30 887
Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 september 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel B komt te luiden:

B. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «artikel 20, eerste lid, onderdeel a, en artikel 36a, eerste lid, onderdelen m, n en o» vervangen door: artikel 20, onderdeel a, en artikel 36a, eerste lid, onderdelen m en n.

2. In het tweede lid wordt «PbEG L 283» vervangen door: PbEU L 283.

b. Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 8, eerste lid, wordt «€ 0,1826» vervangen door: € 0,1855.

2. In artikel 8, derde lid, wordt «€ 0,0591» vervangen door: € 0,0600.

c. In onderdeel G wordt in artikel 9 «€ 0,1530» vervangen door: € 0,1554.

d. In onderdeel Z wordt in artikel 16a, vierde lid, «aftrek van belasting» vervangen door: vermindering van belasting.

e. Onderdeel BB wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 17, eerste lid, onderdeel a, wordt «€ 84,54» vervangen door: € 86,91.

2. In de aanhef van artikel 17, tweede lid, wordt «€ 14,11» vervangen door: € 14,34.

3. In artikel 17, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 1, eerste lid» vervangen door: artikel 1.1, eerste lid.

f. Onderdeel II wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 20, onderdeel h, wordt «Richtlijn nr. 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992» vervangen door: richtlijn nr. 92/12/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 februari 1992.

2. In artikel 31 wordt «€ 12,56» vervangen door: € 12,76.

g. Onderdeel JJ wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. De onderdelen o, p, q, r, s en t worden geletterd n, o, p, q, r en s.

2. Onder vernummering van het zesde tot en met negende lid tot achtste tot en met elfde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

6. In onderdeel p (nieuw) wordt «artikel 36i, zevende lid» vervangen door: onderdeel t.

7. Onderdeel q (nieuw) komt te luiden:

q. kosten van de aankoop van energieproducten en elektriciteit, productiewaarde en toegevoegde waarde: hetgeen ingevolge artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 2003/96/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PbEU L 283) onder deze begrippen wordt verstaan;

3. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:

8. Aan het eerste lid worden na onderdeel s (nieuw), onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, zes onderdelen toegevoegd, luidende:

t. zakelijk verbruik: verbruik door een zakelijke eenheid die zelfstandig, op ongeacht welke plaats, leveringen van goederen en diensten verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die economische activiteiten. Economische activiteiten omvatten alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of verrichter van diensten, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmee gelijkgestelde beroepen. Rijks-, regionale en lokale overheden, alsmede andere publiekrechtelijke lichamen worden als zakelijke eenheid aangemerkt voor zover zij werkzaamheden of transacties verrichten die bij een behandeling als niet-zakelijke eenheid tot concurrentieverstoring van enige betekenis zouden leiden;

u. niet-zakelijk verbruik: verbruik anders dan het zakelijk verbruik, bedoeld in onderdeel t;

v. elektriciteitsbeurs: beurs als bedoeld in artikel 86e van de Elektriciteitswet 1998;

w. gasbeurs: beurs als bedoeld in artikel 66b van de Gaswet;

x. verbruiksperiode:

1°. in gevallen waarin een voorschotnota wordt uitgereikt of, indien geen voorschotnota wordt uitgereikt, een voorschotbedrag wordt ontvangen: tijdvak waarop de eindfactuur betrekking heeft;

2°. in overige gevallen: kalenderjaar;

y. eindfactuur: definitieve factuur waarin verrekening plaatsvindt met de voorschotnota’s of voorschotbedragen die betrekking hebben op het tijdvak waarop de factuur ziet.

4. Onder vernummering van het elfde lid (nieuw) tot twaalfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

11. In het vijfde lid wordt «eerste lid, onderdeel q» vervangen door: eerste lid, onderdeel p.

5. In het twaalfde lid (nieuw) worden de aanduidingen «5.» en «6.» vervangen door onderscheidenlijk: 6. en 7..

h. In onderdeel LL wordt in artikel 36ca, eerste lid, «via een aansluiting aan de verbruiker» vervangen door: via een aansluiting aan de verbruiker, alsmede ter zake van de levering van aardgas via een aansluiting aan een CNG-vulstation.

i. Onderdeel NN, vijfde lid, komt te luiden:

5. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. In afwijking van het derde lid wordt bij toepassing van artikel 36ca, derde lid, de belasting geheven van degene van wie het verbruik op grond van artikel 36ca, derde lid, is aangemerkt als een levering als bedoeld in artikel 36ca, eerste lid.

j. In onderdeel RR vervalt de zinsnede «van twaalf maanden».

k. Onderdeel SS wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 36i, eerste lid, worden «€ 161,16», «€ 162,50» en «€ 192,40» vervangen door onderscheidenlijk: € 163,74, € 165,10 en € 195,48.

