30 921
Vaststelling van tijdelijke regels voor mediaconcentraties en enige daarmee verband houdende wijzigingen in de Mediawet en de Mededingingswet (Tijdelijke wet mediaconcentraties)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 7 februari 2007

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

I. Algemeen

1. Inleiding

2. Geen toezicht op autonome groei

3. Inhoud van de nieuwe regeling

4. Toezicht op de naleving en handhaving

5. Definitief wetsvoorstel

II. Artikelsgewijze toelichting

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel ter vaststelling van tijdelijke regels voor mediaconcentraties en enige daarmee verband houdende wijzigingen in de Mediawet en de Mededingingswet. Deze leden hebben er begrip voor dat in afwachting van een definitieve regeling op dit moment een tijdelijke regeling voor mediaconcentraties op het terrein van dagbladen, radio en televisie aan de Kamer wordt voorgelegd. Dat het hoogstnoodzakelijk is dat de wet wordt gewijzigd, blijkt volgens deze leden uit het brede draagvlak voor het voorstel. De huidige regeling voor crossownership in de Mediawet vervalt, waardoor de mogelijkheden van multimediale ontwikkeling van de dagbladuitgevers worden verruimd.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor vaststelling van regels met betrekking tot mediaconcentraties. Ook zij zien de noodzaak in van dergelijke wetgeving en zullen met interesse het komende traject van aanvullende discussie en uitwerking rond toekomstige wetgeving op dit terrein volgen, met name wat betreft de rol van internetmedia.

De leden hebben enkele vragen bij het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel mediaconcentraties. Als het gaat om crossownership, delen zij de zorg van de regering over pluriformiteit en onafhankelijkheid van nieuwsvoorzieningen. Het is onwenselijk als de informatievoorziening in slechts enkele handen terecht komt.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de tijdelijke wet mediaconcentraties. Zij achten het van belang dat tijdelijke wetgeving met betrekking van de mediaconcentraties belemmeringen wegneemt voor de dagbladbranche om fusies aan te gaan met bedrijven in de televisie- en radiomarkt. Zij hebben dan ook aangedrongen op spoedige behandeling van deze tijdelijke wet, die meer ruimte biedt voor crossownership. De bovengenoemde leden steunen de regering hierin. Ook deze leden hechten aan de borging tegen een te grote concentratie van opiniemacht op de meest relevante markten. De voorliggende tijdelijke wet voorziet daar in.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt op tijdelijke basis de wetgeving ten aanzien van mediaconcentraties te versoepelen. Deze leden erkennen dat de huidige regeling, met name ten aanzien van de mogelijkheden van de dagbladaanbieders om crossmediaal te gaan, te beperkend van karakter is. Wel hebben deze leden nog een aantal vragen.

2. Geen toezicht op autonome groei

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering denkt te voorkomen dat een enkele aanbieder door autonome groei een te sterke en ongewenste machtspositie inneemt op een markt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom ervoor gekozen is de nieuwe crossownershipregeling te baseren op voorgenomen concentraties en niet op autonome groei. De leden van deze fractie vragen of dit betekent dat als een aanbieder door autonome groei op de radio- en televisiemarkt bij elkaar opgeteld bijvoorbeeld 140% gebruikersmarktaandeel krijgt, daar geen stokje meer voor wordt gestoken. Wat is de kans dat het gebruikersmarktaandeel van een aanbieder op de radio- en televisiemarkt gezamenlijk, boven de 90% uitkomt door autonome groei, zo vragen zij.

3. Inhoud van de nieuwe regeling

De leden van de CDA-fractie merken op dat vooral de Nederlandse dagbladen en hun uitgevers het momenteel niet gemakkelijk hebben. Kan de regering deze leden nog eens verduidelijken waarom de wijziging van belang is voor het toekomstperspectief van de dagbladen en hun uitgevers? Zijn er op dit moment naar de mening van de regering meer maatregelen en/of garanties noodzakelijk of wenselijk om het perspectief van Nederlandse dagbladen te verbeteren, zo vragen deze leden. Deze leden vragen waarom de regering er weinig voor voelt om te komen tot definitie van het begrip mediamarkt. Is de regering met deze leden van mening dat deze definitie veel onduidelijkheid over de posities van Europese Commissie, Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en Commissariaat voor de Media kan wegnemen, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven op welke wijze zij de pluriformiteit binnen mediaconcentraties denkt te kunnen garanderen en handhaven. Hoe wordt de regionale pluriformiteit beschermd? Kan de regering verder aangeven hoe er binnen deze wetgeving, wat betreft de vorming van mediaconcentraties, omgegaan wordt met de regionale markten, zo vragen de bovengenoemde leden. Hebben de percentages alleen betrekking op de landelijke markt of ook op de regionale markt?

De leden van de SP-fractie constateren dat de regering om uiteenlopende redenen met dit wetsvoorstel een verruiming wil bereiken. De leden van deze fractie vragen hoe de pluriformiteit gewaarborgd blijft. Zij kunnen zich voorstellen dat mediabedrijven behoefte hebben aan de verruiming die is opgenomen in dit wetsvoorstel. Voor dagbladen ontstaan mogelijkheden om zich op andere mediaterreinen te ontwikkelen. Ook kan het voor buitenlandse bedrijven moeilijker worden om de Nederlandse informatiemarkt (gedeeltelijk) over te nemen. Niettemin mag het wetsvoorstel er niet toe leiden dat de pluriformiteit en onafhankelijkheid in gevaar komen. Deze leden vragen of deze tijdelijke wet de enige manier is om aan dit probleem tegemoet te komen. Zijn er ook andere oplossingen denkbaar, bijvoorbeeld via een bescherming van de Nederlandse (informatie)markt, zo vragen zij.

4. Toezicht op de naleving en handhaving

De leden van de CDA-fractie erkennen de wettelijk vastgelegde rol van de NMa met betrekking tot de concentraties in de media. Tegelijkertijd moet echter worden vastgesteld dat er in toenemende mate sprake is van een internationale mediamarkt. Daarom zijn deze leden benieuwd hoe wordt geoordeeld over de bevoegdheid van de NMa in relatie tot de bevoegdheden van de Europese Commissie. De leden van deze fractie hechten zeer aan pluriformiteit in de media. Soms kan het tegengaan van concentratie haaks staan op het bevorderen of instandhouden van een pluriform media-aanbod. Op welke wijze wordt die afweging van belangen gemaakt en hoe verhoudt zich de zorg voor een pluriform media-aanbod tot het tegengaan van concentraties? Bovendien vragen deze leden hoe ver de reikwijdte is van de NMa als in het buitenland gevestigde mediabedrijven zich op Nederland en andere landen richten.

De bovengenoemde leden zijn met de Raad van State van mening dat de positie van het Commissariaat voor de Media in relatie tot artikel 9 van het wetsvoorstel niet of onvoldoende duidelijk is. Naar het oordeel van deze leden is het Commissariaat bij uitstek gehouden om te oordelen over pluriformiteit in het aanbod.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het wetsvoorstel dat nadat de Europese Commissie een mediaconcentratie heeft goedgekeurd, de NMa volgend op de mediaconcentratietoets, die zij ook dan na advisering door het Commissariaat voor de Media uitvoert, geen extra voorwaarden of vereisten kan opleggen. De mediaconcentratietoets leidt slechts tot een goedkeuring of een afwijzing van de concentratie. De leden van deze fractie vragen de regering of zij hiermee wil zeggen dat in dat geval het oordeel van de Europese Commissie zwaarder weegt dan het advies van het Commissariaat. Het Commissariaat kan in het kader van de uitkomsten van de Mediamonitor inhoudelijke opmerkingen maken over pluraliteit en pluriformiteit van de media. In reactie op vragen van de Raad van State op dit punt, stelt de regering dat het Commissariaat dit weliswaar kan doen, maar dat die opmerkingen geen rol spelen bij de toepassing van de objectieve criteria. Deze leden vragen de regering of die opmerkingen in de maatschappelijke discussie over mediaconcentraties niet toch een rol zouden kunnen gaan spelen. Op welke wijze voorziet de regering dan te kunnen reageren, als het maatschappelijke debat daarom vraagt, zo vragen deze leden.

5. Definitief wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie gaan er vanuit dat op termijn het definitieve wetsvoorstel zich ook richt op onder meer internet, telecombedrijven en andere mediaplatforms. Deze leden vragen of de regering deze mening deelt. Worden deze platforms meegenomen in het definitieve voorstel dat per 1 januari 2010 van kracht moet worden? In dit kader vragen deze leden bovendien wat wordt bedoeld met de evaluatie die is voorzien voor 1 mei 2009. Gaat of zelfs moet in dat geval de toezichthouder Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) ook een rol spelen in de beoordeling van concentraties in de media, zo vragen zij.

De leden van de VVD-fractie lezen in het wetsvoorstel dat in Europees verband, ondanks inspanningen daartoe, nog geen overeenkomst gesloten kon worden met betrekking tot mediaconcentraties. Wat is het standpunt van de Nederlandse regering met betrekking tot een Europese regeling voor mediaconcentraties? Is het de inzet van de regering om na 2010, wanneer deze wet niet langer geldt, een Europese opvolger van deze regeling te krijgen, zo vragen deze leden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2b

De leden van de PvdA-fractie lezen dat in artikel 2b wordt aangegeven dat indien er sprake is van een concentratie op meerdere gebruikersmarkten men op de markt voor dagbladen maximaal 35% marktaandeel mag hebben. Bij een concentratie op twee of meerdere markten mag het opgetelde marktaandeel maximaal 90% bedragen, wat kan neerkomen op 55% marktaandeel op de radio- of tv-markt. Vindt de regering dit geen te hoog percentage marktaandeel bij een mediaconcentratie op de radio- en/of tv-markt? Wat is het maximale marktaandeel dat een aanbieder mag hebben op de radio- of tv-markt, zo vragen deze leden.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Aptroot

Adjunct-griffier van de commissie,

Jaspers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Hamer (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Tichelaar (PvdA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aptroot (VVD), fng. voorzitter Smeets (PvdA), fng. ondervoorzitter Leerdam (PvdA), Van Dam (PvdA), Donner (CDA), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Schinkelshoek (CDA), Verdonk (VVD), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Wolbert (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Weekers (VVD), Kalma (PvdA), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Van Bochove (CDA), Ten Broeke (VVD), Eijsink (PvdA), Besselink (PvdA), Roefs (PvdA), Hessels (CDA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Biskop (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GL).

Naar boven