nr. 31
MOTIE VAN HET LID BOELHOUWER C.S.
Voorgesteld 20 maart 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat in de praktijk bij de toepassing van open systemen voor
koude- en warmteopslag in de bodem het strenge reguleringsregime van de Grondwaterwet
als een knelpunt wordt ervaren en dat in de huidige systematiek voor alle
KWO-systemen een vergunning nodig is;
overwegende, dat dit voor kleinere systemen (tot 100 000 m3 per jaar) als een grote belemmering wordt ervaren;
overwegende, dat de knelpunten met name betreffen: de lange duur van de
vergunningverleningsprocedure (7–9 maanden), de hoge leges- en advieskosten,
de hoge kosten voor het uitvoeren van de aan de vergunning verbonden meetvoorschriften
en de soms onnodig strenge vergunningsvoorschriften zoals de eis van een sluitende
energiebalans;
overwegende, dat «gesloten» KWO-systemen momenteel geen vergunning-
of registratieplicht kennen en er derhalve sprake is van rechtsongelijkheid
met de open KWO-systemen;
overwegende, dat de knelpunten ertoe leiden dat minder energiebesparing
en CO2-reductie worden gerealiseerd dan technisch/economisch mogelijk
zou zijn;
constaterende, dat de knelpunten in de ontwerp-Waterwet niet worden opgelost;
verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk met een beleidskader te komen
waarin beleid wordt geformuleerd met betrekking tot (vergunningverlening voor)
het verrichten van handelingen gericht op het hanteren van (kleine) open KWO-systemen.
Dit beleid moet tegemoetkomen aan de in de praktijk gesignaleerde knelpunten
en dient duidelijkheid te verschaffen over zowel de kwantiteits- als kwaliteitsaspecten
voor zowel open als gesloten KWO-systemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Boelhouwer
Cramer
Koppejan