30 850
Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 5

nr. 13
RAPPORT VAN DE ALGEMENE REKENKAMER OVER HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 26 oktober 2006

Hierbij bieden wij u het op 6 oktober 2006 door ons vastgestelde rapport «Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 5; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» aan.

Algemene Rekenkamer

drs. Saskia J. Stuiveling,

president

Jhr. mr. W. M. de Brauw,

secretaris

Inhoud

 Samenvatting5
   
1Inleiding11
1.1Onderzoeksveld11
1.2Onderzoek naar RWT’s11
1.3RWT-onderzoek deel 512
1.4Leeswijzer12
   
2RWT-veld in beeld14
2.1Inleiding14
2.2Beschrijving RWT-veld14
   
3Toezicht SUWI-RWT’s19
3.1Inleiding19
3.2Bevindingen19
3.3Conclusies20
   
4Rechtmatigheid SUWI-RWT’s21
4.1Inleiding21
4.2Bevindingen21
4.3Conclusies22
   
5Bedrijfsvoering, integriteit en bestuurskosten SUWI-RWT’s24
5.1Inleiding24
5.2Bedrijfsvoering24
5.3Integriteit25
5.4Bestuurskosten26
5.5Conclusies28
   
6Prestaties SUWI-RWT’s29
6.1Inleiding29
6.2Bevindingen29
6.3Conclusies31
   
7Verantwoording SUWI-RWT’s32
7.1Inleiding32
7.2Bevindingen32
7.3Conclusies35
8Stichting Kunstenaars & CO36
8.1Inleiding36
8.2Bevindingen36
8.3Conclusies37
   
9Terugblik38
9.1Inleiding38
9.2Stand van zaken38
9.3Conclusies39
   
10Verdiepend onderzoek bij UWV40
10.1Inleiding40
10.2Toezicht40
10.3Rechtmatigheid41
10.4Bestuurskosten42
10.5Conclusies44
   
11Verdiepend onderzoek bij SVB45
11.1Inleiding45
11.2Bedrijfsvoering45
11.3Prestaties46
11.4Verantwoording48
11.5Conclusies52
   
12Conclusies en aanbevelingen53
   
13Reacties minister en RWT’s en nawoord Algemene Rekenkamer56
13.1Inleiding56
13.2Reactie minister van SZW56
13.3Reactie UWV58
13.4Reactie SVB59
13.5Nawoord Algemene Rekenkamer60
   
Bijlage 1Conclusies, aanbevelingen, reacties en nawoord62
Bijlage 2Definities64
Bijlage 3Gebruikte afkortingen65
   
Literatuurlijst66

SAMENVATTING

In 2005 heeft de Algemene Rekenkamer voor de vijfde maal een onderzoek uitgevoerd naar verantwoording en toezicht onder rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Er zijn zes RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van het departement vallen. Vijf daarvan werken sinds 2002 gezamenlijk aan het realiseren van de doelen van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen (SUWI). Deze RWT’s zijn: Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI), Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), Sociale Verzekeringsbank (SVB), het Inlichtingenbureau (IB) en de Raad voor Werk en Inkomen (RWI). Het belangrijkste doel van SUWI is het bevorderen van de inschakeling van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden in het arbeidsproces. Voor de vijf zogenoemde SUWI-RWT’s is het toezicht en de verantwoording op hoofdlijnen op dezelfde manier geregeld. Zij ontvingen in 2004 ongeveer € 52 miljard aan publieke middelen.

De zesde RWT, de Stichting Kunstenaars Cultuur & Ondernemerschap (Kunstenaars & CO), heeft een geheel andere taak. Deze stichting voert toetsen uit om vast te stellen dat kunstenaars beroepsmatig werken. Kunstenaars die beroepsmatig werken, komen in aanmerking voor een uitkering als zij met het uitoefenen van hun beroep niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De minister van SZW verstrekte in 2004 ongeveer € 2 miljoen aan de Stichting Kunstenaars & CO voor het uitvoeren van de beroepsmatigheidstoetsen.

De Algemene Rekenkamer heeft bij alle zes de RWT’s gekeken naar de stand van zaken in 2004 op zeven thema’s. Vier van deze thema’s zijn toetsend onderzocht: toezicht, rechtmatigheid, prestaties en verantwoording. De thema’s bedrijfsvoering, integriteit en bestuurskosten zijn verkennend onderzocht. Daarnaast zijn wij nagegaan in hoeverre de minister van SZW de aanbevelingen uit het derde en vierde RWT-onderzoek heeft opgevolgd. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste conclusies.

SUWI-RWT’s

Onze belangrijkste conclusie is dat de minister van SZW het toezicht op de SUWI-RWT’s in opzet goed geregeld heeft. Er is één aspect dat nadrukkelijk nog de aandacht vraagt, namelijk het waarborgen van de betrouwbaarheid van de informatie die de RWT’s moeten leveren aan de minister over de gerealiseerde prestaties.

Sinds de publicatie van het eerste RWT-rapport in 2000 is de nodige vooruitgang geboekt. In 2000 was het toezicht van de minister vooral gericht op de rechtmatigheid. Inmiddels heeft de minister ook inzicht in de bedrijfsvoering van de SUWI-RWT’s. Een recente positieve ontwikkeling is dat de toezichthouder, de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), van plan is het toezicht meer aan te laten sluiten bij de wijze waarop de checks-and-balances en de verantwoording bij de RWT geregeld zijn.

Ook wat het toezicht op de prestaties betreft heeft de minister verbeteringen gerealiseerd. Zo voldoen de prestatie-indicatoren vanaf het verslagjaar 2006 aan de normen. De betrouwbaarheid van de prestatie-informatie die de RWT’s leveren is echter nog niet voldoende gewaarborgd. Dit komt onder andere doordat de regelgeving onvoldoende duidelijk is over de manier waarop de SUWI-RWT’s de betrouwbaarheid van de informatie moeten vaststellen en hoe ze daarover moeten rapporteren.

Verder concluderen wij dat de minister inzicht heeft in de opzet van het integriteitsbeleid van de SUWI-RWT’s, zij het vooral doordat de RWT’s de minister op eigen initiatief informeren.

De minister vraagt de SUWI-RWT’s om zich te verantwoorden over de bestuurskosten. Daarbij merken wij op dat de minister niet kan vaststellen of de rechtspositieregeling op individueel niveau wordt nageleefd, omdat de SUWI-RWT’s zich alleen hoeven te verantwoorden over de totale bestuurskosten voor de raad van bestuur.

De minister verantwoordde zich in 2004 volgens de vereisten uit de Rijksbegrotingsvoorschriften 2005 (RBV 2005) over het toezicht op de SUWI-RWT’s. Alle SUWI-RWT’s leggen publieke verantwoording af; voor de drie grootste SUWI-RWT’s (UWV, SVB en CWI) hebben wij vastgesteld dat zij dat op uitgebreide wijze doen.

Tot slot vinden wij dat het onduidelijk is in hoeverre de raad van advies daadwerkelijk meer is gaan bijdragen aan een verbeterde werking van de checks-and-balances binnen de SUWI-RWT’s, zoals de minister beoogt.

Op basis van ons onderzoek bevelen we de minister van SZW aan om, bij het uitwerken van de wijze waarop de SUWI-RWT’s zich moeten verantwoorden over de kwaliteit van de informatievoorziening, duidelijk af te spreken in welke gevallen de accountant van de RWT de getrouwheid van de prestatie-informatie moet toetsen. Ook is het van belang om af te spreken aan welke eisen de informatie moet voldoen en deze eisen goed te operationaliseren.

Stichting Kunstenaars & CO

De minister van SZW heeft geen toezichtsbeleid voor de Stichting Kunstenaars & CO. Hij houdt alleen toezicht op de rechtmatige uitvoering van de wettelijke taak van de Stichting Kunstenaars & CO. Tot nog toe heeft hij echter geen review uitgevoerd bij de accountant van de stichting.

Wij concluderen dat het toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de wettelijke taak en de bedrijfsvoering van de Stichting Kunstenaars & CO nog niet sluitend is. De stichting heeft op eigen initiatief de checks-and-balances voor het uitvoeren van de wettelijke taak en de (publieke) verantwoording goed geregeld. De minister beoordeelt de informatie die hij (ongevraagd) van de stichting ontvangt echter niet actief. Wij hebben geconstateerd dat onduidelijk is of de minister van SZW dan wel de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) verantwoordelijk is voor de bestuurskosten.

De minister van SZW heeft in het departementale jaarverslag 2004 geen gegevens opgenomen over de realisatie van de ramingen voor de Stichting Kunstenaars & CO uit de begroting, zoals bepaald is in de RBV 2005.

Wij bevelen de minister van SZW aan om het toezichtsarrangement voor de Stichting Kunstenaars & CO uit te werken.

Schematische weergave belangrijkste conclusies

De conclusies van dit onderzoek naar het RWT-veld van het Ministerie van SZW zijn schematisch weergegeven in de hierna volgende tabellen. Vanwege het geringe financieel belang van de Stichting Kunstenaars & CO, is deze in beperkte mate meegewogen in het oordeel.

kst-30850-13-1.gif

De minister van SZW voldoet voor zijn RWT-veld in grote lijnen aan de wettelijke normen voor het toezicht, de rechtmatigheid, de prestaties en de verantwoording. De minister verschaft in zijn verantwoording aan de Tweede Kamer echter geen inzicht in het gebruik van zijn bevoegdheden bij de RWT’s en in de vermogenspositie van de RWT’s. De Algemene Rekenkamer hanteert de norm dat ministers dit inzicht moeten geven, omdat het relevante informatie is voor de Tweede Kamer om te kunnen oordelen over diens toezicht.

kst-30850-13-2.gif

De minister heeft de relevante aspecten van de bedrijfsvoering en de bestuurskosten bepaald voor de SUWI-RWT’s. Voor het integriteitsbeleid is dit (nog) niet het geval. Wij hebben in ons onderzoek good practices aangetroffen in de bedrijfsvoering van de SVB en in de publieke verantwoording van UWV, SVB en CWI.

kst-30850-13-3.gif

De minister van SZW heeft de aanbevelingen uit het derde en vierde RWT-onderzoek opgevolgd, op één na. De verantwoording van de Stichting Kunstenaars & CO over 2004 geeft geen zekerheid over relevante aspecten van de bedrijfsvoering. De minister is zijn toezegging om een review uit te voeren op de werkzaamheden van de accountant van de stichting nog niet nagekomen.

Reacties minister van SZW, UWV en SVB

De minister van SZW heeft met instemming kennisgenomen van het algemene beeld in het conceptrapport dat er in opzet een sluitende toezichtsketen voor de SUWI-RWT’s is, en dat er sinds het eerste RWT-onderzoek in 2000 de nodige vooruitgang is geboekt. De minister gaat vervolgens in op een aantal aandachtspunten uit het rapport. Hij geeft aan dat het Ministerie van SZW bezig is met het vaststellen van een normenkader voor de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatievoorziening. De minister geeft verder aan dat er de afgelopen jaren reeds diverse maatregelen zijn genomen door UWV om de rechtmatigheid te verbeteren. Het Ministerie van SZW beziet momenteel in overleg met UWV welke structurele verbetermaatregelen verder nog genomen kunnen worden. De minister neemt de aanbeveling over de bestuurskosten over en zal zichzelf jaarlijks op de hoogte stellen van de bestuurskosten op individueel niveau van de SUWI-RWT’s.

De minister schrijft verder dat hij het vanwege de eigen verantwoordelijkheid van de SUWI-RWT’s wenselijk vindt om op de meeste aspecten (van de vormgeving) van integriteitsbeleid enige afstand tot de RWT’s te bewaren. Aan deze keuze ligt volgens de minister wel degelijk een risicoafweging ten grondslag. De minister zal de overweging van de Algemene Rekenkamer over het toezicht betrekken bij de follow-up van de uitkomsten van de SUWI-evaluatie als deze hiertoe aanleiding geven. Ook neemt hij de aanbeveling over en zal zorgen dat er ultimo 2007 een toezichtsarrangement voor de Stichting Kunstenaars & CO wordt uitgewerkt.

UWV geeft aan dat het Ministerie van SZW in samenspraak met de RWT’s al afspraken voorbereidt over de wijze waarop de RWT’s de kwaliteit van hun informatievoorziening vaststellen en zich daarover verantwoorden. UWV geeft verder aan dat de aanbeveling aan de minister van SZW om «in overleg met UWV te zoeken naar mogelijkheden om de rechtmatigheid van de uitvoering te verbeteren» niet zonder meer het gewenste resultaat zal opleveren. Alleen verdergaande deregulering zal volgens UWV nog kunnen leiden tot structurele verbetering van de rechtmatigheid. UWV vindt ten slotte het thema integriteit bij uitstek een eigen verantwoordelijkheid van RWT’s en vindt het daarom niet noodzakelijk dat de minister een risicoanalyse uitvoert om te bepalen of, en zo ja welke informatie hij wil ontvangen.

SVB vindt dat het rapport een herkenbaar beeld geeft van de relatie tussen het departement en de uitvoeringsinstellingen en onderschrijft de conclusies van het rapport.

Nawoord Algemene Rekenkamer

Wij waarderen de positieve reacties op het rapport en constateren dat alle partijen zich kunnen vinden in de conclusies. De minister van SZW neemt alle aanbevelingen over.

Wij zien uit naar het normenkader van het Ministerie van SZW opstelt voor de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatievoorziening en waarbij de RWT’s betrokken worden. Wij zullen het normenkader betrekken in ons rapport bij het Jaarverslag van het Ministerie van SZW.

De maatregelen van UWV ter verbetering van de rechtmatigheid hebben vruchten afgeworpen. De houdbaarheid van de stelling van UWV, dat verdere verbetering alleen nog door deregulering bereikt kan worden, lijkt ons een geschikt onderwerp voor het door de minister aangekondigde overleg. We hebben waardering voor het feit dat UWV integriteit inbedt in zijn planning- en controlcyclus. De mededeling van de minister dat in het kader van bevordering van de integriteit al een risicoafweging heeft plaatsgevonden is voor ons nieuwe informatie. In de terugblik op RWT5 zullen wij aandacht besteden aan deze risicoafweging.

1 INLEIDING

1.1 Onderzoeksveld

Veel taken die in de wet geregeld zijn, worden door instellingen buiten het Rijk uitgevoerd. In de Comptabiliteitswet worden deze instellingen «rechtspersonen met een wettelijke taak» (RWT’s) genoemd. Deze categorie instellingen komt grotendeels overeen met de groep zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). Bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gaat het daarbij om zes instellingen die met elkaar ongeveer € 52 miljard publiek geld besteden, waarvan ruim € 11 miljard (22%) afkomstig is van de begroting. € 40 miljard (77%) is afkomstig van premies.1

De ministeriële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van wettelijke taken door organisaties buiten de rijksoverheid brengt met zich mee dat de minister goed toezicht moet houden op die uitvoering. Voor de organisaties zelf betekent de uitvoering van publieke taken met publiek geld dat zij zich goed moeten verantwoorden.

De Algemene Rekenkamer besteedt sinds 1998 in een reeks van onderzoeken aandacht aan het toezicht en de verantwoording door RWT’s. Dit naar aanleiding van eerdere onderzoeken van de Algemene Rekenkamer waaruit bleek dat het toezicht van de ministers gebreken vertoonde. Ook was er onvoldoende afstemming tussen de departementen, waardoor consistentie in het toezicht op RWT’s ontbrak.

1.2 Onderzoek naar RWT’s

De doelstelling van dit meerjarige programma, ook wel de RWT-strategie genoemd, luidt dat de minister in 2005 inzicht moet kunnen verschaffen in:

• de rechtmatigheid van inning en besteding van publiek geld door RWT’s;

• het ordelijk en controleerbaar zijn van het financieel beheer bij de RWT’s;

• het op orde zijn van de bedrijfsvoering bij de RWT’s;

• de realisatie van de prestaties door de RWT’s;

• de kwaliteit van de informatie van de publieke verslaggeving door de RWT’s;

• het integriteitsbeleid van de RWT’s;

• het ingebed zijn van alle RWT’s in een sluitend toezicht bij de ministeries.

De afgelopen jaren is onder invloed van VBTB de focus in toezicht en verantwoording iets verschoven van financiën en financieel beheer naar prestaties en bedrijfsvoering. Daarnaast is meer aandacht voor het handelen aan de top en bestuurdersbeloningen ontstaan. In de uitvoering van ons onderzoek is daarop aangesloten door het aspect van financieel beheer in RWT5 verder als onderdeel van de bedrijfsvoering te behandelen en zijn de bestuurskosten bij RWT’s onderzocht.

In het kader van dit onderzoeksprogramma hebben wij reeds vier rapporten uitgebracht, het laatste in maart 2004. Met RWT5 wordt onze huidige RWT-strategie afgesloten.

1.3 RWT-onderzoek deel 5

Het RWT5-onderzoek richt zich op de mate waarin ministers daadwerkelijk inzicht kunnen verschaffen in het sluitend zijn van het toezicht, de rechtmatigheid, in relevante aspecten van bedrijfsvoering waaronder het financieel beheer, bestuurskosten en integriteit, in de kwaliteit van de prestaties en de kwaliteit van de (brede) publieke verantwoording. We hebben daartoe een departementsbreed onderzoek verricht en daarnaast hebben we verdiepend onderzoek gedaan bij een aantal RWT’s van het ministerie.

In dit rapport zijn de resultaten te vinden van het RWT5-onderzoek bij het Ministerie van SZW. Parallel hieraan verschijnt er een rapport waarin de rijksbrede ontwikkelingen, bevindingen, conclusies en aanbevelingen zijn gebundeld.

1.4 Leeswijzer

In het rapport wordt een overzicht gegeven van ontwikkelingen met betrekking tot verantwoording en toezicht bij de zes RWT’s van het Ministerie van SZW. Het beeld van het veld, de zogenoemde foto, wordt in hoofdstuk 2 beschreven. De bevindingen van het onderzoek met betrekking tot de verschillende thema’s bij de vijf zogenoemde SUWI-RWT’s1 worden in de hoofdstukken 3 tot en met 7 gepresenteerd. De thema’s toezicht (hoofdstuk 3), rechtmatigheid (hoofdstuk 4), prestaties (hoofdstuk 6) en verantwoording (hoofdstuk 7) zijn toetsend onderzocht. De thema’s bedrijfsvoering, integriteit en bestuurskosten zijn verkennend onderzocht en komen in hoofdstuk 5 aan de orde. In hoofdstuk 8 worden de bevindingen voor de zesde RWT, de Stichting Kunstenaart, Cultuur & Ondernemerschap (Kunstenaars & CO), beschreven. De Stichting Kunstenaars & CO wordt apart behandeld, omdat het een andere toezichts- en verantwoordingsstructuur heeft dan de SUWI-RWT’s.

Na deze hoofdstukken volgt in hoofdstuk 9 een terugblik. In dit hoofdstuk komt aan de orde in hoeverre aanbevelingen uit eerder onderzoek van de Algemene Rekenkamer zijn opgevolgd. Vervolgens wordt in de hoofdstukken 10 en 11 verslag gedaan van het verdiepend onderzoek bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) respectievelijk de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In hoofdstuk 12 staan de conclusies en aanbevelingen die betrekking hebben op dit departement.

De reacties van de minister van SZW, UWV en SVB en ons nawoord volgen ten slotte in hoofdstuk 13. De binnen het onderzoek gehanteerde normen kunt u vinden in de bijlagen van het rijksbrede rapport en op de internetsite van de Algemene Rekenkamer: www.rekenkamer.nl.

Op de volgende pagina is een schematische weergave van de opbouw van het rapport te vinden. De cijfers uit het schema corresponderen met de hoofdstukken uit dit rapport.

kst-30850-13-4.gif

2 RWT-VELD IN BEELD

kst-30850-13-5.gif

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gepresenteerd van het RWT-veld van het Ministerie van SZW. Het gaat daarbij om de samenstelling en ontwikkeling van het RWT-veld, de namen van de rechtspersonen en hun geldstromen, voor zover mogelijk uitgesplitst naar rijksbijdragen, inkomsten uit premies en heffingen en overige inkomsten.

2.2 Beschrijving RWT-veld

De RWT’s van het Ministerie van SZW

Zes RWT’s vallen onder de verantwoordelijkheid van het departement. Vijf daarvan: Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI), UWV, SVB, het Inlichtingenbureau (IB) en de Raad voor werk en inkomen (RWI), maken deel uit van de structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI). Het doel van SUWI is te bevorderen dat uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden in het arbeidsproces worden ingeschakeld. Het bureau keteninformatisering werk en inkomen (BKWI) is geen aparte RWT, maar maakt onderdeel uit van CWI. BKWI verantwoordt zich wel los van CWI en wordt daarom – waar relevant – apart meegenomen in dit onderzoek. De zesde RWT is de Stichting Kunstenaars & CO. In overzicht 2.1 is weergegeven welk deel van de RWT’s ook ZBO is.

kst-30850-13-6.gif

SUWI-RWT’s

UWV voert onder andere de werknemersverzekeringen Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Ziektewet (ZW), Werkloosheidswet (WW), Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jong Gehandicapten (WAJONG) en Wet Arbeid en zorg (Wazo) uit. Sinds 1 januari 2006 voert UWV ook de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) uit, deze vervangt de WAO. Naast het verstrekken van uitkeringen, stimuleert en ondersteunt UWV de re-integratie van werklozen en arbeidsgehandicapten.

CWI heeft als kerntaak de inschrijving en bemiddeling van werkzoekenden die een grote kans op werk hebben. Daarnaast verricht CWI de uitkeringsintake: het verzamelen van de benodigde gegevens van personen die in aanmerking komen voor een werkloosheid- of bijstandsuitkering. Werkgevers kunnen zich tot CWI richten voor personeelsbemiddeling.

BKWI heeft als doel de samenwerking en communicatie in de SUWI-keten te faciliteren door het leveren van diensten en producten op het gebied van gegevensuitwisseling.

SVB voert onder andere de volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene nabestaandenwet (Anw) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) uit.

IB is een knooppunt van gegevensuitwisseling tussen gemeenten enerzijds en CWI, UWV en de Belastingdienst anderzijds. Het doel is het opsporen en bestrijden van bijstandsfraude.

RWI is een onafhankelijk overlegorgaan van vertegenwoordigers van werknemers, werkgevers en gemeenten. RWI doet voorstellen aan de minister van SZW op het terrein van werk en inkomen. Daarnaast voert RWI de Stimuleringsregeling Vacaturevervulling door Werklozen en met werkloosheid bedreigde Werknemers (SVWW) uit. Het doel van de regeling is om werkgevers, branches en sectoren te stimuleren een deel van hun vacatures te laten vervullen door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers.1

Stichting Kunstenaars & CO

De Stichting voorzieningsfonds voor Kunstenaars is per 1 januari 2002 samengevoegd met de Stichting Scheppende Kunstenaars en de Stichting Podiumkunstwerk in een nieuwe organisatie: Stichting Kunstenaars & CO. Deze voert de zogenoemde beroepsmatigheidstoets uit in opdracht van gemeenten om vast te stellen of kunstenaars die gebruikmaken van de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK) beroepsmatig werken.2 Het Ministerie van SZW vergoedt de hiervoor door de Stichting Kunstenaars & CO gemaakte uitvoeringskosten. Daarnaast ontvangt de stichting geld van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) voor het voeren van flankerend beleid, zoals het creëren van expositieruimte en het stimuleren van nieuwe werkgelegenheid voor kunstenaars.

Financieel belang RWT’s

Tijdens het onderzoek is geïnventariseerd welk financieel belang het RWT-veld heeft. De resultaten hiervan zijn samengevat in overzicht 2.2. De gegevens zijn afkomstig uit het jaarverslag 2004 van de RWT’s. Deze jaarverslagen zijn aanwezig op het ministerie. Vier van de zes RWT’s zijn vrijwel volledig begrotingsgefinancierd. UWV en SVB zijn grotendeels premiegefinancierd.

kst-30850-13-7.gif

Wanneer het publiek geld bij elkaar wordt opgeteld levert dit het volgende beeld op.

kst-30850-13-8.gif

3 TOEZICHT SUWI-RWT’S

kst-30850-13-9.gif

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk richt zich op het toezicht. Dit thema is toetsend onderzocht. De bevindingen uit de onderzoeken RWT1 tot en met RWT4 over het toezichtsbeleid zijn geactualiseerd, daarnaast zijn ontwikkelingen in het toezicht zelf en het reviewbeleid geïnventariseerd. De belangrijkste onderzoeksvragen daarbij zijn:

1. Heeft de minister een toezichtsvisie voor alle RWT’s en voldoet deze visie aan de normen?

2. Legt de minister in zijn toezichtsbeleid een koppeling tussen het eigen toezicht en de informatie uit het interne toezicht en de publieke verantwoording van de RWT’s?

3. Heeft de minister een reviewbeleid en voldoet dat aan de normen?

3.2 Bevindingen

Toezichtsvisie

Er is sprake van een in opzet sluitende toezichtsketen van informatieverzameling, oordeelsvorming en interventie. Sturing en toezicht zijn gescheiden. De Wet SUWI draagt het toezicht op de RWT’s op aan de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), die binnen het departement een onafhankelijke positie heeft. IWI biedt de toezichtsbevindingen als signalen aan de minister aan. De minister stuurt de rapporten, in de vorm waarin ze zijn voorgelegd en voorzien van zijn oordeel, binnen vier weken naar het parlement. De minister geeft in zijn oordeel beargumenteerd aan welke interventies op basis van de signalen van IWI, en andere signalen, worden gepleegd.

Het toezichtsbeleid van IWI stamt uit 2002 (IWI, 2002). In haar Meerjarenplan 2006–2009 (IWI, 2005a) presenteert IWI nieuwe accenten in het toezicht waarmee ze wil aansluiten bij de ontwikkelingen in het rijkstoezicht. IWI kondigt onder andere de volgende ontwikkelingen aan voor de periode 2006–2009:

• nauwer aansluiten op de eigen verantwoordelijkheid van uitvoeringsorganisaties (vertrouwen, tenzij);

• meer gericht zijn op het leveren van expertise, en verbeteren en stimuleren in de toezichtspraktijk. Dit betekent dat IWI het toezicht minder eenzijdig op risico’s zal richten en meer op inzicht verwerven in uitvoeringskwesties, verklaringen geven en verbeteringsrichtingen vinden;

• meer aandacht voor effectiviteit- en stelselvragen in het toezichtsprogramma. IWI is bezig het zwaartepunt van haar toezichtsprogramma te verschuiven naar doeltreffendheid en aandacht voor het functioneren van het stelsel als geheel.

Koppeling toezichtsbeleid met intern toezicht en publieke verantwoording

Er is geen intern toezicht in de vorm van een Raad van Toezicht bij UWV, SVB en CWI. IWI gaat in haar Meerjarenplan 2006–2009 in op de gevolgen van een goed werkend systeem van checks-and-balances en deugdelijke publieke verantwoording voor de eigen toezichtsactiviteiten. IWI stelt dat zij minder toezichtsonderzoek zal programmeren wanneer de uitvoeringsorganisaties beter presteren, een groter intern controlevermogen demonstreren en zich deugdelijk, degelijk en compleet verantwoorden over de kwaliteit en effecten van hun uitvoeringsprocessen. De inspectie kan dan meer vertrouwen op de werking van de «checks and balances» en volstaan met het monitoren en periodiek doorlichten van het interne systeem.

IWI zal zich de komende periode per domein en per uitvoeringsinstantie bezinnen op mogelijkheden om nauwer aan te sluiten op de eigen verantwoordelijkheid van uitvoeringsorganisaties. IWI onderhoudt relaties met vertegenwoordigers van belanghebbenden zoals werkgevers- en werknemersorganisaties, consumentenorganisaties en belangenverenigingen. Deze informatieve relaties stellen de inspectie beter in staat goed toezicht uit te oefenen door rekening te houden met de signalen uit de samenleving.

De plaats van de review in het toezicht

Het reviewbeleid voor de SUWI-RWT’s ziet er momenteel als volgt uit: IWI dient jaarlijks de jaarverslagen van de RWT’s te beoordelen. Als onderdeel hiervan voert IWI een review uit op de werkzaamheden van de accountant van de RWT. IWI stelt een risicoanalyse op om de reikwijdte en diepgang van de review te bepalen. In de review beoordeelt IWI zowel de opzet van de controle als de kwaliteit van de uitvoering van de werkzaamheden van de (externe) accountant.

De Auditdienst (AD) van het Ministerie van SZW beoordeelt vervolgens jaarlijks de kwaliteit van de door IWI uitgevoerde toezichtswerkzaamheden. De AD reviewt alle begrotingsgefinancierde wetten om tot een oordeel te komen bij de departementale financiële verantwoording en om de beleidsdirecties te adviseren die de vaststellingen verzorgen. Voor de premiegefinancierde wetten beoordeelt de AD of IWI als toezichthouder goed heeft gefunctioneerd. De AD selecteert op basis van een risicoanalyse de te reviewen premiegefinancierde wetten.

3.3 Conclusies

De minister van SZW heeft een in opzet sluitende toezichtsketen voor de SUWI-RWT’s. Momenteel is een aantal ontwikkelingen gaande in het toezichtsbeleid, die de komende jaren tot accentverschuivingen zullen leiden. Dit zal er onder meer toe leiden dat IWI minder intensief toezicht zal houden als blijkt dat de inspectie kan vertrouwen op de werking van de checks-and-balances en gebruik kan maken van de geleverde verantwoording. Het reviewbeleid voor de SUWI-RWT’s voldoet in opzet aan de normen.

4 RECHTMATIGHEID SUWI-RWT’S

kst-30850-13-10.gif

4.1 Inleiding

Het thema «Rechtmatigheid SUWI-RWT’s is toetsend onderzocht. De Algemene Rekenkamer is van mening dat de minister de Tweede Kamer in 2005 inzicht moet kunnen verschaffen in de rechtmatigheid van de inning en besteding van publieke middelen door RWT’s over 2004. Onder rechtmatigheid verstaat de Algemene Rekenkamer dat de inning en besteding van publieke middelen in overeenstemming zijn met alle daarvoor geldende wettelijke regelingen. De belangrijkste onderzoeksvragen waren:

• Is het beleid van de minister erop gericht informatie te verzamelen over de rechtmatigheid van de inning en besteding van gelden door de RWT’s?

• Heeft de RWT zich door middel van een rechtmatigheidsverklaring verantwoord over de rechtmatige inning en besteding van de publieke gelden in 2004?

• Heeft de minister een sanctiebeleid als de richtlijnen voor (de controle op) de rechtmatigheid niet worden nageleefd?

4.2 Bevindingen

Informatieverzameling over rechtmatigheid

De minister van SZW verzamelt informatie over de rechtmatigheid van de inning en besteding van de gelden door de SUWI-RWT’s. De SUWI-organisaties bieden de minister van SZW voor 15 maart een jaarverslag (inclusief jaarrekening) over het voorafgaande jaar aan. De accountant van de RWT controleert de jaarrekening en verstrekt hierbij een accountantsverklaring. De minister heeft de SUWI-RWT’s aanwijzingen gegeven over de reikwijdte van de rechtmatigheidsverklaring en het daarin opgenomen oordeel. Deze aanwijzingen zijn vastgelegd in een controleprotocol. Voor het verslagjaar 2005 heeft de minister een nieuw controleprotocol opgesteld.1 De accountant van de RWT diende, daar waar mogelijk, ook al over het verslagjaar 2004 de nieuwe regels uit te voeren. Zoals in paragraaf 3.2 is beschreven, voert IWI vervolgens een review uit op de werkzaamheden van de accountant. De AD van het ministerie, tot slot, beoordeelt de werkzaamheden van IWI.

Stand van zaken RWT’s, rechtmatigheidsverklaringen

Alle verantwoordingen over het verslagjaar 2004 waren voorzien van een rechtmatigheidsverklaring. Ook over 2005 hebben alle SUWI-RWT’s een rechtmatigheidsverklaring afgegeven (zie figuur 4.1).

kst-30850-13-11.gif

Stand van zaken RWT’s, sanctiebeleid

Via de «escalatieladder» kan de minister de RWT’s aansporen om de (controle op de) rechtmatigheid te verbeteren. De escalatieladder bestaat uit de volgende stappen:

• het voeren van ambtelijk overleg;

• het sturen van een brief/het vragen van nadere inlichtingen;

• het voeren van bestuurlijk overleg;

• het sturen van een brandbrief;

• het geven van een aanwijzing;

• het schorsen en ontslaan van bestuurders.

In extreme gevallen kan het jaarverslag «afgekeurd» worden.

Het Ministerie van SZW kan deze instrumenten inzetten, indien:

• geen goedkeurend rechtmatigheidsoordeel bij de verantwoording van een RWT wordt afgegeven;

• de accountantsverklaring van de RWT afwijkt van de vormvoorschriften;

• de accountant de voorgeschreven werkzaamheden niet heeft uitgevoerd.

Het Ministerie van SZW heeft geen vaste procedures of protocollen voor het gebruik van deze instrumenten.

4.3 Conclusies

De minister van SZW heeft over het verslagjaar 2004 inzicht in de rechtmatigheid van de inning en besteding van de publieke middelen door de SUWI-RWT’s. Alle SUWI-RWT’s verantwoorden zich door middel van een rechtmatigheidsverklaring. De minister heeft een sanctiebeleid om de SUWI-RWT’s aan te sporen om de (controle op de) rechtmatigheid te verbeteren. Er zijn geen vaste procedures voor het inzetten van deze instrumenten.

5 BEDRIJFSVOERING, INTEGRITEIT EN BESTUURSKOSTEN SUWI-RWT’S

kst-30850-13-12.gif

5.1 Inleiding

De thema’s bedrijfsvoering, integriteit en bestuurskosten zijn verkennend onderzocht. Dit betekent dat de Algemene Rekenkamer hier nog geen heldere normen voor heeft vastgesteld en het niet mogelijk is om daar «harde» uitspraken over te doen. De thema’s worden elk apart beschreven.

5.2 Bedrijfsvoering

In het RWT4-onderzoek heeft de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat er op het gebied van toezicht op de bedrijfsvoering van RWT’s nog veel moet gebeuren. Wij hebben er daarom voor gekozen het onderzoek naar de bedrijfsvoering verder op te pakken in deel 5. De belangrijkste onderzoeksvragen daarbij waren:

1. Heeft de minister gebruikgemaakt van risicoanalyses voor het bepalen van relevante onderdelen van de bedrijfsvoering bij RWT’s?

2. Hoe houdt de minister toezicht op de relevante onderdelen?

3. Op welke wijze legt de minister verantwoording af aan de Tweede Kamer over de bedrijfsvoering bij RWT’s?

Bepalen relevante onderdelen bedrijfsvoering

De minister heeft kaders vastgesteld voor de wijze waarop de SUWI-RWT’s verantwoording moeten afleggen over de bedrijfsvoering. In deze kaders is verandering opgetreden sinds RWT4. Vanaf het verslagjaar 2004 moeten de RWT’s zich over meer onderdelen van de bedrijfsvoering verantwoorden. De minister heeft nu uitgebreid beschreven over welke onderwerpen van de bedrijfsvoering elke RWT in het jaarverslag en de kwartaalverslagen moet rapporteren.

De geselecteerde onderdelen van de bedrijfsvoering omvatten onder meer:

• rechtmatigheid en doelmatigheid;

• kwaliteit van de dienstverlening;

• procesbeheersing;

• kwaliteit van de informatievoorziening;

• tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik;

• bezoldiging van raad van bestuur en raad van advies.

De minister heeft deze onderdelen gekozen omdat hij ze bepalend acht voor de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitvoering. De gemaakte afweging is gebaseerd op een beoordeling van mogelijke (ook politieke) risico’s.

Het verslag over de bedrijfsvoering moet worden afgesloten met een mededeling over de bedrijfsvoering. In het jaarverslag 2004 hebben alle SUWI-RWT’s, met uitzondering van RWI1, een mededeling over de bedrijfsvoering opgenomen.

Toezicht door de minister

Aan de hand van de informatie in de jaar- en kwartaalverslagen over de bedrijfsvoering kan de minister toezicht houden op de sturing en beheersing van de bedrijfsprocessen binnen de SUWI-RWT’s. De accountant van de RWT controleert of de RWT over alle relevante onderdelen van de bedrijfsvoering verantwoording aflegt.

IWI gaat jaarlijks na of de verantwoording van de RWT’s aan de vereisten uit de SUWI wet- en regelgeving voldoet. Verder doet IWI niet structureel onderzoek naar de bedrijfsvoering van de SUWI-RWT’s. IWI richt zich primair op de prestaties van de uitvoering en de mate waarin deze bijdragen aan het behalen van de beoogde doelen. Als de prestaties of de effecten achterblijven, kan IWI (eventueel op verzoek van de minister) onderzoek doen naar de bedrijfsvoering van de RWT.

Verantwoording over de bedrijfsvoering aan de Tweede Kamer

De minister geeft een reactie op de verantwoording van de RWT’s over hun bedrijfsvoering. Dit doet hij in de goedkeuringsbrieven bij de jaarverslagen van de RWT’s. De minister stuurt de jaar- en kwartaalverslagen inclusief zijn reactie daarop naar de Tweede Kamer. Daarnaast neemt de minister in het departementale jaarverslag 2004 (Ministerie van SZW, 2005a) een bijlage op waarin de doelmatigheid en rechtmatigheid van de grootste RWT’s aan bod komen.

5.3 Integriteit

De Algemene Rekenkamer acht integriteitszorg een wezenlijke voorwaarde voor vertrouwen in het openbaar bestuur. Integriteit betreft de betrouwbaarheid en onkreukbaarheid van de publieke sector. Doel van het onderzoek naar integriteitszorg bij RWT’s was na te gaan in hoeverre de minister inzicht heeft in het integriteitsbeleid van RWT’s. De belangrijkste onderzoeksvragen daarbij waren:

1. Heeft de minister in de toezichtsvisie aandacht besteed aan integriteit bij RWT’s?

2. Zijn er in algemene zin afspraken gemaakt tussen de minister en de RWT’s over informatie-uitwisseling met betrekking tot integriteit?

Integriteit in de toezichtsvisie

De minister acht het van belang dat de SUWI-RWT’s een integriteitsbeleid hebben. De minister besteedt in zijn toezichtsbeleid echter geen aandacht aan integriteit. Hij is namelijk van mening dat het de verantwoordelijkheid van de RWT’s is om te zorgen voor goed publiek bestuur. Hiertoe rekent hij onder meer integer en transparant handelen. De minister laat de vorming en uitvoering van integriteitbeleid over aan de RWT’s, hij stelt geen inhoudelijke eisen.

Informatie-uitwisseling over integriteit

Tussen de minister van SZW en de RWT’s zijn geen afspraken gemaakt over informatie-uitwisseling met betrekking tot het integriteitsbeleid. In de praktijk zenden de RWT’s hun integriteitsbeleid aan de minister. De minister geeft in beginsel geen inhoudelijke reactie hierop.

5.4 Bestuurskosten

Sinds enkele jaren hebben media en politiek grote belangstelling voor de bestuurskosten (beloningen) bij publieke instellingen. Oordeelsvorming over de hoogte van de bestuurskosten is een bestuurlijke verantwoordelijkheid van de betrokken ministers en van de Staten-Generaal, waaraan toezicht en verantwoording een bijdrage moeten leveren.

In dit onderzoek hebben wij aandacht besteed aan enkele componenten van bestuurskosten (onder meer vaste en variabele beloning, vervoer, huisvestingskosten) bij RWT’s. De procedures van toezicht en de verantwoording daarover stonden in het onderzoek centraal. De belangrijkste onderzoeksvragen waren:

1. Welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft de minister op het gebied van bestuurskosten bij RWT’s en wat is de rol van de RWT zelf hierbij?

2. Welke afspraken zijn er tussen minister en RWT’s over de informatieverstrekking aan de minister over de bestuurskosten bij RWT’s? Heeft het ministerie normen voor bestuurskosten opgesteld?

3. Analyseert en gebruikt de minister de informatie over bestuurskosten bij RWT’s voor de eigen verantwoording?

Verantwoordelijkheden en bevoegdheden minister

UWV, SVB en CWI hebben een raad van bestuur en een raad van advies.1 De minister benoemt, schorst en ontslaat de leden van de raad van bestuur en de leden van de raad van advies. De benoemingen worden vastgelegd in een benoemingsbesluit. Verder maakt de minister afspraken met de bestuursleden over salaris, onkostenvergoedingen en representatiekosten. Deze afspraken zijn per RWT vastgelegd in rechtspositieregelingen voor de voorzitter en voor de leden van de raad van bestuur. In de rechtspositieregelingen zijn geen aparte bepalingen opgenomen rondom een eventuele werkgeversbijdrage in de pensioenvoorziening. De voorzitter en de leden van de raad van bestuur kunnen zich beroepen op de CAO van de betreffende RWT indien hierin melding wordt gemaakt van een werkgeversbijdrage in de pensioenvoorziening.

IB heeft een bestuur met een voorzitter. De minister benoemt de voorzitter. Deze voorzitter benoemt de overige bestuurders. De minister keurt de bezoldiging van het bestuur goed.

RWI heeft een voorzitter en leden van de raad. De voorzitter en de leden worden benoemd door de minister en kunnen door hem worden geschorst en ontslagen. De minister stelt tevens de bezoldiging van de voorzitter en de leden van de RWI vast.

Als de bestuurskosten buitensporig hoog worden, kan de minister de eerder besproken escalatieladder inzetten.

De bevoegdheden van de minister voor de bestuurskosten van het bestuur zijn weergegeven in overzicht 5.1.

kst-30850-13-13.gif

Afspraken over en gebruik van informatie over bestuurskosten

De RWT’s dienen volgens de Regeling SUWI bestuurskosten in de begroting te specificeren. In deze regeling staat ook vermeld dat de RWT’s jaarlijks verslag moeten doen van de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur en raad van advies. De minister heeft bepaald dat de RWT’s voor de raad van advies in het jaarverslag het totaal van de vergoedingen van de voorzitter en de leden moeten opnemen. Voor de raad van bestuur moeten de RWT’s de salarissen en alle emolumenten (zoals prestatiebeloning, onkostenvergoedingen en tegemoetkoming in de ziektekosten) getotaliseerd weergeven. Per 1 maart 2006 is de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) in werking getreden. Vanaf die datum dienen de RWT’s de inkomens die hoger zijn dan het belastbaar loon van ministers openbaar te maken in hun jaarrekening.

De accountant van de RWT moet een accountantsverklaring afgeven bij het jaarverslag waarbij hij gebruik maakt van het controleprotocol dat door de minister is opgesteld. Bestuurskosten vormen echter geen apart aandachtspunt in het controleprotocol. Ook IWI besteedt in haar review geen specifieke aandacht aan de bestuurskosten.

De minister rapporteert in het departementale jaarverslag niet over de bestuurskosten van de RWT’s. Wel stuurt de minister de jaarverslagen van de RWT’s, waarin de verantwoording over de bestuurskosten opgenomen is, in de meizending naar de Tweede Kamer.

5.5 Conclusies

Bedrijfsvoering

De minister van SZW heeft inzicht in de mate waarin de bedrijfsvoering van de SUWI-RWT’s op relevante onderdelen wel of niet op orde is. De minister heeft bepaald over welke aspecten van de bedrijfsvoering de SUWI-RWT’s (met uitzondering van RWI) zich moeten verantwoorden. De minister legt verantwoording af aan de Tweede Kamer over de bedrijfsvoering van de SUWI-RWT’s.

Integriteit

Wij constateren dat de minister van SZW integriteitszorg primair de verantwoordelijkheid van de RWT’s zelf vindt. De minister heeft zicht op de opzet van het integriteitsbeleid van de RWT’s, zij het vooral omdat de RWT’s zelf het initiatief nemen om hem te informeren. Hij heeft geen afspraken gemaakt met de SUWI-RWT’s over informatie-uitwisseling met betrekking tot integriteit.

Bestuurskosten

Wij constateren dat het toezicht op en de verantwoording over de bestuurskosten van de SUWI-RWT’s is geregeld. De minister van SZW benoemt de bestuurders van alle SUWI-RWT’s, stelt de bezoldiging vast en kan ingrijpen als de bestuurskosten buitensporig hoog zijn. Hij vraagt de SUWI-RWT’s verantwoording af te leggen over de bezoldiging van de leden van de raad van bestuur en de raad van advies, zij het alleen over de totaalbedragen. Vanaf 1 maart 2006 zijn RWT’s verplicht inkomens die hoger zijn dan het belastbaar loon van ministers openbaar te maken. De minister van SZW informeert de Tweede Kamer over de bestuurskosten bij de SUWI-RWT’s.

6 PRESTATIES SUWI-RWT’S

kst-30850-13-14.gif

6.1 Inleiding

Het thema «Prestaties SUWI-RWT’s» is toetsend onderzocht. Prestaties van RWT’s betreffen producten en/of diensten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het handelen van de RWT in het kader van de wettelijke taak. Antwoord op de vraag van de Tweede Kamer welke bijdrage de RWT’s aan de – door het Rijk gestelde – beleidsdoelen hebben geleverd kan alleen gegeven worden als de minister inzicht heeft in de prestaties van de RWT’s. De belangrijkste onderzoeksvragen daarbij waren:

1. Welke afspraken heeft de minister met de RWT’s gemaakt over de informatie over prestaties die de RWT moet leveren aan de minister?

2. Welke waarborgen heeft de minister of de RWT getroffen voor de kwaliteit van de prestatie-informatie?

3. Op welke wijze benut de minister de informatie over de prestaties van de RWT?

6.2 Bevindingen

Afspraken over prestatie-informatie

De minister vertaalt de doelen van SUWI elk jaar in overleg met iedere RWT afzonderlijk in concrete prestatie-indicatoren. In de kwartaal- en jaarverslagen dienen de RWT’s zich te verantwoorden over:

• welke acties zijn ondernomen;

• tot welke resultaten deze acties hebben geleid in relatie tot de begrote resultaten;

• hoe de raad van bestuur deze resultaten beoordeelt;

• of deze resultaten aanleiding vormen tot additionele activiteiten;

• welke activiteiten dit zijn.

Het Ministerie van SZW heeft na overleg met SVB, CWI en UWV de prestatie-indicatoren voor 2006 herzien. De reden hiervoor was dat de Tweede Kamer, IWI en de Algemene Rekenkamer niet tevreden waren over de prestatie-indicatoren die voor 2004 en 2005 waren geformuleerd en hadden aangedrongen op aanpassing ervan. De bedoeling was om de samenhang tussen de diverse indicatoren te versterken, het inzicht in de bijdrage vanuit de ZBO’s te vergroten en het inzicht in de effectiviteit van het beleid te verbeteren. De nieuwe set prestatie-indicatoren is SMART-C geformuleerd.1

Het waarborgen van de kwaliteit van de prestatie-informatie

De minister van SZW stelt eisen aan de kwaliteit van de verantwoordingsinformatie die de SUWI-RWT’s leveren. De accountant van de RWT toetst de ordelijke en controleerbare totstandkoming van de prestatie-informatie in het jaarverslag en ook de getrouwheid «als dat in de gegeven omstandigheden is vereist» (Minister van SZW, 2001). Onduidelijk is wat de minister bedoelt met de term «de gegeven omstandigheden».

Daarnaast moeten de RWT’s in het jaarverslag rapporteren over de kwaliteit van de informatievoorziening. De minister geeft in de Regeling SUWI geen sluitende definitie van de term «kwaliteit». Hij geeft aan dat hieronder onder meer de volledigheid, betrouwbaarheid en tijdigheid wordt verstaan. De RWT’s moeten verslag doen van zowel de proceskwaliteit als de productkwaliteit van de informatievoorziening.

IWI voert vervolgens een review uit op de accountantsdossiers en op het verslag van bevindingen van de RWT. Daarnaast beoordeelt IWI het jaarverslag en de jaarrekening van de SUWI-RWT’s.

De minister van SZW heeft in maart 2004 aan de Tweede Kamer aangegeven nadere afspraken te zullen maken met UWV, CWI en SVB over de wijze waarop zij kunnen garanderen in 2006 betrouwbare gegevens te leveren (Minister van SZW, 2004). De minister gaf aan dat IWI de verbetermaatregelen zou volgen. IWI concludeert dat zij zich geen goed totaaloordeel kan vormen over de betrouwbaarheid van de verstrekte niet-financiële kwantitatieve informatie (IWI, 2006). De Regeling SUWI laat de RWT’s ruimte voor de inrichting van de verantwoording over de informatievoorziening. Hierdoor zijn de verantwoordingen van de RWT’s abstract geformuleerd en niet onderling vergelijkbaar. De RWT’s zijn zich bewust van het belang van betrouwbare gegevens en werken aan verbetering op dit gebied. IWI vindt dat vervolgstappen nodig zijn, zowel in specifieke verbetermaatregelen als in de verdere uitwerking van de verantwoording over de informatievoorziening om aan te tonen dat er in het SUWI-domein sprake is van betrouwbare informatie. De staatssecretaris onderschrijft deze conclusie in de aanbiedingsbrief bij het rapport aan de Tweede Kamer (Ministerie van SZW, 2006). Hij geeft aan van plan te zijn om in overleg met de betrokken organisaties de wijze van verantwoorden over de kwaliteit van de informatievoorziening nader uit te werken.

Het gebruik van de prestatie-informatie

De minister gebruikt de prestatie-informatie om de SUWI-RWT’s bij te sturen. Hij checkt periodiek via de verantwoording van de RWT’s of de uitvoering volgens (jaar)plan verloopt. De minister maakt hierbij gebruik van de toezichtsinformatie van IWI. De minister geeft zijn oordeel over de resultaten van de RWT’s in zijn goedkeuringsbrieven bij het jaarverslag en in de meibrieven die de basis vormen voor het nieuwe jaarplan. Hij geeft aan waar hij tevreden over is en waar hij de komende tijd verbeteringen wil zien. De minister stuurt ook gedurende het jaar bij door het voeren van bestuurlijk overleg en het schrijven van brieven naar aanleiding van kwartaalverslagen waarin de RWT’s de «tussenstanden» op de prestatie-indicatoren vermelden. Wanneer de prestaties tegenvallen, kan de minister de zogenaamde escalatieladder inzetten (zie hoofdstuk 4).

De minister stuurt op de derde woensdag in mei de zogenaamde meizending naar de Tweede Kamer. Daarnaast stuurt de minister ook de kwartaalverslagen van de RWT’s met de bijbehorende goedkeuringsbrieven naar de Tweede Kamer.

6.3 Conclusies

De minister van SZW neemt de nodige stappen om inzicht te krijgen in de prestaties van de SUWI-RWT’s. Hij maakt jaarlijks afspraken met de RWT’s over de te leveren prestaties. Vanaf 2006 voldoen de prestatie-indicatoren aan de normen. De kwaliteit van de prestatie-informatie die de RWT’s aan de minister leveren, is echter nog niet voldoende gewaarborgd. De minister heeft namelijk niet eenduidig aangegeven wat hij verstaat onder de kwaliteit van de prestatie-informatie en hoe de RWT’s zich moeten verantwoorden over de informatievoorziening. Daardoor ontbreekt vooralsnog een duidelijk kader voor het beoordelen van de informatie die de SUWI-RWT’s leveren. Verder heeft de minister niet duidelijk aangegeven in welke gevallen de accountant van de SUWI-RWT’s de getrouwheid van de prestatie-informatie moet toetsen.

7 VERANTWOORDING SUWI-RWT’S

kst-30850-13-15.gif

7.1 Inleiding

Het thema «Verantwoording SUWI-RWT’s» is toetsend onderzocht. Het onderzoek naar de verantwoording was zowel gericht op de verantwoording door de minister over de RWT’s waarvoor hij verantwoordelijkheid draagt, als op de publieke verantwoording die de RWT’s zelf afleggen. Publieke verantwoording is het openbaar rekenschap afleggen door een publieke organisatie over het gebruik en de «opbrengst» van publieke middelen. Wij hebben voor dit onderzoek zowel het departementale jaarverslag als de jaarverslagen van de RWT’s over 2004 onderzocht. De belangrijkste onderzoeksvragen voor de verantwoording door de minister waren:

1. Voldoet de verantwoording in het departementale jaarverslag over het toezicht van de minister op RWT’s aan de daaraan te stellen eisen?

2. Bevat het departementale jaarverslag een overzicht van alle geldstromen naar en van de RWT’s?

En voor de verantwoording door de RWT’s:

1. Leggen de RWT’s van het ministerie publieke verantwoording af en in welke vorm gebeurt dat?

2. Over welke onderwerpen leggen de RWT’s verantwoording af?

7.2 Bevindingen

Verantwoording door de minister jaarverslag 2004

De verantwoording in het jaarverslag 2004 van het Ministerie van SZW over het toezicht op de RWT’s voldoet aan de eisen van de Rijksbegrotingsvoorschriften 2005 (RBV 2005). Het jaarverslag bevat een paragraaf over toezichtsrelaties. In deze paragraaf heeft de minister een overzicht opgenomen van de realisatie van de ramingen van de uitvoeringskosten uit de begroting. Verder zijn in het jaarverslag de premie-inkomsten per RWT opgenomen en de rijksbijdragen aan de sociale fondsen. Het jaarverslag bevat geen totaaloverzicht van alle inkomende en uitgaande geldstromen per RWT. De jaarverslagen van de RWT’s, die de minister aan de Tweede Kamer aanbiedt, geven dit overzicht wel.

De paragraaf over toezichtsrelaties geeft geen inzicht in het gebruik van de ministeriële bevoegdheden bij de SUWI-RWT’s. Ook zijn in deze paragraaf geen gegevens opgenomen over de vermogenspositie van de SUWI-RWT’s per 31 december van het verslagjaar. De Algemene Rekenkamer hanteert de norm dat ministers dit inzicht moeten geven, omdat het relevante informatie is voor de Tweede Kamer om te kunnen oordelen over het toezicht van een minister. In de Rijksbegrotingsvoorschriften 2004 (RBV 2004) werd deze informatie vereist. In de RBV 2005 is sprake van een uitzonderingsrapportage waarbij een minister bepaalt wat hij wil verantwoorden.

Uit onderzoek van het Ministerie van SZW blijkt dat UWV, CWI en SVB zowel via het eigen vermogen als het vreemd vermogen budgetten naar het jaar t+1 meenemen (Ministerie van SZW, 2004b). De SUWI-wet gaat impliciet uit van een situatie zonder algemene reservevorming. Wel kan de minister de vorming van «fondsen en reserves» goedkeuren. Hier is sprake van een spanningsveld. De minister is van plan om naar aanleiding van de evaluatie van de Wet SUWI, die in 2006 plaatsvindt, een besluit te nemen over het eigen vermogen van UWV, CWI en SVB.

Verantwoording door de minister jaarverslag 2005

De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht in hoeverre het jaarverslag 2005 informatie bevat over RWT’s en over het toezicht van de minister. Verantwoording over het toezicht, en daarmee indirect over het functioneren van de RWT’s, geschiedt door middel van een uitzonderingsrapportage. Een uitzonderingsrapportage is alleen zinvol als de «normaalpositie» helder is. Daartoe moet de minister twee zaken uiteenzetten:

• wat de reikwijdte van zijn toezicht is (objecten, aspecten en diepgang);

• wanneer afwijkingen leiden tot rapportage (toleranties).

Deze uiteenzetting kan in elk jaarverslag opgenomen worden, maar een verwijzing naar een eerder jaarverslag of naar een ander document waarmee de Staten-Generaal is ingelicht is ook voldoende.

kst-30850-13-16.gif

Verantwoording door RWT’s jaarverslag 2004

De SUWI-RWT’s leggen publieke verantwoording af. Zij doen dit in de vorm van een jaarverslag. Deze jaarverslagen zijn terug te vinden op de website van de desbetreffende organisatie. Ook staan de jaarverslagen of links naar de jaarverslagen op sectorgebonden websites. De SVB publiceert een burgerjaarverslag dat qua leesbaarheid meer toegankelijk is.

Overzicht 7.2 laat zien over welke onderwerpen de SUWI-RWT’s zich publiek verantwoorden.

kst-30850-13-17.gif

CWI en SVB zijn lid van de Handvestgroep Publiek Verantwoorden. Leden van de Handvestgroep willen zich publiek verantwoorden over hun handelen en over de kwaliteit van de dienstverlening. Eerst bepalen ze in een zelfevaluatie hun positie op vier thema’s: kwaliteit, prijs in verhouding tot prestatie, responsief handelen en participatie en transparantie. Daarna bezoekt een onafhankelijk visitatiecollege de organisatie. Het visitatiecollege rapporteert over de zelfevaluatie en over de reactie van stakeholders hierop. Daarnaast adviseert het visitatiecollege over de gewenste verbeterpunten. Het rapport van het visitatiecollege is openbaar.

7.3 Conclusies

De verantwoording in het jaarverslag 2004 van het Ministerie van SZW over het toezicht op de SUWI-RWT’s voldoet aan de wettelijke eisen. Het departementale jaarverslag 2004 biedt geen totaaloverzicht van alle inkomende en uitgaande geldstromen per RWT. Het departementale jaarverslag 2005 geeft wel een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de grootste RWT’s. De minister heeft niet aangegeven wanneer geconstateerde afwijkingen in het functioneren van de RWT’s leiden tot rapportage in het jaarverslag.

De jaarverslagen 2004 en 2005 verschaffen geen inzicht in het gebruik van de bevoegdheden van de minister met betrekking tot de SUWI-RWT’s en in de vermogenspositie van de RWT’s. De SUWI-RWT’s leggen publieke verantwoording af in hun jaarverslag.

8 STICHTING KUNSTENAARS & CO

kst-30850-13-18.gif

8.1 Inleiding

Dit hoofdstuk behandelt het toezicht en de verantwoording bij de Stichting Kunstenaars & CO. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, voert deze stichting, in opdracht van gemeenten, toetsen uit om vast te stellen of kunstenaars beroepsmatig werken. Kunstenaars die beroepsmatig werken, komen in aanmerking voor een uitkering als zij met het uitoefenen van hun beroep niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De minister van SZW verstrekte in 2004 ongeveer € 2 miljoen aan de Stichting Kunstenaars & CO voor het uitvoeren van de beroepsmatigheidstoetsen. Daarnaast ontving de stichting ongeveer € 4 miljoen van het Ministerie van OCW om kunstenaars te ondersteunen bij het ontwikkelen van een rendabele beroepspraktijk.

8.2 Bevindingen

De minister van SZW houdt alleen toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van de wettelijke taak door de Stichting Kunstenaars & CO. Naar zijn mening voldoet het toezicht hiermee aan de eisen uit de wet. Het toezicht op de rechtmatigheid voldoet aan de normen van de Algemene Rekenkamer: de Stichting Kunstenaars & CO dient de uitvoeringskosten over een bepaald kalenderjaar in een kostenopgave, voorzien van een accountantsverklaring, bij het Ministerie van SZW te declareren. Naast de getrouwheid van de kostenopgave van de instelling geeft de verklaring uitsluitsel over de juistheid en de rechtmatigheid van de in de kostenopgave opgenomen informatie. De minister heeft de Stichting Kunstenaars & CO aanwijzingen gegeven door middel van een controle- en rapportageprotocol. De minister beoordeelt deze accountantsverklaring en verzorgt de afrekening. Daarmee heeft de minister inzicht in de rechtmatige besteding van de middelen van de SZW-begroting door de Stichting Kunstenaars & CO. Tot nog toe heeft de minister echter geen review uit laten voeren bij de accountant van de Stichting Kunstenaars & CO. De redenen hiervoor zijn dat het financieel belang gering is en dat risico op onregelmatigheden laag wordt ingeschat.

De minister houdt geen toezicht op de bedrijfsvoering (waaronder de integriteit en de bestuurskosten) van de Stichting Kunstenaars & CO. Hij heeft geen risicoanalyse uitgevoerd om na te gaan welke onderdelen van de bedrijfsvoering van belang zijn voor de continuïteit van de te leveren prestaties en de kwaliteit van de dienstverlening. Wij constateren verder dat onduidelijk is wie verantwoordelijk is voor de bestuurskosten van de Stichting Kunstenaars & CO: de minister van SZW of de minister van OCW. De bestuurskosten bedroegen in 2004 ongeveer€ 17 000.

De minister van SZW houdt geen toezicht op de prestaties van de Stichting Kunstenaars & CO, met uitzondering van het aantal verrichte beroepsmatigheidstoetsen dat deel uitmaakt van de controle op de rechtmatigheid. De Stichting Kunstenaars & CO heeft zelf waarborgen voor de kwaliteit van de toetsen gecreëerd. Zij heeft namelijk de onafhankelijke stichting Toezicht Beroepstoets WIK (STB) opgericht die toezicht houdt op de kwaliteit en de objectiviteit van de beroepsmatigheidtoetsen. De STB bestudeert maandelijks een aantal dossiers en rapporteert de bevindingen aan het bestuur van de Stichting Kunstenaars & CO, die hierover bericht in het jaarverslag. De Stichting Kunstenaars & CO biedt dit jaarverslag ongevraagd aan de minister aan. De minister beoordeelt deze informatie echter niet.

Terwijl de minister nauwelijks informatie vraagt over de prestaties en de bedrijfsvoering, is de stichting Kunstenaars & CO zelf actief bezig om zich (publiek) te verantwoorden. In het jaarverslag legt de stichting verantwoording af over de rechtmatigheid, prestaties, bedrijfsvoering (waaronder bestuurskosten), kwaliteitszorg en de omgang met belanghebbenden. De Stichting Kunstenaars & CO publiceert naast het jaarverslag een jaarrekening.

De minister van SZW heeft in het departementale jaarverslag 2004 geen gegevens opgenomen over de realisatie van ramingen voor de Stichting Kunstenaars & CO uit de begroting, zoals bepaald is in de RBV 2005. De minister verschaft ook geen informatie over de ministeriële bevoegdheden bij de Stichting Kunstenaars & CO en het gebruik dat hij daarvan gemaakt heeft, zoals wij graag zouden zien (en zoals was bepaald in de RBV 2004). Evenmin verschaft de minister gegevens opgenomen over de vermogenspositie van de Stichting Kunstenaars & CO.

8.3 Conclusies

De minister van SZW heeft geen toezichtsbeleid voor de Stichting Kunstenaars & CO. Hij houdt alleen toezicht op de rechtmatige uitvoering van de wettelijke taak van deze stichting. Hij voert echter geen review uit bij de accountant van de stichting.

Wij concluderen dat de checks-and-balances (voor de uitvoering van de wettelijke taak) en de (publieke) verantwoording van de Stichting Kunstenaars & CO in de praktijk goed geregeld zijn. Het toezicht op de prestaties (in het kader van de wettelijke taak) en de bedrijfsvoering is echter nog niet sluitend, omdat de minister de informatie die hij hierover krijgt niet beoordeelt. Het is onduidelijk of de minister van SZW verantwoordelijk is voor het toezicht op de bestuurskosten van de Stichting Kunstenaars & CO. De verantwoording in het jaarverslag 2004 van het Ministerie van SZW over het toezicht op de Stichting Kunstenaars & CO voldoet niet volledig aan de eisen die de RBV 2005 stelt.

9 TERUGBLIK

kst-30850-13-19.gif

9.1 Inleiding

Bij dit afsluitende onderzoek hebben wij teruggeblikt op de vraag in hoeverre de minister van SZW opvolging heeft gegeven aan toezeggingen en aanbevelingen naar aanleiding van onze onderzoeken sinds 1998. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in dit hoofdstuk. Wij hebben bij de selectie van onderzoeken gekeken naar de relevantie van de aanbevelingen en toezeggingen. Relevant betekent hier betrekking hebbend op toezichts- en verantwoordingsrelaties van de RWT’s met de ministeries. Daarnaast moet het gaan om zaken die structureel, per geval omvangrijk, of principieel zijn. Verder moeten de aanbevelingen en toezeggingen voldoende actueel zijn. Op grond van deze criteria hebben we besloten de volgende onderzoeken in onze terugblik te betrekken:

• RWT3 voor zover het gaat om de aanbevelingen en toezeggingen over de Stichting Kunstenaars & CO;

• RWT4.

9.2 Stand van zaken

In onderstaand overzicht is weergegeven in hoeverre de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit de RWT3- en RWT4-rapportages eind 2005 waren opgevolgd.

Overzicht 9.1 openstaande acties met betrekking tot verantwoording en toezicht op RWT’s bij het Ministerie van SZW

RapportAanbevelingToezegging ministerSituatie eind 2005Opgevolgd
RWT3De verantwoording van de Stich- ting Kunstenaars & CO moet zekerheid geven over rechtmatigheid, prestaties en relevante aspecten van de bedrijfsvoeringVanaf 2003 financiering op basis van aantal verrichte beroepsmatigheidstoetsen. De verklaring van de accountant zal zich richten op de daadwerkelijke kosten en er zal een review plaatsvinden. De financiering is aangepast vanaf 2005. Het jaarverslag van de stichting voldoet aan de genoemde eisen, maar geen zekerheid over de bedrijfsvoering. Er vindt geen review plaats. +/-
RWT4Volgen van het groeiproces in de sturing en verantwoording van UWV en CWIOntwikkelen van stabiele set prestatie-indicatoren is een groeiproces dat nog volop gaande is.Eindrapportage project prestatie-indicatoren 2006 gereed. Er is een Draaiboek planning- en controlcyclus SUWI 2005 opge- steld.+
RWT4Opnemen mededeling over de bedrijfsvoering in jaarverslagen 2003SVB en CWI werken hieraan en komen in jaarverslag 2003 met een eerste bedrijfsvoeringsmede- deling. Alle SUWI-RWT’s, met uitzondering van RWI1, namen in hun jaarverslag 2004 een mededeling over de bedrijfsvoering op. +
RWT4Overeenstemming tussen minister, SVB en UWV over het budgetteringsmodelIn juli 2004 is een toetsingskader voor het beoordelen van de begrotingen van de SUWI-orga- nisaties gereed.Het kostenmodel is gereed. SVB heeft het in de begroting 2005 toegepast, UWV in 2006. +
RWT4Opstellen van een procedure om te waarborgen dat alle toezichtsbevindingen betrokken worden in de sturing van SVB Minister zal aandacht besteden aan de mogelijkheid van een dergelijke procedure voor alle SUWI-organisaties.Minister informeert Tweede Kamer hoe toezichtsbevindingen worden gebruikt in de sturing. Afspraken met SUWI-organisa- ties naar aanleiding van toe- zichtsinformatie worden vastgelegd in een afsprakenmanage- mentsysteem. +
RWT4Verbeteren aansluiting tussen externe en interne rapportages SVBVanaf 2004 zullen prestatie-indi- catoren centraal onderdeel van de verantwoording vormen. +
RWT4Versterken sturende werking van prestatie-indicatoren en betrek- ken meer kwalitatieve elementen bij de sturingSVB onderschrijft de aanbeveling. Er zijn aangepaste prestatie-indicatoren voor het verslagjaar 2006. SVB heeft daarnaast nog interne prestatie-indicatoren die meer gericht zijn op kwaliteit. +

1 RWI legt wel verantwoording af over de bedrijfsvoering (zie paragraaf 5.2).

9.3 Conclusies

De aanbeveling uit RWT3 over de verantwoording van de Stichting Kunstenaars & CO en de toezeggingen van de minister van SZW, zijn niet volledig opgevolgd. De verantwoording van de Stichting Kunstenaars & CO over 2004 geeft geen zekerheid over relevante aspecten van de bedrijfsvoering. De minister is zijn toezegging om een review uit te voeren op de werkzaamheden van de accountant van de stichting nog niet nagekomen. Alle aanbevelingen en toezeggingen uit RWT4 waren eind 2005 opgevolgd.

10 VERDIEPEND ONDERZOEK BIJ UWV

10.1 Inleiding

Wij hebben verdiepend onderzoek gedaan bij het UWV. Hierbij is nader ingegaan op de volgende thema’s:

• toezicht;

• rechtmatigheid;

• bestuurskosten.

10.2 Toezicht

De minister van SZW presenteerde in maart 2004 een verbeterprogramma voor de sturing van en het toezicht op de SUWI-RWT’s aan de Tweede Kamer (minister van SZW, 2004). Daarin staat het plan om het interne toezicht van de RWT’s te versterken door de taken van de raad van advies uit te breiden. Wij hebben onderzocht hoe UWV hieraan invulling heeft gegeven. Aangezien de minister ook bij CWI en SVB de rol van de Raad van Advies wilde veranderen, is tevens gekeken hoe deze organisaties dit hebben gedaan. Daarnaast zijn we nagegaan hoe de RWT’s denken over het vormen van een raad van toezicht.

Rol raad van advies

In 2004 heeft de minister van SZW de Tweede Kamer laten weten dat het interne toezicht van SUWI-ZBO’s versterkt zou moeten worden. Hiertoe zouden de raad van advies van UWV, SVB en CWI naast een adviesfunctie een signaleringsfunctie richting de Raad van Bestuur moeten ontwikkelen. De adviserende rol heeft betrekking op de wettelijke adviesfunctie, die aan vaste «momenten» is gekoppeld. In de signaleringsfunctie treedt de raad van advies volgens de minister meer op als een soort waakhond die op elk moment, wanneer daartoe aanleiding is, kan blaffen om daarmee de raad van bestuur tot actie te bewegen.

De minister heeft UWV, CWI en SVB in de meibrieven 2005 gevraagd de operationalisering van de versterking van het interne toezicht nader uit te werken in de jaarplannen 2005. De RWT’s wijzen er in hun jaarverslagen 2004 en jaarplannen 2005 op, dat de raad van advies te weinig bevoegdheden heeft om toezichtstaken uit te voeren. Om de raad van advies een toezichtsfunctie te geven is een wetswijziging nodig. Uitbreiden van de signalering- en adviesfunctie behoort volgens de RWT’s wel tot de mogelijkheden. De Raden van Bestuur van UWV, CWI en SVB geven aan nu over meer onderwerpen informatie te verstrekken aan de Raden van Advies.

In juni 2005 heeft de minister in de Regeling SUWI vastgelegd dat de Raad van Bestuur in zijn extern jaarverslag op hoofdlijnen verslag moet doen van de door de raad van advies gegeven adviezen en afgegeven signalen. In de jaarverslagen over 2004 geven UWV, CWI en SVB aan waarover de Raad van Advies het afgelopen jaar vergaderd heeft. De RWT’s geven echter geen inzicht in de aard van adviezen. Alleen de SVB geeft voor de wettelijke vastgelegde documenten inzicht in de aard van de adviezen.

Wij hebben hierdoor niet kunnen vaststellen of de rol van de raden van advies is versterkt als gevolg van de brief van de minister. Ook uit de notulen van de vergaderingen blijkt veelal niet welke adviezen of signalen de raden van advies gegeven hebben. Volgens de SVB geeft de Raad van Advies de signalen en adviezen vooral af in informele contacten met de Raad van Bestuur. Uit de notulen blijkt wel dat de raden van advies ook vóór de brief van de minister al onderwerpen behandelden die verder gingen dan hun wettelijke adviesfunctie.

De minister is over het algemeen tevreden met de maatregelen die zijn genomen om de rol van de raden van advies te versterken. De evaluatie SUWI besteedt aandacht aan de bijdrage en meerwaarde van de raden van advies.

Standpunten RWT’s over het vormen van een raad van toezicht

CWI en SVB zijn lid van de Handvestgroep Publiek Verantwoorden en maken gebruik van de Code goed bestuur uitvoeringsorganisaties. De Code goed bestuur gaat uit van een raad van toezicht en niet van de combinatie van een externe toezichtshouder als IWI en een raad van advies. Om het opeenstapelen van toezicht te vermijden pleiten CWI en SVB op dit moment niet actief voor een raad van toezicht. CWI is tevreden met de huidige situatie. SVB zou het toezichtsmodel in de toekomst wel willen inrichten volgens de code, als dit zou betekenen dat het toezicht door IWI zou verminderen. UWV is geen lid van de Handvestgroep Publiek Verantwoorden, maar onderschrijft wel de standpunten van de Handvestgroep. UWV is voorstander van het vormen van een Raad van Toezicht in plaats van een Raad van Advies onder gelijktijdige aanpassing van de huidige toezicht- en controlestructuren.

10.3 Rechtmatigheid

UWV voldoet al meer jaren niet aan de rechtmatigheidseis voor de uitkeringsverstrekking. Wij zijn nagegaan wat de oorzaken hiervan zijn en welke maatregelen UWV en de minister van SZW hebben genomen om de rechtmatigheid te verbeteren.

De rechtmatigheidverklaring

Over het verslagjaar 2004 heeft de accountantsdienst van UWV een verklaring met beperking afgegeven bij de jaarrekening. De beperking heeft uitsluitend betrekking op het rechtmatigheidaspect. De jaarrekening bevat fouten in de lasten van € 454 miljoen.

De norm voor de rechtmatigheid is 99%. Met ingang van verslagjaar 2004 heeft de minister de wijze waarop de rechtmatigheid wordt gemeten, veranderd. Sindsdien worden de onzekerheden niet meer meegenomen in het rechtmatigheidspercentage, maar apart verantwoord. Op basis van deze nieuwe berekeningswijze bedraagt de rechtmatigheid bij UWV in 2004 98%. Voorheen vormden de onzekerheden een onderdeel van de rechtmatigheidsscore. De rechtmatigheid is, gemeten volgens de oude voorschriften, sinds 2002 gedaald van 98,3% naar 97,4% in 2004.1

Oorzaken van rechtmatigheidsproblemen

De minister van SZW en UWV geven de volgende oorzaken van de rechtmatigheidsproblemen:

• complexe regelgeving in relatie tot een groot aantal dossiercontrole-aspecten. Bij de WW is bovendien de beoordelingscyclus frequent en de beoordelingstijd voor de claimafhandeling kort;

• de invoering van nieuwe wet- en regelgeving en de daarmee gepaard gaande organisatorische veranderingen;

• nog niet bij alle wetten is sprake van uniforme werkprocessen. Hierbij speelt mee dat de ICT-systemen van de voormalige uitvoeringsinstellingen die samengingen in het UWV nog niet zijn samengevoegd.

UWV geeft verder aan dat, met name bij de WW, de conjunctuur een rol kan spelen. Als er veel aanvragen zijn, heeft UWV weinig tijd om deze zowel tijdig als goed te verwerken.

Ondernomen verbeteracties

De minister heeft UWV via de planning- en controlcyclus en bestuurlijk overleg aangespoord om maatregelen te nemen om de rechtmatigheid te verbeteren. Hij gaat ervan uit dat deze maatregelen in 2005 tot verbetering zullen leiden (minister van SZW, 2005b). Hij verwacht echter dat de rechtmatigheid ook in 2005 over de gehele linie onder de 99% uit zal komen. Ook UWV heeft aangegeven dat ze niet kan garanderen dat ze de norm haalt vanwege het omvangrijke werkprogramma en de grote personele krimp.

De minister verwacht dat, als gevolg van de prioriteitsstelling in 2005, de rechtmatigheid pas in 2006 een duidelijke opwaartse lijn zal vertonen (minister van SZW, 2005a).1 Hij heeft UWV gevraagd concrete plannen te formuleren in haar jaarplan 2006, op basis waarvan verbetering kan worden bereikt.

Daarnaast heeft de minister geprobeerd de rechtmatigheid te verbeteren met behulp van dereguleringstrajecten, bijvoorbeeld in de uitvoering van de WW. De vereenvoudiging van de uitvoering in het kader van de deregulering is volgens UWV echter beperkt geweest en inmiddels ook weer ingehaald door wets- en beleidswijzigingen, die weer tot meer complexiteit hebben geleid. Gelet op de toenemende complexiteit van de wetgeving bestaat volgens UWV – bij ongewijzigd beleid – het risico dat de rechtmatigheid verslechtert.

Ook de al genoemde wijziging van de wijze waarop de rechtmatigheid wordt bepaald (door onzekerheden niet meer mee te tellen), heeft de minister ingevoerd met als doel het rechtmatigheidspercentage te verbeteren.

UWV heeft in 2004 een voorstel gedaan aan de minister om de verantwoording op een andere manier te benaderen (UWV, 2004). Volgens UWV kent de verantwoording een te eenzijdige benadering vanuit het begrip rechtmatigheid. De integrale verantwoording over de kwaliteit van de uitvoering zou volgens UWV gericht moeten zijn op de aspecten rechtmatigheid, effectiviteit, kwaliteit en doelmatigheid. Het Ministerie van SZW kon niet aangeven wat er met het rapport is gebeurd. UWV heeft een nieuw voorstel opgesteld om de rechtmatigheid op een andere wijze te meten. Het ligt qua principeaanpak in de lijn van het voorstel dat UWV eerder heeft gedaan. UWV start binnenkort een pilot om de voorgestelde methodiek uit te proberen.

UWV beschrijft in een bijlage bij het jaarverslag maatregelen die per wet zijn ingezet om de rechtmatigheid te verbeteren, zoals uniformering van werkprocessen, aanscherping van instructies en aanpassingen in de verantwoordelijkheidsverdeling.

10.4 Bestuurskosten

Onderzocht is welke richtlijnen de minister heeft voor de bestuurskosten en in hoeverre deze in de praktijk worden nageleefd door UWV. Daarnaast is bekeken of de minister inzicht heeft in de rechtmatigheid van de bestuurskosten. Verder is gekeken naar de omvang van en de verantwoording over de bestuurskosten bij UWV.

Richtlijnen bestuurskosten

De minister stelt de bezoldigingen van de bestuursleden van UWV vast, evenals de normen waaraan vergoedingen dienen te voldoen. Dit wordt vastgelegd in rechtspositieregelingen. Ook de maximale ontslagvergoedingen zijn hierin opgenomen. De hoogte daarvan is gebaseerd op besluiten voor de sector Rijk. De benoemingen worden vastgelegd in benoemingsbesluiten. Daarin is ook de maximale benoemingstermijn van de bestuurders opgenomen.

De minister publiceert de benoemingsbesluiten en de rechtspositieregelingen in de Staatscourant. UWV heeft een kostenvergoedingsregeling Raad van Bestuur en een integriteitsregeling Raad van Bestuur. De minister heeft hiermee ingestemd. Declaraties van de Raad van Bestuur worden door de voorzitter van de Raad van Bestuur en de directeur Financieel-Economische Zaken van UWV goedgekeurd. Het gaat hier om declaraties die in het belang zijn van UWV en waarbij de uitgaven voortvloeien uit de functie. Leden van de Raad van Bestuur beschikken over een creditcard die ze kunnen gebruiken voor deze uitgaven. De interne accountantsdienst controleert een of meer keren per jaar de creditcardafschriften. Overige vergoedingen en tegemoetkomingen geschieden volgens algemene rijksambtenarenregelingen.

Volgens de rechtspositieregelingen bedraagt de bezoldiging exclusief emolumenten van de voorzitter van de Raad van Bestuur op 1 januari 2002 € 161 092 (Staatssecretaris van SZW, 2001a) en van de leden van de Raad van Bestuur € 129 327 (Staatssecretaris van SZW, 2001b) per jaar. Deze salarissen worden jaarlijks verhoogd conform de cao van UWV. Uit opgaven van UWV blijkt dat de bezoldiging van de bestuursleden plaatsvindt conform de rechtspositieregelingen.1 Wel zijn de salarissen van de leden van de Raad van Bestuur in 2002 met 1% verhoogd in verband met oude rechten. Voor twee van de drie leden is deze verhoging nog niet formeel bevestigd door de minister.

De SUWI-wet schrijft niet voor dat de rechtspositie wordt neergelegd in een ministeriële regeling. Op grond van de SUWI-wet is de minister tevens bevoegd anderszins een besluit te nemen inzake de rechtspositie van de bestuursleden van de ZBO’s. Uitgangspunt is evenwel dat de rechtspositie van de bestuursleden van de ZBO’s uitputtend wordt neergelegd in een ministeriële regeling.

Inzicht minister in rechtmatigheid bestuurskosten

De bestuurskosten maken deel uit van de jaarrekening van UWV en kunnen hierdoor deel uitmaken van de jaarlijkse controle van de jaarrekening door de accountantsdienst van UWV. In de Regeling SUWI is bij het onderdeel accountantscontrole niets specifieks opgenomen over bestuurskosten. Volgens UWV houdt de interne accountantsdienst (IAD) toezicht op de bestuurskosten. In het verslag van bevindingen van de IAD van UWV 2004 (Accountantsdienst UWV, 2005) wordt echter niet specifiek ingegaan op bestuurskosten.

IWI besteedt in principe geen aandacht aan bestuurskosten, omdat dit niet gerelateerd is aan het primaire proces. IWI zou dit alleen doen wanneer daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld naar aanleiding van de accountantsverklaring.

Verantwoording bestuurskosten

UWV legt verantwoording af over de bestuurskosten in het jaarverslag. Daarin staan het totaalbedrag van de kosten van de Raad van Bestuur en het totaalbedrag van de kosten van de Raad van Advies vermeld. In deze kosten zijn opgenomen de salarissen, bonussen, pensioenlasten, onkostenvergoedingen, ziektekostenbijdragen en de waarde van het gebruik van een dienstauto. De bestuurskosten voor de Raad van Bestuur bedroegen in 2004 € 879 000 en in 2005 € 936 000. De bestuurskosten voor de Raad van Advies bedroegen in 2004 € 43 000 en in 2005 € 49 000. De minister heeft achteraf ingestemd met deze kosten door de jaarrekening 2004 van UWV goed te keuren. Het bedrag voor de hoogste RWT-functionaris wordt niet vermeld in het jaarverslag 2004 of op de website van UWV. In het jaarverslag 2005, dat kort na de inwerkingtreding van de WOPT is verschenen, heeft UWV niet openbaar gemaakt welke salarissen van de leden van de Raad van Bestuur hoger zijn dan het belastbaar inkomen van een minister. UWV tekent hierbij aan dat UWV pas na het verschijnen van het jaarverslag 2005 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties schriftelijk op de hoogte is gebracht van de inwerkingtreding van de WOPT. In het jaarverslag 2006 zal UWV wel de salarissen vermelden die hoger zijn dan het belastbaar inkomen van een minister.

10.5 Conclusies

Toezicht

De aankondiging van de minister dat hij het intern toezicht wilde versterken door de Raden van Advies van UWV, SVB en CWI een signaleringsfunctie te geven, was ongelukkig geformuleerd. De Raden van Advies hebben namelijk geen toezichtsfunctie (gekregen), daarvoor hebben ze geen bevoegdheden. De inzet van de minister was dat UWV, SVB en CWI de adviesfunctie van de Raad van Advies zouden versterken. De Algemene Rekenkamer kan niet vaststellen in hoeverre dit gelukt is. De jaarverslagen van de RWT’s en de verslagen van de vergaderingen van de Raden van Advies bieden onvoldoende inzicht in de aard van de afgegeven adviezen en signalen.

Rechtmatigheid

De minister heeft inzicht in de rechtmatigheid bij UWV. Zowel de minister als UWV hebben acties ondernomen om de rechtmatigheid te verbeteren. De ondernomen acties zijn vooralsnog onvoldoende om deze reeds jaren bestaande problematiek op te lossen. Hierbij spelen complexe (nieuwe) regelgeving en organisatorische veranderingen een rol.

Bestuurskosten

De minister houdt toezicht op de bestuurskosten bij UWV. Hij heeft echter geen inzicht of de rechtspositieregeling op individueel niveau wordt nageleefd. Dit komt doordat UWV alleen verantwoording hoeft af te leggen over de totale bestuurskosten en doordat de naleving van de rechtspositieregeling niet hoeft te worden getoetst. De invoering van de WOPT is een verbetering, maar biedt de minister geen inzicht in de opbouw van het salaris (vaste beloning en emolumenten).

Ons onderzoek wijst uit dat de bezoldiging (exclusief emolumenten) van de Raad van Bestuur plaatsvindt conform de rechtspositieregeling. Voor twee van de bestuursleden moet de minister een eenmalige verhoging in verband met oude rechten nog formeel goedkeuren.

11 VERDIEPEND ONDERZOEK BIJ SVB

11.1 Inleiding

Wij hebben verdiepend onderzoek gedaan bij de SVB. Hierbij zijn we nader ingegaan op de volgende thema’s:

• bedrijfsvoering;

• prestaties;

• verantwoording.

11.2 Bedrijfsvoering

In deze paragraaf wordt ingegaan op de verantwoording over de bedrijfsvoering. Bekeken wordt over welke onderdelen van de bedrijfsvoering de minister geïnformeerd wil worden, of de SVB zich hieromtrent goed verantwoordt en welke interne beheersmaatregelen de SVB heeft getroffen om de bedrijfsvoering goed te laten verlopen.

Verantwoording over de bedrijfsvoering

De minister geeft aan de SVB aan over welke onderdelen van de bedrijfsvoering hij wil worden geïnformeerd. Overigens moeten ook de andere SUWI-RWT’s over deze onderdelen van de bedrijfsvoering verantwoording afleggen. Het gaat om:

• procesbeheersing;

• kwaliteit productie;

• rechtmatigheid;

• kwaliteit van de dienstverlening;

• doelmatigheid van de bedrijfsprocessen;

• informatievoorziening;

• sociaal beleid en HRM;

• uitbesteding;

• automatisering;

• raad van bestuur en raad van advies.

Verder heeft de minister afspraken gemaakt met de SVB over de verantwoording over huisvesting en SVB Tien.1

De SVB verantwoordt zich over alle genoemde onderdelen van de bedrijfsvoering. Dit gebeurt in de kwartaalverslagen, tenzij er in het betreffende kwartaal geen majeure ontwikkelingen of resultaten te melden zijn, én in het jaarverslag. De minister geeft op elk kwartaalverslag een reactie waarin hij ook in gaat op onderdelen van de bedrijfsvoering. Hier kunnen aandachtspunten uit voortvloeien. Deze punten worden vervolgens besproken in het bestuurlijk overleg dat vier keer per jaar plaatsvindt. Verder neemt de SVB een mededeling over de bedrijfsvoering op in het jaarverslag.

Interne beheersmaatregelen

In de afgelopen jaren heeft de SVB een nieuw besturingssysteem en een managementinformatiesysteem ontwikkeld en geïmplementeerd. Hierin wordt een aantal resultaatgebieden met daarbij succesbepalende factoren en bijpassende prestatie-indicatoren onderscheiden. De SVB presenteert in rapportages deze prestatie-indicatoren in de vorm van een dashboard waardoor in één oogopslag duidelijk is op welke indicatoren goed en welke indicatoren minder goed wordt gescoord. In de Benchmark Uitvoeringsorganisaties 2005 (RBB-III) is de SVB op het onderdeel dashboard aangewezen als best practice (Samenwerkingsverband Rijksbrede Benchmark, 2005). Hieronder is een voorbeeld weergegeven van een dashboard voor een vestiging bij de SVB.

Met het nieuwe managementinformatiesysteem kunnen de resultaten op de prestatie-indicatoren geraadpleegd worden. Zo is het voor alle medewerkers mogelijk resultaten te raadplegen, deze onderling te vergelijken en op zoek te gaan naar leereffecten. Door de link te leggen tussen missie, strategie, doelstellingen en onderliggende processen wil de SVB een optimale interne sturing realiseren.

Good practice: Concerndashboard SVB (Bron: SVB).

Concerndashboardconcernindicatoren/alleen verantwoordingsindicatoren
De getallen en smiles zijn gebaseerd op het totaal van onderstaande periodes. De pijlen zijn gebaseerd op de vergelijking met het totaal t/m de vorige periode.
        
PeriodePeriode type    
        
1e kwartaal 2005kwartaal     
2e kwartaal 2005kwartaal    
        
Waardetype       
1-realisatie       
        
Organisatieonderdeel       
SVB-concern       
        
1. Omgeving   3. Interne processen   
  –-  ––   
afhandeling klachten96,1akw kwaliteit86,2
callcenter afhandeling89,1akw tijdigheid internationaal intern17,7
callcenter tijdigheid69,4akw tijdigheid nationaal intern8,5
    anw kwaliteit88,0
    anw tijdigheid internationaal intern6,8
2. Eindresultaten   anw tijdigheid nationaal intern3,6
  –- aow kwaliteit91,5
akw tijdigheid internationaal90,2aow tijdigheid internationaal intern3,0
akw tijdigheid nationaal96,1aow tijdigheid nationaal intern2,1
anw tijdigheid internationaal89,3    
anw tijdigheid nationaal93,4    
    4. Sociaal beleid   
aow tijdigheid internationaal94,5    
aow tijdigheid nationaal98 ––  
budgetuitputting93,6leiderschap7,2 
productiviteit akw110,8medewerkerstevredenheid6,7 
productiviteit aow en anw111,7ontwikkeling van medewerkers6,5 
realisatie activiteitenplan hk98,8ziekteverzuim  

11.3 Prestaties

In deze paragraaf gaan we in op de volgende vragen:

• Vraagt de minister relevante prestatie-informatie aan de SVB?

• Kan de minister vaststellen of de door de SVB geleverde informatie betrouwbaar en valide is?

• Gebruikt de minister de prestatie-informatie voor (bij)sturing van het beleid, voor het toezicht en voor de verantwoording aan de Tweede Kamer?

Relevante prestatie-informatie

De minister geeft aan de SVB aan over welke prestaties hij wil worden geïnformeerd. De SVB dient zich op drie resultaatgebieden, die gebaseerd zijn op de SUWI-doelen, aan de hand van prestatie-indicatoren te verantwoorden. Zoals in hoofdstuk 6 al is aangegeven, zijn de prestatie-indicatoren aangepast nadat de Tweede Kamer, IWI en de Algemene Rekenkamer hierop hadden aangedrongen. Deze set prestatie-indicatoren gelden voor het verslagjaar 2006 (zie overzicht 11.1).

De SVB verantwoordt zich in de kwartaalverslagen en in het jaarverslag over de gevraagde prestatie-informatie.

Overzicht 11.1 prestatie-indicatoren SVB voor 2006

Prestatie-indicatoren SVB 2006 
Resultaatgebied 1: voorkomen van uitkeringsinstroom 
Niet van toepassing op SVB 
Resultaatgebied 2: juiste en tijdige uitkeringsverstrekking 
Tijdigheid AWO, Anw, AKW, TOG, TAS 1. Realisatie wettelijke termijnen over beschikkingen op aanvraag en mutaties met rechtsgevolg, inclusief verlengingen – nationaal. 2. Realisatie wettelijke termijnen over beschikkingen op aanvraag en mutaties met rechtsgevolg, inclusief verlengingen – internationaalnieuw voor TOG-TAS
3. Rechtmatigheid (Anw, AKW, AOW)  
Handhavingongewijzigd
4. Bekendheid met verplichtingen  
5. Afdoening (alleen strafrechtelijk) 
Kengetallen handhaving:  
– aantal fraudesignalen (alleen strafrechtelijk)  
– fraudebedrag 
– incassorato 
Resultaatgebied 3: bevorderen van re-integratie 
Nieuw van toepassing op SVB 
Resultaatgebied 4: klantgerichtheid 
6. Resultaten klanttevredenheidsonderzoek uitkeringsgerechtigden – elke 2 jaaraangepast
Resultaatgebied 5: efficiency 
7. Mate van efficiencynieuw

Bron: staatssecretaris van SZW (2005).

Kwaliteit van de informatie

De minister vindt het belangrijk dat de kwaliteit van de informatie is geborgd. De minister heeft de SVB gevraagd in de jaarplannen voor 2005 en 2006 aan te geven hoe zij de betrouwbaarheid en de volledigheid van de informatievoorziening waarborgt. SVB dient aan te geven welke onderdelen van de informatie nog onvoldoende betrouwbaar zijn en welke verbeteracties, inclusief de te bereiken mijlpalen, SVB onderneemt.

De SVB heeft de laatste jaren een aantal maatregelen getroffen om de kwaliteit van de informatie te waarborgen. Vanaf 2004 heeft SVB de vestigingen expliciet verantwoordelijk gemaakt voor de integriteit van de informatie die zij aan het hoofdkantoor verstrekken. Per vestiging zijn controllers aangesteld die verantwoordelijk zijn voor het afgeven van een verklaring over de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie, de zogenoemde betrouwbaarheidsverklaring. De interne accountantsdienst beoordeelt de kwaliteit van deze rapportages overigens niet. Tevens streeft de SVB naar het zoveel mogelijk automatiseren van systemen, zodat checks kunnen worden ingebouwd en de kans op fouten geminimaliseerd kan worden (SVB, 2005).

In het jaarverslag dient de SVB zich te verantwoorden over de kwaliteit van de informatievoorziening. In de praktijk blijkt onduidelijkheid te bestaan over de wijze waarop deze verantwoording plaats moet vinden. IWI stelt vast dat de SVB geen afzonderlijke rapportage heeft opgesteld over de kwaliteit van de informatievoorziening zoals de regeling SUWI vraagt (IWI, 2005b). De SVB heeft ervoor gekozen om de verantwoording over de niet-financiële informatievoorziening op een aantal plaatsen in haar jaarverantwoording op te nemen. De SVB is van mening dat ze hiermee aan de wettelijke eisen voldoet. IWI geeft aan dat zij hierdoor geen integraal inzicht krijgt in het proces (IWI, 2006). Uit de verantwoording zelf is namelijk niet af te leiden hoe de informatieproducten tot stand zijn gekomen en op welke wijze de kwaliteit van de gegevens is gewaarborgd.

Daarnaast meent de SVB dat er met betrekking tot een ander aspect van de verantwoording over de prestatie-informatie onduidelijkheid bestaat. De minister heeft namelijk niet duidelijk aangegeven onder welke omstandigheden de getrouwheid van de prestatie-indicatoren moet worden gecontroleerd (zie ook § 6.3.2).

IWI is van mening dat de kwaliteit van de informatievoorziening door de SVB nog voor verbetering vatbaar is (IWI, 2005b). De accountant van de SVB heeft vastgesteld dat de prestatie-indicatoren ordelijk en controleerbaar tot stand zijn gekomen, maar hij heeft geen oordeel gegeven over de betrouwbaarheid van de prestatie-indicatoren. Overigens geeft de minister in de Negende voortgangsrapportage implementatie SUWI (Ministerie van SZW, 2005b) aan dat de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie bij de SVB volgens de accountantsdienst van de SVB in 2004 voldoende was.

