30 885 XV
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2006 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 december 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Ferrier

De waarnemend griffier van de commissie,

Esmeijer

1

Kan de regering aangeven wat de oorzaken zijn dat er voor de WWB (29,8 miljoen) en voor de IOAW (7,6 miljoen) minder uitgegeven wordt dan geraamd, terwijl voor de bijstand voor zelfstandigen meer is uitgegeven (19,4 miljoen)? Gaat het hierbij om een structurele of tijdelijke ontwikkeling?

De meevaller bij de WWB is het saldo van zowel opwaartse als neerwaartse mutaties in de raming sinds de 1e suppletore begrotingswet. De belangrijkste mutaties zijn enerzijds de loonprijsbijstelling (+ €50 miljoen) en anderzijds een neerwaartse bijstelling als gevolg van een meer gunstige werkloosheidsontwikkeling dan voorzien bij CEP (– €79 miljoen). Beide mutaties werken structureel door in de raming, zoals ook opgenomen in de Begroting 2007 (30 800 XV nr. 2, blz. 138).

De meevaller bij de IOAW-uitgaven is het saldo van een aantal bijstellingen. De effecten van de verruiming van de maximeringsbepalingen in de Toeslagenwet zijn groter dan eerder geraamd. Daarom is er een extra bedrag overgeheveld naar de TW (artikel 32); dit effect is structureel. Daarnaast zijn er nabetalingen op basis van uitvoeringsinformatie en er is recente CBS-informatie die leidt tot een neerwaartse bijstelling van het volume. Deze twee bijstellingen zijn incidenteel.

Bij de bijstand voor zelfstandigen is er een relatief grote bijstelling in verband met nabetalingen als gevolg van een te lage bevoorschotting. Uitgaven aan deze regeling fluctueren sterk waardoor de bevoorschotting aan gemeenten kan afwijken van de uitgaven van gemeenten. Tegenover de nabetalingen staan overigens ook terugontvangsten van gemeenten als gevolg van een te hoge bevoorschotting. Het saldo van nabetalingen en terugontvangsten is ongeveer gelijk. Dit betreft geen structurele bijstelling.

2

Wat is de achtergrond van de overboeking van € 8 miljoen naar het CWI in verband met drempelslechting ten behoeve van extra jongerenadviseurs? Wat wordt hier in termen van prestaties precies mee beoogd en op welke wijze gaat het CWI hier invulling aan geven?

Met de overboeking van 8 miljoen naar het CWI in verband met drempelslechting ten behoeve van extra jongerenadviseurs bij het CWI, wordt invulling gegeven aan de in het kader van het Plan van Aanpak Jeugdwerkloosheid 2003 gemaakte toezegging voor extra capaciteit bij het CWI. Drempelslechting is een van de instrumenten die wordt ingezet om de jeugdwerkloosheid terug te dringen en bestaat uit het bieden van intensievere dienstverlening aan jongeren in de vorm van korte activiteiten die een snelle toeleiding naar een (leer) werkplek mogelijk maken. Het CWI geeft hier invulling aan door de inzet van 165 fte jongerenadviseurs.

3

Voor hoeveel ID-banen is in 2006 een subsidie verstrekt? Van hoeveel banen was aanvankelijk uitgegaan (begroting 2006)? Hoe hoog was de subsidie gemiddeld per baan? Hoeveel verschillende werkgevers hebben in 2006 gebruik gemaakt van de stimuleringsregeling ID-banen? Hoe verklaart de regering dat in 2006 eenderde minder geld nodig is dan aanvankelijk voorzien?

De genoemde raming heeft betrekking op zowel de Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10 000 I/D-banen als de Tijdelijke stimuleringsregeling leer-/werktrajecten.

De raming voor de eerste subsidieregeling heeft betrekking op de uitfinanciering. De aanvraagperiode liep van 1 maart 2003 tot 1 juli 2004.

De convenantpartijen gesubsidieerde arbeid (SZW, werkgevers, werknemers en de VNG) hebben op 13 oktober 2005 afgesproken om het geld dat overbleef van deze regeling te bestemmen voor de deelname aan een leer-/werktraject door ID- of WIW-werknemers, voor het stimuleren van uitstroom naar regulier werk. Het subsidieplafond van deze regeling leer-/werktrajecten was € 33 mln.

In totaal kon voor ruim 3600 leer-/werktrajecten aanvragen worden ingediend. Het betreft een vaste subsidie van 6000 euro als bijdrage in de kosten voor een leer-werktraject en eventueel 3000 euro in geval van uitstroom naar regulier werk.

De subsidie werd ontvangen door gemeenten.

Er is minder geld nodig, omdat het aantal leer-/werktrajecten dat gerealiseerd zal worden lager is dan 3600. Er zijn uiteindelijk ongeveer 1700 aanvragen ingediend. De aanvraagperiode liep van 1 januari 2006 tot en met 31 juli 2006 en 42 gemeenten hebben subsidie aangevraagd.

4

Wat is de reden van de verlaging van € 0,775 miljoen op basis van uitvoeringsgegevens bij de praktijkscholing? Zijn er minder praktijkscholingstrajecten uitgevoerd?

Het praktijkscholingsconcept HVS is overgenomen door de Regionale OpleidingsCentra (ROC). In verband hiermee is aan de ROC een subsidie verleend voor drie jaren. Een deel van deze subsidie is afhankelijk gesteld van het aantal uren HVS-praktijkscholing dat kan worden verkocht. Het aantal uren HVS dat in 2005 is gerealiseerd – en waarvan de subsidie-afwikkeling in 2006 plaatsvindt – is lager dan verwacht.

5

Waarop is de verwachting gebaseerd dat een groter deel van de betaalde voorschotten in het kader van de Agenda voor de Toekomst terug zal komen? Om welk bedrag gaat het precies en welk deel van het budget betreft het daarmee? Wat zijn hiervan de (beleidsmatige) consequenties voor de uitvoering van de Agenda voor de Toekomst?

In het kader van de Agenda voor de Toekomst zijn met gemeenten afspraken gemaakt over resultaatfinanciering. De subsidie wordt vastgesteld op basis van de gerealiseerde prestaties afgezet tegen de afgesproken prestaties.

Op grond van de door gemeenten verstrekte verantwoordingsinformatie is de eerder geraamde terugontvangst van € 50 miljoen verhoogd met € 15 miljoen tot € 65 miljoen, te ontvangen in de jaren 2006 (€ 10 miljoen), 2007 (€ 25 miljoen) en 2008 (€ 30 miljoen).

Door tijdige ontvangst van de verantwoordingsinformatie 2005 kan de subsidie voor de trajecten worden afgewikkeld. De meeste vaststellingen kunnen daardoor al in 2006 plaatsvinden, met als gevolg dat in 2006 meer ontvangsten zullen binnenkomen. Dit laatste heeft een kasschuif in de ontvangsten veroorzaakt van € 10 mln. van 2007 naar 2006, waarvan de mutatie in 2006 zichtbaar is geworden in de tweede suppletore begrotingswet 2006.

Het bovenstaande heeft geen beleidsmatige consequenties. De Tweede Kamer heeft in september van dit jaar de vierde voortgangsrapportage Agenda voor de Toekomst ontvangen, waarin is gerapporteerd over de inhoudelijke stand van zaken met betrekking tot de Agenda voor de Toekomst.

6

Kan de regering toelichten waarom het bedrag aan verplichtingen op beleidsartikel 24 met 190 mln is verlaagd?

In het voorjaar van 2004 is geconstateerd dat een deel van de Wsw-middelen in de vorm van terugontvangsten naar de SZW-begroting terugvloeide. Dit kwam omdat een aantal gemeenten de opgelegde taakstelling niet haalde. Om deze middelen doelmatig voor de uitvoering van de Wsw te kunnen inzetten is de verplichtingenruimte structureel verhoogd. Omdat de terugontvangsten daarna steeds verder zijn gereduceerd, mede door de mogelijkheid van intercollegiale ruil, is de noodzaak van het structureel verhogen van de verplichtingen niet meer aanwezig. Deze constatering heeft in 2005 abusievelijk niet geleid tot een begrotingsmutatie ten aanzien van de verplichtingen. Hierdoor is bij de totstandkoming van het jaarverslag 2005 een onderrealisatie geconstateerd. In antwoord op schriftelijke vragen bij het jaarverslag 2005 is aangekondigd, dat de verplichtingenraming zal worden bijgesteld. Dat heeft geleid tot een verlaging van € 208 mln. Deze technische aanpassingen in de verplichtingenruimte hebben geen grote gevolgen voor de ramingen van de kasuitgaven.

Daarnaast is de verplichtingenraming met € 17 mln. verhoogd als gevolg van de loonbijstelling.

7

Om welke rechtmatigheidstekorten gaat het precies bij de terugontvangsten op het W-deel (€ 10 miljoen) en om welk bedrag gaat het precies?

Het gaat hier om handelingen van gemeenten in strijd met de bepalingen rond de bestedingsmogelijkheden van het werkdeel. Middelen zijn niet besteed aan de aangewezen doelgroep of middelen zijn niet besteed aan een voorziening gericht op re-integratie naar reguliere arbeid. Tot slot gaat het voor een deel om rechtmatigheidstekortkomingen in het kader van de verplichting rond aan- en uitbesteden. Die geldt overigens niet meer vanaf het jaar 2006. De hier beschreven terugontvangsten hebben betrekking op het verantwoordingsjaar 2004. Het hiermee gemoeide bedrag is op basis van de huidige inzichten ongeveer € 8 miljoen. Naar verwachting zijn er daarnaast circa € 2 miljoen aan ontvangsten als gevolg van overschrijdingen van de meeneemregeling van het werkdeel WWB.

8

Waarom leidt het uitstel van de Wet inburgering tot een mutatie van € 21,082 miljoen op de post Kinderopvang?

De voorgenomen Wet inburgering leidt er toe dat de prioritaire groepen binnen de categorie oudkomers ook in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag. Oudkomers zijn vreemdelingen in de leeftijd vanaf 16 jaar tot 65 jaar die voor inwerkingtreden van de Wet inburgering in Nederland woonden, maar geen acht jaar in Nederland hebben gewoond tijdens de leerplichtige leeftijd en evenmin diploma’s hebben waaruit blijkt dat zij beschikken over voldoende kennis van de Nederlandse taal en samenleving. De prioritaire groepen binnen deze categorie betreffen uitkeringsgerechtigden met een gecombineerd reintegratie- en inburgeringstraject, mensen zonder werk en zonder uitkering en geestelijke bedienaren.

Uitstel van de Wet Inburgering heeft tot gevolg dat de beoogde doelgroep vooralsnog niet in aanmerking komt voor deze toeslag. In de begroting was hier wel een bedrag voor gereserveerd.

9

Kan de regering de ramingsbijstelling van 13,031 miljoen voor de Wet kinderopvang op basis van uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst nader onderbouwen?

De raming kinderopvang wordt onder meer gebaseerd op de maandelijkse uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst over de ontwikkeling van het aantal gebruikers en de samenstelling van de doelgroep. Bij elke budgettaire nota wordt deze nieuwe uitvoeringsinformatie bij de opstelling van de ramingen betrokken. Deze opwaartse bijstelling is het gevolg van de verwerking van de meest recente uitvoeringsinformatie over de gebruikers en de samenstelling van de doelgroep.

10

Kan de regering nader onderbouwen waarom de invoering van de verplichte werkgeversbijdrage per 2007 als gevolg van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen tot 45 miljoen euro uitgaven leidt in 2006? Kan de regering aangeven waarom de invoering van de verplichte bijdrage in 2007 leidt tot extra uitgaven over 2006? Kan de regering aangeven hoe het mogelijk is dat een wet hiervoor zorgt?

Onder de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen is bepaald dat de toeslag over een maand wordt betaald in de daaraan voorafgaande maand. De toeslagen over de maand januari 2007 in december 2006 uitgekeerd. Dit leidt tot uitgaven in 2006 ter hoogte van 1/12 deel van de kosten van de regeling.

11

Kan de regering nader onderbouwen waarom de intensivering Kinderopvang per 2007 als gevolg van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen tot 10,298 miljoen euro tot extra uitgaven leidt in 2006? Kan de regering verklaren waarom een intensivering in 2007 leidt tot extra uitgaven in 2006? Kan de regering aangeven hoe het mogelijk is dat een wet hiervoor zorgt?

Zie het antwoord op vraag 10.

12

Kan de regering voor 2006 aangeven welke oorzaken er zijn voor de respectievelijke grote meevallers bij de WWB en de IOAW en de grote tegenvaller bij de Bijstand zelfstandigen op artikel 30 van de SZW begroting?

Zie het antwoord op vraag 1.

13

Hoe hoog is het (gemiddelde) aantal IOAW-ontvangers in 2006? Waarop hebben de uitvoeringsgegevens die nu worden genoemd betrekking, op het aantal uitkeringen, op de hoogte van de uitkeringen?

Geraamd is een gemiddeld aantal IOAW-ontvangers van circa 10 000 in 2006.

De uitvoeringsinformatie betreft de opgaven in 2006 van gemeenten omtrent hun uitgaven aan de IOAW in 2005. Deze opgaven leiden tot nabetalingen en ontvangsten, omdat de gerealiseerde uitgaven van de gemeenten over 2005 afwijken van de voorschotten.

14

Kan de regering aangeven wat zij verstaat onder de zogenaamde Libanon regeling?

In verband met de oorlogssituatie in Libanon zijn Nederlanders en hun kinderen en partners gerepatrieerd. Voor de leden van deze groep die tijdelijk in Nederland verbleven is een tijdelijke financiële regeling getroffen (zie Kamerstukken II, 2006–07, 23 432, nr. 215, brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Buitenlandse Zaken). Het betreft een tijdelijke regeling die is gebaseerd op de kaderwet SZW-subsidies en is uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank. De regeling voorzag in een:

– eenmalige vergoeding voor aanloopkosten

– een toelage voor levensonderhoudskosten

– een vergoeding van buitengewone kosten

– ziektekosten en een WA-verzekering.

De tijdelijke regeling is beëindigd per 25 oktober 2006. Daarna is er een voortgezette, tijdelijke regeling gekomen van 3 maanden ten behoeve van een zeer kleine groep gerepatrieerden die door omstandigheden niet naar Libanon kan terugkeren en die na genoemde datum nog tijdelijk in Nederland verbleef.

15

Wat is de oorzaak van een volumestijging in de Wajong, die de opwaartse ramingbijtelling van ruim 10 miljoen tot gevolg heeft op begrotingsartikel 31? En kan worden aangegeven of hier sprake is van een structurele ontwikkeling?

Aan de volumestijging in de Wajong ligt een complex van oorzaken ten grondslag, dat nader onderzocht wordt. Hierbij wordt ook breder gekeken naar ontwikkelingen in o.m. de TOG (tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonenden gehandicapte kinderen) en het speciaal onderwijs. Uit onderzoek tot nu toe is gebleken dat de ontwikkeling van het aantal nieuwe Wajonguitkeringen samenhangt met onder meer demografische factoren (ontwikkelingen aantal 18-jarigen), medische factoren (bijv. stijgende levensverwachting bij bepaalde ziektes), uitvoeringsfactoren (bijv. snelheid van claimbeoordelingsproces) en met de toenemende bekendheid van de regeling. Deze factoren zijn structureel van karakter.

16

Kan de regering aangeven waarom deze gemiddelde toeslag is toegenomen als gevolg van de stijging van de gemiddelde toeslag op de uitkering WIA/WAO, WAZ (en in geringe mate WW)?

De gemiddelde toeslag op de uitkeringen WAO/WIA en WAZ is toegenomen doordat per 1 januari 2006 de maximering tot een percentage van het minimumloon is vervallen.

Naast de nog altijd geldende beperking dat een toeslag nooit meer bedraagt dan het verschil tussen het dagloon of de grondslag en de feitelijke uitkering, werd voor 1 januari de toeslag afhankelijk van de samenstelling van het huishouden gemaximeerd. Een uitkering uit hoofde van de Toeslagenwet kon hierdoor voor alleenstaande zonder kinderen nooit meer bedragen dan 21% van het minimumloon. Voor alleenstaande met een kind jonger dan 18 jaar werd de toeslag gemaximeerd op 27% en de toeslag voor gehuwden/samenwonenden was beperkt tot maximaal 30% van het minimumloon.

Het opheffen van deze maximering heeft vooral voor de WAO/IA en WAZ consequenties: ten opzichte van de realisatie 2005 is voor deze wetten de gemiddelde toeslag respectievelijk met bijna 55% en 65% toegenomen.

17

Wat zijn de oorzaken voor de respectievelijke meevaller bij de WW en tegenvallers bij de WIA/WAO en WAZ, zoals die worden genoemd in de Najaarsnota bij de budgettaire gevolgen van beleid bij beleidsartikel 32 (Toeslagenwet)?

