30 821
Nationale Veiligheid

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2010

Met de grieppandemie die de wereld in 2009 in haar greep had, de mislukte aanslag op een vliegtuig naar Detroit op eerste kerstdag en met het recente winterse weer blijkt maar weer eens, dat we als samenleving geconfronteerd kunnen worden met allerlei situaties, die het functioneren van onze maatschappij onder druk kunnen zetten. In dit licht is zorgvuldige aandacht voor zaken die onze nationale veiligheid kunnen bedreigen van groot belang.

Ik bied u hierbij de derde voortgangsbrief Nationale Veiligheid aan. Met deze brief en bijgevoegde bijlagen wil het kabinet het belang en de effectiviteit onderstrepen van de samenhangende werkwijze die sinds een aantal jaren wordt gehanteerd om de nationale veiligheid te waarborgen. Deze werkwijze is samengebracht binnen de strategie Nationale Veiligheid1. Binnen deze strategie werken overheden, bedrijfsleven (waaronder vitale sectoren), kennisinstituten, inlichtingendiensten en burgers steeds intensiever samen aan:

• Het onderkennen van belangrijke dreigingen waar we als maatschappij mee te maken krijgen (Nationale Risicobeoordeling, NRB).

• Het vervolgens beoordelen en versterken van capaciteiten om deze dreigingen het hoofd te kunnen bieden (Capaciteitenanalyse).

• Het voorbereiden op mogelijke beheersing van een crisis mocht het toch fout gaan (Crisisbeheersing en zelfredzaamheid).

• Het gezamenlijk beoefenen van de aanpak van deze dreigingen en crisis in de praktijk.

Uiteindelijk gaat het bij een nieuwe werkwijze altijd om de vraag «of Nederland ook veiliger wordt»? Het Kabinet heeft de overtuiging dat door deze aanpak en de samenhangende manier van werken en de netwerken van partijen die zijn ontstaan, het antwoord op die vraag ja is en we steeds effectiever werken. Met het vervolg van deze brief en de bijlagen wordt deze effectiviteit verder «ingekleurd».

Met de twee voorgaande voortgangsbrieven Nationale Veiligheid bent u reeds geïnformeerd over de uitkomsten van de Nationale Risico Beoordeling 2007 en 2008–2009 en de hiermee samenhangende capaciteiten analyses1. In deze brief wordt u geïnformeerd over een aantal specifieke onderwerpen die binnen de context van de strategie Nationale Veiligheid de afgelopen jaren zijn uitgevoerd. En u krijgt een kort overzicht van onderwerpen die in 2010 worden opgepakt.

U wordt geïnformeerd over:

1. De bescherming van vitale infrastructuur in algemene zin. In deze brief en bijgevoegde bijlage (bijlage 1) wordt beschreven hoe het gesteld is met de bescherming van vitale infrastructuur anno 20092. Dit in navolging van de eerste analyse van de bescherming van de vitale infrastructuur uit 20053 en het grote aantal activiteiten dat op basis van deze eerste analyse is uitgevoerd in de afgelopen jaren.

2. De naar aanleiding van de NRB 20074 uitgevoerde specifieke voorbereiding van overheden en vitale bedrijven op een mogelijke grieppandemie. Bijgevoegd is een rapportage hoe de voorbereiding hier op in de afgelopen 2 jaar is gegaan2. Aangezien de wereld vorig jaar door een daadwerkelijke grieppandemie (Nieuwe Influenza A (H1N1)) is getroffen, heeft deze voorbereiding een extra stimulans gekregen en zijn veel zaken reeds in de praktijk gebracht. Een uitgebreide evaluatie van hoe we als maatschappij met deze specifieke grieppandemie zijn omgegaan wordt de komende tijd nog uitgevoerd. U wordt hierover in de tweede helft van 2010 geïnformeerd.

3. De stand van zaken rond de versterking van de zelfredzaamheid van burgers en bedrijven. In de brief en bijlage (bijlage 3)2 wordt beschreven wat er naar aanleiding van de NRB 2008–2009 met dit thema is gedaan.

4. De laatste ontwikkelingen van de nationale crisisorganisatie, de belangrijkste oefeningen die in 2009 hebben plaats gevonden en belangrijke internationale ontwikkelingen.

Er wordt afgesloten met een perspectief van activiteiten die in 2010 tot uitvoering komen.

Blijvende aandacht voor de bescherming van vitale infrastructuur

Nederland pakt de bescherming tegen, dan wel de voorbereiding op uitval van (delen van) de vitale infrastructuur adequaat aan. De tweede inhoudelijke analyse van de bescherming van de twaalf vitale sectoren5 onderbouwt dit standpunt van het Kabinet. Er zijn op verschillende terreinen echter ook in de toekomst nog wel stappen te maken. Hierbij gaat het onder meer om het verder versterken van de relatie tussen veiligheidsregio’s en vitale sectoren en het verder vergroten van de intersectorale samenwerking van vitale sectoren op het terrein van (wederzijdse) afhankelijkheden en bedreigingen voor de continuïteit. Een goed voorbeeld hiervan is de gezamenlijke voorbereiding tegen mogelijke uitval van ICT. Een vraagstuk dat volgend op de resultaten van de NRB 2008–20096 het komende jaar extra aandacht krijgt. Zo wordt de weerbaarheid van de vitale sectoren tegen uitval van ICT nader bekeken, wordt de crisisrespons op ICT-uitval versterkt en zal eind 2010 deel worden genomen aan een internationale ICT oefening. Verder wordt, mede naar aanleiding van de motie van het lid Knops c.s.7, aanvullend onderzoek uitgevoerd naar «cyber defence». De Kamer wordt hierover op korte termijn geïnformeerd.

Voor de komende jaren verschuift het zwaartepunt van de aandacht voor bescherming vitale infrastructuur van de nationale overheid naar de veiligheidsregio’s en (individuele) vitale organisaties, die de samenwerking verder zullen intensiveren. De nationale overheid blijft hen hierbij natuurlijk ondersteunen.

De afgelopen vier jaar is hard gewerkt aan het creëren van randvoorwaarden om een goede bescherming van de vitale infrastructuur mogelijk te maken:

1. Weten welke dreigingen er spelen: structureel inzicht

Het is belangrijk om te weten welke (mogelijke) dreigingen er zijn, zodat de vitale infrastructuur zich hierop kan voorbereiden en de nodige maatregelen kan nemen. Dit inzicht wordt sinds 2008 onder meer gevoed door de Nationale Risicobeoordeling (NRB).

Daarnaast stellen de AIVD, de MIVD en het KLPD, in het kader van het Alerteringssysteem Terrorisme Bestrijding (ATb), specifieke dreigingsinformatie ter beschikking aan de NCTb voor het informeren van de vitale sectoren over terroristische dreigingen. Ook geldt dat de AIVD de vitale sectoren rechtstreeks informeert over andere dreigingen dan terrorisme die voortkomen uit bewust menselijk handelen, denk aan spionage. Het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI) heeft specifieke risicoanalyses uitgevoerd om meer kennis van risico’s te creëren. En in het in 2006 opgerichte Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur (SOVI) praten de vitale sectoren met elkaar en de overheid om meer van elkaar te leren en gezamenlijk dreigingen te analyseren. Door dit soort informatie(-deling) kunnen de sectoren de juiste maatregelen treffen om hun eigen continuïteit zoveel mogelijk te waarborgen.

Dit structurele inzicht van o.m. de inlichtingendiensten draagt bij aan het standpunt dat er nu geen aanleiding is specifiek extra onderzoek te doen naar de mogelijke effecten van een Elektromagnetische Puls (EMP) op de continuïteit van vitale producten en diensten, waar dhr. Van Roon (PVV) tijdens het vragenuurtje op 1 december 2009 naar gevraagd heeft. De kans van optreden wordt door de inlichtingendiensten erg klein geacht, terwijl bekend is dat het beschermen van systemen tegen dit type aanvallen zeer moeilijk en kostbaar is. Een onderzoek zal naar verwachting niet leiden tot nieuwe inzichten.

2. Weten wie wat moet doen: heldere verantwoordelijkheden

Alle betrokken partijen hebben in de afgelopen jaren hun verantwoordelijkheid, zoals in de voortgangsrapportage Bescherming vitale infrastructuur van 20071 beschreven, genomen. Vitale sectoren weten dat zij verantwoordelijk zijn voor het doorfunctioneren van hun sector. De veiligheidsregio’s pakken de verantwoordelijkheid op om ook voorbereid te zijn op mogelijke uitval van vitale infrastructuur. Tenslotte werkt de Rijksoverheid er zelf hard aan om ook voorbereid te zijn op mogelijke uitval en de eigen continuïteit te waarborgen. De voorbereidingen op een grieppandemie zijn hier een goed voorbeeld van.

3. Weten met wie samen te werken en dit ook doen: actieve netwerken

Er zijn in de afgelopen jaren vele actieve netwerken ontstaan die zich met de bescherming van vitale infrastructuur bezig houden. Zo heeft de financiële sector recent het platform BCVIF (Business Continuity Vitale Infrastructuur Financiële sector) opgericht en worden voor de sector telecom in het NCO-T (Nationaal Continuïteitsoverleg Telecom) en de sector energie in het Platform Integrale Veiligheid onder meer de bescherming van deze belangrijke vitale sectoren besproken. Op het specifieke gebied van cybersecurity komen sinds 2006 overheid en bedrijfsleven samen in de informatieknooppunten (IKC’s) van het programma NICC (Nationale Infrastructuur ter bestrijding van CyberCrime). Dit soort netwerken zorgt dat er aandacht is voor het onderwerp en dat overheid en private organisaties samenwerken aan de nationale veiligheid. Het NAVI en het NICC hebben hier overigens op een aantal terreinen een faciliterende rol in gespeeld.

Ook de komende jaren is intensieve aandacht voor onder meer ICT uitval noodzakelijk. Om alle partijen te ondersteunen is het voornemen een krachtenbundeling in gang te zetten van NAVI, NICC en GOVCERT (het Computer Emergency Response Team van de Nederlandse overheid). U wordt in de loop van het jaar hier over nader geïnformeerd.

De samenwerking is ook op internationaal niveau in de afgelopen jaren sterk verbeterd. De Europese richtlijn voor de bescherming van vitale infrastructuren die begin 2009 van kracht is geworden1, leidt er toe dat in de komende jaren gericht kan worden samengewerkt tussen de EU-lidstaten rond dit thema. De invoering van deze richtlijn verloopt in Nederland tot nu toe zeer voorspoedig.

4. Weten dat, ondanks alles, uitval mogelijk blijft: samen voorbereid zijn

Structurele aandacht voor de vitale sectoren en het nemen van de nodige maatregelen garandeert uiteraard niet dat uitval van een vitaal product, dienst of proces zich nooit zal voordoen. De afgelopen jaren is daarom ook ingezet op het zoveel mogelijk voorbereid zijn op uitval. Vitale sectoren, veiligheids- en politieregio’s en de nationale crisisorganisatie zijn hier samen in opgetrokken.

De vorming van de veiligheidsregio’s heeft een positieve bijdrage geleverd, doordat er een eenduidige gesprekspartner is ontstaan voor de vitale sectoren. Deze bijdrage zal alleen maar toenemen naarmate de veiligheidsregio’s zich verder ontwikkelen tot volwaardige veiligheidspartners. Informatiedeling tussen vitale sectoren en veiligheids- en politieregio’s, zoals over de vitale objecten en Alerteringslocaties in een regio, is daarbij van cruciaal belang. Ik zal in de toekomst blijven inzetten op het versterken van deze relatie en het faciliteren van de informatiedeling.

Naast de sectorale voorbereidingen wordt ook in toenemende mate aandacht geschonken aan de intersectorale afhankelijkheden. In dat kader wordt nu door het NAVI en NICC gewerkt aan het versterken van de weerbaarheid van vitale sectoren tegen uitval van elektriciteit respectievelijk ICT/Telecom diensten.2 Eerder heb ik u gemeld dat het contract van het huidige Nationale Noodnet eind december 2008 afliep en sindsdien is verlengd. Op basis van de uitkomst van een onderzoek naar een nieuwe crisiscommunicatievoorziening, is een aanbesteding voor een nieuwe NoodCommunicatieVoorziening (NCV) uitgezet. Dit heeft ertoe geleid dat inmiddels met de aanbieder van de dienst NCV, zijnde KPN, een overeenkomst is bereikt die op 1 mei 2011 in zal gaan.

Continuïteit tijdens grieppandemie

De voorgaande beschrijving over hoe het gesteld is met de bescherming van de vitale infrastructuur wordt mede onderbouwd door de manier waarop met de voorbereiding op een grieppandemie is omgegaan. Uit de nationale risicobeoordeling van 2007 (bevestigd in NRB 2008–2009) bleek dat een grieppandemie één van de grootste bedreigingen vormt voor de samenleving. Bij een ernstig verlopende grieppandemie zullen wereldwijd veel mensen overlijden of gedurende een langere periode ziek zijn. Dit kan leiden tot maatschappelijke onrust en mogelijke aantasting van de continuïteit van vitale producten, diensten en processen. Dit was de aanleiding voor een forse intensiveringsslag op dit onderwerp. Begin 2008 is u gemeld3 dat eind 2009 tachtig procent van de vitale organisaties in Nederland het scenario van een grieppandemie in hun continuïteitsplannen heeft verwerkt. Daar is veel werk voor verzet door alle betrokken partijen.

Mijn collega’s en ik stellen met tevredenheid vast, dat door alle gezamenlijke inspanningen van overheden en bedrijfsleven de doelstelling ruimschoots is gehaald: ruim tachtig procent van de aangeschreven vitale organisaties beschikt over een actueel continuïteitsplan of zal dat op afzienbare termijn hebben1. Ook de Algemene Rekenkamer en de Eerste en Tweede Kamer hebben aangegeven zich goed te hebben voorbereid op een grieppandemie en de benodigde maatregelen te hebben getroffen. In de tabel hieronder worden de bereikte percentages per vitale sector weergegeven2.

Vitale sectorAantal organisatiesAantal met planProcentueel
Energie2626100%
Telecommunicatie/ICT88100%
Drinkwater1010100%
Voedsel2704015%
Gezondheid11 1001 05396%
Financieel1313100%
Keren en beheren oppervlakte-water2   
• Waterschappen2626100%
Openbare Orde en Veiligheid   
• Politieregio’s (incl. KLPD)2626100%
• Veiligheidsregio’s2525100%
Rechtsorde   
• Openbaar Ministerie11100%
• Dienst Justitiële Inrichtingen11100%
• Gerechten2424100%
Openbaar Bestuur   
• Provincies1212100%
• Gemeenten344143799%
• Rijksoverheid413 + 4861100%
Transport55100%
Chemische en nucleaire industrie141393%
Totaal2 0631 78186%

1 Om eenheid in de berekening van de resultaten per sector te verkrijgen, is uitgegaan van een andere berekening dan in het rapport «zorginstellingen tijdig voorbereid op grieppandemie» van de IGZ en IJZ (september 2009). Ook zijn de gebruikte waardes van een later moment, namelijk eind 2009. In de tussenliggende periode heeft een deel van de zorginstellingen alsnog hun continuïteitsplan opgesteld. Het onderzoek van de IGZ en IJZ heeft betrekking op de sectoren ziekenhuizen, verpleging/verzorging, thuiszorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, structuren huisartsendiensten, ambulancezorg, bureaus jeugdzorg, residentiële/gesloten jeugdzorg en overige jeugdzorg.

2Overige vitale organisaties in deze sector zijn door Rijkswaterstaat meegenomen en hebben een plan. Gedurende de looptijd van het project zijn twee waterschappen gefuseerd.

3 Per 1 januari 2010 telt Nederland 431 gemeenten.

4 Kerndepartementen plus kritieke uitvoerende diensten.

De meeste sectoren scoren honderd procent of bijna honderd procent, dat wil zeggen dat vrijwel alle vitale organisaties in die sectoren aangeven over een actueel continuïteitsplan te beschikken. In de voedselsector beschikt slechts vijftien procent van de bedrijven over een continuïteitsplan.

Deze uitkomst heeft waarschijnlijk te maken met de omvang en de complexiteit van de voedselsector. In grote lijnen kan gesteld worden dat de grotere bedrijven wel zijn voorbereid op een calamiteit als een grieppandemie. Dit geldt ook voor andere sectoren3.

Naast deze kwantitatieve resultaten kan geconcludeerd worden dat het bewustzijn van de risico’s die pandemieën met zich meebrengen enorm is toegenomen. Daarbij is niet alleen de bedrijfscontinuïteit bekeken, maar hebben de desbetreffende bedrijven en instellingen ook gelet op hun maatschappelijke betekenis, ketenafhankelijkheden en alternatieven binnen de eigen sector. Per vitale sector is een analyse gemaakt van de wijze waarop de sector als geheel zich heeft bezig gehouden met grieppandemie. Zo is bijvoorbeeld nagegaan wat de belangrijkste getroffen of te treffen maatregelen zijn; op welke wijze sectoroverleg is georganiseerd en tot slot of de sector in staat is, ook in het geval van een ernstige grieppandemie, de vitale producten, diensten en processen te leveren waarvoor zij verantwoordelijk is. Het antwoord op deze laatste vraag is overigens bevestigend. In bijlage 2 zijn de genoemde sectoranalyses opgenomen.

In alle vitale sectoren is sprake geweest van intensieve voorbereiding op de continuïteit bij een grieppandemie. De daarmee verband houdende vraagstukken op het gebied van personeelsmaatregelen, hygiënemaatregelen en communicatie, prioritering van de meest kritieke processen, tijdelijk stilleggen van minder kritieke processen en praktische oplossingen als poolvorming en telewerken, zijn serieus besproken en uitgewerkt. De reguliere overleg- en besluitvormingsstructuren zijn benut om kennis en ervaring uit te wisselen en om in geval van nood gezamenlijke maatregelen te kunnen nemen (bijvoorbeeld via sectoroverleggen bedrijfsleven, VNG, Veiligheidsberaad, overleg tussen politiekorpsen of rijksbreed interdepartementaal overleg).

Mede omwille van de voorbeeldfunctie die de rijksoverheid heeft zijn de ministeries en hun kritieke uitvoeringsorganisaties meteen al vanaf juli 2008 begonnen met het opstellen van continuïteitsplannen in een rijksbreed gezamenlijk traject dat is geborgd via de Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijk (ICBR). De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) heeft in samenwerking met de departementale auditdiensten de plannen aan een toets (quick scan) onderworpen, waaruit blijkt dat de ministeries beschikken over actuele plannen die gebaseerd zijn op een brede inventarisatie van de problematiek en waarop kan worden teruggevallen in crisissituaties (zie bijlage 2).

Het is daarbij goed om te melden dat de actualiteit met betrekking tot de Nieuwe Influenza A (H1N1) uiteraard voor een extra dynamiek in dit proces heeft gezorgd, maar dat veel organisaties al geruime tijd bezig waren om hun voorbereidingen te treffen. Uiteraard heeft dit een positief effect gehad op de afhandeling van de Nieuwe Influenza A (H1N1).

Verscheidene doelgroepen binnen de vitale sectoren hebben aangegeven het nuttig te vinden om de resultaten van dit project vast te willen houden voor de toekomst. De opgedane ervaringen op het gebied van continuïteitsmanagement ten aanzien van grieppandemie en het momentum wil men benutten om het continuïteitsvraagstuk te verbreden. Daarmee kunnen vitale organisaties zich beter voorbereiden op bedreigingen van de continuïteit zoals grootschalige ICT- of stroomuitval. De resultaten zullen in 2010 dan ook gebruikt worden bij de aanpak van de weerbaarheid van vitale sectoren tegen uitval van ICT /Telecomdiensten en elektriciteit. Met partijen uit de sector openbaar bestuur (rijksoverheid, provincies, gemeenten) worden tevens afspraken gemaakt om continuïteitsmanagement een plaats te geven als onderdeel van de kwaliteit van dienstverlening. Voor het formuleren van mogelijke verdere activiteiten zal ook gebruik gemaakt worden van de uitkomsten van de evaluatie van de aanpak van de recente grieppandemie Nieuwe Influenza A (H1N1). U zult hierover op een later moment worden geïnformeerd.

Risicobewustzijn en zelfredzaamheid van de burger

In de eerste voortgangsbrief Nationale Veiligheid1 is geconstateerd dat de impact van een ramp of crisis in veel gevallen verkleind kan worden wanneer de slachtoffers in staat zijn zichzelf te redden in afwachting van hulp van buitenaf (die soms langere tijd op zich kan laten wachten). Daarom is in 2009 het project Zelfredzaamheid bij Rampen en Crises gestart. Door burgers en bedrijven te stimuleren om zich voor te bereiden op rampen en crises, wil ik hun zelfredzaamheid vergroten. Daarnaast zal de overheid randvoorwaarden creëren die deze zelfredzaamheid ondersteunen.

In het project worden drie sporen bewandeld: versterken van het risicobewustzijn, testen van concrete maatregelen in gebiedsgerichte pilots en stimuleren van onderzoek. Over de eerste vorderingen van het project bent u op 4 juni 2009 met de tweede voortgangsbrief Nationale Veiligheid geïnformeerd2. In het Algemeen Overleg Crisisbeheersing op 25 juni 2009 is toegezegd u op de hoogte te houden van de voortgang van dit project. In bijlage 3 vindt u daarom een overzicht van de vorderingen op dit belangrijke onderwerp.

Ik wil daar een aantal zaken kort uitlichten. Bij hetversterken van het risicobewustzijn staat de «Denk Vooruit»-campagne centraal. Net als in 2008 lag ook in 2009 de nadruk op het stimuleren van de voorbereiding op noodsituaties. Hierbij werd het (samenstellen van een) noodpakket als concreet handelingsperspectief belicht. De nameting laat zien dat het bereik van de «Denk Vooruit»-campagne weliswaar iets lager ligt dan gemiddeld bij overheidscampagnes met een vergelijkbaar budget, maar dat de waardering voor inhoud en vormgeving van de boodschap bovengemiddeld is. Ook is in 2009 een succesvolle proef gedaan met «Denk Vooruit» en een evacuatie-oefening in het Habbo-hotel, een virtuele community voor jongeren tussen 12 en 18 jaar.

Voor het testen van concrete maatregelen voor het vergroten van zelfredzaamheid zijn in de zomer van 2009 vier pilots van start gegaan in Amstelveen, Zeeland en Moerdijk en op de Veluwe. In deze pilots worden verschillende instrumenten ingezet om de zelfredzaamheid te versterken. Op de Veluwe zijn inmiddels vier ontruimingsoefeningen gehouden op een landgoed en een recreatiebedrijf. Provincie Zeeland heeft de website www.waterdreiging.nl in gebruik genomen, waarop het actuele dreigingniveau voor water én de bijbehorende handelingsopties bekeken kunnen worden. Moerdijk organiseerde onder andere een dag waarop zelfredzaamheid voor verminderd zelfredzamen centraal stond. En in Amstelveen zijn een opleidingsaanbod voor burgers en een campagne (watdoeje.nl) in ontwikkeling.

Een nulmeting (gehouden in augustus en september 2009) en een eindmeting (in april 2010) zullen inzichtelijk maken in welke mate de ingezette instrumenten effect hebben gehad.

Het NIFV is, in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, november 2009 een onderzoek begonnen naar de ervaring van burgers en hulpverleners met zelfredzaamheid bij rampen en crises. Hiertoe worden rampen die zich in het (recente) verleden in Nederland hebben voorgedaan onderzocht. Het vraagstuk wordt vanuit de invalshoek van zowel hulpverleners als slachtoffers/betrokkenen belicht.

Tot slot verheugt het zeer dat er in het land diverse initiatieven ontstaan gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid bij rampen en crises. Zo heeft op 13 december 2009 het Paradiso het Nationale Ramp-examen georganiseerd in Amsterdam. Hier stond de vraag centraal waar de verantwoordelijkheid van de overheid bij noodsituaties ophoudt en die van de burger begint, en omgekeerd. Ook de veiligheidsregio’s tonen meer interesse in het onderwerp zelfredzaamheid. De provincie Zuid-Holland en drie veiligheidsregio’s hebben 2010 bijvoorbeeld uitgeroepen tot het jaar van de transportveiligheid, waarbij zij risicocommunicatie, risicobewustzijn en zelfredzaamheid een nadrukkelijke plek geven.

Kortom, er ontstaat steeds meer maatschappelijk draagvlak en steun voor het vergroten van de zelfredzaamheid. Over deze ontwikkelingen, nieuwe activiteiten, de uitkomsten van de pilots en de onderzoeken wordt u in een volgende voortgangsbrief Nationale Veiligheid verder geïnformeerd.

Verzekerbaarheid

De ministerraad heeft in juni 2006 ingestemd met de kabinetsreactie op het eindrapport van de Commissie tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten. In het standpunt wordt onder meer ingezet op het waar mogelijk vergroten van de private verzekerbaarheid van ramprisico’s.

In eerste instantie is prioriteit gegeven aan het onderzoeken van de haalbaarheid en wenselijkheid van het verzekerbaar maken van overstromingsrisico’s en aardbevingen. Hiertoe is een Task Force gevormd met deelname vanuit de ministeries van Financiën (vz.), BZK, Verkeer en Waterstaat en het Verbond van Verzekeraars, die zich de afgelopen jaren hebben gericht op het inventariseren van de verzekerbaarheid van overstromingen, aardbevingen en wateroverlast. Ter eventuele vervanging van het vangnet van de WTS voor dergelijke rampen zijn de globale lijnen van een publiek-private constructie uitgewerkt met als belangrijke elementen een verplichte clausule in de brandverzekering en een belangrijke financiële rol voor de overheid. Het kabinet acht het, ondanks de constructieve bijdrage van de sector aan het verkennen van de mogelijkheden, niet opportuun om een dergelijke verzekering op te zetten. Naast de inherente beperkingen van de constructie zouden extra lastenverzwaringen in een tijd van economisch zwaar weer, waarbij het kabinet voornemens is ingrijpende maatregelen te nemen in het kader van de heroverwegingen, kritisch moeten worden bezien.

Verder is inmiddels geconstateerd dat meer zicht nodig is op de mogelijke uitwerking van de herziening van de WTS wat betreft het opnemen van personenschade in de wet als schadecategorie. Hierdoor zal een herziening van de WTS niet meer in deze kabinetsperiode worden geïnitieerd. Mocht zich onverhoopt in de tussentijd een ramp voordoen, kan, indien gewenst en net als in het verleden, een ad hoc voorziening worden getroffen voor personenschade.

Crisisbeheersing op rijksniveau

Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de rijksoverheid tijdige en adequate besluiten neemt als een situatie ontstaat waarbij de nationale veiligheid in het geding is. In een noodsituatie is een goed functionerende crisisorganisatie de randvoorwaarde voor een goed functionerende overheid. Daarom wordt hierbij gestreefd naar continue verbetering. De uitwerking van de eerder aangekondigde1 nauwere samenwerking tussen de verschillende departementale coördinatiecentra (DCC’s) en het Nationaal CrisisCentrum (NCC) heeft in het afgelopen half jaar verder vorm gekregen. Een duidelijke stap is gemaakt van plannen naar uitvoering. Sinds 1 januari 2010 is, conform planning, de basisvariant van de vernieuwde rijkscrisisstructuur operationeel. Het NCC vormt nu hét informatieloket voor crisismeldingen op nationaal niveau, met verbetering en versnelling van de informatievoorziening tot gevolg. Ook worden opleidingen en trainingen steeds vaker interdepartementaal georganiseerd en wordt er vaker samen geoefend. Met dit traject is het kabinet van mening dat de crisisorganisatie op rijksniveau beter op orde is.

Om de crisisbeheersing op rijksniveau nog verder te verbeteren, wordt ook aan een aantal andere acties gewerkt, zoals de oprichting van de Landelijke Operationele Staf (LOS), waar u over geïnformeerd bent in het Kabinetsstandpunt Taskforce Management Overstromingen1.

Een tweede actie betreft het vergroten van de slagvaardigheid van besluitvorming bij crises. Per 26 juli 2009 is het instellingsbesluit van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing in werking getreden2. Dit is verwerkt in een nieuwe, actuele versie van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming die op 23 november 2009 aan uw Kamer is aangeboden3. Verder zal de bestaande rijksbrede Stuurgroep Nationale Veiligheid formeel ingesteld worden als ambtelijk voorportaal voor de Raad voor de Nationale Veiligheid, respectievelijk de Raad voor Veiligheid en Rechtsorde, voor zover het betreft de besluitvorming in die onderraden over beleid en uitvoering op het terrein van de nationale veiligheid en de crisisbeheersing op nationaal niveau.

Er is een aantal ontwikkelingen op het gebied van de crisiswetgeving. Binnenkort zal de herziening van het staatsnoodrecht in breder verband worden opgepakt. Een en ander geschiedt in nauwe samenwerking met de voor de sectorale wetgeving verantwoordelijke ministeries. De aanpassingen op de Wet veiligheidsregio’s worden daarin meegenomen.

Ten slotte wordt gewerkt aan realisatie en daarna implementatie van de Wet Veiligheidsregio’s. Het kabinet wil nationaal veiligheidsbeleid laten landen bij de veiligheidsregio’s om zo krachtige regio’s te bereiken die voldoen aan de wet en actieve spelers zijn in het stelsel van nationale en regionale crisisbeheersing. Hiertoe worden ondermeer afspraken gemaakt tussen regio’s, NCC, LOCC en uitvoeringsdiensten van de rijksoverheid. Er worden maatregelen genomen om de veiligheidsregio’s verder te ontwikkelen. U kunt hierbij denken aan de handreiking regionaal risicoprofiel en het referentiekader crisisplan. Tevens wordt ingezet op het organiseren van afspraken tussen veiligheidsregio’s en vitale sectoren en het aanbrengen van verbinding tussen de nationale risicobeoordeling en het regionaal crisisplan.

Oefenen

Oefenen is een cruciaal element voor de nationale veiligheid en uiteraard crisisbeheersing. Alleen door regelmatig op alle niveaus (inclusief internationaal) te oefenen kan getoetst worden of alles wat opgebouwd is ook werkt. Daarom wordt tweejaarlijks een grootschalige oefening georganiseerd, vergelijkbaar met de eerdere oefeningen Bonfire en Voyager. De inzet was om mede op basis van de uitkomsten van de NRB 20074, in 2009 te oefenen met de uitbraak van een grieppandemie, de uitbraak van de Nieuwe Influenza A (H1N1) heeft dit voornemen doorkruist. De praktijk van een echte grieppandemie levert echter veel informatie op waar alle betrokken partijen van kunnen leren. Er zal dan ook uitgebreid geëvalueerd worden wat de lessen uit de praktijk van deze grieppandemie zijn.

Verder vinden jaarlijks grote interdepartementale bestuurlijke oefeningen plaats. In 2009 was dit de meerdaagse rampenoefening «Floodex», waarin Nederland om bijstand aan Europese lidstaten vraagt. Omdat natuurrampen als overstromingen geen grenzen kennen en meerdere landen op hetzelfde moment kunnen treffen, namen diverse organisaties uit Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, Estland en Polen deel aan deze oefening. Deze oefening was bedoeld om de bestaande procedures bij het alarmeren, mobiliseren en inzetten van internationale hulpdiensten na een ernstige grootschalige calamiteit in de praktijk te testen en bestond uit zowel een bestuurlijk als een operationeel deel. Juist de samenwerking met buitenlandse hulpverleners gaf deze oefening een grote toegevoegde waarde. Daarom heeft Nederland dit najaar ook deelgenomen aan de internationale Belgische nucleaire oefening Doel.

In november 2009 namen ruim 130 deelnemers uit 36 verschillende landen en vijf internationale organisaties deel aan oefening «Exercise Cobalt 2009». Doel van de oefening was om gezamenlijk een dreigende radiologische en nucleaire aanslag te voorkomen door informatie-uitwisseling tussen landen en organisaties zoals Interpol, Europol en het Internationaal Atoomagentschap, verder te optimaliseren. De oefening was een initiatief van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. De oefening vond plaats in het kader van het zogenoemde Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism (GICNT). Nederland is een van de 76 landen die zich hierbij als partner heeft aangesloten.

In 2010 wordt naar aanleiding van de uitkomsten van de NRB 2008–20091, waarbij uitval van ICT/Telecom diensten als belangrijke dreiging is geïdentificeerd aangehaakt bij de internationale oefening Cyberstorm III, waarbij de nadruk ligt op ICT veiligheid.

Internationale samenwerking

Samenlevingen zijn zo met elkaar verweven dat het onmogelijk is om ons op het gebied van nationale veiligheid, bescherming van vitale infrastructuur en crisisbeheersing alleen op Nederland te richten. In EU-verband heeft het kabinet zich dan ook verbonden aan het Stockholm programma en de Interne Europese Veiligheidsstrategie. Hierin staat onder meer dat de EU zich zal inzetten voor het versterken van de samenwerking binnen de EU op het gebied van preventie, preparatie en respons op allerlei rampen en crises. Nederland zal deze ontwikkeling onder andere steunen door het delen van onze aanpak in dit kader: de Nationale Risico Beoordeling.

Daarnaast wordt de inzet op de implementatie van de Europese richtlijn voor de bescherming van vitale infrastructuur en de actiepunten uit het CBRN actieplan (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair) voortgezet. De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) heeft in zijn vergadering van 30 november 2009 ingestemd met het zogeheten EU CBRN Actieplan. Dit plan geeft een belangrijke impuls aan de versterking van de chemische, biologische, radiologische en nucleaire veiligheid en beveiliging in de Europese Unie, met in achtneming van de principes van subsidiariteit en proportionaliteit. Het omvat 124 acties op het gebied van preventie, detectie en respons op CBRN-incidenten, In 2010 starten 14 key actions. Het kabinet ziet het actieplan als een belangrijk instrument om op Europees niveau een inhaalslag te maken ten aanzien van het beperken van de dreiging en de gevolgen van CBRN incidenten en zal bij de uitvoering van het actieplan een actieve rol spelen. Een samenhangende aanpak in de lidstaten is, gelet op het(potentieel) grensoverschrijdende karakter van CBRN -incidenten, belangrijk om op Europees niveau eenzelfde beveiligingsniveau te realiseren maken Bovendien kan zo ook schaalvoordeel worden behaald op het gebied van kennisontwikkeling en kennisdeling. Veel van de voorgestelde maatregelen in het actieplan zijn overigens in Nederland al op enige wijze in gang gezet.

Agenda voor 2010

In deze brief heeft u kunnen lezen hoe belangrijk het is dat alle partijen in onze samenleving hun eigen verantwoordelijkheid kennen en deze ook (kunnen) oppakken. De nationale veiligheid is immers een zaak van ons allemaal, van burger en bedrijfsleven tot overheid. Een goede samenhang tussen het inzicht in dreigingen, de benodigde capaciteiten om hiermee om te gaan, de mogelijke gevolgen voor de vitale infrastructuur en de voorbereiding op de crisisbeheersing is essentieel en het kabinet zal blijvend inzetten op het versterken van deze samenhang.

In 2010 bestaat deze versterking onder meer uit:

• Uitvoering van de Nationale Risico Beoordeling en Capaciteitenanalyse 2010. Hierbij wordt onder andere schaarste van mineralen meegenomen als mogelijke dreiging.

• Vergroten van weerbaarheid van vitale sectoren tegen uitval van ICT/Telecom en elektriciteit.

• Versterken van de nationale respons op ICT uitval door onder andere de ontwikkeling en inrichting van een ICT Respons Board.

• Deelname aan internationale oefening ICT uitval (Cyberstorm III).

• Ondersteunen van de versterking van de relaties tussen veiligheidsregio’s en vitale infrastructuren.

• Versterken van de relatie tussen de nationale en regionale crisisorganisaties, ondermeer door verdere vormgeving van de Landelijk Operationele Staf (LOS).

• Door ontwikkeling van de rijkscrisisstructuur.

• (Verdere) implementatie van het EU CBRN Actieplan (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair) en van de Europese richtlijn voor de bescherming van vitale infrastructuur.

• Bijdrage aan het in EU-verband in het kader van het Stockholm programma ontwikkelen van een Europese interne veiligheidsstrategie.

• Verdere uitvoering van het project Zelfredzaamheid bij Rampen en Crises.

• Bestendigen van de resultaten van de voorbereiding op griep, mede op basis van de uitkomsten van de uit te voeren evaluatie naar de grieppandemie van het afgelopen jaar.

Tot slot

Ik zal u in het kader van de strategie nationale veiligheid structureel blijven informeren over de betekenis van de dreigingen uit de Nationale Risicobeoordeling voor onder meer de vitale infrastructuur. Daaruit kunnen specifieke maatregelen voor deze sectoren en overheidspartijen volgen. Ik zal u informeren over dergelijke maatregelen in de voortgangsbrief Nationale Veiligheid die u regelmatig zult blijven ontvangen. Eind dit jaar zult u de volgende voortgangsbrief Nationale Veiligheid ontvangen. In deze brief wordt ondermeer ingegaan op de resultaten van de Nationale Risicobeoordeling en Capaciteitenanalyse 2010.

Eens in de vier jaar zal in de voortgangsbrief Nationale Veiligheid diepgaander gerapporteerd worden hoe het gesteld is met de bescherming van de vitale infrastructuur. Hiermee wordt gevolg gegeven aan de toezegging aan de Tweede Kamer die ten grondslag ligt aan de huidige analyse en die uit 2005 om eens in de vier jaar integraal te rapporteren over de bescherming van de vitale infrastructuur.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 821, nr. 3.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 821, nr. 6 en vergaderjaar 2008–2009, 30 821, nr. 8.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 26 643, nr. 75.

XNoot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 821, nr. 6.

XNoot
5

Vitale sectoren: Energie, Telecom/ICT, Drinkwater, Voedsel, Gezondheid, Financieel, Keren en beheren van oppervlaktewater, Openbare Orde en Veiligheid, Rechtsorde, Openbaar bestuur, Transport en Chemische en Nucleaire industrie.

XNoot
6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 821, nr. 8.

XNoot
7

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 X, nr. 66.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 668, nr. 18.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 22 112 en 29 668, nr. 793.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 821, nr. 8, blz. 10–11.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 821, nr. 6.

XNoot
1

Soms zijn wel plannen aanwezig, maar is men nog doende deze formeel bestuurlijk te accorderen.

XNoot
2

Merk op dat het aantal vitale organisaties per sector niet hetzelfde is als het aantal vitale objecten en dat het relatief grote aantal aangeschreven organisaties in de zorg is ingegeven door het specifieke karakter van een grieppandemie.

XNoot
3

Het ministerie van LNV overweegt het criterium van vitaal bedrijf nog eens nader te bekijken.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 821, nr. 6.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 821, nr. 9.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 821, nr. 8.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 27 625, nr. 136.

XNoot
2

Staatscourant, 24 juli 2009.

XNoot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 29 668, nr. 28.

XNoot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 821, nr. 6.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 30 821, nr. 8.

Naar boven