2. In artikel 36i, derde lid, worden «€ 17,3027», «€ 17,4313» en «€ 20,7928» vervangen door onderscheidenlijk: € 17,5795, € 17,7102 en € 21,1255.

3. In artikel 36ia, eerste lid, onderdeel a, wordt «aardgas» vervangen door: aardgas, met uitzondering van aardgas als bedoeld in onderdeel b,.

4. In artikel 36ia, eerste lid, onderdeel a, worden «€ 0,1507», € 0,1238», «€ 0,0340», «€ 0,0116», «€ 0,0108» en «€ 0,0077» vervangen door onderscheidenlijk: € 0,1531, € 0,1342, € 0,0372, € 0,0118, € 0,0110 en € 0,0078.

5. Na artikel 36ia, eerste lid, onderdeel a, wordt, onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c, een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. aardgas, met een bovenste verbrandingswaarde van 35,17 megajoule per Nm3, dat wordt geleverd aan een CNG-vulstation € 0,03 per kubieke meter;

6. In artikel 36ia, eerste lid, onderdeel c (nieuw), worden «€ 0,0705», € 0,0343» en «€ 0,0094» vervangen door onderscheidenlijk: € 0,0716, € 0,0369 en € 0,0102.

7. In artikel 36ia, tweede lid, wordt «onderdeel a» vervangen door: onderdelen a en b.

8. In artikel 36ia, derde lid, wordt «€ 0,1507» vervangen door: € 0,1531.

9. In artikel 36ib, eerste lid, worden «€ 0,01 390», «€ 0,02 074», «€ 0,01 717», «€ 0,0116» en «€ 0,0077» vervangen door onderscheidenlijk: € 0,01 412, € 0,02 245, € 0,01 880, € 0,0118 en € 0,0078.

10. In artikel 36ic wordt «en artikel 36ib, eerste lid» vervangen door: 36ib, eerste en tweede lid, 36la, eerste lid, en 36lb, tweede lid.

l. Onderdeel VV wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 36ka, eerste lid, wordt « en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: , Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

2. In artikel 36ka, eerste lid, wordt « of Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gemaakte afspraken verplichtingen op zich heeft genomen ter verbetering van de energie-efficiëntie» vervangen door: , Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of Onze Minister van Verkeer en Waterstaat gemaakte afspraken verplichtingen op zich heeft genomen ter verbetering van de energie-efficiëntie en hij als energie-intensief bedrijf wordt aangemerkt.

3. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een lid ingevoegd, luidende:

2. Bij een verbruiksperiode korter dan wel langer dan twaalf maanden wordt de in het eerste lid genoemde hoeveelheidsgrens naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd.

m. Onderdeel WW wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 36l, eerste lid, tweede volzin, onderdeel a, worden «€ 145,94», «€ 147,17» en «€ 174,09» vervangen door onderscheidenlijk: € 148,28, € 149,52 en € 176,88.

2. In artikel 36l, eerste lid, tweede volzin, onderdeel b, worden «€ 2,0870», «€ 2,1046» en «€ 2,4895» vervangen door onderscheidenlijk: € 2,1204, € 2,1383, en € 2,5293.

3. In artikel 36lb, eerste lid, wordt «een verbruiksperiode van twaalf maanden» vervangen door: een kalenderjaar.

4. In artikel 36lc, derde lid, onderdeel a, wordt «of sociaal belang behartigende doelstelling blijkt» vervangen door: of een sociaal belang behartigende doelstelling blijkt, dan wel, voor zover het gaat om verenigingen als bedoeld in artikel 26 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die niet beschikken over notarieel verleden statuten, over door die verenigingen verstrekte verklaringen waaruit de charitatieve, culturele, wetenschappelijke, het algemeen nut beogende of een sociaal belang behartigende doelstelling blijkt.

5. In artikel 36lc, derde lid, onderdeel b, wordt «zich uitsluitend beheer en exploitatie van de onroerende zaak ten nutte van instellingen als bedoeld in onderdeel a ten doel stelt» vervangen door: zich ten doel stelt de onroerende zaak te beheren en exploiteren ten nutte van instellingen als bedoeld in onderdeel a.

II

In Artikel V wordt de eerste volzin vervangen door: De tekst van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt in het Staatsblad geplaatst zoals deze luidt per 1 januari 2008, of indien deze wet in werking treedt op een latere datum, zoals deze luidt per die datum.

III

Na artikel V wordt, onder vernummering van artikel VI tot artikel VII, een artikel ingevoegd, luidende: ARTIKEL VI

Ingeval de samenloop van onderhavig wetsvoorstel en wetten die wijzigingen aanbrengen in de Wet belastingen op milieugrondslag en die eerder dan onderhavig wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de Wet belastingen op milieugrondslag, kan die wet op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Toelichting

I. ALGEMEEN

Deze nota van wijziging geeft vooral uitvoering aan wijzigingen die hebben plaatsgevonden sinds het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (verder: het wetsvoorstel) op 24 november 2006 bij Koninklijke boodschap is aangeboden aan de Tweede Kamer1. Het wetsvoorstel gaat uit van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) zoals die toen luidde. Per 1 januari 2007 is de Wbm echter gewijzigd door de inwerkingtreding van het Belastingplan 2007 en de Bijstellingsregeling accijns, motorrijtuigenbelasting en belastingen op milieugrondslag 2007. Deze nota van wijziging voorziet erin dat het wetsvoorstel die wijzigingen ook aanbrengt in de Wbm zoals die luidt nadat dit wetsvoorstel tot wet is verheven. Deze nota van wijziging voorkomt daardoor dat de wijzigingen op grond van het Belastingplan 2007 en de Bijstellingsregeling accijns, motorrijtuigenbelasting en belastingen op milieugrondslag 2007 onbedoeld ongedaan worden gemaakt.

Ook is in het wetsvoorstel de juiste verwijzing naar een artikel uit de Wet milieubeheer opgenomen. Zo wordt voorkomen dat een wijziging op grond van de Wet van 5 april 2006 tot wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten (Stb. 2006, 194) onbedoeld ongedaan wordt gemaakt.

Daarnaast worden twee wijzigingen opgenomen in de energiebelasting die ertoe strekken de Wbm nog beter te laten aansluiten bij de praktijk en de bedoeling van de wetgever.

Ten eerste wordt in verschillende bepalingen van de energiebelasting uitgegaan van een verbruiksperiode van twaalf maanden of een kalenderjaar. In de praktijk blijkt deze verbruiksperiode vaak korter of langer te zijn. Om ook bij afwijkende periodes de juiste hoeveelheidsgrenzen toe te kunnen passen zijn de wetteksten zodanig aangepast dat bij een kortere of langere verbruiksperiode de hoeveelheidsgrenzen naar evenredigheid worden verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd.

Ten tweede wordt voorgesteld onbedoelde effecten weg te nemen die zich voordoen bij een teruggaafregeling in de energiebelasting. Het betreft de teruggaafregeling met betrekking tot het verbruik van aardgas en elektriciteit in een onroerende zaak die hoofdzakelijk in gebruik is bij meer dan één instelling die charitatief, cultureel, wetenschappelijk of het algemeen nut beogend is dan wel een sociaal belang behartigt. Deze teruggaaf wordt onder voorwaarden verleend aan de instelling die de desbetreffende onroerende zaak (bijvoorbeeld een dorpshuis) beheert en exploiteert. Een van de voorwaarden is dat instellingen die de onroerende zaak gebruiken moeten beschikken over notarieel verleden statuten waaruit de charitatieve, culturele, wetenschappelijke, het algemeen nut beogende of een sociaal belang behartigende doelstelling blijkt. In de praktijk blijkt dat dorpshuizen veelvuldig worden gebruikt voor het verhuren van ruimten aan verenigingen die niet beschikken over dergelijke notarieel verleden statuten, maar die wel de gewenste doelstelling hebben. Een andere voorwaarde is dat de instelling die de onroerende zaak beheert en exploiteert over notarieel verleden statuten beschikt waaruit blijkt dat de doelstelling uitsluitend het beheer en de exploitatie van de onroerende zaak ten nutte van eerder genoemde instellingen is. Beide gevallen leiden onbedoeld tot het effect dat veel dorpshuizen niet in aanmerking komen voor de teruggaaf.

Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele redactionele wijzigingen aan te brengen.

II. ONDERDEELSGEWIJS

Artikel I, onderdeel a

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een redactionele wijziging op te nemen in het tweede lid van artikel 2 van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm).

Artikel I, onderdelen b, c, e, f, k en m

Nadat het wetsvoorstel is aangeboden aan de Tweede Kamer, is de Wbm gewijzigd op grond van de Bijstellingsregeling accijns, motorrijtuigenbelasting en belastingen op milieugrondslag 2007. Deze onderdelen geven in het wetsvoorstel uitvoering aan de wijzigingen die hebben plaatsgevonden door de inwerkingtreding van die bijstellingsregeling.

Artikel I, onderdeel d

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een redactionele wijziging op te nemen in het vierde lid van het voorgestelde artikel 16a.

Artikel I, onderdeel e

Het derde lid van dit onderdeel geeft in het wetsvoorstel uitvoering aan de wijziging die heeft plaatsgevonden door de inwerkingtreding van de Wet van 5 april 2006 tot wijziging van de Wet op de accijns en van enkele andere wetten (Stb. 2006, 194).

Artikel I, onderdeel f

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een redactionele wijziging op te nemen in het voorgestelde artikel 20, onderdeel h.

Artikel I, onderdeel g

Nadat het wetsvoorstel is aangeboden aan de Tweede Kamer, is de Wbm gewijzigd op grond van het Belastingplan 2007. Het betreft ten eerste de aanpassing van de definitie van een energie-intensief bedrijf conform de Richtlijn Energiebelastingen1. Ten tweede is in de energiebelasting onder voorwaarden een vast tarief opgenomen voor aardgas dat als Compressed Natural Gas (CNG) in motorrijtuigen wordt aangewend. Dit onderdeel geeft in het wetsvoorstel uitvoering aan de wijzigingen van artikel 36a van de Wbm die hebben plaatsgevonden door de inwerkingtreding van het Belastingplan 2007. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een redactionele wijziging op te nemen in het tweede lid.

Artikel I, onderdeel h

Dit onderdeel geeft in het wetsvoorstel uitvoering aan een wijziging die heeft plaatsgevonden door de inwerkingtreding van het Belastingplan 2007. Het betreft het opnemen van een specifiek belastbaar feit ter zake van de levering van aardgas aan een CNG-vulstation in het voorgestelde artikel 36ca, eerste lid.

Artikel I, onderdeel i

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een redactionele wijziging op te nemen in het vierde lid (nieuw) van artikel 36e van de Wbm.

Artikel I, onderdeel j

Door de zinsnede «van twaalf maanden» te laten vervallen, wordt aangesloten bij de definitie van een verbruiksperiode zoals bepaald in het voorgestelde artikel 36a, eerste lid, onderdeel x.

Artikel I, onderdeel k

Het derde, vijfde en zevende lid van dit onderdeel geven in het wetsvoorstel uitvoering aan de wijziging die heeft plaatsgevonden door de inwerkingtreding van het Belastingplan 2007. Het betreft het opnemen van een vast tarief voor aardgas dat aan CNG-vulstations wordt geleverd in het voorgestelde artikel 36ia.

In het tiende lid van dit onderdeel is een wijziging opgenomen waardoor bij verbruiksperiodes die afwijken van de verbruiksperiodes in artikel 36ib, tweede lid, 36la, eerste lid, en 36lb, tweede lid, de juiste hoeveelheidsgrenzen worden toegepast. Bij een kortere of langere verbruiksperiode worden de hoeveelheidsgrenzen naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd. Op deze wijze wordt aangesloten bij de praktijk.

Artikel I, onderdeel l

Dit onderdeel geeft in het wetsvoorstel uitvoering aan een wijziging die heeft plaatsgevonden door de inwerkingtreding van het Belastingplan 2007. Het betreft het expliciet opnemen van de aanvullende voorwaarde dat de vrijstelling alleen geldt indien een bedrijf als energie-intensief wordt aangemerkt in het eerste lid van het voorgestelde artikel 36ka. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2007 de verantwoordelijkheid voor de Meer Jaren Afspraken met de Nederlandse Spoorwegen overgedragen aan de Minister van Verkeer en Waterstaat1. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om artikel 36ka, eerste lid, op deze wijziging te laten aansluiten.

In het derde lid van dit onderdeel is een wijziging opgenomen waardoor in het eerste lid van het voorgestelde artikel 36ka de juiste hoeveelheidsgrenzen worden toegepast bij een verbruiksperiode die korter dan wel langer duurt dan twaalf maanden. Bij een kortere of langere verbruiksperiode worden de hoeveelheidsgrenzen naar evenredigheid verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd. Op deze wijze wordt aangesloten bij de praktijk.

Artikel I, onderdeel m

Indien een verbruiker hoeveelheden aardgas en elektriciteit van verschillende leveranciers heeft betrokken, kan per leverancier een ander tijdvak gelden waarvoor een eindfactuur wordt verstuurd. Bij de mogelijkheid tot teruggaaf op grond van het voorgestelde artikel 36lb kan hierdoor onduidelijkheid ontstaan over het moment waarop de verbruiksperiode van twaalf maanden aanvangt. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt deze verbruiksperiode in het derde lid van dit onderdeel vastgesteld op een kalenderjaar.

Het vierde en vijfde lid van dit onderdeel strekken ertoe de onbedoelde effecten weg te nemen die zich voor blijken te doen bij het verlenen van teruggaaf van energiebelasting met betrekking tot het verbruik van aardgas en elektriciteit in een onroerende zaak (bijvoorbeeld een dorpshuis) die hoofdzakelijk in gebruik is bij meer dan één instelling die charitatief, cultureel, wetenschappelijk of het algemeen nut beogend is dan wel een sociaal belang behartigt. Een van de voorwaarden is deze instellingen beschikken over notarieel verleden statuten waaruit de charitatieve, culturele, wetenschappelijke, het algemeen nut beogende of een sociaal belang behartigende doelstelling blijkt. In het derde lid van dit onderdeel wordt geregeld dat voor zover het gaat om een vereniging als bedoeld in artikel 26, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en deze vereniging niet over notarieel verleden statuten beschikt, kan worden volstaan met een door die verenigingen verstrekte verklaring waaruit die doelstelling blijkt.

Een andere voorwaarde is dat de instelling die de onroerende zaak beheert en exploiteert over notarieel verleden statuten beschikt waaruit blijkt dat de doelstelling uitsluitend het beheer en de exploitatie van de onroerende zaak ten nutte van de eerder genoemde instellingen is. Voor veel instellingen die dorpshuizen beheren en exploiteren hebben echter niet uitsluitend die doelstelling. De wijziging in het vierde lid van dit onderdeel strekt ertoe dat ook dergelijke instellingen voor teruggaaf in aanmerking kunnen komen.

Artikel II

De tekst van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt omwille van de duidelijkheid integraal in het Staatsblad geplaatst. Vanwege de samenloop met het Belastingplan 2008 en mogelijk andere voorstellen van wet wordt deze tekst in het Staatsblad geplaatst zoals deze luidt per 1 januari 2008, of indien het onderhavige wetsvoorstel in werking treedt op een latere datum, zoals deze luidt per die datum.

Artikel III

Het is mogelijk dat samenloop optreedt tussen het wetsvoorstel tot wijziging van de Wbm en het Belastingplan 2008 of andere voorstellen van wet die wijzigingen aanbrengen in de Wbm. Indien eerstgenoemd wetsvoorstel, nadat het tot wet is verheven, later in werking treedt dan het Belastingplan 2008 of andere voorstellen van wet die wijzigingen aanbrengen in de Wbm, voorziet het onderhavige artikel erin dat bij ministeriële regeling de samenloop die niet of niet juist is geregeld en de daaruit voortvloeiende onjuistheden in de aanduiding van artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke kunnen worden hersteld in de Wbm.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Kamerstukken II, 2006/07, 30 877, nr. 1.

XNoot
1

Richtlijn nr. 2003/96/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PbEU L 283).

XNoot
1

Kamerstukken II, 2006/07, 28 241, nr. 22.

Naar boven