30 806 Onbemande vliegtuigen (UAV)

Nr. 36 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU EN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE, VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2016

1. Inleiding

In deze brief schetsen wij de voortgang die op verschillende onderdelen wordt geboekt met het dronebeleid. Met de brief voldoen wij aan de toezegging tijdens het AO Drones op 3 september 2015 om uw Kamer na de zomer van 2016 een voortgangsbrief over drones te zenden.1

In het kabinetsstandpunt drones hebben wij aangegeven dat wij ruimte willen geven aan drones en innovatie.2 Drones bieden vele innovatieve toepassingsmogelijkheden om sneller, beter, veiliger en efficiënter te kunnen werken. De ontwikkeling van dronesbeleid dient te worden gebaseerd op een geïntegreerde belangenafweging, waarbij zowel economische en maatschappelijke kansen worden betrokken als veiligheids- en privacybelangen. Daarbij hebben wij kabinetsbreed een aantal potentieel maatschappelijk kansrijke domeinen bepaald; veiligheid, bewaken en beveiligen, infrastructuur, onderzoek, agro- en natuurdomein, en media en journalistiek. Tegelijkertijd kondigden wij activiteiten aan om risico’s van dronegebruik te beperken en tegen te gaan. In de lijn van het kabinetsstandpunt zijn nadien vervolgstappen gezet waarover ook periodiek aan uw Kamer is gerapporteerd3. In het AO op 3 september 2015 ondersteunde uw Kamer de door ons geschetste beleidsvoornemens. Op 19 mei 2016 heeft uw Kamer een VSO4 met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (I&M) gevoerd naar aanleiding van haar brief van 22 april 2016. Daarbij is ook een viertal moties aangenomen.5

Omdat drones te beschouwen zijn als een nieuwe, disruptieve technologie, kenmerkt het dronesbeleid zich door een explorerend karakter, dat wordt vormgegeven in kabinetsbrede afstemming en in nauwe consultatie met stakeholders. Door het uitvoeren van inventarisaties en verkenningen, tests en oefeningen, het uitwisselen van kennis en het leren van ervaringen zal het beleid zich gaandeweg verder uitkristalliseren. Het kabinet betrekt stakeholders nauw bij de vormgeving van het dronesbeleid. Meerdere keren per jaar vindt een gezamenlijk sectoroverleg drones plaats met een breed spectrum aan stakeholders: vertegenwoordigers van overheid waaronder regelgevers en uitvoerders, professionele en recreatieve brancheorganisaties, bemande en onbemande luchtvaart, operators, maakindustrie, testlocaties en opleidings- en kennisinstellingen. Gelet op het toenemende belang van het onderwerp drones is de rijksoverheid dit jaar gestart met het organiseren van een serie high-level strategiebijeenkomsten waarin de betrokken publieke organisaties, de wetenschap en de private organisaties met elkaar in gesprek gaan. Doel is om in gezamenlijkheid een publiek-private strategische actie-agenda drones op te stellen.

Hierna gaan wij in op een aantal speerpunten van het door het kabinet gevoerde dronesbeleid. Bij de brief is tevens een bijlage gevoegd6. Daarin gaan wij specifieker in op de stand van zaken rond de als kansrijk bestempelde domeinen voor inzet van drones, alsmede enkele aanverwante aangelegenheden.

2. Economische kansen van drones

De dronessector kan worden beschouwd als één van de meest dynamische groeisectoren in de wereld.7 Drones kunnen als enabling technology in potentie in een groot aantal sectoren bijdragen aan innovatie en economisch verdienvermogen. De landbouwsector wordt door toekomstverkenners gezien als het toepassingsgebied voor drones met een groot economisch groeipotentieel.8 Zo maken drones het in combinatie met big data-toepassingen mogelijk om te innoveren in de precisielandbouw, waardoor er met minder middelen hogere opbrengsten kunnen worden verkregen. Gelet op de te verwachten economische groei in deze sector wordt hier ook reeds in het beroepsonderwijs op vooruitgelopen.9 Ook op het terrein van inspecties van infrastructuur is gebleken dat de inzet van drones zeer effectief en efficiënt kan zijn. Inmiddels is al bij diverse inspectievormen ervaring opgedaan met de inzet van drones. Het kabinet is voornemens dit kansrijke domein met verdere pilots nader te verkennen.

Drones kunnen ook een bijdrage leveren aan de doelstellingen van het kabinetsbeleid op het terrein van smart mobility. De inzet van drones kan bijvoorbeeld bijdragen aan slimmer verkeersmanagement. Daarnaast signaleert het kabinet ook steeds meer innovatieve ontwikkelingen bij de inzet van drones voor transport en logistiek. Het kabinet acht deze ontwikkelingen inmiddels zodanig veelbelovend, dat nader zal worden verkend of de inzet van drones voor transport en logistiek als nieuw kansrijk domein kan worden aangemerkt.

De Nederlandse drone-industrie ontwikkelt zich snel. Momenteel bestaat de Nederlandse drone-industrie uit circa 10 bedrijven die drones ontwikkelen. Mede door de inwerkingtreding van droneregelgeving voor professionele gebruikers (per juli 2015) is het aantal beroepsmatige droneoperators in een jaar tijd toegenomen van circa 20 naar circa 70 bedrijven. Bovendien zijn in de zomer van 2016 40 nieuwe dronesbedrijven gestart onder het regime van de zgn. minidrone-regeling. Bij een toenemende vraag en gebruiksmogelijkheden kunnen deze aantallen snel stijgen. De eerste contouren van een nog te verschijnen EU onderzoek naar de economische potentie van drones tonen aan dat de Europese markt voor drones uitgroeit tot een miljardenmarkt.

De drone-industrie kan een beroep doen op de bestaande innovatie-instrumenten van Economische Zaken, zoals het Innovatiekrediet, Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) en Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI)-toeslag. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) kan daarbij ondersteuning bieden.

Op het terrein van het stimuleren van innovatie vinden diverse initiatieven plaats. Vanuit de Smart Industry Actieagenda is er reeds een aantal fieldlabs gerealiseerd dan wel in ontwikkeling waarin ook met drones kan worden geëxperimenteerd. Een fieldlab is een plek waar ondernemers, al of niet in samenwerking met onderzoek en onderwijs, nieuwe innovatieve concepten in de praktijk kunnen testen. Ook biedt de innovatieagenda High Tech to Feed the World, waarbij vier topsectoren samenwerken, goede mogelijkheden voor publiek-private samenwerking op het terrein van drones in de agrifood-sector. Het uittesten van nieuwe innovatieve concepten via experimenten en fieldlabs en het daartoe bieden van ruimte in de wetgeving past goed in het kabinetsbeleid om toekomstbestendige wetgeving te maken. Deze toekomstige wetgeving moet het mogelijk maken om te innoveren en in te spelen op initiatieven uit de samenleving10.

Het Ministerie van Economische Zaken heeft een inventarisatie uitgevoerd naar de wensen en mogelijkheden voor test-, demonstratie- en oefenlocaties voor drones voor beroepsmatig gebruik. Test- en oefenlocaties kunnen de gelegenheid bieden voor het uitvoeren van experimenten binnen een afgebakend gebied, waarvoor bijvoorbeeld de vlieger nog geen brevet hoeft te hebben of het te gebruiken systeem nog niet gecertificeerd hoeft te zijn. Het testen en oefenen met drones is essentieel om een goed beeld te krijgen van de ontwikkeling en toepassingsmogelijkheden van onbemande systemen. Het is van belang voor een dynamische Nederlandse drone-industrie, dat juist in Nederland voldoende test- en oefenlocaties beschikbaar zijn.

Uit deze inventarisatie is naar voren gekomen dat de behoefte tot het uitvoeren van testen met drones divers is: van heel eenvoudig tot zeer complex en uitdagend. Er zijn diverse (potentiële) test- en oefenlocaties voor drones in Nederland, met ieder hun specifieke mogelijkheden en beperkingen.11 Het aanwezige potentieel lijkt voldoende om aan de meest gevraagde behoefte aan test- en oefenlocaties te voldoen voor het vliegen met experimentele drones. Wel is er sprake van een spanningsveld tussen het zorgvuldig inpassen van een test- en oefenlocatie in de omgeving en de snelheid van de economische ontwikkelingen.

Naast enkele kleine testlocaties en het Nederlands RPAS Testcentrum in Marknesse van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum is het de ambitie van initiatiefnemers dat in het najaar van 2016 het testcentrum in Twente operationeel zal zijn. Uit ervaring met het testcentrum Twente blijkt de noodzaak om in gezamenlijkheid, publiek-privaat, op te trekken om het gewenste resultaat te bereiken, binnen de bestaande juridische kaders. Deze ervaring zal ook worden ingezet bij het faciliteren van andere potentiële testlocaties, zoals Valkenburg en Woensdrecht.

De verantwoordelijkheid voor het aangeven van behoeften en de ontwikkeling van plannen ligt bij de sector zelf. Om de onderlinge samenwerking tussen de potentiële test- en oefenlocaties te verbeteren is de sector een initiatief gestart om de ontwikkeling, het testen en de evaluatie van drones en bijhorende systemen te faciliteren en te stimuleren op diverse locaties in Nederland. Daarmee kunnen doublures worden voorkomen en kan het investeringskapitaal beter worden benut. Ook kan dit initiatief onderzoeken hoe corridors tussen afzonderlijke locaties en daarmee samenhangende (automatische) veiligheidsvoorzieningen kunnen worden ingericht, als daar uit het oogpunt van testen behoefte aan bestaat. Het Rijk participeert actief in dit initiatief. Ook nieuwe testlocaties en operators kunnen zich bij dit initiatief aansluiten en voorstellen doen.

Onder de huidige luchtvaartregelgeving is het reeds mogelijk om test- en oefenlocaties te realiseren. Het kabinet is regelgeving aan het voorbereiden om de uitvoering van vluchten ten behoeve van testen van en experimenteren met drones verder te faciliteren, de zogenaamde regelgeving voor testlocaties.

Civiel-militaire samenwerking

Organisaties in het veiligheidsdomein, zoals Defensie, politie, brandweer en kustwacht werken intensief samen (civiel-militaire samenwerking) bij het inzetten van drones, het testen en oefenen van drones en bij kennisuitwisseling. Onder de paraplu van VCMS (Versterking Civiel-Militaire Samenwerking) kunnen overheidspartners (politie, brandweer) assistentie aan het Ministerie van Defensie vragen, waardoor defensiedrones, naast andere militaire capaciteit, civiel kunnen worden ingezet. De ScanEagle is op verzoek van de burgemeester van Leeuwarden bijvoorbeeld ingezet tijdens de Luchtmachtdagen in juni 2016. Ook is een tijdelijk samenwerkingsverband tot stand gekomen waardoor de politie gebruik kan maken van de militaire vliegbasis Deelen als oefenterrein. Momenteel loopt een proces om het medegebruik van de politie en Brandweer Nederland op te nemen in de vergunning van een aantal test- en oefenterreinen.

Nieuwe regelgeving binnen de krijgsmacht, die op 1 september 2016 in werking is getreden, stelt het Ministerie van Defensie in staat met het lichtere segment drones beter in te spelen op innovaties en gemakkelijker taken uit te voeren dan nu volgens de militaire regelgeving voor zwaardere (on)bemande luchtvaart mogelijk is. Over de initiatieven op het terrein van drones vindt regelmatig overleg plaats tussen politie, brandweer en defensie. In de komende periode zal de samenwerking tussen veiligheidspartners op het terrein van drones verder worden uitgebouwd, onder meer via het kennisnetwerk onbemande luchtvaart. Mogelijk kan dit op termijn worden uitgebouwd tot een expertisecentrum drones.

4. Regelgeving

Bij de ontwikkeling van de regelgeving voor drones is de Europese context van groot belang. De bevoegdheid om regels vast te stellen voor drones van niet meer dan 150 kg ligt op dit moment nog bij de individuele lidstaten. In december 2015 is een voorstel voor EU-regelgeving met betrekking tot drones gepresenteerd.12 Het voorstel bevat een kader voor het gebruik van drones binnen het Europese luchtruim. Met het voorstel worden alle drones, onafhankelijk van het gewicht, op EU-niveau gereguleerd. Het voorstel verschaft een basis voor de ontwikkeling van operatie-gecentreerde EU-regelgeving, waarbij gebruik wordt gemaakt van Europese producteisen voor drones bij operaties met een laag risico. U bent reeds eerder geïnformeerd over de inzet van het kabinet op deze voorstellen.13

Parallel aan de totstandkoming van de EASA-basisverordening wordt op Europees niveau risicogebaseerde uitvoeringsregelgeving ontwikkeld voor drones. Tijdens het Nederlands Voorzitterschap van de EU, in de eerste helft van 2016, is belangrijke voortgang geboekt met deze nieuwe EU-regelgeving. Tevens heeft Nederland in samenwerking met EASA vier expertworkshops georganiseerd. Hierbij zaten de drone-experts uit de lidstaten en de internationale drone-industrie aan tafel.

Een concept van de uitvoeringsregels is op 22 augustus 2016 door EASA gepresenteerd.14Deze plannen voor regelgeving omvatten de kwaliteitseisen aan de organisatie die de operatie uitvoert, de competentie-eisen aan de piloot, zowel theorie als praktijk, de technische eisen aan de drone en de kwaliteitseisen aan de fabrikant van de drone. Verder worden de verkeersregels vastgelegd, zoals vlieghoogtes en locaties waar al dan niet mag worden gevlogen. Ook worden de eisen aan technische hulpmiddelen vastgelegd, zoals geofencing en een identificatiechip, zodat de industrie hiervoor technische standaarden kan ontwikkelen. Hiermee is aan de aangenomen motie Monasch15 voldaan. Nederland is en blijft groot voorstander van de Europese plannen voor dergelijke producteisen, die een belangrijke bijdrage leveren aan veilige operaties.

Omdat EU-regelgeving met betrekking tot drones naar verwachting op zijn vroegst in 2019 van kracht zal zijn, zal de nationale regelgeving tussentijds verder worden ontwikkeld. Zoals eerder aangegeven aan uw Kamer zal deze verdere ontwikkeling stapsgewijs gebeuren, in voortdurend overleg met de sector en zoveel mogelijk in lijn met de Europese plannen.

Op 1 juli 2015 is regelgeving in werking getreden waarmee het beroepsmatig gebruik van drones is toegestaan na verlening van een brevet, een bewijs van luchtwaardigheid en een certificaat voor de operator die de vluchten exploiteert. Parallel aan deze regelgeving is een beleidsvoornemen ter consultatie aangeboden gericht op het meer naar elkaar toebrengen van de regelgeving van recreatieve en beroepsmatige dronevliegers. Deze consultatie heeft geleid tot het besluit om stapsgewijs de Nederlandse regelgeving aan te passen in overleg met de stakeholders, zoals Defensie, politie, Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en vertegenwoordigers uit de sector. In de brief van 28 augustus 2015 is dit beleidsvoornemen toegelicht.16

Op 1 juli 2016 zijn de Regeling minidrones en een bijbehorende beleidsregel in werking getreden. Dit leidt ertoe dat voor beroepsmatig gebruik van drones tot en met 4 kg (minidrones) lichtere administratieve eisen en kenniseisen gelden, maar onder striktere operationele beperkingen: de maximale afstand van de drone tot de bestuurder is 100 meter, de maximale hoogte is 50 meter en in militaire laagvlieggebieden 40 meter, en er wordt niet gevlogen in het gecontroleerde luchtruim (CTR) rond luchthavens.17 Hiermee is een eerste stap gezet om de regelgeving voor recreatieve en beroepsmatige dronegebruikers meer op één lijn te brengen.

Met de Regeling minidrones is bovendien de verplichting vervallen voor de operator om de vlucht 24 uur vóór de uitvoering ervan te melden bij de burgemeester van de betrokken gemeente en de Minister van I&M. Tevens is de verplichting vervallen om 48 uur vóór de uitvoering van de vlucht een zogenoemde NOTAM (notice to airmen) te publiceren. Hiermee gelden voor beroepsmatige gebruikers van minidrones thans geen meldplichten meer, zoals dat reeds het geval was voor de recreatieve dronegebruiker. Voornoemde meldplichten bestaan slechts nog voor beroepsmatige gebruikers van drones die niet vliegen onder het lichtere regime van de minidrone.

Het voornemen bestaat om in het najaar van 2016 de verplichting om de uitvoering van een vlucht te melden bij de burgemeester ook af te schaffen voor de beroepsmatige gebruiker die niet onder het lichtere regime van de minidrone vliegt. Met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt aan een alternatief informatiesysteem gewerkt om dronevliegers te laten weten wanneer er niet mag worden gevlogen in gemeenten.

Het kabinet spreekt met de bemande luchtvaart en luchtverkeersdienstverleners voorts over een alternatief voor het melden van de vlucht via een NOTAM, bijvoorbeeld om via een alternatieve werkwijze het voor de professionele dronevlieger mogelijk te maken zijn drone sneller in te zetten.

Uw Kamer wordt voor het eind van het jaar geïnformeerd over de aanscherping van de regels voor recreatief gebruik van drones, zoals ook is aangekondigd in de brief van de Staatssecretaris van I&M van 22 april 2016. Momenteel gelden voor recreatieve vliegers een aantal luchtverkeersregels, neergelegd in de Regeling modelvliegen. Deze luchtverkeersregels wil het kabinet in lijn brengen met de regels uit de Regeling minidrones. Daarbij beziet het kabinet in overleg met de (klassieke) modelvliegers de mogelijkheden om tegemoet te komen aan hun wens hun hobby zoveel mogelijk op oude voet voort te kunnen zetten. Tegelijkertijd zal de Staatssecretaris van I&M u informeren over de voortgang van de uitvoering van de motie Elias,18 (waaronder ook de strafmaat die is gesteld op overtreding van de in de luchtvaartregelgeving neergelegde luchtverkeersregels), de motie Van Helvert19 over registratie en de motie Belhaj20 over het verstrekken van voorlichtingsmateriaal door fabrikanten en detailhandel bij de aanschaf van een drone.

5. Het tegengaan van risico’s van dronegebruik door kwaadwillenden

Het gebruik van drones door kwaadwillenden vormt een potentieel risico voor de veiligheid. Mede naar aanleiding van de ervaringen tijdens de Nuclear Security Summit in 2014 is een interdepartementaal programma «Counter Unmanned Systems» gestart.21 Op 1 maart 2016 is uw Kamer tijdens een technische briefing geïnformeerd over het tegengaan van risico’s van dronegebruik door kwaadwillenden.

Voorts is in 2014 een Small Business Innovation Research (SBIR) gestart, gericht op het ontwikkelen van oplossingen om kwaadwillend gebruik van drones tegen te gaan. In het kader van deze SBIR zijn vier bedrijven geselecteerd die concepten hebben ontwikkeld, gericht op detectie van vijandige drones dan wel daadwerkelijke neutralisatie ervan. Op 14 september 2016 zullen de prototypes worden gedemonstreerd, waarmee het SBIR-traject zal zijn afgesloten. Overheidspartners blijven voortdurende aandacht houden voor vervolgonderzoek naar technische tegenmaatregelen.

Nederland zoekt proactief samenwerking met andere landen en internationale organisaties op het gebied van het tegengaan van dronegebruik door kwaadwillenden. Zo is op initiatief van Nederland en de Europese Commissie op 28 juni 2016 met alle EU-lidstaten een bijeenkomst over «Counter-UAV’s» georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst is afgesproken om intensiever binnen de EU samen te werken op dit dossier met daarbij aandacht voor safety- en security-aspecten. Safety en security vormen ook voor de Nederlandse krijgsmacht een aandachtspunt. Naast deelname in het hiervoor genoemde programma inventariseert Defensie met internationale partners de mogelijkheden van diverse counter-systemen.

In het voorjaar van 2016 zijn beveiligingsorganisaties van overheidsinstellingen en bedrijven die deel uitmaken van de vitale infrastructuur geïnformeerd over risico’s van drones en mogelijke tegenmaatregelen. Ook werken veiligheidspartners aan het opstellen van een protocol om de samenwerking tussen operationele partners in het geval van een incident met drones efficiënt en effectief te laten verlopen. Het doel ervan is om procesafspraken te maken tussen de operationele partners over te nemen acties in geval van incidenten met drones. Voorzien is dit protocol in 2017 formeel vast te leggen. Daarnaast wordt in EU-verband onderzoek gedaan naar mogelijkheden van registratie van drones en het verplicht stellen van een IDchip. Dergelijke voorzieningen kunnen ook barrières opwerpen voor kwaadwillend gebruik.

6. Veilig vliegen met drones

Het aantal gemelde voorvallen met recreatieve drones bij het Analyse Bureau Luchtvaartvoorvallen van de Inspectie Leefomgeving en Transport neemt in sterke mate toe. Ook bij de afdeling Luchtvaarttoezicht van de politie stijgt het aantal binnengekomen meldingen.22 Bij deze voorvallen is er tot nog toe in Nederland geen sprake geweest van letsel. In enkele gevallen is sprake geweest van materiële schade aan derden.23 Zorgelijk zijn echter risicovolle interacties met de grote luchtvaart. Het grootste risico wordt gevormd door recreatieve gebruikers.

In november 2015 is onder regie van de Staatssecretaris van I&M via (social) media een voorlichtingscampagne gestart, gericht op recreatieve dronevliegers. De campagne heeft tot doel de bewustwording van de risico’s en de geldende regels omtrent drones bij recreatieve dronevliegers te vergroten. Vanaf mei 2016 is de campagne verder geïntensiveerd en uitgebreid, bijvoorbeeld met radiospots, naar aanleiding van enkele meldingen over drones in de buurt van Schiphol.

Ook is op 1 juli 2016 op www.rijksoverheid.nl een kaart gepubliceerd, waarop de gebieden rond luchthavens staan aangegeven waar recreatieve dronevliegers niet mogen vliegen. Dit najaar zal in de provincie Flevoland een pilot plaatsvinden gericht op de totstandbrenging van een kaart met dynamische informatie voor alle dronevliegers, waarbij deze kaart ook wordt verbonden met de jaarlijkse gemeentelijke evenementenkalender en de binnen de veiligheidsregio’s bestaande risicokaart.

Daarnaast dient op het moment van aankoop voorlichting over de risico’s en geldende regels ten aanzien van dronegebruik aan de orde te komen. De detailhandel heeft hiertoe reeds de beschikking over flyers, posters, banners en factsheets in het kader van de voorlichtingscampagne.

In mei 2016 heeft Uw Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht om, in samenwerking met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), zo snel mogelijk te komen tot een convenant met fabrikanten en detailhandel om bij de verkoop van drones voorlichtingsmateriaal te verstrekken. Het Ministerie van I&M en de NVWA verrichten thans een marktinventarisatie van de brancheorganisaties, waarna zij met de belangrijkste brancheorganisaties verder zullen spreken over de uitvoering hiervan.

Binnen de politie is een interne voorlichtingscampagne ingezet om kennis van droneregelgeving te bevorderen ten behoeve van een goede handhaving.24

Drones en verzekeringen

Het Verbond van Verzekeraars heeft in 2014 de brochure «Zicht op drones: Informatie over regelgeving en verzekeringen» opgesteld. Hierin worden de regels die gelden bij beroepsmatig en recreatief gebruik van drones en de mogelijkheden voor het afsluiten van verzekeringen hiervoor uiteengezet. Zowel particulieren die hobbymatig met drones vliegen als professionele dronevliegers krijgen hiermee een helder overzicht over de verzekeringsaspecten die gelden bij het gebruik van drones.

Het kabinet zal tegen de achtergrond van gewijzigde regelgeving en toegenomen dronegebruik de komende tijd verder overleggen met de verzekeringsbranche over verzekeringen en drones, onder meer over de verhouding tussen het aanvragen van een vergunning en verzekeringspolis.

7. Inzet door politie en brandweer

De politie is in 2015 begonnen met het testen, trainen en oefenen met eigen trainingstoestellen op oefenterreinen van Defensie. Hierbij worden scenario’s getest gericht op het gebruik van drones bij vastlegging van een plaats delict, verkeersongevallenanalyse, crowd control bij evenementen, vermiste personen, persoons- en objectbeveiliging, en tegenmaatregelen tegen onbemande luchtvaartuigen van kwaadwillenden. Tijdens het testen van de operationele inzetscenario’s wordt, naast de vliegtechnische en tactisch operationele mogelijkheden, gekeken naar de huidige situatie. Ook worden de (daarvan afgeleide) kansen voor de toekomst in kaart gebracht. In twee concrete gevallen is door de politie in 2016 met succes voor korte duur een eigen drone ingezet: bij onderzoek van een ongeval met een Zwitserse F5-straaljager in Friesland en bij het in kaart brengen van een plaats delict in Gelderland. In deze gevallen bleek dat de inzet van een drone andere mogelijkheden bood dan de inzet van een politiehelikopter kon bieden. De test- en oefenfase bij de politie zal in het najaar van 2016 worden afgerond, waarna de ervaringen zullen worden geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten daarvan zal medio 2017 tot een definitief oordeel kunnen worden gekomen rondom feitelijke inzet van drones, het gewenste type drone en eventuele aanschaf daarvan.

In de Veiligheidsregio Twente loopt momenteel een operationele pilot met de inzet van een brandweerdrone. De regio heeft laten weten dat de drone inmiddels bij een aantal incidenten succesvol is ingezet. Zo is een drone ingezet bij een incident met een te water geraakt persoon, zodat ook kon worden gezocht op plaatsen die moeilijk te bereiken waren voor hulpverleners. Ook is de drone enkele keren bij branden ingezet voor verkenning. Dankzij de inzet van de drone werd snel een overzicht verkregen van de risico’s en dreigingen. Brandweerpersoneel kon aldus veilig en effectief worden ingezet. Het beeldmateriaal droeg bij aan beter inzicht in het ontstaan en verloop van de brand. Dergelijke onderzoeksresultaten dragen bovendien bij aan voorlichting aan de burgers en veilig repressief optreden door eigen personeel.

Brandweer Nederland is in het voorjaar van 2016 gestart met een project om landelijke kaders en een handboek voor de inzet van brandweerdrones vast te stellen. De Brandweer Midden- en West-Brabant start in het najaar van 2016 een oefenprogramma.

Politie en brandweer hebben voor de inzet van hun drones de mogelijkheid om bij de Inspectie Luchtvaart en Transport een ontheffing te vragen van voorschriften uit de Luchtvaartregelgeving. Deze ontheffing biedt ook ruimte voor feitelijke operationele inzet van meer permanente en structurele aard.

8. Slotbeschouwing

De inzet van drones biedt volop kansen voor Nederland, zowel voor de industrie zelf als voor de gebruikers. Deze kansen wil het kabinet verzilveren. Sinds het uitkomen van het eerste kabinetsstandpunt drones in maart 2015 is al op veel terreinen actie ondernomen. Gelet op de kansen die drones bieden wil het kabinet de innovatie en actiegerichtheid op het dronedomein verder versterken, samen met alle betrokken stakeholders.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Kamerstuk 30 806, nr. 32.

X Noot
2

Kamerstuk 30 806, nr. 28.

X Noot
3

Voortgangsbrief drones 28 augustus 2015 (Kamerstuk 30 806, nr. 31), brief van de Minister van Veiligheid en Justitie over drones en privacy, d.d. 2 december 2015 (Kamerstuk 30 806, nr. 34), brieven van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, d.d. 11 maart 2016 (Kamerstuk 31 936, nr. 326) en d.d. 22 april 2016 (Kamerstuk 30 806, nr. 35).

X Noot
4

Handelingen II 2015/16, nr. 85, item 16

X Noot
5

Handelingen II 2015/16, nr. 86, item 21

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

«A blessing in the skies, challenges and opportunities in creating space for UAV’s in the Netherlands» van The Hague Security Delta (2015).

X Noot
8

Wal, T van der, M. Meijer en F. Rip, 2016, Een verkenning naar de toepassingen van drones in landbouw en natuur. Drijfveren, kansen en consequenties, http://www.geo-informatie.nl/rip001/Rapport2742Drones.pdf

X Noot
9

Zo is er binnen het hogere «groene» onderwijs reeds aandacht voor (o.a.) drones in het kader van precisielandbouw. Bij de HAS-Den Bosch en CAH-Dronten zijn bijvoorbeeld aparte lectoraten precisielandbouw waar ook het gebruik van drones aandacht krijgt.

X Noot
10

Zie ook de Kamerbrief «Werken aan toekomstbestendige wetgeving en een toekomstbestendig wetgevingsproces», d.d. 6 juli 2016. Kamerstuk 33 009, nr. 30, nr. E; Kamerstuk 33 009, nr. 30.

X Noot
11

Enkele voorbeelden van partijen zijn Aviolanda (vliegveld Woensdrecht), Vliegveld Den Helder, Nederlands RPAS Testcentrum (NLR, Marknesse), Twente Safety Campus, Unmanned Valley (vliegveld Valkenburg).

X Noot
12

Als onderdeel van het voorstel voor de aangepaste basisverordening voor de gemeenschappelijke regels voor de luchtvaartveiligheid en de oprichting van de European Aviation Safety Agency (EASA-verordening).

X Noot
13

Kamerstuk 22 112, nr. 2063.

X Noot
15

Kamerstuk 31 936, nr. 337.

X Noot
16

Kamerstuk 30 806, nr. 31.

X Noot
17

Uw kamer is hierover geïnformeerd in de brief van 14 maart 2016. In het verslag van het schriftelijk overleg van 25 april 2016, zijn de Regeling en beleidsregel minidrones nader toegelicht. Zie Kamerstuk 30 806, nr. 35.

X Noot
18

Kamerstuk 31 936, nr. 331.

X Noot
19

Kamerstuk 31 936, nr. 336.

X Noot
20

Kamerstuk 31 936, nr. 333.

X Noot
21

Hierin participeren de MinisEuropees Par van Veiligheid en Justitie (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en politie), Defensie (waaronder Koninklijke Marechaussee) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

X Noot
22

Het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) verricht momenteel een onderzoek naar alternatieven voor een meldingssysteem van incidenten met drones, waarbij zowel naar recreatief als beroepsmatig gebruik wordt gekeken.

X Noot
24

Andere zaken betreffende handhaving door de politie blijven in deze brief verder buiten beschouwing. Deze zijn aan de orde zijn gekomen in de brief van de Staatssecretaris van I&M, d.d. 22 april 2016, Kamerstuk 30 806, nr. 35.

Naar boven