30 864
Goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, anderzijds inzake de samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium (Trb. 2005, 316)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 29 augustus 2006 en het nader rapport d.d. 31 oktober 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 7 juli 2006, no.06 002499, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot goedkeuring van het op 21 december 2005 te Middelburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, enerzijds en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, anderzijds inzake de samenwerking op het gebied van het beleid en het beheer in het Schelde-estuarium (Trb. 2005, 316), met memorie van toelichting.

Het onderhavige verdrag heeft tot doel de samenwerking op het gebied van het beleid en beheer van het Schelde-estuarium te bestendigen en te verbeteren. Het Verdrag voorziet in de oprichting van de Vlaams-Nederlandse Scheldecomissie (VNSC), die tot belangrijkste taak heeft de samenwerking tussen Nederland en de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest gestalte te geven. De VNSC zal bestaan uit een Politiek College, een Ambtelijk College en een Uitvoerend Secretariaat. In samenhang daarmee bevat het Verdrag bepalingen die ertoe strekken dat de beleids- en besluitvorming op de nationale niveaus zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

Zoals in de memorie van toelichting wordt vermeld, wordt met de bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke samenwerking beoogd de samenwerking tussen Nederland en het Vlaams Gewest, met elk hun eigen juridisch en bestuurlijk systeem te vergemakkelijken. Naar de mening van de Raad zal het effect van de in het Verdrag geregelde samenwerking voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de mate waarin de op het beheer van het Schelde-estuarium betrekking hebbende nationale wettelijke regelingen in Nederland en België inhoudelijk en procedureel op elkaar aansluiten. Hij adviseert hierop in de memorie van toelichting nader in te gaan.

Blijkens mededeling van de directeur van Uw kabinet van 7 juli 2006, no. 06.002499, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 29 augustus 2006, nr. W09.06.0261/V, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State is van mening dat het effect van de in het Verdrag geregelde samenwerking voor een belangrijk deel afhankelijk zal zijn van de mate waarin de op het beheer van het Schelde-estuarium betrekking hebbende nationale wettelijke regelingen in Nederland en België inhoudelijk en procedureel op elkaar aansluiten. De Raad adviseert hierop in de memorie van toelichting nader in te gaan.

Ondergetekende is het met de Raad van State eens dat de in het Verdrag bevestigde en verdiepte samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen met betrekking tot het beheer van het Schelde-estuarium in relatief grote mate afhankelijk is van goed op elkaar aansluitende regelgeving. Om deze reden zal het primaat van de samenwerking dan ook voorshands bij het gezamenlijk beleidliggen, waarbij voor zover dit gezamenlijk beleid het mogelijk maakt, het gezamenlijk beheer op specifieke terreinen zal worden bevorderd (artikel 4, tweede lid, onder (d), van het Verdrag).

Met betrekking tot het gezamenlijk beleid is ondergetekende van oordeel dat het mogelijk is onderlinge afspraken te maken, waarbij beide partijen tegelijkertijd de eigen regelgeving toepassen. Dit komt tot uitdrukking in artikel 5, zesde lid, van het Verdrag en wordt vergemakkelijkt door de verplichting te kiezen voor de meest vlotte en soepele procedures (artikel 5, vierde lid), een zo efficiënt mogelijke toepassing van de interne procedures (artikel 5, vijfde lid), de verplichting plannen, programma’s en projecten binnen de wettelijke mogelijkheden op elkaar af te stemmen (artikel 5, zevende lid) en de mogelijkheid van voortgangscontrole door het Politiek College (artikel 5, achtste lid). Indien het vanwege verschillen in intern recht onvoldoende mogelijk zou zijn om plannen, programma’s en projecten te verwezenlijken, voorziet artikel 5, negende lid, van het Verdrag er voorts in dat het Politiek College voorstellen kan doen aan de Regeringen van de Verdragsluitende Partijen voor specifieke grensoverschrijdende regelstelling met het oog op de voorbereiding, de vaststelling en de uitvoering van plannen, programma’s en projecten.

Het Verdrag voorziet dan ook in voldoende instrumenten om de onderlinge afstemming van Nederlandse en Vlaamse regelgeving te verzekeren. In de door de Verdragsluitende Partijen opgestelde Gemeenschappelijke toelichting bij het Verdrag is op de werking van deze instrumenten ingegaan. Ondergetekende acht het niet noodzakelijk hierop in de memorie van toelichting nog afzonderlijk in te gaan.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

Naar boven