nr. 13
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2007
Op 5 april jl. besprak ik met uw Kamer het wetsvoorstel Wijziging
van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997 (30 857) (Handelingen
II, vergaderjaar 2006–2007, nr. 58 blz. 3285–3305).
Als gevolg van deze wetswijziging zullen er belangrijke wijzigingen optreden
in de heffingensystematiek van de Kamers van Koophandel, die zullen worden
neergelegd in onderliggende regelgeving. Met deze brief wil ik u graag informeren
over de uitgangspunten van de nieuwe heffingssystematiek die voor de Kamers
van Koophandel gaan gelden.
Onder de nieuwe wet komen er drie heffingscategorieën, te weten de
registerheffing voor uitvoering van de handelsregistertaak (heffing 1), de
heffing voor de nationale taak (heffing 2), en de heffing voor de regionale
taak (heffing 3). Als gevolg van de nieuwe wet zullen heffing 1 en heffing
2 voortaan landelijk uniform door mij worden vastgesteld.
Ik zal heffing 3 op voorstel van de Kamerbesturen goedkeuren.
Ik heb deze majeure wijziging in de heffingensystematiek benut om, mede
op voordracht van de gezamenlijke Kamers van Koophandel, te komen tot een
samenhangend, transparant en compleet stelsel voor de financiële verhoudingen
met de Kamers van Koophandel en met de Kamer van Koophandel Nederland.
Bij het opstellen van de nieuwe systematiek zijn de volgende uitgangspunten
gevolgd:
• Het beter toerekenen van de kosten aan de ondernemingen waarvoor
de kosten worden gemaakt;
• Het uniformeren van de heffingen over de drie heffingen heen;
• Uniformering van de heffing Nationale Taak (heffing 2);
• Een reductie van het aantal categorieën ondernemingen.
Nadere toelichting
Uitgangspunt is dat steeds recht wordt gedaan aan het oorspronkelijke
principe van «de gebruiker betaalt». In de afgelopen jaren is
onderzoek gedaan naar de hoogte van de kosten van registratie voor de verschillende
heffingscategorieën (eenmanszaak, VOF, kleine BV etc.). Hieruit komt
naar voren dat de hoogte van heffing 1 (handelsregister) voor verenigingen
en stichtingen te laag is, mede door het grote aantal mutaties bijvoorbeeld
van bestuurssamenstelling dat voor deze categorie in het handelsregister moet
worden voor verricht. Terwijl het bij de kleine BV te hoog bleek te zijn.
Dit pleit voor een aanpassing van de wegingscoëfficiënten. De heffing
zal dalen voor circa 80% van de ingeschrevenen (met name de categorieën «Eenmanszaak»
en «Rechtspersoon klein») en stijgen voor de resterende 20%.
Dit betreft dan met name verenigingen en stichtingen waarbij sprake is van
een stijging van enkele euro’s. De totale inkomsten van de Kamers van
Koophandel stijgen niet door deze aanpassing.
Bij de heffing voor de nationale taak (heffing 2) is het logisch dat bij
uniforme dienstverlening een gelijke heffing per regio hoort. Dit is een belangrijk
verschil met de oude wet waarin heffing 2 per kamergebied kon verschillen.
In het verlengde hiervan heb ik op voorstel van de Kamers van Koophandel
gekeken naar een nieuwe indeling van (heffings)categorieën. Een heffingscategorie
is een groep van categorieën waarvoor gelijke gewichten gelden. Op basis
van deze uitgangspunten heb ik besloten het aantal heffingscategorieën
terug te brengen van 8 naar 6. Ik heb ook besloten om in de nieuwe systematiek
de gewichten per heffing 1, 2 en 3 gelijk te stellen per onderscheiden categorie.
Al met al leiden deze nieuwe uitgangspunten tot een vereenvoudiging van
het systeem van de jaarlijkse bijdrage voor de ondernemer.
De staatssecretaris van Economische Zaken,
F. Heemskerk