nr. 14
VERSLAG OVER HET ADRES1 VAN R. S. TE A.2 BETREFFENDE EEN BETALINGSREGELING VOOR EEN BELASTINGAANSLAG
Vastgesteld 1 februari 2007
De commissie3, gezien de door de minister
van Financiën verstrekte inlichtingen,
overwegende,
dat adressante zich erover beklaagt dat de ontvanger der belastingen aan
haar geen betalingsregeling voor een aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen over het jaar 2002 wilde toestaan, ondanks dat dit volgens
haar de uitkomst was van de behandeling van een eerder door haar ingediend
verzoekschrift,
dat de commissie op 27 oktober 2005 verslag heeft uitgebracht over
dat eerdere verzoekschrift, met welk verslag de Kamer op 10 november
van dat jaar heeft ingestemd,
dat de conclusie over dat verzoekschrift luidde dat adressante weliswaar
onzorgvuldig was behandeld ter zake van de beoordeling van haar verzoek om
een betalingsregeling voor genoemde aanslag, maar dat dat verzoek opnieuw
zou worden beoordeeld,
dat adressante echter begin januari 2006 een brief van de ontvanger heeft
ontvangen, waarin haar werd medegedeeld dat een betalingsregeling inmiddels
niet meer tot de mogelijkheden behoorde gezien de daarvoor geldende termijn
en voorts dat het feit dat de aanslag nog niet betaald was verwijtbaar was
aan adressante, omdat zij voor de verwachte aanslag had kunnen reserveren,
dat deze brief inderdaad geen blijk geeft van een welwillende herbeoordeling
van het verzoek om een betalingsregeling, maar dat adressante inderdaad tot
dan toe geen enkele betaling had verricht, waaruit eveneens geen welwillende
houding blijkt,
dat overigens door de ontvanger eind januari 2006 alsnog een betalingsregeling
is aangeboden,
dat, voorzover adressante zich beklaagt over het in rekening brengen van
invorderingsrente en -kosten, niet valt in te zien waarom deze niet aan adressante
in rekening zouden mogen worden gebracht,
dat, voorzover adressante zich tevens beklaagt over een onjuiste berekening
van het thans nog openstaande bedrag, niet is gebleken van een onjuiste berekening;
van oordeel,
dat er voor de Kamer geen aanleiding is in deze aangelegenheid verder
te treden,
stelt de Kamer voor ten aanzien van dit adres over te gaan tot de orde
van de dag.
De fng. voorzitter van de commissie,
De Wit
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
3De commissie bestaat uit de leden: De Wit (SP), (voorzitter fng.), Van
Gent (GL), Depla (PvdA), Blok (VVD), Cörüz (CDA), Tichelaar (PvdA),
Van Vroonhoven-Kok (CDA) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) en de plaatsvervangende
leden Azough (Groen-Links), Van Beek (VVD), Jager (CDA), Blanksma-van den
Heuvel (CDA), Van Miltenburg (VVD) en Slob (CU).