A
nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2007
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 19 september 2007.
De wens dat het in de maatregel te regelen onderwerp bij de wet wordt
geregeld kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien
leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen
worden gegeven uiterlijk op 19 oktober 2007.
Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, doe ik
u hierbij toekomen een ontwerp van een algemene maatregel van bestuur, houdende
wijziging van Loodsplichtbesluit 1995 en enkele andere besluiten in verband
met het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen verdrag tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest inzake het gemeenschappelijk
nautisch beheer in het Scheldegebied (Trb. 2005, 312) en in verband met het
aanbrengen van enkele andere noodzakelijke wijzigingen (harmonisatie loodsplichtregime
Westerschelde)1.
De wijzigingen in het Loodsplichtbesluit 1995 (Lpb ’95) vloeien
met name voort uit het hierboven genoemde met Vlaanderen gesloten verdrag,
waarbij is afgesproken te komen tot één loodsplichtregime op
de Nederlandse en Vlaamse scheepvaartwegen in het Westerscheldegebied. Daarnaast
wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt het Lpb’95 aan te passen aan
wijzigingen in andere besluiten van de afgelopen jaren. Al deze wijzigingen
maakten het ook noodzakelijk enkele technische en redactionele wijzigingen
aan te brengen in het Besluit verklaringhouders Scheepvaartverkeerswet, het
Loodsgeldbesluit 1995, het Loodsenregisterbesluit en het Arbeidsomstandighedenbesluit.
Het voorstel behelst voorts twee inhoudelijke wijzigingen. De introductie
van de loodsplicht voor visserschepen groter dan ca. 100 meter en de overgang
naar een begrip voor lengte van het schip. In plaats van het formele begrip «Londonlengte»
(volgens de meetbrief) wordt in dit besluit het meer praktische en ook in
de buurlanden gebruikte term «lengte over alles» geïntroduceerd.
Alhoewel niet beoogd wordt vooruit te lopen op de aanname van de Scheldeverdragen
in uw Kamer lijkt het mij wenselijk, gelet op de samenhang met het bij uw
Kamer aanhangige Voorstel van wet tot wijziging van de Scheepvaartverkeerswet
en enige andere wetten in verband met het genoemde verdrag (Kamerstukken
30 867) de wijziging van het Lpb’95 op dit moment al in voorhangprocedure
aan uw Kamer voor te leggen. Hierdoor kunnen alle voor de inwerkingtreding
van de Scheldeverdragen noodzakelijke wijzigingen in de Nederlandse wetgeving
tegelijkertijd in ogenschouw worden genomen.
Overigens zal de bijgevoegde wijziging van het Lpb’95 niet eerder
worden voorgedragen aan de Koningin teneinde het ter overweging bij de Raad
van State aanhangig te maken, dan nadat uw Kamer heeft ingestemd met de Scheldeverdragen.
De vaststelling van het besluit zal uiteindelijk niet eerder plaatsvinden
dan nadat de Eerste Kamer heeft ingestemd met de Scheldeverdragen en de voornoemde
wijziging van de Scheepvaartverkeerswet.
Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet wordt
het ontwerp-besluit, met nota van toelichting, tevens in de Staatscourant
gepubliceerd, teneinde eenieder in de gelegenheid te stellen gedurende dertig
dagen na de datum van bekendmaking zijn zienswijze aan mij te doen toekomen.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings