30 912
Regels inzake de aanspraak op een inkomensafhankelijke financiële bijdrage in de kosten van kinderen (Wet op het kindgebonden budget)

nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID STERK

Ontvangen 20 juni 2007

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 2, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze minister en Onze Minister van Financiën worden regels gesteld omtrent de vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget. Een krachtens de eerste volzin vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

Toelichting

Dit amendement heeft tot doel om de positie van het parlement te versterken. Het parlement moet als medewetgever bij het belangrijkste onderdeel van deze wet, de hoogte van het kindgebonden budget, betrokken worden. Dit amendement beoogt de rol van het parlement te vergroten door een voorhangprocedure af te dwingen waarbij is opgenomen dat de Kamer de mogelijkheid heeft om de hoogte van het kindgebondenbudget bij wet vast te stellen.

Sterk

Naar boven