nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bescherming
van abonnees tegen ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële
of charitatieve doeleinden te verbeteren en daartoe de Telecommunicatiewet
te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Telecommunicatiewet wordt artikel 11.7 gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het gebruik van andere dan de in het eerste lid bedoelde middelen
voor het overbrengen van ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële
of charitatieve doeleinden aan abonnees is toegestaan, tenzij de desbetreffende
abonnee te kennen heeft gegeven dat hij communicatie waarbij van deze middelen
gebruik wordt gemaakt, niet wenst te ontvangen. Er is een register, waarin
een abonnee te kennen kan geven dat hij communicatie, waarbij van deze middelen
gebruik wordt gemaakt niet wenst te ontvangen.
2. Toegevoegd worden drie leden, luidende:
5. Onze Minister kan een rechtspersoon aanwijzen voor het beheer
van het register, zoals genoemd in het vierde lid.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
regels gesteld worden ten aanzien van het gebruik van het register.
8. De abonnee wordt bij elke overgebrachte communicatie de mogelijkheid
geboden om verzet aan te tekenen tegen het verdere gebruik van zijn elektronische
contactgegevens en om opgenomen te worden in het register. Aan de abonnee
worden in geen geval kosten in rekening gebracht van voorzieningen
waarmee wordt voorkomen dat hem ongevraagde communicatie wordt overgebracht.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken,