Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30934 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30934 nr. 3 |
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie in de Elektriciteitswet 1998 (verder te noemen: de wet) van richtlijn nr. 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (PbEU L 33) (hierna te noemen: de richtlijn).2 De richtlijn beoogt ten behoeve van de Europese Unie (hierna te noemen: de EU) zorg te dragen voor een betere waarborging van de leveringszekerheid door investeringen in de Europese energiesector te bevorderen, ter versterking van de concurrentie en ter voorkoming van regelmatige stroomonderbrekingen. De richtlijn heeft tot doel het nemen van maatregelen die de goede werking van de interne elektriciteitsmarkt van de EU verzekeren, door de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en een adequaat niveau van investeringen in infrastructuur waaronder interconnecties tussen lidstaten te garanderen. De richtlijn is gericht op de instelling van een duidelijk kader waarin lidstaten, in overeenstemming met de gemeenschappelijke regels voor de interne Europese elektriciteitsmarkt zoals vastgelegd in Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92 EG (PbEG L 176), algemeen, transparant en niet-discriminerend beleid met betrekking tot de leveringszekerheid van de elektriciteitsvoorziening moeten bepalen.
Achtergrond is het in 2001 gepubliceerde Groenboek over de continuïteit van de energievoorziening waarin gesteld wordt dat de verwezenlijking van de interne markt een belangrijke voorwaarde is voor economische groei. De integratie van de Europese energiemarkten leidt tot grotere efficiency en draagt bij aan de leveringszekerheid. Daarnaast is het waarborgen van de leveringszekerheid een basisvoorwaarde voor een goed functionerende en concurrerende interne markt. Een betrouwbare energievoorziening tegen redelijke prijzen is essentieel voor economische groei en welzijn van de Europese burgers. Dit vereist voldoende investeringen in interconnecties tussen lidstaten om zo meer onderlinge concurrentie mogelijk te maken. Ook zijn investeringen in infrastructuur en interconnecties noodzakelijk om zeker te stellen dat de netwerken de toenemende vraag naar elektriciteit aankunnen, zodat toekomstige stroomstoringen en black-outs uitblijven. Nu in een geliberaliseerde Europese markt private partijen verantwoordelijk zijn voor investeringen in productiecapaciteit is het van belang om een helder en eenduidig mogelijk kader te scheppen waarbinnen zij kunnen investeren.
De hoofdelementen van de richtlijn zijn:
• versterking van de noodzaak tot samenwerking tussen de landelijke netbeheerders van de lidstaten bij investeringen in interconnectie en uitwisseling van informatie en bij het streven naar verdere optimalisatie van het gebruik van interconnectiecapaciteit;
• bevordering van afstemming tussen de landelijke netbeheerders over het hanteren van operationale veiligheidsnormen en verplichtingen bij het beheer van netwerken;
• voeren van een duidelijk omschreven beleid gericht op het handhaven van het evenwicht tussen de elektriciteitsvraag en de beschikbare productiecapaciteit;
• versterking van de monitoringsverplichtingen voor lidstaten, landelijke netbeheerders en de Europese Commissie met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van het aanbod en de vraag naar elektriciteit en van interconnectiecapaciteit.
De nadruk ligt op het stellen van een duidelijk rechtskader waarbinnen de taken en verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten en de lidstaten zelf alsmede voor alle relevante marktdeelnemers helder zijn.
1.2 Leveringszekerheid in Nederland
Er is de afgelopen jaren een uitgebreide analyse gemaakt van de leveringszekerheidsituatie in Nederland en de beleidsmatige afwegingen die hierbij aan de orde komen. Dit is uitgemond in een brief aan de Tweede Kamer in juni 2004 (Kamerstukken II, 2004/05, 29 023, nr. 4). Geconcludeerd wordt dat voor leveringszekerheid twee factoren van belang zijn, namelijk de kwaliteit van de netwerken en het tijdig en voldoende investeren in productiecapaciteit. De kwaliteit van het netwerken wordt geborgd via wet- en regelgeving en het toezicht daarop door de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna te noemen: NMa). Netbeheerders hebben primair de taak om de netwerken op een doelmatige en betrouwbare wijze te onderhouden. Bepalingen over de betrouwbaarheid van de netten zijn nader uitgewerkt in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas die sinds december 2004 in werking is getreden.
In een vrije markt bepalen de wetten van vraag en aanbod of, wanneer en door wie er wordt geïnvesteerd in productiecapaciteit. Hiermee wordt de leveringszekerheid primair bepaald door een goed investeringsklimaat en goede marktwerking. Deze richtlijn focust zich met name op dit punt door het creëren van een duidelijk en stabiel kader, waarbinnen private partijen in staat worden gesteld om te investeren in productiecapaciteit. Daarmee wordt aangesloten bij de doelstellingen van de richtlijn, om te komen tot een interne markt met als basis een efficiënte betrouwbare energievoorziening.
Het blijkt dat de werking van de markt in Nederland ten opzichte van de omringende landen relatief goed is. In Nederland is er sprake van een relatief zeer gunstig investeringsklimaat dat wordt bepaald door het vestigingsklimaat, de zekerheid omtrent regelgeving en de aanwezigheid van voldoende kapitaalkrachtige en kredietwaardige ondernemingen. Voor grootschalige elektriciteitsproductie kent Nederland een aantal gunstige vestigingsfactoren. Zo heeft Nederland uitstekende aanvoerroutes voor brandstoffen zoals kolen, een kwalitatief hoogwaardig gas- en elektriciteitsnet, relatief veel koelwater, substantiële gasvoorraden en relatief veel interconnectiecapaciteit die ook voor export gebruikt kan worden, indien marktomstandigheden daartoe aanleiding geven. Dit vestigingsklimaat biedt een goed uitgangspositie voor investeringen in nieuwe productie-eenheden voor elektriciteit in Nederland.
De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient op grond van de wet jaarlijks een monitoring van de leveringszekerheid uit te voeren. Het doel van deze monitoring is om inzicht te geven in de verwachte ontwikkeling van het binnenlandse aanbod ten opzichte van de binnenlandse vraag naar elektriciteit. Tegelijkertijd maakt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet (TenneT) een analyse van de risico’s van importafhankelijkheid. Uit de monitoringsrapportages van 2004 en 2005 van TenneT blijkt dat het structureel beter gaat met de leveringszekerheid in Nederland. Tot en met 2013 is voldoende aanbod mogelijk om aan de binnenlandse vraag te voldoen.
Nederland voldoet met haar regelgeving reeds in behoorlijke mate aan de eisen die de richtlijn stelt op het gebied van de voorzieningszekerheid van elektriciteit. Dat neemt niet weg dat voor Nederland deze richtlijn belangrijk is. Momenteel zijn in de wet en in de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de wet al verschillende bepalingen opgenomen die dienen ter waarborging van de leveringszekerheid. Met de implementatie van de richtlijn wordt meer expliciet welke doelstellingen moeten worden nagestreefd en welke maatregelen genomen moeten worden om die doelstellingen te realiseren. Naast de grotere duidelijkheid die ontstaat worden ook mogelijke zorgpunten voor de toekomst weggenomen rondom de vraag of er op de lange termijn voldoende en tijdig geïnvesteerd wordt in productievermogen en over de mogelijkheid van exportannulering. De richtlijn geeft de mogelijkheid om op dit vlak voorschriften te geven. Enkele artikelen uit de richtlijn zijn momenteel al op opgenomen in de wet, waardoor deze bepalingen geen implementatie behoeven. Andere artikelen behoeven wel implementatie. In paragraaf 2 en 3 en in deel II wordt ingegaan hoe Nederland omgaat met de artikelen uit de richtlijn. Paragraaf 4 behandelt de administratieve lasten.
2. Richtlijnverplichtingen die niet in regelgeving omgezet behoeven te worden
Enkele artikelen uit de richtlijn behoeven naar hun aard geen implementatie in regelgeving. Hieronder wordt ten aanzien van deze artikelen beschreven op welke wijze Nederland met deze richtlijnbepalingen omgaat.
2.1 Algemene bepaling (investeringsklimaat)
Artikel 3 van de richtlijn schrijft voor dat de nodige maatregelen worden genomen ter bevordering van een stabiel investeringsklimaat en dat de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties en de relevante marktdeelnemers duidelijk wordt vastgesteld en bekendgemaakt. Om voor de lange termijn te waarborgen dat er voldoende aanbod van elektriciteit is, zijn in de nabije toekomst investeringen nodig in zowel bestaande als nieuwe productiecapaciteit. Private partijen investeren als ze er voldoende zeker van zijn dat de investering met een redelijk rendement kunnen terugverdienen. Het moment waarop en de plaats waar geïnvesteerd wordt, zal naast de ontwikkeling van vraag, aanbod en prijzen vooral ook afhangen van het investeringsklimaat. In paragraaf 1 zijn reeds factoren besproken die van invloed zijn op het investeringsklimaat. Daarbij blijkt dat Nederland reeds zeer gunstige voorwaarden kent voor investeringen in de elektriciteitsproductie in Nederland. Daarnaast heeft Nederland relatief veel interconnectiecapaciteit dat bijdraagt aan een interne markt voor elektriciteit en daarmee aan de leveringszekerheid. Er wordt naar gestreeft deze goede uitgangspositie te behouden en waar mogelijk te versterken. Duidelijke en consistente regelgeving zal (potentiële) investeerders de vereiste duidelijkheid verschaffen op basis waarvan zij hun beslissingen kunnen nemen.
De rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties en de marktdeelnemers is geregeld in de wet. Betrokkenen worden daarop aangesproken. Door middel van voorlichting worden de rollen en verantwoordelijkheden daar waar nodig geconcretiseerd en verduidelijkt. Gezien de aard van de bepaling, het niveau van de huidige wetgeving en het algemene investeringsklimaat behoeft dit artikel geen implementatie.
2.2 Operationele netwerkbeveiliging
Artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de richtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid te eisen dat de door de netbeheerder vastgestelde operationele voorschriften en verplichtingen worden goedgekeurd door de NMa. De bepaling uit de richtlijn verplicht niet tot een uitdrukkelijke goedkeuring. Op grond van artikel 36 van de wet stelt de NMa de voorwaarden bedoeld in artikel 31 vast, in welke voorwaarden de operationele voorschriften en verplichtingen dienen te worden opgenomen. Deze vaststelling is vergelijkbaar met een goedkeuring omdat de NMa in een aantal gevallen aanwijzingen kan geven, de voorwaarden aan te passen dan wel zelf de voorwaarden kan aanpassen indien de netbeheerder de gegeven aanwijzingen niet opvolgt. Met dit systeem is weliswaar geen letterlijke invulling gegeven aan de mogelijkheid een goedkeuringseis te stellen, maar materieel nadert dit systeem van het vaststellen van de voorwaarden de goedkeuringseis van de richtlijn zeer nauw.
2.3 Handhaving van het evenwicht tussen aanbod en vraag
Met liberalisering van de elektriciteitsmarkt is er in de EU voor gekozen om het evenwicht van vraag en aanbod door marktpartijen te waarborgen via het prijsmechanisme van de markt. Een goed werkende elektriciteitsmarkt draagt bij aan een structurele economische groei in Europa en waarborgt de leveringszekerheid zo efficiënt mogelijk. De richtlijn beoogt middels artikel 5, lid 1, aanhef, dat lidstaten passende maatregelen treffen om een evenwicht tussen de elektriciteitsvraag en de beschikbare productiecapaciteit te handhaven.
Op grond van artikel 5, tweede lid, kunnen lidstaten aanvullende maatregelen nemen die bijdragen aan het doel van het bereiken en handhaven van evenwicht tussen elektriciteitsvraag en de beschikbare productiecapaciteit. De maatregel genoemd in onderdeel a van de richtlijn wordt ingevuld door aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de mogelijkheid te geven reserveproductiecapaciteit te contracteren voor de lange termijn. Hiermee wordt een vangnet in het leven geroepen die bijdraagt aan het instandhouden van de leveringszekerheid. Meer uitvoerig wordt hierop ingegaan in de volgende paragraaf. Andere maatregelen die genoemd worden zijn ondermeer het bevorderen van energiebesparingsmaatregelen (onderdeel e) en het stimuleren van de invoering van technologieën voor vraagbeheer in real-time, zoals geavanceerde metersystemen (onderdeel d). De regering hecht bijzonder aan deze maatregelen, maar implementatie van de onderdelen b, c, d en e is niet nodig, omdat de huidige regelgeving daaraan geen belemmeringen oplegt of wel hieraan in andere trajecten reeds uitvoering wordt gegeven. Zo worden energiebesparingsmaatregelen bevorderd door middel van het geven van voorlichting en subsidies (zie Energierapport 2005). Voor geavanceerde metersystemen is naar aanleiding van de Europese richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad van de Europese Unie (PbEU L 114) een ander wetsvoorstel in voorbereiding, waarin op afstand uitleesbare metersystemen voor kleinverbruikers verplicht wordt gesteld (Kamerstukken II, 2005/06, 28 982, nrs. 44 en 51). Onderdeel f behoeft geen implementatie, omdat artikel 9a van de Elektriciteitswet 1998 al een procedure kent.
3. Richtlijnverplichtingen die wel in regelgeving omgezet worden
In deze paragraaf zullen enkele aspecten toegelicht worden die in de wet worden verankerd ter implementatie van bepalingen van de richtlijn. De richtlijn beoogt naast het investeringsklimaat ook de interne marktwerking te verbeteren. Om te komen tot een interne markt en de marktwerking te verbeteren, is het belangrijk dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen nationale en grensoverschrijdende contracten. Om investeringen in productiecapaciteit te bevorderen, is het wenselijk om de mogelijkheid van een vangnet wettelijk in te voeren. Hierdoor ontstaat een helder kader voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de NMa en voor marktpartijen zodat aanpassingen van de huidige uitvoerings- en reguleringssystematiek hierbinnen verder kan worden vormgegeven. Hieronder worden deze twee punten, export-importcapaciteit en vangnet, nader toegelicht.
Op grond van artikel 4, derde lid, van de richtlijn mogen lidstaten geen onderscheid maken tussen grensoverschrijdende en nationale contracten. Het Europese beginsel van non discriminatie dat door de richtlijn hier tot uitdrukking wordt gebracht versterkt het transitieproces naar een Europese markt voor elektriciteit waarin Nederland tezamen met andere lidstaten van de EU verkeert. De richtlijn benadert het leveringszekerheidsvraagstuk tegen de achtergrond van dit transitieproces. Dit betekent onder andere dat dit vraagstuk niet geïsoleerd voor lidstaten wordt bezien en gereduceerd kan worden tot de vraag naar nationale zelfvoorziening. Dit past niet in het streven naar een Europese interne markt voor elektriciteit. Doordat nationale markten verder integreren tot een Europese markt zal het speelveld worden vergroot, waardoor de concurrentiemogelijkheden verder toenemen. Daarnaast is een gezamenlijke aanpak waarbij de leveringszekerheid met andere landen wordt gedeeld economisch het meest efficiënt en verkleint het risico van leveringsonderbrekingen in vergelijking met een situatie van zelfvoorziening. Artikel 4, derde lid van de richtlijn draagt dan ook bij aan het streven naar een interne markt. Nationale en grensoverschrijdende contracten moeten ook in crisissituaties gelijk behandeld worden waardoor wordt voorkomen dat de nationale markt prioriteit krijgt boven de interne markt.
Op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel a, kunnen lidstaten bepalingen opnemen ter bevordering van nieuwe productiecapaciteit en de komst van nieuwe productiebedrijven op de markt. Nieuwe productiebedrijven op de markt bevorderen de concurrentie en een goed werkende markt. Investeringen in nieuwe productiecapaciteit zijn afhankelijk van een goed investeringsklimaat en een goed werkende markt. Het beleid in Nederland is gericht op het creëren van deze voorwaarden om zo de leveringszekerheid te waarborgen (Kamerstukken II, 2004/05, 29 023, nr. 4). Indien niet tijdig in nieuwe productiecapaciteit wordt geïnvesteerd, kan de leveringszekerheid in gevaar komen. Om dit risico te voorkomen en om ervoor te zorgen dat het licht blijft branden, is voorgesteld om een vangnet in te voeren (Kamerstukken II, 2004/05, 29 023, nr. 12). Het vangnet komt er in essentie op neer dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet extra reservevermogen contracteert door middel van lange termijncontracten. Hiermee wordt een indirecte prikkel gegeven aan producenten om te investeren in productievermogen. Het gecontracteerde vermogen zal exclusief aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ter beschikking staan en wordt uitsluitend«buiten de markt» ingezet om te voorkomen dat regio’s gedwongen afgeschakeld moeten worden. Het vermogen wordt pas ingezet als al het vermogen in de markt is uitgeput. Analyse van het CPB heeft aangetoond dat dit van belang is om op indirecte wijze nieuwe investeringen uit te lokken (CPB, Op zoek naar een onzichtbaar vangnet, Den Haag, juni 2005). Door vermogen buiten de markt te houden wordt marktverstoring voorkomen. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wordt zo geen marktspeler en voorkomen wordt dat partijen gaan leunen op de eventuele inzet van vangnetvermogen.
Eerder was uiteengezet (Kamerstukken II, 2004/05, 29 023, nr. 12) dat invoering van het vangnet vooralsnog niet nodig was. Er bestaat echter wel de behoefte zowel bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet als bij toezichthouder NMa in de wet het vangnet als instrument van leveringszekerheid zeker te stellen. Om die reden wordt voorgesteld artikel 16, tweede lid, onderdeel d, aan te passen. Deze basis biedt een helder kader voor alle betrokkenen zodat aanpassing van de huidige uitvoerings- en reguleringssystematiek hierbinnen vorm kan worden gegeven. Artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van de richtlijn moedigt lidstaten aan maatregelen te nemen die bevorderlijk zijn voor het tot stand komen van nieuwe productiecapaciteit. Een mogelijkheid om extra investeringen te bevorderen is het tot stand brengen van een vangnet. Hoewel het geen verplichting vanuit de richtlijn is om een dergelijke maatregelen te nemen, wordt het wenselijk geacht een wettelijke voorziening te treffen die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de bevoegdheid geeft en waar nodig ook de opdracht vangnetcapaciteit te contracteren in het belang van het in standhouden van de leveringszekerheid.
4. Administratieve lasten en overige nalevingskosten
De verplichtingen uit dit wetsvoorstel rusten op de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Door het feit dat de landelijk netbeheerder volledig in overheidshanden is behoren de daarmee samenhangende lasten niet tot de administratieve lasten of overige nalevingskosten voor bedrijven of burgers.
Onderdeel A (wijziging artikel 1)
Van de definities in artikel 2 van de richtlijn worden twee definities opgenomen in artikel 1 van de wet. De overige definities komen niet terug in de tekst van de wet en behoeven om die reden niet opgenomen te worden in de wet. De definitie «zekerheid van de elektriciteitsvoorziening» komt in de wet niet in deze omschrijving voor. De wet spreekt van «leveringszekerheid». Bij deze terminologie van de wet is bij het omzetten van de definitie uit de richtlijn aangesloten. Leveringszekerheid wordt omschreven als «het vermogen van het elektriciteitsnet om elektriciteit te leveren aan afnemers». Het is de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet die tot taak heeft te zorgen voor de leveringszekerheid (artikel 16, tweede lid, onderdeel d). De netbeheerder staan daartoe verschillende instrumenten ter beschikking. De andere netbeheerders zijn gehouden alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet om die taak te kunnen uitvoeren. Zo dient er voor gezorgd te worden dat voldoende netten worden aangelegd en dat bestaande netten worden onderhouden. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zorgt voor voldoende landgrensoverschrijdende netten waardoor de invoer vanuit het buitenland en de uitvoer naar het buitenland op een adequaat niveau kan plaatsvinden. Dit is ook van belang in het kader van het handhaven van de balans op het elektriciteitsnet van de hoeveelheid stroom die wordt gevraagd door de afnemers en die wordt aangeboden door binnenlandse en buitenlandse aanbieders. Om deze taak te kunnen uitvoeren staat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ook productiereservecapaciteit en afschakelcapaciteit ter beschikking die kan worden ingezet om de balancering op het net te waarborgen. Al deze middelen en activiteiten bepalen het vermogen van het elektriciteitsnet om te allen tijde elektriciteit te kunnen leveren aan afnemers.
Operationele netwerkveiligheid heeft betrekking op het zeker stellen van de levering van elektriciteit in voorzienbare omstandigheden. Die leveringszekerheid moet zijn gewaarborgd in alle situaties die normaliter zijn te voorzien. Gevallen van overmacht zoals natuurrampen zijn niet voorspelbaar. Echter weersomstandigheden die gezien het klimaat dat heerst in een land of een regio te verwachten is, zijn aan te merken als voorzienbare omstandigheden. In die gevallen moet de levering van elektriciteit gewaarborgd zijn. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet dient alle voorzorgmaatregelen te nemen die nodig zijn om dat doel te bereiken. Bij de implementatie van de definitie uit de richtlijn is niet gekozen voor de term netwerkbeveiliging maar voor netwerkveiligheid. De reden hiervan is dat de term uit de richtlijn in de praktijk van de netbeheerders kan leiden tot verwarring. De term netwerkbeveiliging wordt door de netbeheerders namelijk opgevat als het aanbrengen en inwerking hebben van apparatuur die netdelen afschakelt bij het overschrijden van zekere grenzen teneinde te voorkomen dat schade aan netdelen ontstaat. In die opvatting van de netbeheerders van het begrip netwerkveiligheid wordt het doel van de richtlijn namelijk het waarborgen van de levering van elektriciteit niet gehaald. Daarom is gekozen voor een term die beter aansluit bij de praktijk en die niet leidt tot verwarring. Ook de bewoordingen van de inhoud van de definitie zijn niet precies gelijk aan de definitie uit de richtlijn. De richtlijn geeft regels voor het veiligstellen van het transport van elektriciteit. In Nederland vindt het transport van elektriciteit plaats over het landelijke hoogspanningsnet. De regels van de richtlijn zijn daarom van toepassing op dit net en de beheerder van dit net. In andere landen van Europa bestaan andere situaties waarbij ook distributienetten transport verzorgen. Voor die gevallen spreekt de richtlijn van «in voorkomend geval het distributienetwerk». Voor de Nederlandse situatie behoeft in de definitie dus niet gesproken te worden van distributienetwerken.
Onderdeel B (wijziging van artikel 4a)
Voor een goed werkende elektriciteitsmarkt waarop er een evenwicht bestaat tussen vraag en aanbod van elektriciteit en waarop de zekerheid van de levering van elektriciteit aan afnemers voor zowel op de korte als de lange termijn is gewaarborgd, is van belang dat alle marktspelers op eenzelfde informatieniveau zitten. Richtlijn nr. 2003/54/EG schrijft voor dat de lidstaten toezicht houden op de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en dat zij hierover verslag uitbrengen. In dit verslag wordt ingegaan op factoren op korte, middellange en lange termijn die van belang zijn voor de voorzieningzekerheid. In artikel 4a van de wet is geregeld dat de minister hiertoe informatie verzamelt, analyseert en bewerkt en jaarlijks een verslag van zijn bevindingen publiceert. Terzake van het opstellen van dit verslag stelt de richtlijn nadere regels met betrekking tot de inhoud waaraan het verslag moet voldoen. Van belang hierbij is dat de Minister van Economische Zaken dit verslag in nauwe samenwerking met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet opmaakt omdat van Nederland (en de andere lidstaten) wordt verwacht dat het verwijst naar informatie en beoordelingen die al worden uitgevoerd door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, zowel individueel als collectief, ook op Europees niveau. Met name dient een beeld te worden gegeven van toekomstige investeringsvoornemens in landgrensoverschrijdende netten. Terzake van die investeringsvoornemens dient rekening te worden gehouden met een aantal uitgangspunten zoals die zijn verwoord in het voorgestelde vijfde lid van artikel 4a. Juiste informatie aan de marktdeelnemers is een essentiële voorwaarde om de doelstelling van zekerheid van de elektriciteitsvoorziening die gebaseerd is op eerlijke concurrentie te realiseren.
Onderdeel C (wijziging van artikel 16)
De wijzigingen in artikel 16 dienen ter implementatie van enkele onderdelen van de artikel 4, 5 en 6 van de richtlijn. In het tweede lid, onderdeel d, en het elfde lid van artikel 16 wordt invulling gegeven aan artikel 4, eerste lid, onderdeel d, eerste en tweede volzin. In artikel 16, tweede lid, onderdeel a en d, wordt de taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet met betrekking tot de leveringszekerheid verder uitgewerkt. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet moet al die voorzieningen treffen en handhaven die nodig zijn om de leveringszekerheid in voorzienbare omstandigheden te waarborgen. Die voorzieningen kunnen bestaan in het tijdig aan de marktpartijen vertrekken van de juiste informatie, het aanhouden van productiereservecapaciteit en afschakelcapaciteit, maatregelen nemen die het investeringsklimaat in de elektriciteitsvoorziening bevorderen en het investeren in en het onderhouden van het hoogspanningsnet. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet krijgt nu ook de mogelijkheid productiecapaciteit te reserveren voor het veilig stellen van de leveringszekerheid op de lange termijn. In het algemeen deel van de toelichting is uitvoerig ingegaan op deze vangnetcapaciteit. In het voorgestelde elfde lid wordt nog eens expliciet voorgeschreven dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een voldoende groot reservecapaciteit voor transport van elektriciteit handhaaft die nodig is om de leveringszekerheid te waarborgen. Ook dient hij samen te werken met de netbeheerders waarmee hij een landgrensoverschrijdend net heeft tot stand gebracht. Die samenwerking is essentieel voor het waarborgen van de leveringszekerheid. Het elektriciteitsnet stopt namelijk niet bij de landsgrens. De landgrensoverschrijdende netten koppelen de Nederlandse netten aan die van de buurlanden. De balans op die gekoppelde netten dient in tact te blijven. Activiteiten en gebeurtenissen in die landen op het gebied van de elektriciteitsvoorziening kunnen van invloed zijn op de leveringszekerheid in Nederland. Daarom is een goede samenwerking tussen de netbeheerders van de diverse landen essentieel. In artikel 16, tweede lid, wordt in onderdeel g, een nieuwe volzin ingevoegd waarmee invulling wordt gegeven aan artikel 4, eerste lid, onderdeel e. In dit onderdeel van artikel 4 van de richtlijn schrijft de richtlijn voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op een adequate wijze de noodzakelijke informatie uitwisselt met de netbeheerders in andere landen (zowel binnen de Europese Unie als met niet lidstaten) waarmee landgrensoverschrijdende netten zijn tot stand gebracht. Goede informatie uitwisseling is nodig en draagt bij aan het waarborgen van de voorzieningzekerheid in de betrokken landen.
In het twaalfde lid van artikel 16 wordt uitvoering gegeven aan artikel 6, laatste volzin van de richtlijn. Beslissingen over investeringen in landgrensoverschrijdende netten dienen in nauwe samenwerking met de relevante netbeheerders in andere landen genomen te worden. Vanzelfsprekend zal een dergelijke beslissing genomen moeten worden in samenspraak met de netbeheerder in het land met wiens net een landgrensoverschrijdend net tot stand wordt gebracht. Maar een dergelijke beslissing kan ook gevolgen hebben voor netten van netbeheerders en de elektriciteitsvoorziening van landen waarmee niet het landgrensoverschrijdende net tot stand wordt gebracht. Daarom spreekt de richtlijn van relevante netbeheerders. Zo dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in geval van investeringen in het landgrensoverschrijdende net naar België niet alleen samen te werken met de netbeheerder van dit buurland maar ook met de Franse netbeheerder.
Onderdelen D (wijziging van artikel 21)
Met de voorgestelde wijziging van artikel 21 van de wet wordt invulling gegeven aan artikel 4, tweede lid, van de richtlijn. De richtlijn schrijft hier voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet doelstellingen op het gebied van leveringskwaliteit en netwerkveiligheid vaststellen en die doelstellingen ook halen. Artikel 21 van de wet schrijft reeds aan de netbeheerder voor elke twee jaar zogenoemde kwaliteits- en capaciteitsplannen op te stellen en in te dienen bij de NMa. In deze plannen moet de netbeheerder aannemelijk maken welke kwaliteit van zijn transportdienst hij nastreeft en dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan transport van elektriciteit. Deze bepaling wordt aangevuld met de eis dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in die plannen in elk geval aangeeft welke prestaties hij inzake operationele netwerkveiligheid en leveringskwaliteit hij nastreeft. De doelstellingen die worden nagestreefd moeten objectief, transparant en niet discriminerend zijn. De ingediende plannen zijn voor deze aspecten onderworpen aan de goedkeuring van NMa. Deze toezichthouder zal er op toezien dat de ingediende plannen haalbaar zijn en ook gehaald zullen worden. Tevens zal door hem worden getoetst of de ingediende plannen voldoen aan de vereisten van objectiviteit, transparantie en non discriminatie. Indien de door de netbeheerders ingediende plannen, waaronder de door de landelijke netbeheerder na te streven doelen, onvoldoende zijn, is de NMa bevoegd dit melden bij de Minister van Economische Zaken. Die kan de netbeheerder aanwijzingen geven er voor te zorgen dat de kwaliteit van de transportdienst, de capaciteit voor het transport en de beschikbaarheid van het transport in voorzienbare omstandigheden voldoet aan noodzakelijke vereisten.
Onderdeel E (nieuw artikel 25)
In het voorgestelde artikel 25 wordt artikel 4, derde en vierde lid, van de richtlijn geïmplementeerd. Artikel 24 van richtlijn 2003/54/EG bepaalt dat in geval van plotselinge crises op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de integriteit van een net worden bedreigd een lidstaat dan tijdelijk de nodige vrijwaringsmaatregelen kan nemen. In artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1228/2003 worden algemene beginselen inzake congestiebeheer genoemd. Oplossingen die in die gevallen gekozen mogen worden om de problemen het hoofd te bieden dienen zoveel mogelijk markt gerelateerd te zijn. Op alle te nemen vrijwaringsmaatregelen zijn de beginselen van non discriminatie en het beginsel van proportionaliteit van toepassing. In het algemeen kan men zeggen dat steeds gestreefd moet worden naar oplossingen die niet marktverstorend zijn en waarbij niet ingegrepen wordt in bestaande contracten. Maar als het niet anders kan dan mag ook van contracten worden afgeweken. In dat geval mag op grond van het non discriminatiebeginsel geen onderscheid worden gemaakt tussen nationale en landgrensoverschrijdende contracten. In het voorgestelde artikel 25, eerste lid, wordt deze verbijzondering van het non discriminatiebeginsel geïmplementeerd.
Artikel 4, vierde lid, van de richtlijn schrijft voor dat de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet criteria moet ontwikkelen waarlangs beslissingen worden genomen over te nemen vrijwaringsmaatregelen die leiden tot verminderingen van voorzieningen in noodsituaties. Het doel van deze criteria is het handelen van de netbeheerder in noodsituaties te objectiveren en transparant te maken voor andere marktpartijen. Omdat de vrijwaringsmaatregelen van invloed kunnen zijn op het handelsverkeer in de gemeenschap dienen de criteria tot stand te komen in overleg met die netbeheerders in andere landen die van de te nemen vrijwaringsmaatregelen nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Hiermee worden waarborgen gecreëerd dat de vrijwaringsmaatregelen zo weinig mogelijk het handelsverkeer zullen verstoren. Ook in situaties dat de vrijwaringsmaatregelen daadwerkelijk moeten worden genomen dient de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet die maatregelen in nauw overleg met de relevante netbeheerders in andere landen te nemen. Het doel hiervan is de nadelige gevolgen van die maatregelen tot een minimum te beperken. Ook zullen de te nemen vrijwaringsmaatregelen er op gericht moeten zijn dat de bestaande contracten zoveel mogelijk worden nageleefd.
Onderdeel F (wijziging van artikel 31)
In dit onderdeel worden artikel 4, eerste lid, onderdeel a, en onderdeel d, derde alinea, alsmede artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de richtlijn geïmplementeerd. Op grond van artikel 31 van de wet zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot een aantal in artikel 31 van de wet genoemde onderwerpen. Tot de genoemde voorwaarden behoren voorwaarden die betrekking hebben op de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet uitvoering geeft aan zijn taak de leveringszekerheid te waarborgen (artikel 31, onderdeel g, van de wet). De voorwaarden die invulling geven aan de taak de leveringszekerheid te waarborgen zullen voortaan ook betrekking moeten hebben op de wijze waarop door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet productiereservecapaciteit wordt aangehouden en ingezet. Om de leveringszekerheid te waarborgen is het nodig dat de balans tussen vraag en aanbod van elektriciteit op het net wordt gehandhaafd. Daarvoor staan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet meerdere instrumenten ter beschikking. Een daarvan is het ter beschikking hebben van productiereservecapaciteit. In de voorwaarden moet voortaan uitdrukkelijk worden aangegeven hoe met dit instrument wordt omgegaan.
In het kader van het handhaven van de voorzieningzekerheid stelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet minimale voorschriften en beperkingen vast betreffende het operationeel houden van het landelijke hoogspanningsnet in voorzienbare omstandigheden. Het hoofddoel van die technische voorschriften is de technische werking van de landgrensoverschrijdende netten te ondersteunen en daarmee bij te dragen aan de noodzakelijke continue werking van dit net wanneer er op een of meer plaatsen storing optreedt in het net en de kosten voor het beperken van een dergelijke storing in de voorziening zo laag mogelijk te houden. Voorzienbare omstandigheden zijn de normale bedrijfsomstandigheden.
Onderdeel G (wijziging van artikel 33)
Over de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op te stellen voorschriften en beperkingen inzake operationele netwerkveiligheid voert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet overleg met de netbeheerders in andere landen waarmee landgrensoverschrijdende netten tot stand zijn gebracht. Dit is nodig om het in het onderdeel G van dit wetsvoorstel beschreven hoofddoel van de op te stellen technische voorschriften te bereiken.
Richtlijn nr. 2005/89EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (PbEG L 33) | Elektriciteitswet 1998 Geïmplementeerd in |
Artikel 1 | Behoeft geen implementatie i.v.m. de aard van de bepaling |
Artikel 2 | De onderdelen a en d behoeven geen implementatie. Onderdelen b en c zijn geïmplementeerd in artikel 1, eerste lid |
Artikel 3 | Behoeft geen implementatie ivm de aard van de bepaling. De rol en verantwoordelijkheden van bevoegde instanties en marktdeelnemers is vastgelegd in diverse bepalingen en het systeem van de Elektriciteitswet 1998 |
Artikel 4, eerste lid, onderdeel a | Artikelen 16, 21, 22, 31, eerste lid, onderdeel g, 31, tiende lid, en 33, derde lid |
Artikel 4, eerste lid, onderdeel b | Artikel 36 |
Artikel 4, eerste lid, onderdeel c | Artikelen 77h en 77i |
Artikel 4, eerste lid, onderdeel d | Artikelen 16, tweede lid, onderdeel d, en lid 11, 31 eerste lid, onderdeel g, en 31, tiende lid |
Artikel 4, eerste lid, onderdeel e | Artikel 16, tweede lid, onderdeel g, tweede volzin |
Artikel 4, derde en vierde lid | Artikel 25 |
Artikel 4, tweede lid | Artikel 21 |
Artikel 5, eerste lid, aanhef | Geïmplementeerd in het systeem van de Elektriciteitswet 1998 |
Artikel 5, eerste lid, onderdeel a | Geïmplementeerd in het systeem van de Elektriciteitswet (artikelen 5, 86d en 86e) |
Artikel 5, eerste lid, onderdeel b, | Artikel 16, tweede lid, onderdelen a en d, artikel 31, eerste lid, onderdeel g, en artikel 31, achtste lid |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel a | Artikel 9a juncto artikel 7 richtlijn nr. 2003/54/EG en artikel 16, tweede lid, onderdeel d |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel b | Behoeft geen implementatie: Elektriciteitswet 1998 verzet zich niet tegen afschakelbare contracten |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel c | Behoeft geen implementatie: Elektriciteitswet 1998 kent geen belemmeringen t.a.v. de duur van de overeenkomst tussen afnemer en producenten |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel d | Behoeft geen implementatie |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel e | Behoeft geen implementatie: doel wordt bereikt met voorlichting en subsidies |
Artikel 5, tweede lid, onderdeel f | Artikel 9a (zie onderdeel a) |
Artikel 5, derde lid | Artikel 9a juncto artikel 7 richtlijn nr. 2003/54/EG |
Artikel 6, eerste lid | Artikelen 16, tweede lid, 21, 22, 28, 29, 41b |
Artikel 6, tweede lid, eerste volzin | Behoeft geen implementatie: Elektriciteitswet staat particuliere investeringen in landgrensoverschrijdende netten niet in de weg (artikel 16, derde lid) |
Artikel 6, tweede lid, laatste volzin | Artikel 16, twaalfde lid |
Artikel 7, eerste en tweede lid | Artikel 4a, vierde lid |
Artikel 7, derde lid, aanhef en de onderdelen a tot en met d | Artikel 4a, vijfde lid |
Artikel 7, derde lid, voorlaatste en laatste volzin | Artikelen 78 en 79 |
Artikel 7, vierde lid | Artikelen 4a , 78, vierde lid, 79 |
Artikel 7, vijfde lid | Behoeft geen implementatie (verplichting EC) |
Artikel 8 | Behoeft geen implementatie (implementatietabel) |
Artikel 9 | Behoeft geen implementatie |
Artikel 10 | Behoeft geen implementatie |
Artikel 11 | Behoeft geen implementatie |
De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Uiterste implemantatiedatum van de richtlijn is 24 febrauri 2008. Voor verdere implementatieaspecten wordt verwezen naar de transponeringstabel in de bijlage bij deze memorie van toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30934-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.