nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 29 augustus
2006 en het nader rapport d.d. 31 oktober 2006, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van
Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2006, no.06 002499, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 21 december
2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden,
enerzijds en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, anderzijds inzake
de samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium
(Trb. 2005, 316), met memorie van toelichting.
Het onderhavige verdrag heeft tot doel de samenwerking op het gebied van
het beleid en beheer van het Schelde-estuarium te bestendigen en te verbeteren.
Het Verdrag voorziet in de oprichting van de Vlaams-Nederlandse Scheldecomissie
(VNSC), die tot belangrijkste taak heeft de samenwerking tussen Nederland
en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest gestalte te geven. De VNSC
zal bestaan uit een Politiek College, een Ambtelijk College en een Uitvoerend
Secretariaat. In samenhang daarmee bevat het Verdrag bepalingen die ertoe
strekken dat de beleids- en besluitvorming op de nationale niveaus zoveel
mogelijk op elkaar worden afgestemd. De Raad van State onderschrijft de strekking
van het wetsvoorstel maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
Zoals in de memorie van toelichting wordt vermeld, wordt met de bepalingen
met betrekking tot de bestuurlijke samenwerking beoogd de samenwerking tussen
Nederland en het Vlaams Gewest, met elk hun eigen juridisch en bestuurlijk
systeem te vergemakkelijken. Naar de mening van de Raad zal het effect van
de in het Verdrag geregelde samenwerking voor een belangrijk deel afhankelijk
zijn van de mate waarin de op het beheer van het Schelde-estuarium betrekking
hebbende nationale wettelijke regelingen in Nederland en België inhoudelijk
en procedureel op elkaar aansluiten. Hij adviseert hierop in de memorie van
toelichting nader in te gaan.
Blijkens mededeling van de directeur van Uw kabinet van 7 juli 2006,
no. 06.002499, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 29 augustus 2006, nr. W09.06.0261/V,
bied ik U hierbij aan.
De Raad van State is van mening dat het effect van de in het Verdrag geregelde
samenwerking voor een belangrijk deel afhankelijk zal zijn van de mate waarin
de op het beheer van het Schelde-estuarium betrekking hebbende nationale wettelijke
regelingen in Nederland en België inhoudelijk en procedureel op elkaar
aansluiten. De Raad adviseert hierop in de memorie van toelichting nader in
te gaan.
Ondergetekende is het met de Raad van State eens dat de in het Verdrag
bevestigde en verdiepte samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen met betrekking
tot het beheer van het Schelde-estuarium in relatief
grote mate afhankelijk is van goed op elkaar aansluitende regelgeving. Om
deze reden zal het primaat van de samenwerking dan ook voorshands bij het
gezamenlijk beleidliggen, waarbij voor zover dit
gezamenlijk beleid het mogelijk maakt, het gezamenlijk beheer op specifieke
terreinen zal worden bevorderd (artikel 4, tweede lid, onder (d), van het
Verdrag).
Met betrekking tot het gezamenlijk beleid is ondergetekende van oordeel
dat het mogelijk is onderlinge afspraken te maken, waarbij beide partijen
tegelijkertijd de eigen regelgeving toepassen. Dit komt tot uitdrukking in
artikel 5, zesde lid, van het Verdrag en wordt vergemakkelijkt door de verplichting
te kiezen voor de meest vlotte en soepele procedures (artikel 5, vierde lid),
een zo efficiënt mogelijke toepassing van de interne procedures (artikel
5, vijfde lid), de verplichting plannen, programma’s en projecten binnen
de wettelijke mogelijkheden op elkaar af te stemmen (artikel 5, zevende lid)
en de mogelijkheid van voortgangscontrole door het Politiek College (artikel
5, achtste lid). Indien het vanwege verschillen in intern recht onvoldoende
mogelijk zou zijn om plannen, programma’s en projecten te verwezenlijken,
voorziet artikel 5, negende lid, van het Verdrag er voorts in dat het Politiek
College voorstellen kan doen aan de Regeringen van de Verdragsluitende Partijen
voor specifieke grensoverschrijdende regelstelling met het oog op de voorbereiding,
de vaststelling en de uitvoering van plannen, programma’s en projecten.
Het Verdrag voorziet dan ook in voldoende instrumenten om de onderlinge
afstemming van Nederlandse en Vlaamse regelgeving te verzekeren. In de door
de Verdragsluitende Partijen opgestelde Gemeenschappelijke toelichting bij
het Verdrag is op de werking van deze instrumenten ingegaan. Ondergetekende
acht het niet noodzakelijk hierop in de memorie van toelichting nog afzonderlijk
in te gaan.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot