Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 30914 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 30914 nr. 7 |
Vastgesteld 26 januari 2009
De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt nader verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
1. Algemeen 1
2. Motivering wetswijziging 2
3. Toepassing toerismebepaling 4
4. Goedkeuringsbevoegdheid minister van Economische Zaken 5
5. Beroepsmogelijkheid 6
6. Effecten wetsvoorstel 6
6.1. Omzet en werkgelegenheid 6
6.2. Administratieve lasten 7
6.3. Handhaving 7
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Winkeltijdenwet. Deze leden constateren dat de initiatiefwet vooral op één punt afwijkt van het voorstel van de regering. Volgens het initiatiefvoorstel moet de minister van Economische Zaken goedkeuring geven aan gemeentelijke verordeningen op basis van de toerismebepaling. Deze leden zijn met name over dit onderdeel van het voorstel van de indieners Van der Vlies en Gesthuizen kritisch.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel. Zij hebben daarover nog enkele nadere vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Van der Vlies en Gesthuizen, welk wetsvoorstel bij deze leden geen enkele sympathie oproept. Voor hen geldt idealiter het principe dat een winkelier zelf bepaalt of hij op zondag open is of niet. Zij menen dat zelfregulering zal optreden, omdat winkeliers hun winkel niet zullen openstellen wanneer om welke reden dan ook niet te verwachten zal zijn dat er winkelend publiek zal zijn, wat bijvoorbeeld in een sterk godsdienstige gemeente het geval zal zijn. Deze leden menen voorts dat ieder individu de vrijheid moet hebben om de zondag op in te vullen op zijn of haar manier. Daarbij zij nadrukkelijk opgemerkt dat zulks uiteraard ook geldt voor burgers met een zeer sterk godsdienstige overtuiging. De leden van de VVD fractie kunnen echter niet inzien dat dezulken bij vrije openstelling van winkels op enigerlei wijze zouden worden benadeeld.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het initiatiefvoorstel tot verduidelijking van de toerismebepaling en de regels voor avondwinkels in de Winkeltijdenwet. Deze leden delen het uitgangspunt van de indieners om oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling tegen te gaan. Zij delen ook de argumenten dat de zondag een grote waarde als collectieve rustdag heeft en dat op sociaal, economisch en maatschappelijk gebied goede argumenten tegen een verdergaande zondagsopenstelling te vinden zijn.
De leden van de fractie van D66 hebben met verontrusting kennisgenomen van het onderhavige initiatiefwetsvoorstel. Deze leden maken groot bezwaar tegen de inperking van vrijheid voor ondernemers en consumenten om hun leven in te richten naar believen zonder daarmee anderen te beperken. Deze leden zien het wetsvoorstel als een bemoeizuchtig overheidsingrijpen. Voorsts doet het voorstel geen recht aan de decentrale belangenafweging die mogelijk moet zijn in onze democratie, zo menen zij.
De leden van de SGP-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het voorliggende initiatiefwetsvoorstel van de leden Van der Vlies en Gesthuizen. Zij waarderen de inzet van de indieners. Zij onderschrijven van harte het doel van het wetsvoorstel, de aanscherping van de bestaande toerismebepaling en de bestaande regels voor avondwinkels in de huidige Winkeltijdenwet, en de wijze waarop deze aanscherping vormgegeven wordt. Deze leden hebben nog enkele vragen en willen nog enkele voorstellen doen ter aanvulling.
Waarom gaan de indieners, in tegenstelling tot de regering, voor een beschrijving van de «waarden» in plaats van de «belangen», zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wat is in de ogen van de indieners het verschil tussen belangen en waarden? Kunnen de indieners aangeven om welke waarden het hier gaat, afgezien van de waarden die in het 5e lid worden genoemd? Welke rol spelen hierin de waarden van het socialisme en de waarden van het christelijk geloof?
Kunnen de indieners een beknopt, maar helder overzicht verschaffen van de wijzigingen ten opzichte van de huidige mogelijkheden die de Winkeltijdenwet biedt, inclusief het vrijstellingenbesluit, als het gaat om openstelling op zondagen en de overige mogelijkheden voor extra openstelling, zo vragen deze leden verder. Welke veranderingen worden doorgevoerd en wat is daarvan het effect voor (de bevoegdheid van) een kleine, middelgrote en een grote gemeente? En wat zijn de verschillen met het voorstel van de regering? Kunnen de indieners ook hiervan een beknopt en helder overzicht verschaffen?
De indieners van het wetsvoorstel noemen de grote waarde van de zondagrust gerelateerd aan een christelijke overtuiging, maar ook niet godsdienstige overwegingen. De leden van de VVD-fractie delen die laatste overwegingen. Zondagsrust kan volgens deze leden het bezoeken zijn van kerken, musea, wandelen maar ook winkelen. Zondagsrust is daarmee in de ogen van deze leden een rekbaar begrip; ook winkelen kan zondagsrust zijn. Wat verstaan de indieners onder sociale contacten? Is het winkelen op zondag inmiddels geen maatschappelijke trend?
De leden van de D66-fractie zien geen overtuigende en sluitende argumentatie waarom het openstellen van winkels op zondagen de zondagsrust van diegene die niet van de gelegenheid tot winkelen of werken gebruik willen maken, verstoort. Daarnaast kan niet worden aangegeven waarom de openstelling van winkels op zondag, anders dan op maandag of bijvoorbeeld dinsdag, een gevaar is voor openbare orde en veiligheid, alsmede de leefbaarheid zal verminderen. Graag zien deze leden een nadere toelichting op dit punt.
Deze leden zien juist een verbetering van leverbaarheid wanneer ondernemers naar wens op zondag kunnen werken en daarmee hun economische positie versterken. Voorts worden burgers beter in staat gesteld een evenwicht brengen te brengen, tussen privé en werk, en de aankopen die ze moeten doen, gezien de tijd hiervoor beperkt is vanwege de werkweek die doorgaans van maandag tot en met vrijdag is georganiseerd. Zij vragen aan de indieners een onderbouwing waarom ze hen deze vrijheid met hun voorstel willen misgunnen.
De leden van de fractie van D66 willen voorts benadrukken dat zij het recht van gelovigen om niet te hoeven werken op voor hen heilige dagen respecteren. Zij wijzen erop dat zij in het verleden voor dit recht zijn opgekomen. Tegelijk vinden zij dat gelovigen aan niet-gelovigen de ruimte dienen te bieden om een zondag op een andere wijze te besteden. Kunnen de indieners, of misschien de twee indieners apart, aangeven in welke mate religieuze redenen meespelen om onderhavig voorstel te doen?
De leden van de fractie van D66 vragen de indieners om te onderbouwen met een recente onafhankelijke studie welke problemen er precies leven ten aanzien van de verstoring van de zondagsrust. Eenzelfde recente studie zien deze leden graag tegemoet ten aanzien van leefbaarheid, openbare orde en veiligheid. Dergelijke studies zouden, naar de mening van deze leden, meer inzicht kunnen geven in de problematiek die door middel van het wetsvoorstel volgens de indieners wordt opgelost.
De huidige praktijk bewijst dat gemeenten de genoemde bepalingen op verschillende wijze uitleggen en toepassen. Ook wordt er steeds vaker gebruik van gemaakt en is de interpretatie van de bepalingen in steeds meer gevallen twijfelachtig. De indieners merken daarom terecht op dat de oorspronkelijke bedoeling van de Winkeltijdenwet op deze wijze uitgehold wordt en daarom aanscherping behoeft. Op grond van de Bijbel benadrukken de leden van de SGP-fractie dat de zondag als collectieve rustdag voor de Nederlandse samenleving van grote waarde is. Het is opvallend dat hiervoor brede maatschappelijke erkenning is, hoewel religieuze overwegingen in den brede een ondergeschikte rol spelen. Zondagsopenstelling van winkels doet afbreuk aan de positie van de zondag als collectieve rustdag. Het recent door het Platform Detailhandel Nederland geschetste banenverlies als gevolg van de voorgestelde aanscherping van de Winkeltijdenwet door de regering, à 15 000 tot 20 000 banen, bevestigt de grote impact die zondagsopenstelling van winkels heeft op zondagsrust en maatschappij, hoewel de leden de berekening wel subjectief en vergezocht vinden. Op grond van het voorgaande willen de leden van de SGP-fractie duidelijk markeren dat zij de voorliggende wijziging van de Winkeltijdenwet een noodzakelijke en goede stap achten en daarom van harte onderschrijven, maar dat zij de gewijzigde Winkeltijdenwet niet als ideaal eindbeeld beschouwen.
3. Toepassing toerismebepaling
Kunnen de indieners nader ingaan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, wat wordt verstaan onder «toerisme van uitzonderlijke aard»? Betekent dit dat lang niet alle vormen van toerisme in aanmerking genomen worden voor de vrijstelling? Welke wel en welke niet?
De leden van de VVD-fractie zien geen heil in de beperking dat avondwinkels op zondag alleen open mogen zijn als zij vóór 16.00 uur dicht zijn. De leden kunnen deze redenering niet volgen. Is zondagsrust aan een bepaald tijdstip gebonden?
De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag een nadere toelichting van de indieners krijgen op de toevoeging «voor een deel van de gemeente» (artikel 3, derde lid aanhef). Wat willen de indieners precies bereiken met deze aanvullende eis aan gemeenten? Kunnen zij inzichtelijk maken hoe groot het probleem is dat zij willen ondervangen?
De indieners stellen dat de toerismebepaling niet duidelijk genoeg is geformuleerd, waardoor initiatieven als het openstellen van winkels buiten het centrum op zondag kansloos te laten zijn, wegens strijd met de uitdrukkelijke bedoeling van de wet. De indieners zien hierbij een bevoegdheid van de regering om bij algemene maatregel van bestuur een nadere invulling te geven van de toerismebepaling. De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen in dit verband op de veelzijdigheid van toerisme. Zij vragen of iedere vorm van toerisme in één lijst met criteria kan worden omvat. Wat is de meerwaarde van een landelijk opgestelde lijst van kwantitatieve criteria?
De leden van de fractie van D66 vinden de huidige toerismebepaling in de wet achterhaald. Liever zien zij een andere bepaling, namelijk dat het gemeenten mogelijk wordt gemaakt om de opening van winkels op zondag toe te staan. Deze leden vinden de toerismebepaling achterhaald omdat het begrip «toerisme» zeer breed uitlegbaar is. Er zijn immers veel mensen die een dagje uit winkelen ook onder toerisme verstaan. Toerisme en winkelen kunnen en zijn vaak elkaars verlengde, met elkaar verknoopt. Het verbaasd deze leden dan ook dat de indieners deze semantische discussie verder willen aanwakkeren om het «toeristisch» element een nog grotere rol te geven in, dan die nu al heeft. Deze leden vragen hiervoor van de indieners een verklaring en onderbouwing.
Er zijn voorbeelden bekend van gemeenten, waaronder de gemeente Deventer, waar in de verordening is opgenomen dat de winkeliers die ontheffing hebben aangevraagd voor zondagsopenstelling dan ook verplicht zijn om hun winkel op zondag open te stellen, willen zij de verkregen ontheffing behouden. De leden van de SGP-fractie achten dit een ongewenste druk op zondagsopenstelling en in strijd met het uitgangspunt dat winkels op zondag gesloten moeten zijn. Erkennen de indieners deze zorg? Zijn zij bereid een extra bepaling in het wetsvoorstel op te nemen om te voorkomen dat gemeenten deze verplichting in de verordening opnemen?
Deze leden willen ook wijzen op een door hen gesignaleerde uitholling van de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing bij «bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard» (artikel 4, lid 3 van huidige Winkeltijdenwet), zoals religieuze of nationale feestdagen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) heeft in oktober jl. goedkeuring onthouden aan de zondagsopenstelling van een supermarkt in Amsterdam Noord, omdat deze supermarkt op de zondag allerlei internationale feesten, als de Chinese dag van het Kind en de Tsjechische Johannes Husdag, viert. Hoewel de goedkeuring is onthouden, geven de aanvraag en de verkregen ontheffing wel aan hoe er in de praktijk omgesprongen wordt met de genoemde ontheffingsbepaling. De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over deze uitholling, temeer daar de Minister van Economische Zaken in antwoord op vragen van deze fractie heeft aangegeven dat zij de op basis van een beroep op allerlei internationale feestdagen verleende ontheffing in overeenstemming acht met de intentie van de uitzonderingsbepaling genoemd in artikel 4, lid 3. Volgens deze leden is in het genoemde geval overduidelijk gezocht naar wettelijke mogelijkheden om het aantal zondagsopenstellingen uit te kunnen breiden en is hier geen sprake van een gerezen behoefte vanuit de lokale gemeenschap om in verband met de viering van de betreffende feestdag een supermarkt te kunnen bezoeken. Erkennen de indieners dat op deze wijze ook de in artikel 4, lid 3, genoemde uitzonderingsbepaling uitgehold wordt? Zien zij mogelijkheden om ook een aanscherping van genoemde uitzonderingsbepaling op te nemen in het voorliggende initiatiefwetsvoorstel?
4. Goedkeuringsbevoegdheid minister van Economische Zaken
De leden van de CDA-fractie willen dat de rijksoverheid vanuit het belang van werknemers en van kleine ondernemers kaders stelt aan de openingstijden van winkels, maar binnen die kaders moeten gemeenten de ruimte hebben om op basis van lokale argumenten een afweging te maken. Waarom willen de indieners een einde maken aan de decentrale uitvoering van de wet? Zijn indieners van mening dat gemeenten onvoldoende in staat zijn om de Winkeltijdenwet uit te voeren en te handhaven? Hoe kijken indieners in dit verband aan tegen de autonomie van gemeenten?
Gemeenten hebben via de Vereniging van Gemeenten (VNG) aangegeven problemen te hebben met de voorgestelde wetswijziging. Zij stellen juist een verruiming voor van de wet naar 20 zondagen. Hoe beoordelen de indieners van het wetsvoorstel het draagvlak onder gemeenten voor dit wetsvoorstel en de gevolgen die dit heeft voor de uitvoering van deze wet?
Waarop moet de minister van Economische Zaken toetsen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Betreft het hier een marginale toetsing of een meer politieke toetsing? Op welke manier zou een norm moeten worden ontwikkeld voor de structurele en uitzonderlijke aard die het toerisme zou moeten hebben?
Dient een verordening die het aantal koopzondagen beperkt ook te worden voorgelegd aan de minister van Economische Zaken? Is het deze minister ook toegestaan dergelijke beperkende verordeningen niet goed te keuren?
De leden van de VVD-fractie vinden, naast het geschetste principiële uitgangspunt, het achteraf goedkeuren van iedere gemeentelijke verordening bureaucratisch. Tevens menen zij dat dit voornemen tornt aan de decentrale bevoegdheid van gemeenten. Welk doel dient de ministeriële goedkeuring?
Hoe zien de indieners de voorgestelde voorafgaande ministeriële toetsing in het licht van gemeentelijk medebewind, waarbij het lokaal bestuur als uitvoerder en handhaver van landelijke wetgeving optreedt, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Gemeenten moeten laten zien dat ze voldoende maatregelen nemen om de bepalingen van wet en verordening te handhaven. Past het in de verhouding gemeente – rijk om deze gemeentelijke verordeningen op dit punt vooraf ter goedkeuring aan de minister van Economische Zaken voor te leggen? Kunnen de indieners aangeven waarom het stelsel van lokale democratie, waarbij in de eerste plaats de gemeenteraad toeziet op het gemeentebestuur, op dit punt tekort zou schieten?
Deze leden wijzen voorts op de inzet van het kabinet om, in lijn ook met voorgaande kabinetten, zo veel mogelijk taken en bevoegdheden te decentraliseren. Kunnen de indieners aangeven om welke reden het adagium «decentraal wat kan, centraal wat moet», op het punt van de Winkeltijdenwet niet van toepassing zou zijn? Kunnen de indieners ook aangeven hoe hun voorstel zich verhoudt met andere beleidsterreinen waarbij een bepaald evenwicht tot stand is gekomen tussen de decentrale autonomie en centrale regelgeving, zoals bijvoorbeeld bouw- en woning toezicht, drank- en horecawet, openbare orde, enzovoorts?
De leden van de fractie van D66 maken er bezwaar tegen dat lokale overheid beperkt worden in hun ruimte om een eigen afweging te maken in winkeltijden beleid. Naar de mening van deze leden heeft juist de lokale overheid het best zicht op de behoeftes van de lokale economie en bevolking. Een generiek instrument om winkeltijden te beperken komt niet tegemoet aan lokale belangen. Hoe reageren de indieners op het massale verzet van lokale overheden, verenigd in de VNG, tegen het voornemen van de indieners om meer landelijke sturing aan te brengen?
Indien dit wetsvoorstel aangenomen wordt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, blijft dan ook de al bestaande beroepsmogelijkheid in stand? Gaat deze gelden naast de bevoegdheden van de gemeenteraad en de minister van Economische Zaken? Is zodoende twee keer beroep mogelijk, politiek beroep en juridisch beroep?
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de visie van de indieners hoe het stelsel van bezwaar en beroep in het kader van het voorgelegde wetsvoorstel zou kunnen werken. Is een door de minister getoetst voorstel ter uitwerking van de Winkeltijdenwet op plaatselijk niveau een besluit dat voor beroep vatbaar is?
Hoeveel winkels zullen naar de inschatting van de indieners moeten sluiten, indien dit initiatiefwetsvoorstel van kracht zou worden, vragen de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de fractie van D66 vragen de indieners naar een recente cijfermatige onafhankelijke analyse van de effecten van dit wetsvoorstel voor de inkomsten van winkeliers, uitgesplitst naar regio en branche, alsmede de effecten op de werkgelegenheid. Hierbij zijn deze leden onder meer geïnteresseerd in de effecten op de grensregio, zoals in Zeeland en Limburg. Deze leden verzoeken de indieners om in te gaan op het verlies aan gelijk speelveld voor ondernemers en winkeliers in de grensregio. Deze winkeliers zullen klanten verliezen die zich op naar het buitenland vervoegen waardoor deze klanten ook op andere momenten niet zullen winkelen bij de Nederlandse winkels. De leden van de fractie van D66 vragen de indieners hoe deze winkeliers om moeten gaan met het verlies aan inkomsten.
Daarnaast verzoeken deze leden de indieners te reageren op inschattingen van het Platform Detailhandel Nederland en de drie grootste Nederlandse gemeenten, die stellen dat wanneer de regering besluit om de winkeltijden te beperken, direct 15 000 tot 20 000 mensen hun baan verliezen. Deze leden merken op dat het kabinet in het spoeddebat over de aanhangige wijziging van de Winkeltijdenwet op 21 januari 2009 stelde dat deze cijfers niet zouden kloppen, en dat ze indicatief zouden zijn. Delen de indieners dat oordeel van het kabinet? Deze leden wensen voorts te weten van de indieners welk verlies aan banen zij als ondergrens als aanvaardbaar hanteren voor hun voorstel. Is dat 10 000 banen? Is dat 5000 banen?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie in het bijzonder aandacht voor consumenten die werken in de zorgsector en voor mantelzorgers. Deze consumenten ervaren dat zij door hun onregelmatige werktijden extra problemen ondervinden wanneer winkels niet ook buiten de reguliere werktijden open zijn.
De leden van de CDA-fractie voorzien een toename van (administratieve) lasten, voor zowel gemeenten als de overheid, als gevolg van de discretionaire bevoegdheid die aan de minister van Economische Zaken wordt toegekend bij voorgestelde wetswijziging. Iedere verordening moet immers door de minster worden goedgekeurd. Zijn de indieners het met deze redenering eens? Zo ja, kunnen de indieners de stijging van lasten als gevolg van deze wetswijziging kwantificeren?
De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag meer inzicht krijgen in de gevolgen voor de administratieve lasten in het algemeen. Specifiek vragen zij naar de gevolgen voor de administratieve lasten op ministerieel niveau. Op welke manier zal een rijksambtenaar een inschatting moeten maken van de toeristische aantrekkingskracht van een specifieke gemeente?
In het voorliggende wetsvoorstel is opgenomen dat gemeenten in de toelichting op een vrijstellingsbesluit ten minste ook de waarborgen moeten weergeven die gesteld zijn ten aanzien van de handhaving van het besluit. De leden van de SGP-fractie vinden dit een terechte voorwaarde. Uit het evaluatierapport over de Winkeltijdenwet (2006) blijkt dat handhaving van deze wet in de meeste gemeenten niet of nauwelijks (meer) plaatsvindt. Deze leden willen er echter op wijzen dat met de opgenomen voorwaarde maar deels voorzien wordt in de in het evaluatierapport gesignaleerde leemte. De indieners suggereren dat hun wetsvoorstel het gebrek aan handhaving zal corrigeren. Naar de mening van deze leden is hier meer voor nodig. De gewenste handhaving betreft de gehele Winkeltijdenwet en niet alleen de toerismebepaling.
De leden van de SGP-fractie wijzen op de aanscherping van de toerismebepaling met de zinsnede «toerisme van structurele en uitzonderlijke aard en omvang» (artikel 3, lid 3, onderdeel a). Zij verwelkomen deze aanscherping. Het doet meer recht aan de oorspronkelijke bedoeling van de toerismebepaling en het uitgangspunt van de Winkeltijdenwet, een verbod op zondagsopenstelling. De leden behoeven wel nadere verduidelijking van het in de memorie van toelichting genoemde begrip «regio», waarin wordt gezegd dat uit de term «uitzonderlijk» tevens kan worden afgeleid dat de aard van het toerisme zodanig is dat het voor het grootste deel gaat om bezoekers van buiten de betreffende regio, waarbij met name ook gedacht moet worden aan grote internationale aantrekkingskracht. De leden gaan ervan uit dat hier gedoeld wordt op een groter gebied dan het toeristische gebied waarvoor de ontheffing aangevraagd wordt. Eén van de intenties van het voorliggende wetsvoorstel is immers een beperking van het gebied waarvoor de ontheffing aangevraagd wordt, waardoor bezoekers in de meeste gevallen al voor het grootste deel van buiten dit gebied zullen komen en de genoemde afleiding geen zoden aan de dijk zet. Wordt met de betreffende regio gedoeld op de gemeentegrenzen of wordt dit breder getrokken? Wat betreft de leden van de SGP-fractie worden de grenzen breder getrokken, omdat daarmee meer recht wordt gedaan aan het belang van nationale en internationale aantrekkingskracht.
De leden van de SGP-fractie zetten vraagtekens bij de gekozen formulering voor de in de toerismebepaling genoemde voorwaarde dat de aantrekkingskracht voor het bedoelde toerisme gelegen moet zijn buiten de verkoopactiviteiten (artikel 3, lid 3, onderdeel a). Ten opzichte van de huidige Winkeltijdenwet is hier dus gekozen voor het weglaten van de zinsnede «geheel of nagenoeg geheel». Dit lijkt een verzwakking van de juridische basis voor het in alle gevallen verbieden van de in de memorie van toelichting genoemde cirkelredenering en zou in tegenspraak zijn met de bedoelde aansluiting op de behandeling van de huidige Winkeltijdenwet. Deze leden horen daarom graag de overwegingen die aan deze keuze ten grondslag liggen. Is de gekozen formulering in de ogen van de indieners een afzwakking, of juist een versterking, van de juridische basis voor het tegengaan van genoemde cirkelredenering?
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Vacature (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30914-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.