowel voor vogels als diersoorten die onder de habitatrichtlijn vallen, wordt verboden. Volgens de regering was dat in de praktijk al zo, maar de leden van de SP-fractie zijn verheugd dat ook het criterium geïntroduceerd is dat de inzet van deze middelen niet mag leiden tot lokaal uitsterven en ernstige verstoring van de aanwezige dieren. Kan worden aangegeven in welke concrete gevallen ontheffing mogelijk blijft?

Het bevreemdt de leden van de GroenLinks-fractie dat vossenjacht met lichtbakken en klemmen bij muskusratten, hoewel niet-selectief en/of verstorend voor meerdere diersoorten met dit wetsvoorstel nog steeds zijn toegestaan, aangezien het niet uitgesloten is dat bij de jacht op een dier dat niet in de bijlagen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen staat, wanneer hiervoor niet-selectieve middelen worden ingezet, dieren gevangen/gedood/verstoord kunnen worden die wél in de bijlagen staan. De leden van de GroenLinks-fractie zouden hier graag een toelichting op krijgen. Deelt u het standpunt dat in gebieden aangewezen op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijnen, niet-selectieve vangst- en dodingsmiddelen sowieso verboden moeten worden om niet het risico te lopen een diersoort die onder de werking van de Vogel- en Habitatrichtlijnen valt te treffen? Zo neen, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie zijn voorstander van een verbod tot het gebruik van niet-selectieve middelen. In de memorie van toelichting geeft de regering aan wanneer sprake is van beheer en schadebestrijding, zodat ontheffing kan worden verleend. In onderstaande gevallen blijkt selectief gebruik echter een nut te dienen. De leden van de PVV-fractie willen graag weten of er onderzoek is gedaan naar onderstaande vormen van selectief gebruik, of er alternatieven beschikbaar zijn en, als die er niet zijn, of gebruik van deze middelen dan gewaarborgd is. Het gaat de leden van de PVV-fractie om de volgende gevallen van selectief gebruik:

– In de fruitteelt kan het selectieve gebruik van bandopnames met angstkreten voor sommige belangrijke schade veroorzakende soorten wel gewenst zijn;

– Met name bij het beheer en de schadebestrijding van het konijn (dijken, gevoelige gewassen, sportvelden) en de vos (in het belang van de weidevogel en de freilandkippen) is het gebruik van kunstmatige lichtbronnen nuttig en onmisbaar voor het bereiken van het beoogde effect, namelijk beperken of voorkomen ven belangrijke schade;

– Het algemene verbod van netten en vallen stuit op ernstige bezwaren. Vooral bij de muskusratbestrijding is het gebruik van vallen onmisbaar voor het handhaven van een redelijk schadeniveau.

De leden van de GroenLinks-fractie willen weten of hun verwachting klopt dat met dit wetsvoorstel het vangen van vogels met slagnetten, de inzet van vangstklemmen en het inzetten van de «Rodenator» voor allerlei diersoorten niet langer zijn toegestaan. Zo ja, dan beoordelen zij dit als positief. Zo neen, op welke manier en bij welke diersoort zijn deze vangst- en dodingsmethoden nog wel toegestaan?

De leden van de GroenLinks-fractie zouden ook graag een vergelijking zien tussen de mogelijkheden om ontheffing op het verbod te krijgen in de oude situatie en de nieuwe situatie: aan welke voorwaarden moet in de oude respectievelijk de nieuwe situatie worden voldaan?

De leden van de SP-fractie, de ChristenUnie-fractie en de GroenLinks-fractie vragen zich af waarom niet in een veel eerder stadium aan de strijdigheid met de Europese regelgeving en aan de kritiek van de Commissie van de Europese Gemeenschap en daaromtrent tegemoet is gekomen? Kan worden aangegeven waarom het bij deze richtlijn niet goed is gegaan? De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de regering het, met name gezien de onontkoombaarheid van de voorliggende aanpassingen m.b.t. het verbod op het gebruik van niet selectieve-middelen, heeft laten aan komen op een dure en tijdrovende procedure via het Hof van Justitie? Verdient het, met het oog op de terugdringing van de bestuurlijke drukte en van de administratieve lasten, geen aanbeveling in dit soort situaties in bestuurlijke zin sneller te handelen, zodat dergelijke procedures kunnen worden voorkomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af wat de reden is dat de nu voorgestelde maatregelen met betrekking tot het verbod op het gebruik van niet-selectieve middelen bij het bemachtigen, vangen en doden van de in de betreffende artikelen bedoelde dieren, in het verleden niet direct in de Flora- en Faunawet zijn opgenomen? Heeft dit, zo vragen deze leden zich af, te maken met latere wijzigingen van de Flora- en Faunawet? Zo ja, welke wijzigingen betreft dit dan?

De leden van de PvdD-fractie vragen wat de consequenties zijn van deze wetswijziging voor de vrijstellingen die eerder zijn verleend, zoals bijvoorbeeld voor het vangen van kraaien met kooien.

Op dit moment worden vrijstellingen voor onbepaalde tijd verleend (art. 65). De leden van de PvdD-fractie vragen of het mogelijk is om hier een termijn van bijvoorbeeld één jaar aan te verbinden, waarna geëvalueerd wordt of verlenging van de vrijstelling noodzakelijk is.

3. Lasten en andere effecten van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie vragen stevige rechtvaardiging van de te verwachten toename van de administratieve lasten voor provincies, faunabeheereenheden, wildbeheereenheden en burgers, indien als gevolg van de wetswijziging onder meer ongeveer 2500 kraaienvangkooien onder de ontheffingensystematiek van de Flora- en faunawet gaan vallen.

De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens of een wijziging van de Flora- en faunawet conform het wetsvoorstel niet kan gaan leiden tot grotere complexiteit rond de uitvoering van de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). De mogelijkheden om af te wijken van verboden worden immers verder beperkt dan de Vogel- en Habitatrichtlijnen strikt vereisen. Deze leden zouden dit zeer ongewenst achten en vragen op dit punt een uitvoerige toelichting.

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat voor beheer en schadebestrijding ontheffing kan worden verkregen m.b.t. niet-selectieve vangmiddelen. Kunt u aangeven hoe het gebruik van niet-selectieve vangmiddelen is gewaarborgd naar de toekomst toe? Hoe verloopt het krijgen van een ontheffing in de praktijk? Kan deze, vooruitlopend op schade, al worden verkregen of moet er eerst schade zijn ontstaan voordat men in aanmerking kan komen voor een ontheffing?

4. Artikelsgewijze toelichting

Herbenoemingsregels

De leden van de SP-fractie zijn tevreden met de wijziging van de herbenoemingsregels van het faunafonds.

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat herbenoeming alleen voor het zittende bestuur zal plaatsvinden. Of zal herbenoeming structureel twee maal plaats kunnen vinden?

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Berenschot


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), fng. ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), fng. voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GL), Luijben (SP), Gill’ard (PvdA), Boekestijn (VVD), Van Hijum (CDA), Van Bochove (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Vacature (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Spies (CDA), Agema (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven