30 940
Wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de regulering van gebruik van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 22 december 2006 en het nader rapport d.d. 19 januari 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 16 november 2006, no. 06.004160, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw98) en de Flora- en faunawet om de aansluiting op de Vogel- en de Habitatrichtlijn2 te verbeteren. De wijziging van de Flora- en faunawet ziet onder meer op de invoering van artikel 15b. Hiermee wordt definitief gevolg wordt gegeven aan de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 14 april 20053.

Ten behoeve van de Hofuitspraak was reeds op 26 januari 2006 een wijziging opgenomen in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren4. Deze wijziging blijft echter op grond van artikel 18, tweede lid, Flora- en faunawet behoudens eerdere intrekking, van kracht voor een termijn van ten hoogste één jaar, tenzij binnen die termijn een wetsvoorstel dat hetzelfde regelt, bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet hier in.

Het deel van het voorliggende wetsvoorstel dat ziet op artikel 15b heeft om die reden spoed. Dit geldt echter niet voor het deel dat ziet op de Nbw98. De Raad adviseert daarom slechts over het deel van het voorliggende wetsvoorstel betreffende de Flora- en faunawet. In een latere fase wordt geadviseerd over de overige delen van het wetsvoorstel aangaande de Nbw98.

De Raad van State maakt opmerkingen over de ontheffing van de artikelen 15a en 15b in de Flora- en faunawet en de keuze van de economische delicten in de Flora- en faunawet. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 16 november 2006, nr. 06.004160, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet in verband met de regulering van bestaand gebruik en van niet-selectieve vangmiddelen en enkele andere zaken rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 22 december 2006, nr. W11.06.0485/V, bied ik U hierbij aan. Naar aanleiding van de door de Raad aangegeven fasering in de advisering over het aan de Raad voorgelegde wetsvoorstel, worden de onderdelen die betrekking hebben op de Natuurbeschermingswet 1998 buiten het thans aan u aangeboden wetsvoorstel gehouden. Dit heeft uiteraard ook geleid tot een aanpassing van de memorie van toelichting.

Onderstaand ga ik nader in op de twee opmerkingen van de Raad betreffende de voorgestelde wijzigingen in de Flora- en faunawet.

1. Ontheffing artikelen 15a en 15b Flora- en faunawet

Het wetsvoorstel voorziet onder meer in de mogelijkheid tot ontheffing van de verboden van artikelen 15a en 15b Flora- en faunawet. Hiertoe wordt artikel 68, eerste lid, van de Flora- en faunawet gewijzigd en wordt voorzien in een nieuw tweede en derde lid van dit artikel. Het eerste lid noemt een aantal belangen ten behoeve waarvan ontheffing kan worden verleend. Deze belangen komen niet geheel overeen met de belangen die worden genoemd in de artikelen 9 en 16 van de Vogelrichtlijn respectievelijk de Habitatrichtlijn, waar de voorgestelde leden van artikel 68 Flora- en faunawet naar verwijzen. Het is derhalve onduidelijk of de ontheffingen bedoeld in het voorgestelde tweede en derde lid tevens moeten voldoen aan de belangen die zijn genoemd in het eerste lid. Gelet op de van toepassing zijnde richtlijnbepalingen, kunnen de belangen genoemd in het eerste lid geen rol spelen bij de verlening van de ontheffingen bedoeld in de artikelen 15a en 15b.

De Raad beveelt aan de ontheffingen in het tweede en derde lid zo te formuleren dat duidelijk is dat daarvoor alleen de gronden genoemd in artikel 9 Vogelrichtlijn respectievelijk artikel 16 Habitatrichtlijn van toepassing zijn.

1. Artikel 68 van de Flora- en faunawet strekt ter implementatie van zowel artikel 9 van de Vogelrichtlijn als artikel 16 van de Habitatrichtlijn. De in de richtlijnen genoemde belangen zijn gevat onder de belangen genoemd in artikel 68, eerste lid, niettegenstaande enkele tekstuele verschillen van ondergeschikte aard. Om evenwel buiten twijfel te stellen dat ten aanzien van op grond van de Vogelrichtlijn te beschermen vogels en soorten als bedoeld in bijlage IV of V van de Habitatrichtlijn uitsluitend ontheffing van de verboden wordt verleend op de gronden, genoemd in de richtlijnen, wordt het tweede lid aangepast overeenkomstig de aanbeveling van de Raad. Dit echter niet alleen met betrekking tot artikelen 15a en 15b maar in relatie tot alle verboden waarvan ontheffing mogelijk is. De richtlijnen maken immers geen onderscheid tussen deze verboden. In verband hiermee is ook de memorie van toelichting aangepast.

2. WED wat betreft artikel 15b Flora- en faunawet

Artikel IV is niet toegelicht. Hierdoor is het onduidelijk waarom een overtreding van artikel 15b Flora- en faunawet niet als economisch delict is aangemerkt.

De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen.

2. De Raad vraagt zicht terecht af waarom overtreding van artikel 15b niet strafbaar gesteld was. Het wetsvoorstel voorziet er nu in dat zowel artikel 15a als artikel 15b wordt toegevoegd in artikel 1a, onder 2°, van de WED. Zoals de Raad voorstelt wordt dit ook toegelicht in de memorie van toelichting.

3. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt enkele kleine redactionele wijzigingen aan te brengen in de wetsartikelen en in de memorie van toelichting.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van die gedeelten van het aan de Raad van State voorgelegde voorstel van wet met memorie van toelichting waarover de Raad advies heeft uitgebracht is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Respectievelijke Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206).

XNoot
3

Het Hof heeft Nederland veroordeeld wegens niet-nakoming van Europeesrechtelijke verplichtingen, onder andere wegens het niet juist en volledig omzetten van artikel 15 van de Habitatrichtlijn (HvJ 14 april 2005, Zaak C-441/03).

XNoot
4

Stb. 2006, 42.

Naar boven