De uitvoeringsgegevens WW gaven halverwege 2006 aanleiding tot een geringe ramingsbijstelling (-/- € 4 670 mln.). Het betrof een volumemutatie van circa 1600 toeslagen op de WW-uitkering bovenop de al eerdere ingeboekte volumereductie. Uit gegevens van de Oktobernota van het UWV blijkt dat deze bijstelling prematuur was en daarom is de raming opwaarts bijgesteld.

De gemiddelde toeslag op de uitkeringen WAO/WIA en WAZ is toegenomen doordat per 1 januari 2006 de maximering tot een percentage van het minimumloon is vervallen. Zie voor een uitgebreide toelichting hierover het antwoord bij vraag 16.

18

Waarom wordt de 25 miljoen euro voor schuldhulpverlening bij de programma-uitgaven OD1, die bij amendement Noorman-den Uijl/ Verburg zijn vastgesteld, verplaatst naar beleidsartikel 30 (24,5 miljoen) en naar de Belastingdienst (0,5 miljoen)? En wat zal de besteding zijn van dit geld?

Op artikel 30 staan onder meer uitgaven ten behoeve van beleidsactiviteiten op het gebied van armoede en problematische schulden (preventie, budgetbegeleiding, nazorg). Schuldhulpverlening past bij het beleid behorende bij artikel 30 «om personen te beschermen tegen de financiële risico’s bij inkomensverlies en hen in beginsel een inspanningsverplichting om betaalde arbeid te verkrijgen op te leggen» (Rijksbegroting SZW 2007, p. 93). Schuldhulpverlening is daarmee niet een tegemoetkoming aan burgers zoals in art. 33 is bedoeld. Bij nadere beschouwing leek plaatsing van uitgaven voor schuldhulpverlening op artikel 30 dan ook meer de voor de hand te liggen dan op artikel 33, waar dit amendement tijdelijk «geparkeerd» was. Het geld is grotendeels als subsidie verstrekt aan gemeenten om daarmee een impuls te geven aan de schuldhulpverlening door gemeenten (€ 23 mln). Daarnaast wordt een meerjarige voorlichtingscampagne gestart.

Het ministerie van Financiën (niet de Belastingdienst) zet in op het vergroten van de financiële kennis en vaardigheden van burgers en op ondersteuning van het marktinitiatief om te komen tot een schuldenregistratie.

19

Wat is de oorzaak van de meerjarige aanpassing van de ramingen voor de TOG uitkeringslasten met ruim € 5 miljoen?

De uitkeringslasten zijn met ruim € 5 mln aangepast op grond van de in oktober 2006 bijgestelde volumeramingen van de SVB met circa 6 000 TOG-kinderen. De bijstelling van de SVB is naar aanleiding van de rechtstreekse groei van het aantal TOG kinderen in 2006.

20

Wat is de reden van de overboeking van € 0,610 miljoen aan het ministerie van BZK in verband met salarissen topmanagement groep SZW? Waarom zijn de salarissen hoger uitgevallen dan verwacht? Zijn er onverwachte bonussen uitgekeerd? Zijn er meer topmanagers bij SZW bijgekomen? Graag een nadere specificatie van het bedrag van € 0,610 miljoen.

De overboeking is een gevolg van een besluit van de ministerraad om het werkgeverschap van de topmanagementgroep (TMG) onder volledige verantwoordelijkheid te brengen van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De overboeking van de salariskosten vindt bij najaarsnota plaats. De overboeking is gebaseerd op door het SG-overleg vastgestelde normbedragen. Er is geen sprake van hoger uitgevallen salarissen, bonussen e.d. Ook heeft geen uitbreiding van het aantal topmanagers bij SZW plaatsgevonden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Ferrier (CDA), fng. voorzitter, Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Van Hijum (CDA), Griffith (VVD), Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Koppejan (CDA), Bosma (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Bouchibti (PvdA), Karabulut (SP), Gesthuizen (SP), Vacature (D66) en Vacature (PvdD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GL), Omtzigt (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Van der Burg (VVD), Van Dijk (CDA), Kortenhorst (CDA), Ten Broeke (VVD), Depla (PvdA), Hessels (CDA), Neppérus (VVD), Irrgang (SP), Lempens (SP), Huizinga-Heringa (CU), Biskop (CDA), Schinkelshoek (CDA), Fritsma (PVV), Hamer (PvdA), Tichelaar (PvdA), Bouwmeester (PvdA), De Wit (SP), Gerkens (SP) en Vacature (D66).

Naar boven