30 887
Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 11 augustus 2006 en het nader rapport d.d. 20 november 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2006, no. 06.002548, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel voorziet in onderhoud van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm), waarbij tevens enkele beleidsbesluiten worden gecodificeerd, wijzigingen worden voorgesteld met het oog op ontwikkelingen in de markt en ter vereenvoudiging van vergunningen. Ten slotte worden de leesbaarheid en de structuur van de wettekst verbeterd.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen met betrekking tot de redactie van de in de Wbm voorkomende delegatiebepalingen. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juli 2006, nr. 06.002548, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 11 augustus 2006, nr. W06.06.0282/IV, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad merk ik het volgende op.

1. Algemene maatregel van bestuur

De Raad wijst er op dat voor de delegatie van bevoegdheden tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften niet telkens dezelfde redactie is gekozen. In de meeste gevallen wordt de formulering gebruikt «Bij op voordracht van Onze Minister vast te stellen algemene maatregel van bestuur (...)». In enkele gevallen is daarbij gekozen subdelegatie van deze bevoegdheid mogelijk te maken2. Ook komt op een aantal plaatsen3 een andersluidende redactie voor: «Bij algemene maatregel van bestuur (...)».

In het kader van de beoogde uniformering adviseert de Raad te kiezen voor een gelijkluidende redactie van de delegatiebepaling.

Daarnaast mist de Raad in de toelichting een motivering om in sommige gevallen subdelegatie te handhaven4dan wel voor te stellen5.

De Raad adviseert in de toelichting de subdelegatie van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften te motiveren.

1. Het advies van de Raad om in het wetsvoorstel te kiezen voor een gelijkluidende redactie voor de delegatie van bevoegdheden tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt gevolgd.

Voorts is het voorgestelde artikel 36ka (voorheen artikel 36q) naar aanleiding van een opmerking van de Raad gewijzigd. De mogelijkheid tot subdelegatie in het artikel is vervangen door een rechtstreekse delegatie aan de minister in een nieuw tweede lid. In het voorgestelde artikel 36f, vijfde lid, is de subdelegatie vervangen door een rechtstreekse delegatie.

2. Ministeriële regeling

Ook ten aanzien van de delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een of beide ministers wijst de Raad er op dat niet steeds dezelfde redactie wordt gebruikt. In de meeste gevallen wordt de formule gebruikt «Bij regeling van Onze Minister (...)». In een beperkt aantal gevallen komt de formule «Bij ministeriële regeling (...)»1 voor, zonder dat daarbij in alle gevallen is aangegeven welke minister bevoegd is. In een tweetal gevallen wordt de formulering «bij regeling van Onze Minister (vast) te stellen (...)»2 gebruikt. Ook wordt de formulering «Door Onze Ministers kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld (...)»3 gebruikt, waar op een andere plaats staat «Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Ministers (...)».

In het kader van de beoogde uniformering adviseert de Raad te kiezen voor een gelijkluidende redactie van de delegatiebepaling.

Ten aanzien van de hiervoor eerst aangegeven formulering merkt de Raad op dat in twee gevallen is gekozen voor de formulering «worden regels gesteld»4, waar in alle andere gevallen staat «kunnen (nadere) regels worden gesteld». In de toelichting ontbreekt echter een motivering voor dit onderscheid. De Raad adviseert deze motivering alsnog in de toelichting op te nemen.

Ten slotte merkt de Raad op dat in artikel 36a, derde lid, van de Wbm de formulering «Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer», gezien de definitiebepaling, genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Wbm, vervangen kan worden door: Bij regeling van Onze Ministers.

2. Met betrekking tot de delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een of beide ministers wordt het advies van de Raad gevolgd door te kiezen voor een gelijkluidende redactie.

Het advies van de Raad naar aanleiding van de verschillende formuleringen in delegatiebepalingen omtrent «worden regels gesteld» en «kunnen regels worden gesteld» is eveneens gevolgd. In het algemeen deel van de memorie van toelichting is een motivering opgenomen voor het gebruik van de verschillende formuleringen in delegatiebepalingen.

Het advies omtrent artikel 36a, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm) wordt niet gevolgd omdat het initiatief om nadere regels te stellen in de Wbm voorbehouden is aan de minister van Financiën. Door het advies van de Raad te volgen zou hieraan voorbij worden gegaan.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Aan de redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft in de bijlage bij zijn advies heb ik voor het grootste deel gevolg gegeven. Aan de volgende kanttekeningen heb ik geen gevolg gegeven:

– de eerste twee kanttekeningen. In de hoofdstukken II en III van de Wbm wordt niet een nieuwe afdeling ingevoegd, maar een afdeling in tweeën gedeeld. Hiertoe wordt in beide hoofdstukken een nieuw opschrift ingevoegd. Door de vrijstellingen en het tarief in de hoofdstukken II en III in aparte afdelingen op te nemen, wordt de indeling van deze hoofdstukken in overeenstemming gebracht met die van de hoofdstukken over de belasting op leidingwater en de energiebelasting (hoofdstukken IIa en Va).

– de derde kanttekening. Deze kanttekening van de Raad ziet op de teruggaaf die wordt verleend aan de provincie of de gemeente, die de afvalstoffen ter verwijdering heeft afgegeven. Wie het verzoek indient doet hierbij niet ter zake en hoeft om die reden niet bij wet geregeld te worden.

– de vierde kanttekening. De huidige definitie geeft het begrip duaal gebruik op de gewenste wijze weer. Ik zie daarom geen reden om deze definitie aan te passen.

– de achtste kanttekening. Door de in deze kanttekening voorgestelde wijziging over te nemen, zou de reikwijdte van artikel 29 te zeer beperkt worden.

– de elfde kanttekening. De elfde kanttekening van de Raad ziet op het ontstaan van twee momenten waarop belasting verschuldigd wordt met betrekking tot één belastbaar feit. Het advies van de Raad wordt niet gevolgd, omdat hier rekening mee wordt gehouden in de verrekening die plaatsvindt in de definitieve factuur, de eindfactuur.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt een aantal redactionele verbeteringen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W06.06.0282/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel G, «een opschrift ingevoegd, luidende» vervangen door: een afdeling ingevoegd, waarvan het opschrift luidt.

– In artikel I, onderdeel Y, «een opschrift ingevoegd, luidende» vervangen door: een afdeling ingevoegd, waarvan het opschrift luidt.

– In het in artikel I, onderdeel AA, voorgestelde artikel 18b van de Wbm aangeven wie het verzoek om teruggaaf kan indienen.

– In het in artikel I, onderdeel EE, voorgestelde artikel 20, onderdeel c, «motor- of » laten vervallen, of de definitiebepaling anderszins aanpassen.

– In het in artikel I, onderdeel EE, voorgestelde artikel 20, onderdeel i, na «in» invoegen: artikel 1a, eerste lid, onderdeel l, van.

– In het in artikel I, onderdeel EE, voorgestelde artikel 20, onderdeel k, na «van» invoegen: artikel 7 van.

– In het in artikel I, onderdeel EE, voorgestelde artikel 22, tweede lid, na «of minerale oliën als bedoeld in» invoegen: artikel 25 van.

– In het in artikel I, onderdeel EE, voorgestelde artikel 29, na «artikel 2, tweede lid,» invoegen «aanhef en».

– In het in artikel I, onderdeel EE, voorgestelde artikel 32, de tekst van het derde lid integreren in het tweede lid, het derde lid laten vervallen en het vierde tot en met zesde lid vernummeren tot derde tot en met vijfde lid.

– De aanhef van artikel I, onderdeel MM, eerste lid, vervangen door: Het derde lid, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:

– Door het gebruik van het woord «alsmede» in het in artikel I, onderdeel MM, voorgestelde artikel 36h, derde lid, onderdeel a, onder 1°, Wbm, ontstaan er met betrekking tot één belastbaar feit twee momenten waarop de belasting verschuldigd wordt.

– In het in artikel I, onderdeel OO, voorgestelde artikel 36ia, eerste lid, vijfde gedachtestreepje «€ 0,0107» vervangen door: € 0,0108.

– In artikel II «artikel 36ca, vierde lid» vervangen door: artikel 36ca, derde lid.

– In artikel IV «artikel I van deze wet» vervangen door «artikel I, onderdeel EE, van deze wet» en «artikel I, onderdeel BB, van deze wet» door: artikel I, onderdeel EE, van deze wet.

– In artikel V «de Minister van Financiën» vervangen door: Onze Minister.

– In de toelichting op artikel VI uiteenzetten waarom gekozen is voor deze inwerkingtredingsbepaling.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Artikel 36q en het voorgestelde artikel 36ka van de Wbm.

XNoot
3

Artikel 12, het voorgestelde artikel 23, tweede lid, en artikel 38, eerste lid, van de Wbm.

XNoot
4

Artikel 36q van de Wbm.

XNoot
5

Artikel 36ka van de Wbm.

XNoot
1

Artikel 6, vierde lid, artikel 18, vierde lid en artikel 38, tweede lid, van de Wbm.

XNoot
2

Het voorgestelde artikel 24, tweede lid, onderdeel b, en het voorgestelde artikel 36n, derde lid, van de Wbm.

XNoot
3

Artikel 15 van de Wbm.

XNoot
4

Het voorgestelde artikel 11, vierde lid, en het voorgestelde artikel 25, tweede lid, van de Wbm.

Naar boven