Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30885-VI nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30885-VI nr. 5 |
Vastgesteld 18 december 2006
De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie,
De Pater-van der Meer
Adjunct-griffier van de commissie,
Boeve
Moeten de mutaties op artikel 16 aldus worden geïnterpreteerd dat van de € 54 miljoen extra budget in het kader van de voorbereidingskosten voor de invoering van het nieuwe inburgeringstelsel, € 52 miljoen naar de gemeenten gaat? Gaat het hier om twee verschillende mutaties? Waarom is gekozen voor een overheveling naar het Gemeentefonds en niet voor het rechtstreeks overhevelen naar de betreffende gemeenten?
Bij 2e suppletore is er € 54,1 mln. bijgekomen voor inburgering. Daarvan is € 52 mln. bestemd voor de gemeenten en € 2,1 mln. bestemd voor de Informatie Beheer Groep (IBG). De € 52 mln. voor gemeenten is vervolgens eveneens bij 2e suppletore overgeheveld naar Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties voor toevoeging aan het Gemeentefonds. Dit leidt tot een negatieve mutatie van € 52 mln. Er is dus inderdaad sprake van twee verschillende mutaties.
Op uitdrukkelijk verzoek van de Vereniging Nederlandse Gemeenten is gekozen voor overheveling van de € 52 mln. naar het Gemeentefonds. Overigens is dit ook in lijn met het kabinetsbeleid inzake het terugdringen van administratieve lasten en vermindering van de toepassing van het instrument specifieke uitkering.
Waarom wordt de tapregeling, die sinds 2005 in werking is, nog steeds door providers ter discussie gesteld? Welke maatregelen worden genomen om deze discussie te beëindigen?
Ik ga ervan uit dat u met de in uw vraag genoemde «tapregeling» doelt op de regeling kosten aftappen en gegevensverstrekking, zoals die door mijn ambtgenoot van Economische Zaken (verder de regeling) is vastgesteld. Over deze regeling bestaat een geschil met een aantal aanbieders. Inmiddels heeft één van de providers hierover een zaak aanhangig gemaakt bij de bestuursrechter in Rotterdam. De uitspraak van de bestuursrechter wordt nu eerst afgewacht, alvorens eventuele maatregelen worden genomen. Hangende dat geschil doe ik verder geen uitspraken over maatregelen die worden genomen om deze discussie te beëindigen.
Binnenkort zullen de Minister van Economische Zaken en ik uw kamer de beantwoording van de vragen omtrent het Evaluatierapport m.b.t. hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet (TK 30 517 nr. 1) doen toekomen. Een aantal van de daar gegeven antwoorden gaan ook in op de in uw vraag aangehaalde discussie.
Staan nog facturen open van providers in het kader van de tapregeling die betaald moeten worden, of betaald moeten worden na aanpassing van de factuur, of nog ontvangen moeten worden? Om welk bedrag gaat het naar schatting?
Het college van procureurs-generaal heeft de grote providers verzocht om de dienstverleningsvolumes op te geven vanaf de totstandkoming van de regeling kosten aftappen en gegevensverstrekking (verder: de regeling). Op basis van die volumes is aan vier van de vijf grote providers een deelbetaling gedaan tot een totaalbedrag van € 3,4 miljoen. Deze betaling is gedaan op basis van de tarieven van de regeling. Omdat niet alle providers hebben gefactureerd staan nog vorderingen open. Deze providers hebben dus nog geen deelbetaling ontvangen. De hoogte van de totale vordering is mede afhankelijk van de uitkomsten van de bezwaar- en beroepsprocedures als gevolg van het afwijzen van tariefvoorstellen van de providers in afwijking van de regeling.
Wat zijn de financiële gevolgen als de providers facturen gaan indienen die ze tot dusver niet hebben ingediend?
Het college van procureurs-generaal heeft vier van de vijf grote providers een deelbetaling gedaan op basis van door hen verstrekte dienstverleningsvolumes (zie vraag 3). De omvang van de vordering van de overige providers, die geen deelbetaling hebben ontvangen, is onbekend. Met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik afgesproken dat Justitie betaalt voor de diensten geleverd door de providers tot 1–1–2007.
Waarheen vloeit het bedrag dat vrijkomt door de intrekking van het wetsvoorstel Landelijk Bureau Inning Ouderbijdragen (LBIO)?
Het bedrag dat vrijkomt betreft het wetsvoorstel Herziening Kinderalimentatie (29 480) dat inmiddels is ingetrokken (Brief van de minister van Justitie aan Tweede Kamer d.d. 9 november 2006). De middelen, € 13,4 mln, zijn teruggevloeid naar de algemene middelen.
Wat is de reden dat minder mensen met onbekende bestemming vertrekken? Kan worden toegelicht waarom de lagere uitstroom-/vertrekaantallen specifiek zijn gekoppeld aan «met onbekende bestemming vertrekken»? Heeft de tegenvallende uitstroom te maken met het in onvoldoende mate door gemeenten voldoen aan hun taakstelling met betrekking tot de huisvesting van statushouders?
Reeds enige tijd is sprake van een afname van het aantal gevallen van vertrek met onbekende bestemming. Bij deze ontwikkeling hebben de publieke discussies over een pardonregeling rondom de verkiezingen voor de Tweede Kamer een nadrukkelijke rol gespeeld. De lagere aantallen vertrek met onbekende bestemming hebben (mede) geleid tot een daling van de uitstroom van asielzoekers uit de asielopvang. Een andere reden voor de situatie waarin uitstroomaantallen bij de verwachtingen zijn achtergebleven, is gelegen in de huisvesting van vergunninghouders, die ten opzichte van de taakstelling is achtergebleven.
Op 1 januari 2006 bedroeg de achterstand op de taakstelling 1727 plaatsen. Op basis van de thans bekende gegevens wordt aangenomen dat eind 2006 de achterstand met ruim 310 plaatsen (zo’n 20%) zal zijn afgenomen. Deze daling is wezenlijk, maar desondanks minder groot dan geprognosticeerd.
Kan worden aangegeven waaruit de in de Najaarsnota vermelde, met de lagere uitstroom samenhangende, hogere tolkenkosten ad € 2 miljoen voortvloeien? Ligt het niet in de rede om, gezien de extra opvangkosten voor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), gemeenten die niet voldoen aan de huisvestingstaakstelling te korten op hun uit het Gemeentefonds te ontvangen gelden?
Tolken worden ingezet bij gesprekken met het COA, het MOA en de reguliere gezondheidszorg. Aantal en duur van de betreffende gesprekken zijn van invloed op de tolkenkosten. Dat betekent dat de kosten van tolken en vertalers samenhangen met de omvang van de bezetting. Deze omvang is gestegen ten opzichte van de verwachtingen als gevolg van een lagere uitstroom.
De huisvesting van vergunninghouders vindt plaats op grond van de in de Huisvestingswet neergelegde (verdeel)systematiek van halfjaarlijkse huisvestingstaakstellingen voor de gemeenten. In deze wet is het de toezichthouders ter beschikking staande instrumentarium neergelegd met betrekking tot het toezichts- en sanctiebeleid ten aanzien van een gemeente die geheel of gedeeltelijk nalaat om tijdig de opgelegde huisvestingstaakstelling te realiseren. Waar de zogeheten indeplaatstredingsprocedure van de Huisvestingswet de toezichthouders al de wettelijke mogelijkheid biedt om namens en op kosten van een nalatige gemeente vergunninghouders te huisvesten, is het niet mogelijk tweemaal (financieel) te sanctioneren.
Hoeveel gemeenten hebben in het kader van de Wet Inburgering Nieuwkomers beter gepresteerd dan was verwacht?
In 2006 hebben gemeenten de inburgeringsprestaties voor de Wet inburgering nieuwkomers over 2005 verantwoord. Uit die verantwoording is gebleken dat 150 gemeenten en 18 samenwerkingsverbanden (die in totaal 137 gemeenten representeren) in 2005 beter hebben gepresteerd dan was verwacht.
Omdat gemeenten onder de WIN (wet inburgering nieuwkomers) verplicht zijn iedere nieuwkomer een inburgeringstraject aan te bieden, zijn deze hogere prestaties het directe gevolg van de hoger dan verwachte instroom van nieuwkomers in deze gemeenten.
Kan het bedrag van € 54,1 miljoen bij «wet inburgering – voorbereidingskosten» nader worden uitgesplitst en toegelicht?
De € 54,1 mln. kan als volgt opgesplitst worden: € 2,1 mln. is bestemd voor IBG; € 52 mln. is bestemd voor gemeenten. Naar schatting van de gemeenten is 60% van dit bedrag benodigd in verband met organisatorische, huisvestings-, en personele aanpassingen bij de gemeenten; 30% is benodigd voor aanpassingen van ICT-systemen bij gemeenten en 10% voor communicatie door gemeenten.
Hoe verhoudt zich het feit dat de opbrengst van de griffierechten tegenvallen met de toename van de instroom in de sectoren civiel, bestuur en kanton? Wat is de reden van de tegenvallende griffierechten?
Zoals in de toelichting reeds vermeld is sprake van een verwachting dat de opbrengst van de griffierechten in 2006 gaat tegenvallen. Deze verwachting is gebaseerd op basis van een tussenstand. Aan het eind van het jaar vindt een volledige consolidatie van alle gegevens van de gerechten plaats. Op basis van die gegevens kan waarschijnlijk de oorzaak van deze tegenvaller nader worden verklaard.
Heeft het bedrag van € 31,1 miljoen dat van gemeenten wordt terugontvangen als gevolg van afrekeningen van regelingen inburgering oudkomers en nieuwkomers, te maken met het feit dat er minder inburgeringscursussen zijn aangeboden of gevolgd dan aanvankelijk gepland?
Het in 2006 van gemeenten terug ontvangen bedrag van totaal € 31,1 miljoen heeft voor € 24 miljoen betrekking op de afrekening van de voor de periode 2000 t/m 2004 geldende oudkomersregelingen. Deze terug ontvangen bedragen zijn gedeeltelijk terug te voeren op onderbesteding (de voor 2000–2003 geldende Regeling kende geen outputfinanciering en daarmee geen direct verband tussen bestede middelen en aantallen trajecten). Daarbij is een deel van de terug ontvangen middelen (namelijk € 10,5 mln.) terug te voeren op een lager dan gepland aantal inburgeringstrajecten voor oudkomers voor een deel van de gemeenten in 2004. Daarnaast is voor een bedrag van € 7,1 mln. sprake van gemeenten terug ontvangen gelden als gevolg van lager dan verwachte prestaties voor de inburgering van nieuwkomers in 2005. Omdat gemeenten onder de Win verplicht zijn iedere nieuwkomer een inburgeringstraject aan te bieden, zijn deze lagere prestaties het directe gevolg van de lager dan verwachte instroom van nieuwkomers in een aantal gemeenten.
Waaruit en in hoeverre bestaat de € 50 miljoen anders dan uit sancties in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)? Worden er minder boetes en transacties opgelegd of minder geïnd?
Het in de suppletore begroting 2006 genoemde bedrag van € 50 miljoen heeft louter betrekking op de ontvangsten in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).
Deze tegenvaller is niet het gevolg van een daling van het aantal boetes (en transacties) of een daling van de inning, maar omdat de raming uitging van een sterkere stijging van het aantal WAHV-zaken dan naar verwachting gerealiseerd zal worden.
Overigens is de totale (per saldo) tegenvaller op boeten en transacties aanzienlijk lager. Door het uitstel van de invoering van de bestuurlijke boete fout parkeren doet zich tevens een meevaller voor op de boeten en transacties.
Waardoor wordt de meevaller buitengerechtelijke geschilbeslechting veroorzaakt? Maken minder partijen dan verwacht gebruiken van deze mogelijkheid?
Voor het jaar 2006 was in de raming van de kosten rekening gehouden met 10 000 doorverwijzingen vanuit de gerechten. De invoering van mediation bij de gerechten geschiedt echter fasegewijs. Medio 2007 zal bij elk gerecht een doorverwijzingsvoorziening zijn geïmplementeerd. Met deze gefaseerde implementatie is ten onrechte in de raming van de kosten geen rekening gehouden. Om deze reden behoeft een bedrag van € 1,3 mln. niet aan de raden voor rechtsbijstand, de organisatie die de uitbetaling van de stimuleringsregeling uitvoert, ter beschikking te worden gesteld.
Rekening houdend met de gefaseerde implementatie verloopt de inbedding van mediation bij de gerechten naar behoren. Naar verwachting worden vanuit de gerechten in 2006 circa 2000 rechtzoekenden naar een mediatior verwezen. Ook het aantal verwijzingen vanuit het Juridisch Loket is hoopgevend. Over de periode januari tot en met augustus zijn 842 zaken naar een mediator doorverwezen. Over geheel 2006 wordt een aantal verwacht van ca. 1300, hetgeen zelfs boven de verwachting ligt. Naast het aantal verwijzingen naar een mediator vanuit het loket is ook noemenswaardig dat er over genoemde periode 246 zaken alsnog zelf door partijen zijn opgelost doordat de doorverwijzer van het Jurisch Loket partijen middels vraagverheldering bij elkaar heeft kunnen brengen.
Medio 2007 zal de Tweede Kamer een tussenrapportage over de voortgang van de inbedding van mediation ontvangen.
Wat was de oorzaak van de vertraagde doorgang van een deel van de voor het jaar 2006 geplande activiteiten waaronder herstelbemiddeling en jeugdreclassering?
In Nederland loopt sinds enige jaren een aantal projecten met herstelbemiddeling voor jeugdige daders. Besluitvorming over het al dan niet landelijk invoeren van herstelbemiddeling in (jeugd)strafzaken, was afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie van deze pilotprojecten door het WODC. Het onderzoek is met vertraging beschikbaar gekomen, omdat aanvankelijk te weinig onderzoeksdata beschikbaar waren om tot valide uitspraken te komen. Hierdoor vond ook de besluitvorming over het vervolg later plaats dan bij het opstellen van de begroting 2006 was voorzien. Per 1 januari 2007 zal er sprake zijn van een landelijke implementatie van slachtoffer-dadergesprekken door de Stichting Slachtoffer in Beeld.
Voorts is het Handboek methode jeugdreclassering met vertraging opgeleverd met als gevolg dat vervolgactiviteiten, zoals scholing en het uitvoeren van een tijdschrijfonderzoek, eveneens vertraging ondervonden.
Hoe kan het niet of vertraagd doorgang vinden van de activiteiten in het kader van «Jeugd Terecht» worden verklaard?
Circa 60% van de onderuitputting wordt veroorzaakt door herstelbemiddeling en jeugdreclassering. Voor een toelichting hierop verwijs ik naar vraag 14. De overige middelen hebben betrekking op andere activiteiten, zoals de gedragsbeïnvloedende maatregel (vertraging in het wetstraject) en nazorg Pij (de middelen werden laat in het jaar vanuit de begroting aan PIJ toegevoegd, waardoor de uitvoering in de loop van 2007 zal plaatsvinden).
Waarmee heeft de hogere asielinstroom dan bij de eerste suppletore begroting werd verwacht te maken? Hoeveel hoger is die instroom? In welke maanden deed die zich met name voor en welke nationaliteiten betreft het voornamelijk?
De asielinstroom over 2005 bedroeg 12 347. De instroom in 2006 t/m november bedraagt 13 800. Rekening houdend met een instroom in december van 958 (de gemiddelde instroom 2e helft 2006), zou de totale instroom over 2006 uitkomen op 14 758.
Deze stijging laat zich met name verklaren uit de stijging van aanvragen van Irakezen (1 311 meer in de eerste helft van 2006 dan in de vergelijkbare periode over 2005).
Het betrof hier voor een groot deel asielzoekers die reeds eerder in Duitsland een aanvraag hadden ingediend. Hierdoor is een groot aantal van deze aanvragen inmiddels afgewezen. Dit heeft in de meeste gevallen geleid tot terugzending van die asielzoekers naar Duitsland in het kader van de Dublin-overeenkomst.
Nadat het toelatingsbeleid in overeenstemming is gebracht met dat van andere landen, waaronder Duitsland, is het aantal Irakezen drastisch afgenomen.
Ook het oordeel van de Raad van State om de 14–1 brieven aan te merken als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht hebben een stijging tot gevolg gehad. Als gevolg van dit oordeel heeft de IND moeten onderzoeken welke brieven asielgerelateerde gronden bevatten en ze vervolgens als asielaanvraag geregistreerd. Ook dit heeft bijgedragen tot de stijging van het aantal asielaanvragen in de betreffende periode.
Bovenstaande redenen verklaren het verschil tussen de gerealiseerde instroom in 2005 en de hogere instroom in 2006.
Wat was de reden om de Directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid (DISAD) over te hevelen naar het Directoraat Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving en wat wordt daarmee beoogd?
In het voorjaar van 2005 is de departementale takenanalyse van het Ministerie van Justitie afgerond. Op 20 september 2005 is het rapport samen met het eindadvies van de visitatiecommissie (Commissie Winsemius) aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 29 362, nr. 59).
In het algemeen kon uit de takenanalyse worden geconcludeerd dat Justitie de juiste dingen doet maar haar taken wel beter kan uitvoeren: meer bestuurs- en beleidskracht op het bestuursdepartement en meer ruimte voor een slagvaardig optreden van de taakorganisaties en versterkte aandacht voor de internationale aspecten van de justitietaakvelden.
In het bijzonder is geconcludeerd dat het wenselijk zou zijn om te komen tot een samenvoeging van alle taken op het terrein van rechtshandhaving en rechtspleging in één nieuw DG Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR), ten gunste van een slagvaardig, toegankelijk en doelmatig werkend rechtsbestel en een effectieve en doelmatige rechtshandhaving
De oprichting van DGRR behelsde daarmee de samenvoeging van het DGRh, met een deel van DGWRR, namelijk Directie Strategie Rechtspleging (DSR) en Directie Toegang Rechtsbestel (DTR) en met een deel van het Directoraat Generaal Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken (DGIAV), namelijk de Directie Internationale Strafrechtelijke Aangelegenheden en Drugsbeleid (DISAD) in een nieuw DG.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), fng. voorzitter, Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Gerkens (SP), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Van Velzen (SP), Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Azough (GL), Griffith (VVD), De Roon (PVV), Schinkelshoek (CDA), Wolbert (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Vacature (CDA) en Vacature (D66).
Plv. leden: Sterk (CDA), Huizinga-Heringa (CU), Langkamp (SP), Koenders (PvdA), Van der Vlies (SGP), Ten Broeke (VVD), Teeven (VVD), Ormel (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Roemer (SP), Joldersma (CDA), Donner (CDA), Abel (SP), Dijsselbloem (PvdA), Boekestijn (VVD), Halsema (GL), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Schermers (CDA), Bouchibti (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Vacature (CDA) en Vacature (D66).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30885-VI-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.