nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b. van de Wet op de Raad van State).Dit
wetsvoorstel voorziet in de permanente instelling van de commissie auteursrecht.
De commissie bestaat thans uit 9 onafhankelijke leden, afkomstig uit de wetenschap
en de rechtspraktijk. Zij heeft tot taak de regering en de beide Kamers der
Staten-Generaal te adviseren over wetgeving op het terrein van het auteursrecht
en de naburige rechten. De commissie is ingesteld vanuit een behoefte aan
deskundig advies, zowel vanuit de wetenschap als de praktijk, op een weerbarstig
terrein van het recht, dat wordt gekenmerkt door een groeiende betekenis voor
economie en cultuur, een sterk Europees en internationaal karakter, grote
belangen bij marktpartijen en snelle technologische ontwikkelingen.
De commissie is oorspronkelijk voor tijdelijke duur ingesteld op grond
van het huidige artikel 3 van de Wet adviesstelsel Justitie. Deze instelling
is geëindigd op 1 april 1999. Omdat na afloop van deze termijn aan
advisering door de commissie onverminderd belang werd gehecht, is zij opnieuw
ingesteld. Dit is – wederom voor tijdelijke duur – geschied bij
koninklijk besluit op grond van artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges
(besluit van 8 juli 2000, Stb. 309). Deze tijdelijke instellingsduur
is vervolgens bij koninklijk besluit (Stcrt. 2004, 237) met twee jaar verlengd
tot 26 juli 2006.
De commissie heeft in de afgelopen jaren vele adviezen uitgebracht over
zeer uiteenlopende aspecten van auteursrecht en naburige rechten. Deze adviezen
worden gebruikt bij de opstelling van wet- en regelgeving en het bepalen van
het Nederlandse standpunt bij onderhandelingen over EU-regelgeving en verdragen.
De adviezen hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de kwaliteit, duurzaamheid
en effectiviteit van wetgeving. De adviezen vormen bovendien nuttige en bruikbare
bouwstenen bij de voorbereiding van wetgeving op dit terrein. Bij de behandeling
van wetsvoorstellen wordt door zowel de regering als door de beide Kamers
van de Staten-Generaal regelmatig gebruik gemaakt van de adviezen.
Aan onafhankelijke deskundige advisering op het gebied van het auteursrecht
en de naburige rechten blijft in de toekomst onverminderd grote behoefte bestaan.
Dit houdt verband met het steeds sterker wordende Europese en internationale
karakter van dit rechtsgebied, de toename van raakvlakken met andere rechtsgebieden,
en ontwikkelingen op het gebied van de telecommunicatie. Onafhankelijke en
deskundige advisering is dringend gewenst om in deze situatie
te komen tot effectieve, goede en evenwichtige regelgeving.
Gelet op de behoefte aan blijvende deskundige advisering, is het wenselijk
om te voorzien in een permanente instelling van de commissie. Omdat de Kaderwet
adviescolleges niet voorziet in de mogelijkheid van een permanente instelling
bij koninklijk besluit, wordt hieraan uitvoering gegeven door middel van een
wijziging van de Wet adviesstelsel Justitie. Ter overbrugging van de periode
tot aan de inwerkingtreding van deze wet, wordt de commissie opnieuw voor
tijdelijke duur ingesteld bij koninklijk besluit op grond van artikel 5 van
de Kaderwet. Dit koninklijk besluit vervalt op het moment waarop deze wet
inwerking treedt.
Op grond van het huidige artikel 3, vierde lid, van de Wet adviesstelsel
Justitie is de termijn waarvoor de (toenmalige) commissie was ingesteld geëindigd
op 1 april 1999. Omdat het huidige artikel 3 sindsdien materieel is uitgewerkt
en de commissie opnieuw wordt ingesteld, wordt ervoor gekozen om een nieuw
artikel 3 in te voegen waarin de nieuwe permanente wettelijke status wordt
vastgelegd, in plaats van het schrappen van het huidige lid 4. Dit bevordert
tevens de kenbaarheid van de nieuwe instelling.
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin