nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 29 mei
2006 en het nader rapport d.d. 5 september 2006, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 13 april 2006, no.06.001347, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika
tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van
belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,
met Protocol; Pretoria, 10 oktober 2005 (Trb. 2006, 6), met toelichtende
nota.
Dit Verdrag geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen. Hij geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld
Verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 april
2006, no. 06.001347, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 29 mei 2006, nr. W06.06.0096/IV, bied ik U hierbij
aan.
Het Verdrag geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen. In de toelichtende nota zijn een paar redactionele
verbeteringen aangebracht, evenals enkele aanvullingen met betrekking tot
niet-toegelichte Protocolbepalingen.
Gelet op artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op
de Raad van State, is het college van oordeel dat openbaarmaking van dit advies
achterwege dient te blijven.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
P. van Dijk
Ik moge U mede namens de Minister van Financiën, verzoeken mij te
machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de
gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot