30 896
Regeling van het beroepsgoederenvervoer en het eigen vervoer met vrachtauto’s (Wet wegvervoer goederen)

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2008

Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet wegvervoer goederen (WWG) is een amendement ingediend van het lid van Heugten c.s. inzake de aansprakelijkheid van de afzender in het goederenvervoer (TK 2007/08, 30 896, nr. 11).

Ik heb uw Kamer toegezegd op korte termijn een brief de sturen over de gevolgen van overname van dit amendement in het wetsvoorstel. Deze brief doe ik u bij deze toekomen.

Het amendement van Heugten c.s. strekt tot het wettelijk regelen van de medeaansprakelijkheid van de afzender bij schending van de beladingsvoorschriften. Aan het amendement kleeft in de huidige vorm echter een aantal inhoudelijke en juridische bezwaren.

De aansprakelijkheid van de afzender wordt ten eerste eerder beperkt dan verruimd. De beoogde verruiming komt niet tot stand. Het gaat alleen om de aansprakelijkheid van de afzender voor overbelading voor zover deze te herleiden is tot het onjuist of onvolledig informeren door afzender of diens handelen bij het laden in strijd met de aanwijzingen van de vervoerder. Laakbaar handelen van een afzender van goederen in relatie tot een beroepsvervoerder kan uit meer gedragingen bestaan. De verantwoordelijkheid daarvoor moet niet bij voorbaat wettelijk worden uitgesloten.

Een andere reden is dat het amendement niet de beoogde werking heeft. Het introduceert in deze vorm geen strafbaarstellingen. De strafbaarstelling voor overbelading van voertuigen is geregeld in de Wegenverkeerswet 1994. Voorts is strafbaarstelling geregeld in het Wetboek van Strafrecht voor wat betreft deelneming aan en uitlokking van een strafbaar feit. Een schending van de voorschriften inzake overbelading door afzender kan bijvoorbeeld worden bestraft via deelneming en uitlokking.

Voorts vind ik dat het aansprakelijk stellen van afzenders in beginsel minder goed past in dit wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel regelt de marktordening in het beroepsvervoer door regels te geven inzake toetreding tot het beroep en de markt voor (gegadigde) vervoersondernemingen.

Tenslotte wordt er van uitgegaan dat overbelading door afzenders niet adequaat kan worden bestraft met de huidige wettelijke regelingen en dat afzenders nauwelijks strafrechtelijk of anderszins zijn aan te pakken. De regering meent dat het huidige strafrecht wel een effectieve bestrijding van overbelading mogelijk maakt. Op dit moment kan de afzender zoals gezegd ook strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld wegens geconstateerde overbelading als doenpleger, uitlokker of medepleger van het delict.

Concluderend acht ik het ingediende amendement in de versie zoals dat nu voorligt, om de hierboven uiteengezette redenen, onwenselijk.

Ik heb evenwel goed gekeken naar de bedoeling die de indieners met het amendement hebben. In het debat over het wetsvoorstel heb ik u ook aangegeven dat overbelading een belangrijk zorgpunt is. Daarom is in overleg met de minister van Justitie nog eens goed gekeken naar een mogelijke oplossing die recht doet aan de bedoelingen van de indieners van het amendement.

Mijn voorstel komt er op neer dat de beladingsregels voor kentekenhouders of bestuurders van het voertuig bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 via een kapstokbepaling ook gaan gelden voor derden, bijvoorbeeld afzenders. Bij overtreding door de afzender geldt dan niet de strafbaarstelling op grond van de Wet wegvervoer goederen of Wegenverkeerswet 1994, maar bestraffing via het stelsel van de Wet economische delicten (Wed). Een verbod tot overbelading betreffende de afzender kan concreet worden geregeld door middel van een uitbreiding van artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen en de daarop gebaseerde verwijzing naar de beladingsvoorschriften in de Wegenverkeerswet 1994. Overtreding van dit verbod door derden wordt dan als economisch delict aangemerkt. Deze aanpassing geeft ook ruimere mogelijkheden om overbelading die te wijten is aan de afzender te handhaven, preventief maar ook via de opsporingsbevoegdheden in de Wed. Ik ben voornemens om waar nodig op basis hiervan extra controle in te zetten. Dit voorstel geeft ook een extra signaal af naar de transportsector dat niet alleen de vervoerders verantwoordelijkheid dragen voor overbelading.

Over de wenselijkheid van het door mij voorgestelde alternatief waarbij naar mijn mening het beoogde doel wordt bereikt, verneem ik graag het oordeel van uw Kamer. Ik ben natuurlijk bereid uw Kamer bij een voorstel te ondersteunen.

Over de toegezegde uitleg van de criteria voor toetsing van de betrouwbaarheid van de vervoerder, bericht ik u in de bijlage1 bij deze brief.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven