30 852
Wijziging van de Landbouwkwaliteitswet in verband met onder meer het vervallen van de aansluitplicht

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 8 februari 2007

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de opmerkingen en vragen van de fracties van de PvdA en de VVD in het verslag van 21 december 2006. Het verheugt mij te kunnen constateren dat er brede steun is voor het voorliggende wetsvoorstel. De vragen die het wetsvoorstel heeft opgeroepen bij enkele fracties zal ik in het onderstaande gaarne beantwoorden.

Bij de beantwoording van de vragen wordt zoveel mogelijk de volgorde van de indeling van het verslag aangehouden.

Deze nota gaat vergezeld van een nota van wijziging, in verband met een technische correctie en een kleine wijziging ter versterking van de toezichthoudende bevoegdheden in het kader van de Plantenziektenwet.

Voorziene wijzigingen

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af hoe er voor wordt gezorgd dat iedereen die zich bezighoudt met de activiteiten waarop de regelgeving van toepassing is, zich ook daadwerkelijk laat registreren. Omdat naar verwachting een registratie minder belastend zal zijn dan de huidige aansluitingsplicht willen de leden van de PvdA weten of er minder gegevens van de desbetreffende bedrijven bekend zullen zijn en zo ja, in hoeverre dit van invloed is op de kwaliteitscontrole.

Het hoofdelement van dit wetsvoorstel is het schrappen van de aansluitplicht. Een wettelijke aansluitplicht is een verouderd instrument dat zijn oorsprong kent in de tijd dat geen algemeen geldende (communautaire) regelgeving van toepassing was, maar een en ander meer in sectorverband werd geregeld. Tegen deze achtergrond is de aansluitplicht in 1971 in de Landbouwkwaliteitswet opgenomen. Tegenwoordig ziet de Landbouwkwaliteitswet echter voornamelijk op de implementatie van algemeen geldende EU-regelgeving. Een aansluitplicht heeft in dat verband voor de gelding van de communautaire voorschriften geen meerwaarde.

Immers, zoals ook voor andere regelgeving geldt, is de algemene gelding van regelgeving niet afhankelijk van een aansluitplicht of registratieplicht. Mede met het oog op vermindering van administratieve lasten strekt dit wetsvoorstel derhalve alleen tot het vervallen van de aansluitplicht. Het is dus niet de bedoeling dat daarvoor als automatisme andere registratieverplichtingen in de plaats komen. Met de schrapping van de aansluitplicht zullen in beginsel geen nieuwe regels van kracht worden.

Uitsluitend in die gevallen dat op grond van communautaire regelgeving voor bedrijven een verplichting bestaat om zich te laten registreren, zal een dergelijke registratieplicht worden opgenomen in de landbouwkwaliteitsregelgeving. Ook in dat geval geldt echter dat een dergelijke registratie niet van invloed is op de algemene gelding van de regelgeving ook eventueel niet geregistreerde bedrijven vallen onder de werking van de Landbouwkwaliteitswet. De gegevens die bij deze eventuele registratie verstrekt zullen moeten worden, sluiten zoveel mogelijk aan bij de communautaire voorschriften.

De leden van de VVD-fractie vragen wie op dit moment zijn aangesloten bij een controle-instelling en welke controle-instellingen het betreft.

Op grond van de huidige Landbouwkwaliteitswet zijn handelingen zoals produceren, verwerken, opslaan en verpakken van bijvoorbeeld groenten en fruit, biologische producten, eieren, bloembollen, zuivelproducten of producten met een beschermde geografische aanduiding of oorsprongsbenaming of gegarandeerde traditionele specialiteiten uitsluitend toegestaan voor diegenen die zich hebben aangesloten bij de desbetreffende controle-instelling. Per product kunnen de handelingen waarvoor een aansluitplicht thans nog vereist is, verschillen.

Op grond van de Landbouwkwaliteitswet zijn in de verschillende algemene maatregelen van bestuur de controle-instellingen aangewezen waarbij bedrijven zich aansluiten en die belast zijn met het toezicht op de naleving en de eventuele keuring van producten. Het betreft de Stichting KwaliteitsControleBureau voor groenten en fruit (KCB), de Stichting Skal, het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ), de Bloembollenkeuringsdienst (BKD) en de Stichting ControleBureau voor Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE). Gelet op de bij deze controle-instellingen beschikbare expertise zullen deze controle-instellingen ook na het vervallen van de aansluitplicht belast blijven met het toezicht en de keuringen van producten die binnen hun expertise vallen, overeenkomstig de voorschriften van de EU-regelgeving.

Op verzoek van de VVD-fractie treft u hieronder een schema aan met het aantal aangeslotenen per controle-instelling op dit moment. Zoals reeds gezegd, brengt de huidige Landbouwkwaliteitswet een onderscheid tussen aangeslotenen en niet-aangeslotenen met zich. Over het algemeen geldt een aansluitplicht voor die marktdeelnemers waarbij het risico dat zich onregelmatigheden voordoen, het grootst is. Hierbij moet gedacht worden aan producenten, verpakkers en bewerkers van producten. De onderstaande tabel geeft het aantal aangeslotenen per controle-instelling weer.

Controle-instellingAantal aangeslotenen
KCB  268 (verplicht) en 755 (vrijwillig)
COKZ  468
BKD2 484
Skal2 400
CPE1 500

Daarnaast kent de wet een groep niet-aangesloten bedrijven. Dit zijn veelal bedrijven waarbij het risico dat zich onregelmatigheden voordoen beperkt is. Deze groep wordt gecontroleerd door controle-instanties van het Ministerie zoals bijvoorbeeld de Algemene Inspectiedienst of Plantenziektenkundige Dienst. Met het onderhavig wetsvoorstel wordt het onderscheid aangeslotenen niet-aangeslotenen weggenomen.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie om een toelichting op het begrip controle.

De op grond van de Landbouwkwaliteitswet uitgevoerde controles vinden over het algemeen hun grondslag in communautaire regelgeving. Dit betekent bijvoorbeeld dat bij groenten en fruit waarvoor communautaire handelsnormen gelden, het KCB controleert of onder andere het uiterlijk, het formaat en de sortering van de groenten of het fruit voldoet aan de communautaire handelsnormen.

Met de voorgestelde wijziging van de Landbouwkwaliteitswet zal in de controles zoals die nu worden uitgevoerd door de controle-instellingen bij de verschillende bedrijven geen verandering komen. In verband met het vervallen van de aansluitplicht zullen de controle-instellingen echter ook bevoegd zijn om te keuren en controleren bij marktdeelnemers die in de huidige situatie niet bij de controle-instellingen zijn aangesloten, maar bijvoorbeeld door de Plantenziektenkundige Dienst werden gecontroleerd. Daar waar relevant zal de herziening van de Landbouwkwaliteitswet kunnen leiden tot een herschikking van deze controletaken en het opstellen van goede controle-afspraken. Hoe vaak de controles zullen plaatsvinden, wordt door de controle-instellingen zelf bepaald aan de hand van de van toepassing zijnde communautaire regelgeving. Over het algemeen zal het aantal controles gebaseerd worden op een risicoanalyse, maar bijvoorbeeld de verordening aangaande de biologische productiemethode schrijft een minimum aantal controles per jaar voor.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de op te stellen AMVB ook een voorziening biedt in die gevallen dat een groot aantal bedrijven zich weigert te melden en of dit wordt ondervangen door de op te stellen AMVB. Ook de leden van de VVD vragen wat precies in de AMVB komt te staan.

Zoals reeds gezegd is voor algemene gelding van de regelgeving een meldingsplicht niet noodzakelijk. Ingeval in de nog op te stellen algemene maatregel van bestuur een registratieplicht is opgenomen, kan een weigering om te melden worden beschouwd als een overtreding van de geldende regelgeving. In dat geval zijn de reguliere sanctiemogelijkheden die de Landbouwkwaliteitswet biedt, van toepassing. Duidelijkheidshalve zij vermeld dat ook zonder een registratieverplichting betrokkenen verplicht zijn zich aan de geldende voorschriften te houden. Indien wordt geconstateerd dat zulks niet het geval is, kunnen de in de LKW en communautaire voorschriften voorgeschreven sancties worden opgelegd. In de voorkomende gevallen dat wel een (communautaire) registratieplicht geldt, is het niet nakomen daarvan eveneens een reguliere overtreding en zijn eveneens de reguliere sanctiemogelijkheden van toepassing.

De Landbouwkwaliteitswet wordt op dit moment nader uitgewerkt in tien besluiten die betrekking hebben op specifieke producten. Het op te stellen besluit voorziet niet in inhoudelijke wijzigingen van deze besluiten met uitzondering van de wetstechnische consequenties die voortvloeien uit dit wetsvoorstel, namelijk het vervallen van de aansluitplicht. Het nieuwe besluit waarover in de Memorie van toelichting wordt gesproken, voorziet voor het overige louter in het stroomlijnen en vereenvoudigen van de bestaande tien (verouderde) besluiten. Deze tien besluiten worden vervangen door één moderne, overzichtelijke algemene maatregel van bestuur. Overeenkomstig het verzoek van de leden van de fractie van de PvdA zal het besluit ter informatie aan de Kamer worden voorgelegd. Ik ga er echter van uit dat dit besluit geen voorwerp van discussie zal vormen en niet van invloed zal zijn op de verdere behandeling en inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel.

Naar aanleiding van de vraag van de leden van PvdA-fractie over de aanduiding «biologisch» kan ik aangeven dat de bescherming van de aanduiding «biologisch» in stand blijft. De Landbouwkwaliteitswet strekt hoofdzakelijk tot implementatie van communautaire regelgeving ten aanzien van de kwaliteit van landbouwproducten. Dit is ook het geval voor biologische landbouwproducten. Nationale regelgeving met betrekking tot de biologische productiemethode of met betrekking tot biologische producten strekt tot implementatie van Verordening (EEG) nr. 2091/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen (PbEG L 198). Deze verordening voorziet in voorschriften op grond waarvan de term «biologisch» uitsluitend mag worden gebezigd voor producten die daadwerkelijk overeenkomstig de eveneens in die verordening beschreven biologische productiemethode zijn voortgebracht. De wijziging van de Landbouwkwaliteitswet voorziet niet in een inhoudelijke aanpassing van de regelgeving waarmee eerdergenoemde verordening is geïmplementeerd.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering denkt dat de controle-instellingen een financiële structuur ontwikkelen en welke structuur zal ontstaan.

Van de vraag van de leden van de fractie van de VVD lijkt de suggestie uit te gaan dat nieuwe controle-instellingen worden aangewezen, maar ook dat het wetsvoorstel beoogt de financiële tariefstructuur aan te passen. Zoals reeds gezegd zullen er geen nieuwe controle-instellingen worden aangewezen dan de controle-instellingen die nu reeds op grond van de Landbouwkwaliteitswet aangewezen zijn. Ook voorziet de voorgestelde wijziging niet in een aanpassing van de grondslagen op grond waarvan de controle-instellingen tarieven in rekening kunnen brengen. Wel leidt het afschaffen van de aansluitplicht tot een uitbreiding van het aantal bedrijven waar de controle-instellingen tarieven in rekening kunnen brengen. Het onderscheid tussen niet-aangeslotenen en aangesloten vond namelijk ook zijn weerslag in de tarifering. Aangeslotenen betaalden immers wel voor de door de controle-instelling uitgevoerde werkzaamheden, terwijl niet-aangeslotenen voor de controles die bij hen, weliswaar door andere controle-instanties, werden uitgevoerd in beginsel niet betaalden. Met de voorgestelde wetswijziging wordt dit onderscheid rechtgetrokken, hetgeen tot gevolg heeft dat indien controle-instellingen een bedrijf controleren, zij voor deze controle bij het desbetreffende bedrijf de controle in rekening kunnen brengen. Dit systeem ligt reeds vast in het bestaande artikel 11 van de Landbouwkwaliteitswet. In deze systematiek worden geen wijzigingen aangebracht.

In het onderstaande zal ik ingaan op de laatste vraag van de leden van de VVD-fractie met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor de controle-instellingen.

De verantwoording van en toezicht op deze controle-instellingen liggen reeds vast in de huidige Landbouwkwaliteitswet. Zo behoeven onder andere de door de controle-instelling vast te stellen reglementen, statuten (artikel 10, derde lid) en de tarieven (artikel 11) goedkeuring van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarnaast wordt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit betrokken bij de benoeming en het ontslag van het bestuur van de controle-instelling (artikel 12). Het wetsvoorstel voorziet naast het vervallen van de aansluitplicht in het doorvoeren van enkele technische wijzigingen om het toezicht op en de verantwoording van de controle-instellingen beter te laten aansluiten op de recent in werking getreden Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven