Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2022
Tijdens het wetgevingsoverleg van 26 oktober jl. (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 55) heeft mijn voorganger toegezegd uw Kamer nader te informeren over de argumentatie
voor de herpositionering van de ILT en in te gaan op de vraag of hierdoor wijzigingen
optreden in de onafhankelijke positie van de ILT of in haar financiering.
Historie
De Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) en de VROM-Inspectie zijn per 1 januari 2012
gefuseerd tot één nieuwe organisatie: de ILT. Het instellingstraject voor nieuwe agentschappen
werd daarbij doorlopen. Destijds is via de «Aanbiedingsbrief evaluatie IVW» (Kamerstuk
30 873, nr. 4) aan de Tweede Kamer gemeld: «Mede in het licht van de conclusies en aanbevelingen
van de evaluatie is met het Ministerie van Financiën afgesproken dat getoetst zal
worden of de ILT voldoet aan de eisen die gelden voor een agentschap». De te toetsen
eisen zijn vastgelegd in de Regeling agentschappen.
Groenlichtmeting
Het Ministerie van Financiën heeft deze toetsing in de periode 2016–2017 uitgevoerd.
Deze toets, de groenlichtmeting, is op 17 februari 2017 gedeeld met de Kamer. De conclusie
uit de groenlichtmeting is dat de ILT als organisatie niet voldoet aan de eisen zoals
opgenomen in de Regeling Agentschappen.
Aan deze conclusie liggen twee hoofdredenen ten grondslag. Ten eerste knelt het resultaatgerichte
sturingsmodel voor agentschappen met de onafhankelijkheid van de ILT. Het agentschapsmodel
is ontwikkeld voor uitvoeringsorganisaties met meerdere ambtelijke opdrachtgevers,
vaak van verschillende departementen. Toepassing van dit model bij de ILT zorgt voor
het beeld dat de beleidsonderdelen van IenW een rol hebben als opdrachtgever van de
ILT. Dit beeld staat op gespannen voet met de onafhankelijke positie van de ILT als
inspectiedienst met wettelijk vastgelegde taken.
Ten tweede bleek dat de ILT niet voldoet aan de financiële randvoorwaarden voor het
hanteren van het baten-laten stelsel. Zo heeft de ILT nauwelijks vaste activa.
Onafhankelijke positie
De opzet van het sturingsmodel van een agentschap, met opdrachtgever- en opdrachtnemerschap,
staat de onafhankelijkheid van de ILT in de weg. De onafhankelijke en helder vastgelegde
rol en positie van de ILT als (Rijks)toezichthouder is daarom een voorwaarde bij deze
herpositionering. Dit wordt ondervangen met de positionering van de ILT als reguliere
dienst, waarbij de onafhankelijkheid wordt onderstreept en de relatie opdrachtgever-opdrachtnemer
vervalt. Inmiddels zijn de afspraken rondom de relatie tussen de ILT en de andere
IenW-onderdelen vastgelegd in een relatiestatuut.
Financiering
De financiering van de ILT zal qua omvang niet wijzigen. De presentatie binnen de
IenW-begroting wijzigt wel. De ILT-begroting was tot en met 2021 terug te vinden als
agentschapsparagraaf met een batenlastenbegroting. Het grootste deel van de kosten
van handhaving en toezicht werd gedekt uit de bijdrage van het moederdepartement IenW.
Vanaf 2022 zijn de uitgaven en ontvangsten van de ILT opgenomen in artikel 24 van
de Ontwerpbegroting van IenW.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag