30 939
Wijziging van de Wet stedelijke vernieuwing (wijziging in verband met de invoering van single information en single audit voor specifieke uitkeringen)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet stedelijke vernieuwing aan te passen met het oog op de invoering van single information en single audit voor specifieke uitkeringen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet stedelijke vernieuwing wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

B

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. Bij de aanvraag wordt verantwoordingsinformatie over de besteding van de verleende voorschotten gevoegd, alsmede een vergelijking van de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing, dan wel, indien het een gemeente betreft als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van de in de aanvraag opgenomen onderbouwing van de activiteit in het kader van de stedelijke vernieuwing, en de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven omtrent de verantwoordingsinformatie en de vergelijking, bedoeld in dit artikellid.

2. In het derde lid wordt «Onze Minister belast met de coördinatie van het Grotestedenbeleid» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. De verantwoordingsinformatie, bedoeld in het tweede lid, maakt, indien van toepassing, deel uit van de verantwoordingsinformatie die bij de bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingediende aanvraag is gevoegd.

4. In het vijfde lid wordt «1e augustus» vervangen door: 31e december.

5. In het zesde lid, onderdeel b, wordt «uiterlijk zes maanden nadat voornoemde activiteit is verwezenlijkt» vervangen door: tegelijk met de eerstvolgende indiening van de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet, na verwezenlijking van voornoemde activiteit.

C

In artikel 14, eerste lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende:

Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste twee maanden worden verlengd.

D

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven omtrent de berekening van de hoogte van het bedrag waarmee het investeringsbudget lager wordt vastgesteld.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Onze Minister kan, onderscheidenlijk gedeputeerde staten kunnen, ten onrechte betaalde bedragen aan investeringsbudget en voorschotten van een gemeente terugvorderen voorzover na de dag waarop het investeringsbudget is vastgesteld nog geen vijf jaren zijn verstreken. Bij de terugvordering kan worden bepaald dat over die bedragen een rentevergoeding verschuldigd is.

E

Na het opschrift van paragraaf 3.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

1. Gedeputeerde staten dienen uiterlijk op de 15e juli van het tweede jaar volgende op de afloop van het investeringstijdvak de verantwoordingsinformatie over de verdeling van het provinciaal budget bij Onze Minister in.

2. De verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, maakt, indien van toepassing, deel uit van de verantwoordingsinformatie die bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ingediend.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven omtrent de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid.

F

Aan artikel 17 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Indien naar het oordeel van Onze Minister genoegzaam vaststaat dat met het geven van een aanwijzing niet kan worden volstaan, dan wel dat daarvan in redelijkheid onvoldoende resultaat kan worden verwacht, kan hij het door hem aan de provincie ter beschikking gestelde budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen voorzover na de dag waarop de betrokken verantwoordingsinformatie is ingediend nog geen vijf jaren zijn verstreken.

G

In artikel 22, eerste lid, wordt «onverschuldigd betaalde subsidiebedragen» vervangen door: ten onrechte betaalde subsidiebedragen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Naar boven