De accountant van de SVB concludeerde verder dat de kwaliteit van het proces rond enkele kleine gegevensverwerkende systemen nog onvoldoende gewaarborgd is. Ook de kwaliteitsborging van de totstandkoming van de betrouwbaarheidsverklaringen moet nog verbeterd worden.

Gebruik van de informatie door de minister

Aan de hand van de prestatie-informatie in de kwartaalverslagen en het jaarverslag kan de minister de SVB bijsturen. Wanneer de resultaten tegenvallen, kan de minister gedurende het jaar overleg plegen en eventueel acties ondernemen. Naast het versturen van het jaarverslag van de SVB en de reactie hierop naar de Tweede Kamer verantwoordt de minister zich hier ook zelf over in het eigen jaarverslag. Dit gebeurt met alle prestatie-indicatoren.

11.4 Verantwoording

Deze paragraaf gaat in op de publieke verantwoording van de SVB. Hoe breed verantwoordt de organisatie zich en geeft zij trends weer in plaats van momentopnames? De publieke verantwoording van de SVB wordt op hoofdlijnen gespiegeld aan die van UWV en CWI.

Brede publieke verantwoording

SVB

Om alle stakeholders in beeld te krijgen deed de SVB een onderzoek naar klanten en hun blik op de wereld. De SVB wil de kenmerken van groepen, zoals inkomen en levensfase, in kaart brengen en de informatiestroom hierop afstemmen. De SVB zet haar jaarverantwoording en de kwartaalverslagen op de website.

De afgelopen vijf jaar kreeg de SVB tweemaal een eervolle vermelding bij de Kordes Trofee. Reden voor deze eervolle vermeldingen is dat de SVB een overzichtelijk jaarverslag maakt met een goede koppeling tussen de doelstellingen, bijbehorende activiteiten en prestatie-indicatoren.

De SVB beschikt over een Cliëntenraad.1 Deze heeft in 2004 viermaal overleg gevoerd met de Raad van Bestuur. De SVB houdt sinds 2001 klanttevredenheidsonderzoeken. In het jaarverslag verantwoordt de SVB zich over de uitkomsten van deze onderzoeken en wat ze daarmee doet.

In mei 2003 sloot de SVB zich aan bij de Handvestgroep Publiek Verantwoorden. Als medeondertekenaar van de Handvestgroep Publiek Verantwoorden onderschrijft de SVB de Code goed bestuur en past de principes, voor zover de wetgever dit mogelijk maakt2, toe. Daar waar wordt afgeweken van de principes wordt de huidige praktijk beschreven en toegelicht in het jaarverslag.

De SVB maakt voor haar relaties een jaarbericht. Dit jaarbericht bevat een terugblik op het afgelopen jaar in combinatie met een vertaling van de resultaten naar het volgende jaar. Voor burgers maakte de SVB voor het eerst in 2004 een burgerjaarverslag. Met dit jaarverslag informeert de SVB de burgers op een eenvoudige en duidelijk leesbare manier. Het burgerjaarverslag staat op de website.

UWV

UWV zet het jaarverslag en de kwartaalverslagen op haar website.

UWV heeft voor haar klanten een hulpmiddel ontwikkeld voor het vinden van informatie op de website van UWV. Wij vinden het aanbieden van informatie op maat een good practice, omdat de klant snel relevante informatie kan vinden op de website van UWV.

Good practice informatie op maat UWV
UWV ontwikkelde in 2004 haar website zodanig dat de klant er informatie en advies op maat uit kan halen. Via een vraag- en antwoordapplicatie kan de klant met zijn vragen op de website terecht en krijgt hij direct antwoord. Eind 2004 bestond de database uit de ruim 500 meest gestelde vragen. Dit betekent ook dat klanten vragen kunnen stellen buiten kantoorwerktijden. Deze voorziening blijkt in een belangrijke behoefte te voor- zien. Het aantal vragen steeg van 7000 in april tot 54 000 in december 2004.

UWV laat zich regionaal en landelijk door 20 cliëntenraden (waarvan één Centrale Cliëntenraad) adviseren. De landelijke Cliëntenraad beschikt sinds april 2005 over een eigen website waarop bezoekers kunnen discussiëren en tips en suggesties kunnen aanleveren voor het verbeteren van de dienstverlening van UWV. In het jaarverslag verantwoordt de UWV zich over de uitkomsten van de verschillende gehouden klanttevredenheidsonderzoeken.

Klanten ontvangen informatie over de inhoud van de wet- en regelgeving en de manier waarop zij in aanmerking kunnen komen voor verschillende regelingen. Via een tijdschrift aan uitkeringsgerechtigden houdt UWV klanten op de hoogte van de belangrijkste ontwikkelingen in wet- en regelgeving, maar ook binnen UWV.

CWI

CWI zet het jaarverslag en de kwartaalverslagen op haar website.

In september 2004 sloot CWI zich aan bij de Handvestgroep Publiek Verantwoorden. In dit kader bood CWI in april 2005 een rapport aan de Tweede Kamer aan. Dit rapport bevat de bevindingen van de zelfevaluatie die CWI hield en de reactie daarop van een groot aantal externe stakeholders. Ook CWI onderschrijft, evenals de SVB, de Code goed bestuur en past de principes, voor zover de wetgever dit mogelijk maakt, toe.

CWI beschikt sinds 2003 over een Centrale Cliëntenraad die met de Raad van Bestuur overlegt en per district over wat kleinere cliëntenraden die met de districtmanager overleggen. Met de cliëntenraden worden het jaarplan, rapportages, veranderingen in de dienstverlening, klanttevredenheidsonderzoeken, klachtenrapportages en dergelijke besproken.

CWI voert jaarlijks klanttevredenheidsonderzoeken uit onder de verschillende klantgroepen en vermeldt de uitkomsten en de verbeterpunten in het jaarverslag. Voor de klantgroep werkzoekenden is CWI in 2004 begonnen met een Cliënt Survey. Het verschil met klanttevredenheidsonderzoek is dat het tevredenheidsonderzoek aan het einde van het proces de tevredenheid van de cliënt meet, terwijl een Cliënt Survey tijdens het proces meet wat het oordeel van de cliënt is over de CWI-dienstverlening. Door een Cliënt Survey kan CWI direct vaststellen welke verbeterpunten er in de dienstverlening nodig zijn. CWI verantwoordt zich hierover in het jaarverslag.

Het weergeven van trends

SVB, CWI en UWV geven in hun jaarverslag en kwartaalverslagen over 2004 trends weer. In de kwartaalverslagen laten deze drie RWT’s steeds, waar dat mogelijk is, hun resultaten zien ten opzichte van het vorige kwartaal. In de jaarverslagen 2004 geven de drie RWT’s de trends voor het hele jaar en in sommige gevallen ook ten opzichte van voorgaande jaren weer. Een aantal voorbeelden:

SVB

De SVB vermeldt in het jaarverslag 2004 gegevens over de jaren 2000 t/m 2004 met betrekking tot uitvoeringskosten, uitkeringslasten en kengetallen voor de prestaties. Voor de indicator «kosten per klant per jaar» voerde de SVB een trendanalyse uit. De Algemene Rekenkamer vindt dit een good practice, omdat de kosten per klant een goed beeld geven van de mate waarin een organisatie efficiënt werkt.

Good practice kosten per klant SVB

De SVB geeft in het jaarverslag 2004 aan dat, om een oordeel te kunnen vormen over de doelmatigheid van de uitvoering, het best kan worden gekeken naar de (ontwikkeling van de) kosten per klant. De SVB geeft de kosten per klant per wet over 2004 weer vergeleken met de begroting en met de realisatie in 2003.

1= € 1Begroting 2004Realisatie 2004Realisatie ten opzichte van be-groting 2004Realisatie 2003
AOW424095%39
Anw24822490%228
AKW423992%38
Regeling Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen (TOG)12811892%137
Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS)6 7182 24433%4 189

Tevens verschaft de SVB inzicht in de lange termijn ontwikkeling van de kosten per klant.

Ontwikkeling kosten per klant

1 = € 1200420032002200120001999
AOW403941444344
Anw224228198168149149
AKW393839414042
TOG11813715116317084
TAS2.244 1865 7843 7553 942 

De SVB deed voor de handhavingindicator fraudealertheid een nulmeting. Voor de andere indicatoren heeft de SVB geen nulmeting. De SVB gebruikt streefwaarden om de realisatie van doelstellingen in beeld te krijgen. In de afgelopen jaren scherpte de SVB een aantal keer de streefwaarden aan, omdat zij ze vaak ruimschoots realiseerde.

UWV

In het jaarverslag 2004 vermeldt UWV volumecijfers voor WAO, Ziektewet, WW et cetera. UWV vermeldt deze gegevens over de jaren 2000 t/m 2004.

CWI

In het jaarverslag 2004 geeft CWI arbeidsmarktontwikkelingen per kwartaal over drie jaar weer. Klachten van klanten vermeldt CWI voor 2003 en 2004. Verder maakt CWI gebruik van een balanced scorecard (zie kader). Wij vinden dat dit een good practice is, omdat het de stakeholders inzicht geeft in de mate waarin CWI de beoogde prestaties realiseert.

Good practice Balanced Scorecard CWI
De Balanced Scorecard is een besturingsmodel voor het integraal sturen en beheersen van processen en prestaties in een organisatie. Het heeft als doel de bedrijfsvoering en prestaties van de organisatie te verbeteren. Om de scorecard vorm te geven moet duidelijk zijn wat de omgeving precies wil. Aan de hand van de scores op de scorecard kan een organisatie vervolgens weergeven welke resultaten op de aspecten zijn geboekt. CWI verantwoordt zich in haar scorecard over haar vijf hoofddoelstellingen die gebaseerd zijn op de SUWI-doelen en over haar managementdoelstelling die intern gericht is. CWI geeft de resultaten op de balanced scorecard in het jaarverlsag 2004 per thema en subthema per kwartaal weer en vergelijkt ze met 2003. Zo krijgt de lezer niet alleen inzicht in de resultaten op de prestatie-indicatoren, maar ook in de resultaten op bijvoorbeeld de waarderingscijfers van de ketenpartners.

11.5 Conclusies

Bedrijfsvoering

De minister van SZW heeft bepaald wat de relevante aspecten van de bedrijfsvoering zijn waarover de SVB zich moet verantwoorden. De SVB verantwoordt zich over al deze aspecten. De SVB probeert de bedrijfsvoering te verbeteren door de implementatie van een nieuw besturingssysteem en managementinformatiesysteem.

Prestaties

De minister vraagt relevante prestatie-informatie aan de SVB. De SVB heeft de afgelopen jaren maatregelen getroffen om de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie te waarborgen. De minister kan echter nog niet met zekerheid vaststellen of de prestatie-informatie die de SVB levert voldoende betrouwbaar is. Dit komt doordat de Regeling SUWI onvoldoende duidelijk is over de wijze waarop de SVB in het jaarverslag moet rapporteren over de kwaliteit van de informatievoorziening en over de wijze waarop de accountantsdienst van de SVB de getrouwheid van de prestatie-indicatoren moet onderzoeken. De minister gebruikt de prestatie-informatie van de SVB voor bijsturing van het beleid en om de Tweede Kamer te informeren.

Publieke verantwoording

SVB, CWI en UWV verantwoorden zich alledrie over een breed scala aan onderwerpen en aan een breed publiek. Zij proberen hun stakeholders op verschillende manieren te bereiken. Zij geven in hun kwartaalverslagen en jaarverslagen resultaten aan de hand van trends weer. Ten slotte hebben alle drie de RWT’s een website met actuele informatie.

12 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

SUWI-RWT’s

De minister van SZW heeft het toezicht op de SUWI-RWT’s in opzet goed geregeld, op één punt na: de betrouwbaarheid van de prestatie-informatie die de SUWI-RWT’s moeten leveren is nog onvoldoende gewaarborgd.

Sinds de publicatie van het eerste RWT-rapport in 2000 heeft de minister de nodige vooruitgang geboekt. In 2000 was het toezicht vooral gericht op de rechtmatigheid. Sindsdien heeft de minister een analyse gemaakt van de relevante onderdelen van de bedrijfsvoering van de SUWI-RWT’s en heeft hij, behalve inzicht in de rechtmatigheid, ook inzicht in de bedrijfsvoering van de SUWI-RWT’s. Een verbetering ten opzichte van RWT4 is dat de mededeling over de bedrijfsvoering inmiddels gemeengoed is.

Een andere recente positieve ontwikkeling is dat IWI van plan is het toezicht meer aan te laten sluiten bij de wijze waarop de «checks and balances» en de verantwoording bij de RWT geregeld zijn: naarmate deze beter zijn, zal IWI minder intensief toezicht houden.

Ook wat het toezicht op de prestaties betreft, is de minister op de goede weg. De prestatie-indicatoren voldoen vanaf het verslagjaar 2006 aan de normen. Het belangrijkste aandachtspunt is het waarborgen van de betrouwbaarheid van de prestatie-informatie die de RWT’s leveren. Een factor die hierbij een rol speelt, is dat de regelgeving onvoldoende duidelijk is over de wijze waarop de SUWI-RWT’s de betrouwbaarheid van de informatie moeten vaststellen en hoe ze daarover moeten rapporteren. Wij zijn positief over het voornemen van de staatssecretaris om in overleg met de SUWI-organisaties nader uit te werken hoe zij zich moeten verantwoorden over de kwaliteit van de informatievoorziening.

Wij hebben in de verdiepende onderzoeken bij UWV en SVB vastgesteld dat de minister in de praktijk conform wet- en regelgeving toezicht houdt op de bedrijfsvoering en de prestaties (bij SVB) en op de rechtmatigheid (bij UWV). Daarbij is gebleken dat het voor de minister lastig is om UWV zodanig aan te sturen dat de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking – die al meer jaren niet aan de norm voldoet – verbetert.

Verder concluderen wij dat de minister inzicht heeft in de opzet van het integriteitsbeleid van de SUWI-RWT’s. Hierbij moet wel aangetekend worden dat dit vooral komt doordat de RWT’s op eigen initiatief de minister informeren. De minister heeft zelf geen afspraken gemaakt met de RWT’s over de informatie die ze moeten aanleveren over integriteit.

De minister houdt toezicht op de bestuurskosten bij de SUWI-RWT’s. Hij stelt de bezoldiging vast, heeft met de RWT’s afgesproken hoe zij zich moeten verantwoorden over de bestuurskosten en hij kan ingrijpen als de bestuurskosten buitensporig hoog worden. Opmerkelijk is dat de SUWI-RWT’s zich alleen hoeven te verantwoorden over de bestuurskosten voor de raad van bestuur als geheel. Daardoor kan de minister niet vaststellen of de rechtspositieregeling op individueel niveau wordt nageleefd. Wij hebben in een verdiepend onderzoek bij UWV vastgesteld dat de minister in de praktijk toezicht houdt op de bestuurskosten zoals beoogd. Wel constateerden wij dat de minister een kleine salarisverhoging in verband met oude rechten voor twee van de bestuursleden van UWV nog niet formeel heeft goedgekeurd.

De minister verantwoordde zich in 2004 volgens de wettelijke vereisten over het toezicht op de SUWI-RWT’s. Hij verschaft in het departementaal jaarverslag geen inzicht in het gebruik van zijn bevoegdheden met betrekking tot de SUWI-RWT’s en in de vermogenspositie van de RWT’s, zoals wij graag zouden zien (en zoals was bepaald in de RBV 2004).

Alle SUWI-RWT’s leggen publieke verantwoording af. Voor de drie grootste SUWI-RWT’s hebben wij vastgesteld dat zij dat op uitgebreide wijze doen: zowel UWV, SVB als CWI hebben een good practice op het gebied van publieke verantwoording.

Tot slot vinden wij dat onduidelijk is in hoeverre de Raad van Advies van UWV, SVB en CWI sinds maart 2004 daadwerkelijk meer is gaan bijdragen aan het beter laten werken van de checks-and-balances binnen de RWT’s, zoals de minister beoogt.

Op basis van ons onderzoek bevelen we de minister van SZW aan om:

1. bij het uitwerken van de wijze waarop de SUWI-RWT’s zich moeten verantwoorden over de kwaliteit van de informatievoorziening, duidelijk af te spreken in welke gevallen de accountant van de RWT de getrouwheid van de prestatie-informatie moet toetsen. Ook is het van belang om af te spreken aan welke eisen de informatie moet voldoen (kwaliteit, betrouwbaarheid en dergelijke) en deze eisen goed te operationaliseren.

2. in overleg met UWV te zoeken naar mogelijkheden om de rechtmatigheid van de uitvoering van de werknemersverzekeringen structureel te verbeteren.

Daarnaast geven we de minister in overweging om:

• op individueel niveau inzicht te krijgen in de bestuurskosten van de bestuursleden van de SUWI-RWT’s zodat hij kan nagaan of de rechtspositieregeling wordt nageleefd. Een punt van aandacht is verder om de salarisverhoging van leden van de Raad van Bestuur van UWV in verband met oude rechten formeel vast te leggen.

• een risicoanalyse uit te voeren om te bepalen of en zo ja, welke informatie hij wil ontvangen van de SUWI-RWT’s over integriteit.

• De checks-and-balances binnen de SUWI-RWT’s, het interne en het externe toezicht in samenhang vorm te geven indien de SUWI-evaluatie daartoe aanleiding geeft.

Stichting Kunstenaars & CO

De minister van SZW heeft geen toezichtbeleid voor de Stichting Kunstenaars & CO. Hij houdt alleen toezicht op de rechtmatige uitvoering van de wettelijke taak van de Stichting Kunstenaars & CO, overigens zonder dat hij tot nog toe een review heeft uitgevoerd bij de accountant van de stichting.

Wij concluderen dat het toezicht op de kwaliteit van de uitvoering van de wettelijke taak en de bedrijfsvoering van de Stichting Kunstenaars & CO nog niet sluitend is. De stichting heeft op eigen initiatief de checks-and-balances voor het uitvoeren van de wettelijke taak en de (publieke) verantwoording goed geregeld. De minister beoordeelt de informatie die hij ongevraagd krijgt echter niet actief. Wij hebben vastgesteld dat onduidelijk is of de minister van SZW of de minister van OCW verantwoordelijk is voor het toezicht op de bestuurskosten van de Stichting Kunstenaars & CO.

De minister heeft in het departementale jaarverslag 2004 geen gegevens opgenomen over de realisatie van de ramingen voor de Stichting Kunstenaars & CO uit de begroting, zoals bepaald is in de RBV 2005. Evenmin verschaft de minister in het jaarverslag inzicht in (het gebruik van) zijn bevoegdheden met betrekking tot de Stichting Kunstenaars & CO en in de vermogenspositie van de stichting.

Wij bevelen de minister van SZW aan om het toezichtsarrangement voor de Stichting Kunstenaars & CO uit te werken. Daarin kunnen de volgende punten aan de orde komen:

• de wijze waarop sluitend toezicht wordt gehouden op de kwaliteit van de uitvoering van de wettelijke taak door de Stichting Kunstenaars & CO (mogelijk relevante prestatie-indicatoren zijn de kwaliteit van de uitgevoerde toetsen, klantgerichtheid, efficiency en dergelijke);

• een risicoanalyse van de onderdelen van de bedrijfsvoering die relevant zijn voor het waarborgen van de continuïteit van de uitvoering van de wettelijke taak van de stichting;

• een periodieke review op de werkzaamheden van de accountant van de stichting;

• (nog te maken) afspraken met de minister van OCW over wie toezicht houdt op de bestuurskosten van de Stichting Kunstenaars & CO;

• de wijze waarop de minister de Tweede Kamer kan informeren over het toezicht op de Stichting Kunstenaars & CO. Daarbij is het van belang om in ieder geval te voldoen aan de eisen uit de RBV 2005.

13 REACTIES MINISTER EN RWT’S EN NAWOORD ALGEMENE REKENKAMER

13.1 Inleiding

Wij hebben de minister van SZW en de voorzitters van de Raden van Bestuur van UWV, SVB en UWV gevraagd te reageren op het conceptrapport. De minister van SZW heeft dit gedaan op 8 september 2006. UWV en SVB hebben respectievelijk op 7 en 6 september 2006 gereageerd. Deze reacties worden hieronder integraal weergegeven, gevolgd door ons nawoord.

De voorzitter van de Raad van Bestuur van CWI heeft per brief van 28 augustus 2006 aangegeven geen aanleiding te zien voor een bestuurlijke reactie.

13.2 Reactie minister van SZW

«Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het conceptrapport Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 5.

Met instemming heb ik kennisgenomen van het algemene beeld in het conceptrapport dat er in opzet een sluitende toezichtsketen (van informatieverzameling, oordeelsvorming en interventie) voor de SUWI-RWT’s is, en dat er sinds het eerste RWT in 2000 de nodige vooruitgang is geboekt. Zo hebben bijna alle SUWI-RWT’s met uitzondering van RWI in het verslagjaar 2004 een mededeling over de bedrijfsvoering opgenomen, voldoen de prestatie-indicatoren vanaf het verslagjaar 2006 aan de normen en is de toezichthouder (de Inspectie Werk en Inkomen) van plan om het toezicht meer te laten aansluiten bij de wijze waarop de «checks and balances» en de verantwoording bij de RWT’s geregeld zijn.

Ik ben van mening dat de bevindingen van de Algemene Rekenkamer in de RWT-onderzoeken hebben bijgedragen aan deze verbeteringen.

Tegelijkertijd concludeert u dat er nog aandachtspunten zijn. Op deze punten ga ik hieronder in.

Informatievoorziening

De Rekenkamer concludeert dat de kwaliteit van de prestatie-informatie die de SUWI-RWT’s aan de minister leveren nog onvoldoende gewaarborgd is en beveelt aan om met de RWT’s afspraken te maken over hoe de RWT’s zich moeten verantwoorden over de informatievoorzieningen en in welke gevallen de accountant van de RWT’s de getrouwheid van de prestatie-informatie moet toetsen.

Met u ben ik van mening dat de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatievoorziening essentieel zijn voor sturing, beheersing en toezicht. Daarom is mijn departement thans bezig met het vaststellen van een normenkader voor de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatievoorziening, waarbij wordt aangesloten bij de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en Beleidsinformatie 2006 (RPE 2006) zoals deze door het Ministerie van Financiën is vastgesteld (Staatscourant 28 april 2006, nr. 83, pagina 14). Op basis van dit normenkader worden de SUWI-RWT’s beter in staat gesteld om op een uniforme wijze verantwoording af te leggen over de kwaliteit en betrouwbaarheid van de prestatie-indicatoren. Conform de lijn zoals die door het Ministerie van Financiën is vastgesteld, zal in het normenkader voor de SUWI-RWT’s in plaats van de getrouwheid de ordelijke, controleerbare en deugdelijke totstandkoming van de prestatie-indicatoren centraal staan. Dit normenkader zal van toepassing zijn op de jaarverslagen 2006 van de SUWI-RWT’s. Dit normenkader zal worden vastgelegd in de regeling SUWI en van toepassing zijn op de jaarverslagen 2006 van de SUWI-RWT’s.

Rechtmatigheid

De Rekenkamer concludeert dat UWV al jaren niet voldoet aan de rechtmatigheidseis voor de uitkeringsverstrekking. Door SZW en UWV zijn diverse acties ondernomen om de rechtmatigheid te verbeteren, maar de ondernomen acties hebben tot nog toe onvoldoende verbetering gebracht. De Rekenkamer beveelt aan om in overleg met UWV te zoeken naar een structurele verbetering van de rechtmatigheid van de werknemersverzekeringen.

Ik onderschrijf het belang om de rechtmatigheid van de werknemersverzekering te verbeteren. De afgelopen jaren is al veel op dit gebied in gang gezet. Ten aanzien van de diverse wetten heeft UWV diverse verbetermaatregelen genomen. Zo heeft bijvoorbeeld bij de Ziektewet de eenvormige ondersteuning van dagloonvaststelling de fouten in de dagloonberekeningen teruggedrongen. En ten aanzien van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is inmiddels een centrale casuïstiekverkenning georganiseerd, waardoor een eenduidige interpretatie van wet- en regelgeving verkregen moet worden. Momenteel beziet mijn departement in overleg met UWV welke structurele verbetermaatregelen verder nog genomen kunnen worden.

Bestuurskosten en integriteit

De Rekenkamer concludeert dat de minister alleen op totaalniveau toezicht houdt op de bestuurskosten van de SUWI-RWT’s en beveelt aan om te overwegen om ook op individueel niveau inzicht te krijgen in de bestuurskosten. Punt van aandacht is daarbij om de salarisverhoging van de leden van de Raad van Bestuur van UWV in verband met oude rechten formeel vast te leggen. Tevens wordt in overweging gegeven om een risicoanalyse uit te voeren om te bepalen of en zo ja, welke informatie de minister wil ontvangen van de SUWI-RWT’s over integriteit, en om de «checks and balances» binnen de SUWI-RWT’s, het interne en het externe toezicht in samenhang vorm te geven indien de SUWI-evaluatie daartoe aanleiding geeft.

Ik heb uw aanbeveling over de bestuurskosten overgenomen en zal mijzelf jaarlijks op de hoogte stellen van de bestuurskosten op individueel niveau van de SUWI-RWT’s. Wat betreft de geconstateerde salarisverhoging van de leden van de Raad van Bestuur van UWV in verband met oude rechten deel ik uw opvatting dat formele vastlegging (in het algemeen) wenselijk is. Op dit moment is dat ook het geval voor het lid van de Raad van Bestuur dat in dienst is.

Ik onderschrijf het belang van een integriteitsbeleid bij de SUWI-RWT’s (zie ook de brief van 30 maart 2004, Kamerstukken II, 2003–2004, 26 448, nr. 126). Ik merk op dat de in paragraaf 10.4 genoemde instemming met een integriteitsregeling Raad van Bestuur (van UWV) geen formeel karakter heeft. Dat bovendien de toepassing ervan buiten de verantwoording valt, is een bewuste keuze. Ik vind het vanwege de eigen verantwoordelijkheid van de SUWI-RWT’s wenselijk om op de meeste aspecten van (de vormgeving van) het integriteitsbeleid enige afstand tot de RWT te bewaren. Aan deze keuze ligt wel degelijk een risicoafweging ten grondslag, op grond waarvan voor de nevenfuncties van de leden van de Raden van bestuur en Raden van advies in een zwaarder regime is voorzien. Op grond van artikel 4, tweede lid, Wet SUWI dient het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie aan de minister te worden gemeld, zodat een toets op eventuele onverenigbaarheid kan plaatsvinden.

Tot slot vind ik het passend om de oproep om de «checks and balances» binnen de SUWI-RWT’s, het interne en het externe toezicht in samenhang vorm te geven indien de SUWI-evaluatie daartoe aanleiding geeft, te betrekken bij de follow-up van de uitkomsten van deze evaluatie.

Stichting Kunstenaars en CO

De Rekenkamer concludeert dat er geen toezichtbeleid is voor de Stichting K&CO en dat er alleen toezicht wordt gehouden op de rechtmatigheid. Weliswaar concludeert de Rekenkamer dat de «checks and balances» voor het uitvoeren van de wettelijke taak en de (publieke) verantwoording door de stichting zelf goed is geregeld, doch beveelt de Rekenkamer aan om het toezichtsarrangement voor de stichting uit te werken.

Hoewel ik niet de indruk heb dat er momenteel sprake is van omvangrijke risico’s ten aanzien van het toezicht op deze stichting, neem ik uw aanbeveling over en zal zorgen dat er ultimo 2007 een aanvullend toezichtsarrangement voor de stichting wordt uitgewerkt.»

13.3 Reactie UWV

«Het conceptrapport Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak dat u ons eerder toezond, geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

Waarborgen voor de betrouwbaarheid van de prestatie-informatie

In de hoofdstukken «Samenvatting» en «Conclusies en aanbevelingen» wordt aandacht besteed aan het waarborgen van de betrouwbaarheid van de informatie die de RWT’s moeten leveren aan de minister over de gerealiseerde prestaties.

U beveelt aan dat de minister goede afspraken moet maken over de wijze waarop de RWT’s de kwaliteit van hun informatievoorziening vaststellen en zich daarover verantwoorden.

Met dit voorstel zijn wij het in beginsel eens. Momenteel worden deze afspraken door SZW al voorbereid in samenspraak met de RWT’s.

Bestuurskosten

In het rapport stelt u (in paragraaf 10.4) dat UWV in haar Jaarverslag 2005, «dat kort na de inwerkingtreding van de WOPT is verschenen» niet openbaar heeft gemaakt welke salarissen van de leden van de Raad van Bestuur hoger zijn dan het belastbaar inkomen van een minister. De WOPT verplicht om dit wel te doen.

Door de betreffende passage zou de indruk kunnen ontstaan dat UWV in gebreke is gebleven. Wij tekenen hierbij aan dat UWV pas na het verschijnen van het jaarverslag 2005 schriftelijk hiervan op de hoogte is gebracht door het Ministerie van Binnenlandse zaken. Wij stellen het op prijs als u deze tekstpassage zo zou willen aanpassen dat helder is dat UWV in deze niet in gebreke is gebleven.

Rechtmatigheid

U concludeert (in paragraaf 10.5) dat zowel de minister als UWV in de afgelopen jaren acties hebben ondernomen om de rechtmatigheid te verbeteren, maar dat deze vooralsnog onvoldoende zijn om deze reeds jaren bestaande problematiek op te lossen. Daarbij tekent u aan dat hierbij complexe (nieuwe) regelgeving en organisatorische veranderingen een rol spelen. Deze bevindingen delen wij.

De ten aanzien van dit thema geformuleerde aanbeveling 2 (in hoofdstuk 12) aan de Minister om «in overleg met UWV te zoeken naar mogelijkheden om de rechtmatigheid van de uitvoering van de werknemersverzekeringen te verbeteren» zal onzes inziens niet zonder meer het gewenste resultaat opleveren.

Zo heeft bijvoorbeeld de zeer gecompliceerde regelgeving rond re-integratie een onmiskenbaar nadelige invloed op de rechtmatigheid. Ook bij de uitvoering van de WW «strijden» de uitgangspunten «doelmatigheid, werk boven uitkering en klantgerichtheid» (met name tijdigheid eerste betalingen) om voorrang met het uitgangspunt «rechtmatigheid».

Wij hebben in de afgelopen jaren voortdurend gezocht naar een balans tussen deze doelstellingen. Alleen vergaande deregulering zal volgens ons nog kunnen leiden tot structurele verbetering van de rechtmatigheid.

Toezicht

Onder «Standpunten RWT’s» (paragraaf 10.2) is weergegeven dat UWV geen lid is van de Handvestgroep Publiek Verantwoorden. Hoewel wij formeel geen lid zijn hebben wij wel expliciet de standpunten van de Handvestgroep onderschreven.

Wat betreft onze visie op de rol van de Raad van Advies verwijzen wij u naar de desbetreffende passage in onze reactie d.d. 18 augustus op het eindrapport evaluatie SUWI.

Uit onze reactie op het eindrapport evaluatie SUWI mag duidelijk zijn dat wij voorstander zijn van instelling van een Raad van Toezicht in plaats van een Raad van Advies onder gelijktijdige aanpassing van de huidige toezicht- en controlestructuren.

Integriteit

U constateert dat de minister de vorming en de uitvoering van integriteitsbeleid overlaat aan de RWT’s en hierbij geen inhoudelijke eisen stelt. Wij zijn van mening dat de terughoudende opstelling van de minister in deze passend is. RWT’s als UWV hebben onzes inziens bij uitstek met betrekking tot het thema integriteit een eigen verantwoordelijkheid. Over de opzet van ons integriteitbeleid, de concrete doelstellingen ter bevordering en verbetering van de integriteit en de voortgang verantwoorden wij ons ook ongevraagd.

De minister heeft in juni 2004 laten weten verheugd te zijn dat het integriteitsbeleid binnen (de bedrijfsvoering van) UWV zo’n belangrijke plaats inneemt.

Een nulmeting integriteitsbeleving eigen personeel is organisatiebreed in 2005 uitgevoerd.

Op basis van interne risicoanalyses zijn daarnaast door alle bedrijfsonderdelen van UWV plannen van aanpak opgesteld. Het aspect «integriteit» wordt gaandeweg ingebed in de reguliere sturing en planning- & controlcyclus.

Een risicoanalyse in opdracht van de minister om te bepalen of, en zo ja welke informatie hij van SUWI-RWT’s over integriteit wil ontvangen – zoals u aanbeveelt in hoofdstuk 12 – lijkt ons dan ook met betrekking tot UWV niet noodzakelijk.»

13.4 Reactie SVB

«In uw brief van 21 juni jl. vraagt u mij te reageren op de voor de SVB relevante passages uit het conceptrapport Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak van het Ministerie van SZW, deel 5. Met genoegen voldoe ik hierbij aan uw verzoek.

Het rapport geeft een herkenbaar beeld van de relatie tussen het departement en de uitvoeringsinstellingen en de conclusies die u aan uw onderzoek verbindt worden door de SVB onderschreven. Op drie van de onderwerpen die u aansnijdt, wil ik hieronder nader ingaan: het toezicht, de bezoldiging van de Raad van Bestuur en de prestatie-informatie.

Toezicht

In uw conclusies in paragraaf 3.3 schrijft u «dat IWI minder intensief toezicht zal houden als blijkt dat de inspectie kan vertrouwen op de werking van de «checks en balances» en daarnaast het interne toezicht en de publieke verantwoording goed functioneren». Ik heb deze passage met instemming gelezen. Zoals u terecht in hoofdstuk 9 van het rapport opmerkt, zou de SVB het toezichtsmodel in de toekomst wel willen inrichten volgens de Code goed bestuur, als dit zou betekenen dat het toezicht door de IWI zou verminderen. De aangehaalde passage lijkt echter in tegenspraak met de vaststelling die u op bladzijde 14 doet: «Er is geen intern toezicht in de top van de RWT’s. Er zijn namelijk geen Raden van Toezicht bij UWV, SVB en CWI». In uw conclusies noemt u immers juist als voorwaarde voor verminderd toezicht door de IWI dat het interne toezicht goed functioneert. Voor de begrijpelijkheid van het rapport adviseer ik u deze schijnbare tegenstrijdigheid nader toe te lichten.

Bezoldiging RvB

In hoofdstuk 12 van het conceptrapport geeft u de minister in overweging om op individueel niveau inzicht te krijgen in de bestuurskosten van de bestuursleden van de SUWI-RWT’s zodat hij kan nagaan of de rechtspositieregeling wordt nageleefd. In haar jaarverslag 2005 verantwoordt de SVB zich al op individueel niveau over de salariskosten van de leden van de Raad van Bestuur. De SVB heeft daarvoor niet alleen gekozen vanwege het vergroten van het inzicht van de minister, maar ook vanwege de gewenste transparantie naar de rest van de samenleving.

Prestatie-informatie

In paragraaf 6.3 concludeert u dat de kwaliteit van de prestatie-informatie die de RWT’s aan de minister levert nog niet voldoende is gewaarborgd. Uit de daaraan voorafgaande paragraaf blijkt dat u zich bij deze conclusie baseert op een oordeel van IWI. In haar bestuurlijke reactie op het betreffende IWI-onderzoek naar de kwaliteit van de niet-financiële informatie heeft de SVB aangegeven dat onderzoek niet toereikend te vinden. Op basis van uitsluitend het SVB jaarverslag over 2004 concludeerde de IWI dat zij geen integraal inzicht heeft gekregen in het proces van niet-financiële informatievoorziening. Het had echter voor de hand gelegen dat de IWI ook aanvullende stukken in haar onderzoek had betrokken, zoals het rapport van bevindingen van de IAD. In dat rapport oordeelt de IAD positief over de ordelijke en controleerbare totstandkoming van de prestatie-indicatoren en de aansluiting van de kwantitatieve informatie op de onderliggende systemen. Bij het onderzoek naar de jaarverantwoording 2004 is dit oordeel van onze IAD door de IWI zelf gereviewd. Destijds was de IWI positief over het accountantsonderzoek.

Wel onderschrijft de SVB uw aanbeveling om meer helderheid over de gewenste verantwoording te scheppen door duidelijk af te spreken in welke gevallen de IAD de getrouwheid van de prestatie-informatie moet toetsen en aan welke eisen de informatie moet voldoen.

Tot slot wil ik u meedelen dat de SVB verheugd is met het benoemen van onze indicator «kosten per klant» als good practice. Net als u vindt de SVB dat de indicator een goed beeld geeft van de mate waarin een organisatie efficiënt werkt.»

13.5 Nawoord Algemene Rekenkamer

Wij zijn verheugd met de positieve reacties op het rapport en stellen vast dat alle partijen zich kunnen vinden in de conclusies. De minister van SZW neemt alle aanbevelingen over, waaronder de aanbeveling gericht op het opstellen van een toezichtsarrangement voor de Stichting Kunstenaars & CO en de aanbeveling gericht op het verkrijgen van inzicht op individueel niveau in de bestuurskosten. UWV en SVB verzoeken in hun reacties om bepaalde passages in het rapport te wijzigen of aan te vullen. Deze hebben in alle gevallen geleid tot aanpassingen in de rapporttekst. Op een aantal thema’s willen we hieronder nog kort ingaan.

Betrouwbaarheid van de prestatie-informatie

Wij zien uit naar het normenkader dat het Ministerie van SZW opstelt voor de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatievoorziening en waarbij de RWT’s betrokken worden. Wij zullen dit normenkader betrekken in ons rapport bij het jaarverslag van het Ministerie van SZW.

Naar aanleiding van de reactie van de SVB wijzen wij erop dat de conclusie dat de kwaliteit van de prestatie-informatie van de RWT’s nog onvoldoende gewaarborgd is, gebaseerd is op eigen bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Overigens richt deze conclusie zich op de manier waarop de minister heeft bepaald dat de SUWI-RWT’s zich moeten verantwoorden over de kwaliteit van de prestatie-informatie. Wij hebben vastgesteld dat de minister niet eenduidig heeft aangegeven wat hij verstaat onder kwaliteit van informatie, hoe RWT’s zich moeten verantwoorden over de informatievoorziening en in welke gevallen de accountant van de SUWI-RWT’s de getrouwheid van de prestatie-informatie moet toetsen.

Rechtmatigheid

De maatregelen van UWV ter verbetering van de rechtmatigheid hebben vruchten afgeworpen. De houdbaarheid van de stelling van UWV, dat verdere verbetering alleen nog voor deregulering bereikt kan worden, lijkt ons een geschikt onderwerp voor het door de minister aangekondigde overleg.

Integriteit

Wij hebben waardering voor het feit dat UWV integriteit inbedt in zijn planning- en controlcyclus. Verder nemen wij kennis van het voor ons nieuwe gegeven dat de minister voor het thema integriteit al een risicoafweging heeft uitgevoerd. In de terugblik op RWT5 zullen wij aandacht besteden aan deze risicoafweging.

Toezicht

Wij zullen de ontwikkelingen rondom checks-and-balances, intern en extern toezicht met belangstelling volgen.

BIJLAGE 1:

CONCLUSIES, AANBEVELINGEN, REACTIES EN NAWOORD

ConclusiesAanbevelingen en overwegingen Algemene RekenkamerReactie minister en RWT’sNawoord Algemene Rekenkamer
SUWI-RWT’s   
De betrouwbaarheid van de prestatie-informatie is onvoldoende gewaarborgd. Spreek met de RWT’s af in welke gevallen de accountant de getrouwheid van de prestatie-informatie moet toetsen. Spreek af aan welke eisen de informatie moet voldoen en operationaliseer deze eisen goed. De minister en UWV geven aan dat er wordt gewerkt aan een nieuw normenkader voor de niet-financiële informatievoor- ziening. Dit kader zal gelden voor de jaarverslagen 2006 van de SUWI-RWT’s. Wij zien uit naar het normenkader dat het Ministerie van SZW voor de betrouwbaarheid van de niet-financiële informatievoorzie- ning opstelt en waarbij de RWT’s betrokken worden. Wij zullen het normenkader betrekken in ons rapport bij het jaarverslag van het Ministerie van SZW.
UWV voldoet al meer jaren niet aan de rechtmatigheidseis voor de uitkeringsverstrekking. Zoek in overleg met UWV naar mogelijkheden om de rechtmatigheid van de werknemersverzekeringen structureel te verbeteren. UWV heeft de afgelopen jaren diverse verbetermaatregelen genomen. De minster beziet momenteel in overleg met UWV welke structurele verbetermaatregelen nog genomen kunnen worden. UWV vindt dat alleen verdergaande deregulering kan leiden tot structurele verbetering van de rechtmatigheid. De maatregelen van UWV ter verbetering van de rechtmatigheid hebben vruchten afgeworpen. De houdbaarheid van de stelling van UWV, dat verdere verbetering alleen nog voor deregulering bereikt kan worden, lijkt ons een geschikt onderwerp voor het door de minister aangekondigde overleg.
De minister houdt toezicht op de bestuurskosten van de SUWI-RWT’s, zij het alleen op totaalniveau.Overweeg om op individueel niveau inzicht te krijgen in de bestuurskosten. Punt van aan- dacht is om de salarisverhoging voor de Raad van Bestuur van UWV i.v.m. oude rechten for- meel vast te leggen. De minister neemt de aanbeveling over de bestuurskosten over. De minister is het verder met de Algemene Rekenkamer eens dat formele vastlegging van salarisverhoging (in het algemeen) wenselijk is. Op dit moment is dat ook het geval voor het lid van de Raad van Bestuur dat in dienst is. Wij waarderen het dat de minister onze aanbeveling overneemt.
De minister heeft inzicht in het integriteitsbeleid van de SUWI- RWT’s. Hij heeft geen afspraken gemaakt over informatie-uitwis- seling over integriteit. Overweeg om een risicoanalyse uit te voeren om te bepalen of, en zo ja welke informatie de minister wil ontvangen over integriteit. De minister vindt het vanwege de eigen verantwoordelijkheid van de SUWI-RWT’s wenselijk om op de meeste aspecten (van de vormgeving) van integriteitsbeleid enige afstand tot de RWT te bewaren. Aan deze keuze ligt volgens de minister wel degelijk een risicoafweging ten grondslag. UWV vindt integriteit bij uitstek een eigen verantwoordelijkheid van RWT’s en vindt het dus ook niet noodzakelijk dat de minster een risicoanalyse uitvoert. Wij waarderen het dat UWV integriteit inbedt in zijn planning- en controlcyclus. Verder nemen wij kennis van het voor ons nieuwe feit dat de minister voor het thema integriteit al een risicoafweging heeft uitgevoerd. In de terugblik op RWT5 zullen wij aandacht beste- den aan deze risicoafweging.
Het is onduidelijk of de Raad van Advies meer is gaan bijdragen aan het beter laten werken van de checks-and-balances binnen de RWT’s. Overweeg om – naar aanleiding van de SUWI- evaluatie – de checks-and-balances binnen de SUWI-RWT’s, het interne en het externe toezicht in samenhang vorm te geven. De minister zal de overweging van de Algemene Rekenkamer over het toezicht betrekken bij de follow-up van de uitkomsten van de SUWI-evaluatie, als deze hiertoe aanleiding geven.Wij zullen de ontwikkelingen rond checks-and-balances, intern en extern toezicht met belangstelling volgen.
Kunstenaars & CO   
De minister heeft geen toezichtsbeleid voor de Stichting Kunstenaars & CO. Hij houdt alleen toezicht op de rechtmatigheid. Werk het toezichtsarrangement voor de Stichting Kunstenaars & CO uit. Daarin kan aan de orde komen: 1. sluitend toezicht op de uit- voering van de wettelijke taak; 2. een risicoanalyse van de onderdelen van de bedrijfsvoering die relevant zijn; 3. een periodieke review op de accountant van de stichting; 4. afspraken met de minister van OCW over het toezicht op de bestuurskosten; 5. de wijze waarop de Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het toezicht op de stichting.Hoewel de minister niet de indruk heeft dat er momenteel sprake is van omvangrijke risico’s ten aanzien van het toezicht van de Stichting Kunstenaars & CO neemt hij de aanbeveling over en zal zorgen dat er ultimo 2007 een toezichtsarrangement voor de stichting wordt uitgewerkt.Wij waarderen het dat de minister onze aanbeveling overneemt.

BIJLAGE 2:

DEFINITIES

Rechtspersonen met een wettelijke taak

Rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) zijn rechtspersonen voor zover die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en daartoe geheel of gedeeltelijk worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen. (bron: CW 2001 art. 91 lid 1.d.)

Zelfstandige bestuursorganen

Van het begrip zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn (minstens) drie definities bekend:

• Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Minister van BZK, 2000) in de ontwerp Kaderwet ZBO’s: een ZBO is een bestuursorgaan van de centrale overheid dat bij of krachtens de wet met openbaar gezag is bekleed en dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan de minister. Hierin wordt het begrip «krachtens de wet» uitgeschreven als «krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling».

• Het Ministerie van Financiën (2002) sluit in de Referentielijst RWT’s en ZBO’s (januari 2002) aan bij de Aanwijzingen inzake ZBO’s (aanwijzing 124a): een ZBO is een bestuursorgaan op het niveau van de centrale overheid, dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een minister en niet een adviescollege is, als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges, waarvan de adviestaak de hoofdtaak is. De definitie in de Kaderwet ZBO’s is beperkter dan deze definitie.

• De Algemene Rekenkamer in het rapport Zelfstandige bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid (1995): ZBO’s zijn bestuursorganen die niet hiërarchisch ondergeschikt zijn aan de minister. Hierbij is bestuursorgaan gedefinieerd als in de Algemene Wet Bestuursrecht (artikel 1:1): een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

Wettelijke taak

Onder een wettelijke taak wordt verstaan een bij of krachtens wet geregelde taak (ook aangeduid als publieke taak). Die taak kan ook besloten liggen in de aanduiding van een specifiek doel of een voorgeschreven activiteit. Ook als sprake is van het regelen van een dergelijke taak in een machtigingswet (waarbij toestemming wordt gegeven voor de oprichting van bijvoorbeeld een stichting voor een bepaald doel) is er naar de mening van de Algemene Rekenkamer sprake van een wettelijke taak. (bron: Algemene Rekenkamer, 2004)

Publiek geld, wettelijke heffing

Onder publiek geld verstaat de Algemene Rekenkamer: de financiële middelen, zijnde de opbrengst van een bij of krachtens de wet ingestelde heffing, zoals rijksbijdragen en heffingen (premies en tarieven) waarop de minister invloed heeft. Bij premies staat tegenover het bedrag dat belanghebbenden betalen geen directe individuele tegenprestatie, bij tarieven wel. De Algemene Rekenkamer beschouwt een tarief als een heffing wanneer in de wettelijke regeling is vastgelegd dat de minister invloed heeft op het tarief, bijvoorbeeld doordat hij het vaststelt of goedkeurt. (Bron: Algemene Rekenkamer, 2000)

BIJLAGE 3:

GEBRUIKTE AFKORTINGEN

ADAuditdienst
AOWAlgemene Ouderdomswet
AKWAlgemene Kinderbijslagwet
AANAlgemene nabestaandenwet
BKWIBureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
IADInterne Accountantsdienst
IBInlichtingenbureau
CWICentrale organisatie Werk en Inkomen
IWIInspectie Werk en Inkomen
Stichting Kunstenaars & COStichting Kunstenaars, Cultuur & Ondernemerschap
OCWOnderwijs, Cultuur en Wetenschap
RBBRijksbrede Benchmark
RBVRijksbegrotingsvoorschriften
RWIRaad voor Werk en Inkomen
RWTRechtspersoon met een wettelijke taak
STBStichting Toezicht Beroepstoets WIK
SUWIStructuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen
SVBSociale Verzekeringsbank
SVWWStimuleringsregeling vacaturevervulling door werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers
SZWSociale Zaken en Werkgelegenheid
TASRegeling Tegemoetkoming asbestslachtoffers
TOGRegeling Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen
UWVUitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
WAJONGWet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jong gehandicapten
WAOWet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAZOWet arbeid en Zorg
WIAWet inkomen naar arbeidsvermogen
WWWerkloosheidswet
WWIKWet werk en inkomen kunstenaars
WOPTWet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens
ZBOZelfstandig bestuursorgaan
ZWZiektewet

LITERATUURLIJST

Accountantsdienst UWV (2005). Verslag van Bevindingen 2004. Kenmerk V0409–989/Versie 1.0 definitief d.d. 14 maart 2005. Amsterdam: Sector O&V.

Algemene Rekenkamer (1995). Zelfstandige bestuursorganen en ministeriële verantwoordelijkheid. Tweede Kamer, vergaderjaar 1994–1995, 24 130, nr. 3. Den Haag: Sdu.

Algemene Rekenkamer (2000). Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak. Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 982, nrs. 1–2. Den Haag: Sdu.

Algemene Rekenkamer (2004). Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 4. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 450, nrs. 1–2. Den Haag: Sdu.

IWI (2002). Toezichtbeleid Inspectie Werk en Inkomen. Den Haag: Afdeling Communicatie.

IWI (2004). In goed vertrouwen. Den Haag: Afdeling Communicatie

IWI (2005a). IWI Meerjarenplan 2006–2009. Den Haag: Afdeling Communicatie.

IWI (2005b). Rapport van bevindingen verantwoordingsgericht onderzoek Sociale Verzekeringsbank 2004. Den Haag: eigen beheer.

IWI (2006). Informatie: aantoonbaar betrouwbaar? Een onderzoek naar de kwaliteit van de niet-financiële informatievoorziening in het SUWI-domein. Den Haag: IWI.

Minister van BZK (2000). Regels betreffende zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet zelfstandige bestuursorganen). Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 426, nrs. 1–2. Den Haag: Sdu.

Ministerie van Financiën (2002). Referentielijst RWT’s en ZBO’s. Den Haag: Directie Begrotingszaken.

Minister van SZW (2001). Regeling SUWI. Staatscourant 2002, 2, 7–44.

Minister van SZW (2004). Versterking van de aansturing van en het toezicht op het UWV. Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 448, nr. 126. Den Haag: Sdu.

Minister van SZW (2005a). Kaders voor (concept)jaarplan 2006 en (concept)meerjarenbeleidsplan 2007–2010: de meibrief. Brief aan de Voorzitter Raad van Bestuur UWV van de minister van SZW d.d. 29 maart 2005. Kenmerk UB/A/2005/17700. Den Haag: Directie Uitvoeringsbeleid.

Minister van SZW (2005b). Goedkeuringsbrief jaarstukken 2004 UWV. Brief aan UWV van de minister van SZW d.d. 17 mei 2005. Kenmerk UB/A/2005/19584. Den Haag: Directie Uitvoeringsbeleid.

Ministerie van SZW (2004a). Brief over bezoldiging in jaarverslag 2003. Brief aan de Voorzitter Raad van Bestuur CWI van de secretaris-generaal van het Ministerie van SZW d.d. 23 februari 2004. Kenmerk UB/SIU/04/3289. Den Haag: Directie Uitvoeringsbeleid.

Ministerie van SZW (2004b). Eindrapport Budgettering SUWI-organisaties. Kenmerk UB/PCF/2004/27787. Den Haag: Directie Uitvoeringsbeleid.

Ministerie van SZW (2005a). Jaarverslag en slotwet ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2004. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 100 XV, nr. 1. Den Haag: Sdu.

Ministerie van SZW (2005b). Negende voortgangsrapportage implementatie SUWI. Den Haag.

Ministerie van SZW (2006). Brief ter aanbieding IWI rapport «Informatie: aantoonbaar betrouwbaar?» Brief aan de Tweede Kamer van de Staatssecretaris van SZW d.d. 18 januari 2006. Kenmerk UB/A/2005/102175. Den Haag.

Samenwerkingsverband Rijksbrede Benchmark (2005). Benchmark Uitvoeringsorganisaties 2005. Samenvattend rapport. Den Haag.

Staatssecretaris van SZW (2001a). Rechtspositieregeling voorzitter Raad van Bestuur UWV. Kenmerk 20 december 2001/WBJA/W1/01/86763. Den Haag: Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden.

Staatssecretaris van SZW (2001b). Rechtspositieregeling lid Raad van Bestuur UWV. Kenmerk 20 december 2001/WBJA/W1/2001/86783. Den Haag: Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden.

Staatssecretaris van SZW (2005). Kaders voor (concept)jaarplan 2006 en (concept)meerjarenbeleidsplan 2007–2010: de meibrief. Brief aan de Voorzitter Raad van Bestuur SVB van de staatssecretaris van SZW. Kenmerk UB/A/2005/17700. Den Haag: Directie Uitvoeringsbeleid.

SVB (2005). Meerjarenplanning 2006 t/m 2010. Amstelveen.

UWV (2004). Rapport integrale kwaliteitsverantwoording, in relatie tot rechtmatigheid en doelmatigheid. Amsterdam: eigen beheer.

Wet- en regelgeving

Comptabiliteitswet 2001, 01-09-2002, Stb. 2002, 413.


XNoot
1

Daarnaast nog 1% overige inkomsten.

XNoot
1

Deze vijf RWT’s werken samen om de doelen van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) te realiseren (zie verder hoofdstuk 2).

XNoot
1

Het kabinet wil de SVWW afbouwen. Om die reden kunnen sinds 1 september 2003 geen nieuwe aanvragen voor subsidie worden ingediend. Eind 2006 worden de laatste projecten afgerond.

XNoot
2

De WWIK vervangt sinds 1 januari 2005 de Wet Inkomensvoorziening Kunstenaars (WIK) en geeft kunstenaars recht op een aanvulling op hun inkomen als zij met het uitoefenen van hun beroep niet in hun (totale) levensonderhoud kunnen voorzien.

XNoot
1

Vanaf 1 januari 2005 is dit controleprotocol opgenomen in de Regeling SUWI. Voor het verslagjaar 2004 gold het controleprotocol SUWI 190902. Dit controleprotocol was geen onderdeel van de Regeling SUWI.

XNoot
1

Er bestaat geen apart verantwoordingsmodel voor de RWI waarin richtlijnen staan voor het verantwoorden over de bedrijfsvoering. Desondanks legt de RWI wel verantwoording over de bedrijfsvoering af in het jaarverslag en de kwartaalverslagen. Dit gebeurt aan de hand van het jaarplan.

XNoot
1

UWV, SVB en CWI hebben geen raad van toezicht, maar een raad van advies. Een raad van toezicht is belast met toezicht op het beleid en de taakuitvoering van de organisatie. Een raad van advies adviseert, gevraagd en ongevraagd, de raad van bestuur.

XNoot
1

SMART-C wil zeggen: specifiek, meetbaar, afgesproken, realistisch en consistent.

XNoot
1

In de periode 2002–2004 is bij UWV een groot aantal proceswijzigingen doorgevoerd als gevolg van de fusie tussen de uitvoeringsinstellingen. Daarnaast zijn er wijzigingen geweest in beleid en wet- en regelgeving. Deze wijzigingen hebben tot veranderingen in de controleaspecten geleid en daarmee in de manier waarop de rechtmatigheid wordt gemeten. Bij de WW speelt ook de conjunctuur een rol: een grote stijging van het aantal aanvragen leidt tot een grotere kans op fouten doordat de tijdsdruk toeneemt.

XNoot
1

Om het werkprogramma van UWV beheersbaar te houden is ervoor gekozen om in 2005 prioriteit te geven aan de invoering van het beleidsprogramma en het waarborgen van het going concern. De transformatie is waar mogelijk getemporiseerd. De vooruitgang in de prestaties is mede hierdoor gelimiteerd.

XNoot
1

De eerste verhoging van het salaris conform de CAO (1% op 1-10-2001) vond plaats voordat de rechtspositieregeling in werking was getreden. Het betreft een verhoging die later is afgesproken en met terugwerkende kracht is toegepast.

XNoot
1

Project van de SVB bestaande uit zes plateaus, waarin vooruit wordt gekeken naar het jaar 2010 en naar de wijze waarop de SVB zich tot die tijd moet vernieuwen. De stappen die de SVB naar 2010 wil zetten raken de eigen gestelde beleidsdoelstellingen. De belangrijkste punten zijn het realiseren van efficiencywinst, het verbeteren van de klantgerichtheid en dienstverlening en het inzetten van moderne technologieën. De SVB dient de minister te informeren over eventuele knelpunten en risico’s van dit project alsmede de mogelijke consequenties hiervan voor de SVB.

XNoot
1

Een Ciiëntenraad is een groep klanten die de raad van bestuur kan adviseren over de uitvoering van het beleid, met name op het gebied van dienstverlening.

XNoot
2

Zo schrijft de Code goed bestuur de vorming van een raad van toezicht voor. Bij de SUWI-RWT’s is dit, binnen de huidige regelgeving, niet mogelijk.

Naar boven