nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de mogelijkheden tot ontneming
van wederrechtelijk verkregen voordeel te verruimen en hiertoe de mogelijkheid
van hoofdelijke aansprakelijkstelling in de wet op te nemen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid, tot zevende
tot en met negende lid, wordt na het vijfde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:
6. Bij het vaststellen van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen
voordeel op grond van het eerste en tweede lid terzake van strafbare feiten
die door twee of meer personen zijn gepleegd, kan de rechter bepalen dat deze
hoofdelijk dan wel voor een door hem te bepalen deel aansprakelijk zijn voor
de gezamenlijke betalingsverplichting.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,